30/03/81 AR ONDRAF

Vu la loi du 4 août 1955 concernant la sûreté de l'Etat dans le domaine de l'énergie nucléaire;

Vu la loi du 29 mars 1958 relative à la protection de la population contre les dangers résultant des radiations ionisantes;

Vu la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979-1980 et notamment les articles 179, § 2, et 193;

Vu l'arrêté royal du 14 mars 1956 relatif à l'exécution de la loi du 4 août 1955 concernant la sûreté de l'Etat dans le domaine de l'énergie nucléaire;

Vu l'arrêté royal du 28 février 1963 portant règlement général de la protection de la population et des travailleurs contre le danger des radiations ionisantes;

Vu l'arrêté royal du 15 octobre 1979 créant et organisant une Commission interministérielle de la sécurité nucléaire et de la sûreté de l'Etat dans le domaine nucléaire;

Vu les lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l'article 3, alinéa 1^er, tel qu'il a été remplacé par l'article 18 de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles;

Considérant qu'il convient de mettre sur pied dans les plus brefs délais l'organisme public visé à l'article 179, § 2, de la loi du 8 août 1980 afin qu'il puisse prendre les mesures qui s'imposent dès à présent dans la perspective de l'arrêté des activités techniques d'Eurochemic au 31 décembre 1981;

Vu l'urgence;

(...)

Gelet op de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie;

Gelet op de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;

Gelet op de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, inzonderheid op artikel 179, § 2, en 193;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 maart 1956 aangaande de uitvoering van de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 houdende oprichting en organisatie van een Interministeriële Commissie voor de nucleaire veiligheid en de veiligheid van de Staat op kerngebied;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, zoals het werd vervangen door artikel 18 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Overwegende dat het openbaar organisme voorzien in artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 zonder verwijl in werking moet gesteld worden opdat het de maatregelen zou kunnen treffen die nu reeds dienen genomen te worden in het vooruitzicht van de stopzetting van de technische werkzaamheden van Eurochemic op 31 december 1981;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

(...)

Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par:

–: Déchets radioactifs: toute matière pour laquelle aucune utilisation n'est prévue et qui contient des radionucléides en concentration supérieure aux valeurs que les autorités compétentes considèrent comme admissibles dans les matériaux propres à une utilisation ou au rejet sans contrôle;
–: Déchets radioactifs d'origine étrangère: déchets radioactifs ayant obtenu leurs caractéristiques de radioactivité en-dehors de la Belgique, sauf si cette radioactivité provient d'équipements et/ou de déchets d'origine belge traités à l'étranger;
–: Matières fissiles enrichies: toutes matières contenant des isotopes fissiles d'uranium en teneur supérieure à celle de l'uranium naturel, et se trouvant sous une forme autre que celle de combustible neuf ou irradié;
–: Matières plutonifères: toutes matières contenant des isotopes fissiles de plutonium, et se trouvant sous une forme autre que celle de combustible neuf ou irradié;
–: Combustible neuf: matières fissiles ou plutonifères contenues dans une structure permettant leur utilisation dans un réacteur, avant leur chargement en réacteur;
–: Combustible irradié: matières fissiles ou plutonifères contenues dans une structure permettant leur utilisation dans un réacteur, après leur déchargement définitif du réacteur;
–: Quantités excédentaires: quantités de matières fissiles enrichies, de matières plutonifères ou de combustible neuf ou irradié pour lesquelles aucune utilisation ou transformation ultérieure n'est prévue par le producteur ou l'exploitant;
–: Transport: transport en-dehors des sites des producteurs et exploitants;
–: Prise en charge: ensemble des opérations techniques et administratives nécessaires pour assurer l'enlèvement des déchets radioactifs ou des quantités excédentaires du site des producteurs et leur transfert dans les installations gérées par l'Organisme;
–: Réception: opération réalisée lors de la prise en charge des déchets ou des quantités excédentaires et destinée à vérifier la conformité de ceux-ci avec les spécifications en vigueur, en vue du transfert de responsabilité;
–: Installations nucléaires: tous sites, équipements, usines ou centrales mettant en œuvre des matières radioactives;
–: Entreposage de matières plutonifères et de combustible neuf: stockage temporaire de ces matières dans l'attente d'une utilisation ultérieure éventuelle ou de leur classification comme déchets radioactifs;
–: Entreposage de déchets radioactifs: stockage temporaire de tels déchets dans l'intention de, et de manière à pouvoir les reprendre ultérieurement;
–: Entreposage de combustible irradié: stockage temporaire de ces matières dans l'attente du retraitement ou de leur classification comme déchets radioactifs;
–: Evacuation des déchets radioactifs: rejet ou dépôt de tels déchets sans intention de récupération. Ceci comprend notamment le dépôt éventuel en surface ou en couches géologiques ainsi que l'immersion dans les limites autorisées par les conventions internationales;
–: Traitement et conditionnement des déchets radioactifs: suite d'opérations mécaniques, chimiques, physiques et autres destinées à assurer la conversion des déchets radioactifs en colis répondant aux exigences opérationnelles de la manutention, du transport, de l'entreposage ou de l'évacuation;
–: Déclassement: ensemble des opérations administratives et techniques qui permettent de retirer une installation de la liste des installations classées, aux termes des dispositions de l'arrêté royal du 28 février 1963, portant règlement général de la protection de la population et des travailleurs contre le danger des radiations ionisantes;
–: L'Organisme: l'Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles enrichies (ONDRAF);
–: Autorisations compétentes: les autorités compétentes en matière d'autorisation et de contrôle nucléaire, désignées en vertu de la loi du 4 août 1955 concernant la sûreté de l'Etat dans le domaine de l'énergie nucléaire et ses arrêtés d'exécution, et en vertu de la loi du 29 mars 1958 relative à la protection de la population contre les dangers résultant des radiations ionisantes et ses arrêtés d'exécution;
–: Autorité de tutelle de l'Organisme: les Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions;
–: Producteurs ou exploitants: sociétés, organismes, institutions ou personnes physiques au bénéfice desquels l'Organisme exerce ses compétences];
–: [“faillite”: état dans lequel se trouve un commerçant qui a cessé ses paiements de manière persistante et dont le crédit se trouve ébranlé et qui a été déclaré dans un tel état par le tribunal de commerce conformément [au livre XX du Code de droit économique];
–: “insolvabilité”: état de la personne physique ou morale qui ne peut payer ses dettes, par insuffisance d’actifs.]
–: [la loi: loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979–1980;]
–: [jour ouvrable: tout jour calendrier autre qu’un samedi, un dimanche ou un jour férié.]

Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:

–: Radioactief afval: elke stof waarvoor geen enkel gebruik is voorzien en die radionucliden bevat in een hogere concentratie dan de waarden die de bevoegde overheid als aanvaardbaar beschouwt voor stoffen die zonder toezicht mogen worden gebruikt of geloosd;
–: Radioactief afval van buitenlandse oorsprong: radioactief afval dat zijn radioactiviteitskenmerken heeft verkregen buiten België, behalve indien deze radioactiviteit afkomstig is van uitrustingen en/of afval van Belgische oorsprong dat in het buitenland is verwerkt;
–: Verrijkte splijtstoffen: elke stof die splijtbare uraniumisotopen bevat in een gehalte dat hoger is dan dat van natuurlijk uranium en zich in een andere vorm bevindt dan deze van ongebruikte of bestraalde splijtstof;
–: Plutoniumhoudende stoffen: elke stof die splijtbare plutoniumisotopen bevat en zich in een andere vorm bevindt dan deze van ongebruikte of bestraalde splijtstof;
–: Ongebruikte splijtstof: splijtstoffen of plutonimumhoudende stoffen vervat in een structuur die het gebruik ervan in een reactor mogelijk maakt, voordat ze in de reactor worden geladen;
–: Bestraalde splijtstof: splijtstoffen of plutoniumhoudende stoffen vervat in een structuur die het gebruik ervan in een reactor mogelijk maakt, nadat ze definitief uit de reactor zijn ontladen;
–: Overtollige hoeveelheden: hoeveelheden verrijkte splijtstoffen plutoniumhoudende stoffen of ongebruikte of bestraalde splijtstof waarvoor geen enkel gebruik of latere omzetting voorzien is door de producent of de exploitant;
–: Transport: vervoer buiten de sites van de producenten en exploitanten;
–: Tenlasteneming: alle technische en administratieve operaties die nodig zijn om te zorgen voor het weghalen van het radioactief afval of overtollige hoeveelheden van de site van de producenten en hun overbrenging naar de door de Instelling beheerde installaties.
–: Keuring: operatie verricht bij de tenlasteneming van het afval of overtollige hoeveelheden en bestemd om de conformiteit van dit afval met de van kracht zijnde specificaties te onderzoeken, met het oog op de verantwoordelijkheidsoverdracht.
–: Nucleaire installaties: elke site, uitrustingen, fabrieken of centrales die radioactief materiaal in werking stellen;
–: Opslag van plutoniumhoudende splijtstoffen en ongebruikte splijtstof: tijdelijke opslag van dergelijke stoffen in afwachting van een eventueel later gebruik of van hun classificatie als radioactief afval;
–: Opslag van radioactief afval: tijdelijke opslag van dergelijk afval met de bedoeling en op een manier die het mogelijk maakt het later terug te nemen;
–: Opslag van bestraalde splijtstof: tijdelijke opslag van deze stof in afwachting van de opwerking of van hun classificatie als radioactief afval;
–: Berging van radioactief afval: storting of opberging van dergelijk afval zonder de bedoeling het te recuperen. Dit omvat inzonderheid de mogelijke opberging aan de oppervlakte of in geologische lagen, evenals de storting binnen de door de internationale overeenkomsten toegelaten grenzen;
–: Verwerking en conditionering van radioactief afval: geheel van mechanische, chemische, fysische en andere verrichtingen met het oog op de omvorming van het radioactieve afval in colli die beantwoorden aan de operationele vereisten inzake behandeling, transport, opslag of berging;
–: Ontmanteling: geheel van administratieve en technische verrichtingen die het mogelijk maken een installatie uit de lijst van geklasseerde installaties te halen, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 februari 1963, houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen;
–: De Instelling: de Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS);
–: Bevoegde overheid: de overheid bevoegd inzake vergunning en nucleaire controle, aangewezen krachtens de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie, en haar uitvoeringsbesluiten, en krachtens de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, en haar uitvoeringsbesluiten;
–: Voogdijoverheid van de Instelling: de Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie;
–: Producenten of exploitanten: bedrijven, instellingen, instituten of natuurlijke personen voor wie de Instelling haar bevoegdheden uitoefent];
–: [“faillissement”: staat waarin een koopman zich bevindt, die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt is en die in een dergelijke toestand is verklaard door de rechtbank van koophandel overeenkomstig [Boek XX van het Wetboek van economisch recht];
–: “insolvabiliteit”: staat van de natuurlijke of rechtspersoon of van de maatschappij die zijn of haar schulden niet kan betalen, door ontoereikendheid van de activa;]
–: [de wet: wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979–1980;]
–: [werkdag: iedere kalenderdag andere dan een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag.]

§ 1^er

[L'Organisme exerce sa mission dans le respect de la réglementation en vigueur et est notamment soumis au contrôle et à la surveillance des autorités compétentes.]

§ 2

[Les tâches de l'Organisme, sur tout le territoire belge, concernant, entre autre, les domaines suivants:

1°

La gestion de tous les déchets radioactifs présents sur le territoire belge quelles qu'en soient l'origine et la provenance. La gestion des déchets d'origine étrangère est soumise à l'accord préalable de l'Autorité de tutelle de l'Organisme. La gestion des déchets radioactifs comprend:

a): Le transport des déchets radioactifs conditionnés ou non conditionnés;
b): Le traitement et le conditionnement des déchets radioactifs pour le compte des producteurs qui ne disposent pas d'équipements agréés à cette fin par l'Organisme, ainsi que la qualification et le suivi des opérations nécessaires au conditionnement des déchets radioactifs chez les producteurs qui disposent de ces équipements; les conditions de qualification des équipements imposées par l'Organisme en application du présent arrêté, ainsi que les modalités de recours seront déterminées par le Roi;
c): L'entreposage des déchets radioactifs hors des installations du producteur;
d): L'évacuation des déchets radioactifs conditionnés.

2°

Les aspects suivants de la gestion des matières fissiles enrichies, des matières plutonifères et du combustible neuf ou irradié:

a)

Le transport des matières fissiles enrichies et des matières plutonifères, que l'Organisme est appelé à prendre en charge, dépassant en quantités et en taux d'enrichissement les limites suivantes:

–: uranium 235 en concentration de 20% ou plus dans l'uranium enrichi: 5 kg ou plus;
–: uranium 233: 2 kg ou plus;
–: plutonium: 2 kg ou plus;

b)

Le transport des quantités excédentaires de combustible neuf ou irradié que l'Organisme est appelé à prendre en charge;

c)

L'entreposage en-dehors des installations des producteurs ou exploitants, des quantités excédentaires de matières fissiles enrichies, des quantités excédentaires de matières plutonifères et des quantités excédentaires de combustible neuf ou irradié.

3°

Les aspects suivants du déclassement des installations nucléaires désaffectées:

–: La collecte et l'évaluation de toutes les informations permettant à l'Organisme d'établir des programmes de gestion relatifs aux déchets qui en résulteront;
–: l'accord sur le programme de déclassement des installations contaminées;
–: l'exécution du programme de déclassement à la demande de l'exploitant ou en cas de défaillance de celui-ci.]

§ 3

[Les missions de l'Organisme, dans les domaines visées au § 1^er, sont:

1°

Dans le domaine de la gestion des déchets radioactifs:

a): exécuter les opérations découlant du § 2, du présent article;
b): établir et tenir à jour l'inventaire quantitatif et qualitatif des déchets conditionnés ou non, ainsi qu'établir et tenir à jour les prévisions de production de déchets à court, moyen et long termes;
c): établir et tenir à jour un programme général de gestion à long terme qui comprend une description technico-économique des actions envisagées par l'Organisme pour assurer la gestion des déchets radioactifs;
d): établir, sur la base des règles générales proposées aux autorités compétentes et approuvées par elles, les critères d'acceptation des déchets conditionnés et non conditionnés à prendre en charge dans le cadre de sa mission;
e): établir, sur la base des règles générales proposées aux autorités compétentes et approuvées par elles, les spécifications détaillées et pratiques en matière d'exemption de déchets radioactifs;
f): définir – en concertation avec les producteurs – les méthodes de traitement et de conditionnement des déchets radioactifs non-conditionnés;
g): qualifier, aux conditions déterminées par les Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions, les équipements destinés au traitement et au conditionnement des déchets radioactifs;
h): s'assurer de la conformité de la qualité des déchets radioactifs conditionnés ou non, aux critères d'acceptation visés au littera d) ci-dessus et assurer leur réception définitive.

2°

Dans le domaine de la gestion des quantités excédentaires de matières fissiles enrichies, de matières plutonifères et de combustible neuf ou irradié:

a): exécuter les opérations découlant du § 2, 2° du présent article;
b): collecter périodiquement auprès des producteurs ou exploitants les informations nécessaires à l'Organisme pour lui permettre d'évaluer le moment où, et les modalités suivants lesquelles il pourrait être amenée à prendre en charge ces quantités;
c): établir, sur la base des règles générales proposées aux autorités compétentes et approuvées par elles, les critères d'acceptation de ces quantités à prendre en charge en vue de leur entreposage en application du § 2, 2°, littera c) du présent article;
d): s'assurer de la conformité des caractéristiques de ces quantités aux critères d'acceptation visés au littera c) ci-dessus et assurer leur réception pour entreposage.

3°

Dans le domaine du déclassement:

a): exécuter les opérations découlant du § 2, 3°;
b): suivre l'évolution de la méthodologie et des techniques de démantèlement et des coûts associés, en vue de l'approbation des programmes de déclassement et l'exécution éventuelle du déclassement comme prévu au § 2, 3° de cet article.

4°

Dans un contexte général:

a): établir et exécuter un programme d'information et de communication couvrant l'ensemble de ses activités;
b): définir en collaboration avec les exploitants les programmes de recherche appliquée et de développement nécessaires à l'accomplissement de ses missions.]

§ 4

[L'Organisme peut effectuer ses missions par ses propres moyens, les sous-traiter, ou en laisser l'exécution à des tiers dans le cadre de conventions spécifiant les règles à observer. Les Missions confiées à des tiers par l'Organisme sont exécutées sous sa responsabilité et sous sa surveillance, sous le contrôle permanent des autorités compétentes.]

§ 5

En vue de la réalisation de sa mission l'Organisme peut prendre tous intérêts dans des associations, syndicats et sociétés et faire toutes opérations financières, mobilières et immobilières, engager toutes entreprises et faire toutes opérations se rapportant directement ou indirectement à cet objet ou de nature à en favoriser la réalisation. Il peut notamment acheter, vendre, louer et gérer tous biens immobiliers et mobiliers et concevoir, construire, transformer ou aménager toutes installations utiles à son activité.

[§ 6

Les dispositions du présent article ne portent en rien préjudice à l'application des dispositions légales et règlementaires relatives à la protection de la population contre les dangers résultant des rayonnements ionisants.]

§ 1

[De instelling oefent haar opdracht uit met inachtneming van de van kracht zijnde reglementering en is inzonderheid onderworpen aan de controle en het toezicht van de bevoegde overheden.]

§ 2

[De taken van de Instelling over het gehele Belgische grondgebied betreffen onder meer de volgende domeinen:

1°

Het beheer van al het radioactieve afval aanwezig op Belgisch grondgebied, ongeacht zijn oorsprong en afkomst. Het beheer van afval van buitenlandse oorsprong is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Voogdijoverheid van de Instelling. Het beheer van radioactief afval omvat:

a): Het transport van het geconditioneerde of niet-geconditioneerde afval;
b): De verwerking en conditionering van het radioactieve afval voor rekening van de producenten die niet beschikken over de daartoe door de Instelling erkende uitrustingen, alsook de kwalificatie en opvolging van de verrichtingen nodig voor de conditionering van het radioactieve afval bij de producenten die beschikken over deze uitrustingen; de voorwaarden voor de kwalifikatie van de uitrustingen opgelegd door de Instelling overeenkomstig dit besluit alsook de verhaalmodaliteiten worden bepaald door de Koning;
c): De opslag van het radioactieve afval buiten de installaties van de producent;
d): De berging van het geconditioneerde radioactieve afval.

2°

De volgende aspecten van het beheer van verrijkte splijtstoffen, plutoniumhoudende stoffen en ongebruikte of bestraalde splijtstof:

a)

Het transport van verrijkte splijtstoffen en van plutoniumhoudende stoffen die de Instelling dient ten laste te nemen, en die in hoeveelheid en verrijkingsgraad de volgende grenswaarden overschrijden:

–: uranium 235 met een concentratie van 20% of meer in het verrijkte uranium: 5 kg of meer;
–: uranium 233: 2kg of meer;
–: plutonium: 2 kg of meer.

b)

Het transport van de overtollige hoeveelheden ongebruikte of bestraalde splijtstof die de Instelling dient ten laste te nemen;

c)

De opslag, buiten de installaties van de producenten of exploitanten, van de overtollige hoeveelheden verrijkte splijtstoffen, van de overtollige hoeveelheden ongebruikte of bestraalde splijtstof.

3°

De volgende aspecten van de ontmanteling van niet meer gebruikte nucleaire installaties:

–: de inzameling en evaluaties van alle inlichtingen die de Instelling in de gelegenheid stellen programma's op te stellen voor het beheer van het afval dat eruit voortvloeit;
–: het akkoord over het programma voor de ontmanteling van de besmette installaties;
–: de uitvoering van het ontmantelingsprogramma op verzoek van de exploitant of in geval van onvermogen van deze laatste.]

§ 3

[De opdrachten van de Instelling in de bij § 1 bepaalde gebieden zijn:

1°

Op het vlak van het beheer van het radioactieve afval:

a): de uitvoering van de verrichtingen voortvloeiend uit § 2, 1° van dit artikel;
b): het opmaken en bijhouden van de kwantitatieve en kwalitatieve inventaris van het geconditioneerde of niet-geconditioneerde afval, evenals het opmaken en bijhouden van de voorruitzichten inzake afvalproduktie op korte, middellange en lange termijn;
c): het opmaken en bijhouden van een algemeen beheerprogramma op lange termijn dat een technisch-economische beschrijving omvat van de acties die door de Instelling worden overwogen om het beheer van het radioactief afval te waarborgen;
d): het opstellen, op basis van de algemene regels voorgesteld aan de bevoegde overheid en door deze goedgekeurd, van de criteria voor de acceptatie van het geconditioneerde en niet-geconditioneerde afval dat moet worden ten laste genomen in het kader van haar opdracht;
e): het opstellen, op basis van de algemene regels voorgesteld aan de bevoegde overheid en door deze goedgekeurd, van de gedetailleerde en praktische specificaties inzake vrijstelling van radioactief afval;
f): het bepalen – in overleg met de producenten – van de methodes voor de verwerking en conditionering van het niet-geconditioneerde radioactief afval;
g): het kwalificeren, op grond van de door de Ministers die voor Economische Zaken en Energie bevoegd zijn, van de uitrustingen bestemd voor de verwerking en conditionering van het radioactief afval;
h): zich vergewissen van de overeenstemming van de kwaliteit van het al of niet geconditioneerd radioactief afval met de acceptatiecriteria vermeld in littera d) hierboven en zorgen voor de definitieve keuring ervan.

2°

Op het vlak van het beheer van de overtollige hoeveelheden verrijkte splijtstoffen, plutoniumhoudende stoffen en ongebruikte of bestraalde splijtstof:

a): de uitvoering van de verrichtingen voortvloeind uit § 2, 2° van dit artikel;
b): het periodiek inzamelen bij de producenten of exploitanten van de inlichtingen die de Instelling nodig heeft om haar in de gelegenheid te stellen te ramen op welk ogenblik en volgens welke modaliteiten zij ertoe zou gebracht kunnen worden deze hoeveelheden ten laste te nemen;
c): het opstellen, op basis van de algemene regels voorgesteld aan de bevoegde overheid en door haar goedgekeurd, van de criteria voor de acceptatie van deze ten laste te nemen hoeveelheden met het oog op hun opslag overeenkomstig § 2, 2°, littera c) van dit artikel;
d): zich vergewissen van de overeenstemming van de kenmerken van deze hoeveelheden met de in littera c) hierboven genoemde acceptatiecriteria en zorgen voor hun keuring voor opslag.

3°

Op het vlak van de ontmanteling:

a): de uitvoering van de verrichtingen voortvloeiend uit § 2, 3°;
b): het volgen van de evolutie van de methodologie en van de ontmantelingstechnieken en de ermee verband houdende kosten, met het oog op de goedkeuring van de ontmantelingsprogramma's en de eventuele uitvoering van de ontmanteling, zoals bepaald in § 2, 3° van dit artikel.

4°

In een algemene context:

a): een informatie- en communicatieprogramma voor het geheel van haar activiteiten opstellen en uitvoeren;
b): in samenwerking met de exploitanten de programma's voor toegepast onderzoek en ontwikkeling bepalen die nodig zijn voor het vervullen van haar opdrachten.]

§ 4

[De Instelling kan Haar opdrachten uitvoeren met eigen middelen en ze eveneens uitbesteden in onderaanneming of de uitvoering ervan overlaten aan derden in het kader van overeenkomsten waarin de in acht te nemen regels worden gespecificeerd. De opdrachten welke de Instelling aan derden toevertrouwt, worden onder haar verantwoordelijkheid en haar toezicht uitgevoerd onder de bestendige controle van de bevoegde overheid.]

§ 5

Ter verwezenlijking van haar opdracht kan de Instelling alle belangen in verenigingen, syndicaten en vennootschappen nemen en alle financiële, roerende en onroerende verrichtingen uitvoeren, alle aanbestedingen aangaan en alle verrichtingen doen die rechtstreeks of onrechtstreeks met dit doel in verband staan of van aard zijn de verwezenlijking ervan te bevorderen. Zij kan met name alle onroerende en roerende goederen kopen, verkopen, huren en beheren en alle installatie die voor haar activiteit nuttig zijn, ontwerpen, bouwen, omvormen of inrichten.

[§ 6

De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de bescherming van de bevolking tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.]

§ 1^er

Toute personne qui détient des déchets radioactifs, qui exploite des installations produisant des déchets radioactifs, ou qui a l'intention de construire pareilles installations, est tenue de fournir à l'Organisme toute information nécessaire à l'exercice de ses missions.

§ 2

L'Organisme établit avec chacun des exploitants d'installations nucléaires produisant régulièrement des quantités de déchets radioactifs jugées significatives par l'Organisme, une convention relative à la mise en œuvre du programme général de gestion des déchets radioactifs visé à l'article 2, § 3, 1°, c). Cette convention définit les droits et obligations respectifs des parties relatifs à la mise en œuvre du programme.

En outre, cette convention définit les moyens d'action permettant à l'Organisme de:

–: tenir à jour et vérifier les inventaires permanents relatifs aux déchets engendrés par l'exploitation et le déclassement des installations nucléaires;
–: s'assurer que les équipements de conditionnement des déchets utilisés ou envisagés par les exploitants et les procédés mis en œuvre sont compatibles avec le programme général de l'Organisme;
–: planifier ses investissements propres;
–: s'assurer que les dispositions de contrôle-qualité et d'assurance-qualité mises en place par l'exploitant sont appropriées pour produire des déchets satisfaisant aux critères d'acceptation de l'Organisme;
–: contrôler l'application par les exploitants de ces dispositions;
–: préciser les responsabilités à court, moyen et long terme;
–: disposer d'un financement approprié pour réaliser son programme.

§ 3

La prise en charge par l'Organisme des déchets radioactifs en vue de leur transport, de leur conditionnement, de leur entreposage et/ou de leur évacuation fait l'objet de conventions entre les producteurs de déchets et l'Organisme. Ces conventions définissent notamment les modalités du transfert de responsabilité et les conditions financières et techniques. Le conseil d'administration arrête chaque année les conditions commerciales applicables à certaines catégories de déchets radioactifs dont la prise en charge n'est pas couverte par une convention.

L'Organisme notifie au producteur la décharge de responsabilité lorsqu'il a réceptionné les déchets.

Les conventions comportent une clause en vertu de laquelle celui qui a conditionné les déchets reste tenu, pendant une période qui ne dépasse pas cinquante ans, d'indemniser l'Organisme des frais additionnels que ce dernier aura à suppporter pendant la période d'entreposage ou au cours des opérations d'évacuation en raison d'un vice de la chose non détectable au moment de leur réception par l'Organisme, à condition que celui-ci puisse prouver ces éléments.]

[§ 4

[Les disponibilités à moyen et long terme de l’organisme ou gérées par l’organisme et destinées à l’exécution des tâches et missions opérationnelles confiées à l’organisme par le présent arrêté doivent être investies en titres de créances exprimés en Euros émis ou garantis par un Etat membre de la Communauté européenne, par ses collectivités publiques territoriales ou par des organismes internationaux à caractère public dont un ou plusieurs Etats membres font partie.

Les disponibilités à moyen et long terme de l'organisme ou gérées par l'organisme, qui sont destinées à l'exécution des tâches et missions opérationnelles confiées à l'organisme par le présent arrêté et qui ont été investies dans des instruments financiers autres que ceux autorisés conformément au présent arrêté, sont libérées et placées conformément au présent arrêté, dès que ces placements ont regagné leur valeur initiale, majorée d'un intérêt composé égal à l'inflation augmentée de 2 % par an depuis la date d'acquisition.]

]

§ 1

Elke persoon die radioactief afval bezit, installaties exploiteert die radioactief afval produceren, of het voornemen heeft dergelijke installaties te bouwen, moet aan de Instelling alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de uitoefening van haar opdrachten.

§ 2

De Instelling stelt met elke exploitant van nucleaire installaties die regelmatig hoeveelheden radioactief afval produceren die belangrijk worden geacht door de Instelling, een overeenkomst voor de uitvoering van het algemene programma voor het beheer van het radioactieve afval genoemd in artikel 2, § 3, 1°, c). Deze overeenkomst bepaalt de respectieve rechten en plichten van de partijen in verband met de uitvoering van het programma.

Bovendien bepaalt deze overeenkomst de actiemiddelen die de Instelling in staat stellen:

–: de permanente inventarissen bij te houden en na te kijken met betrekking tot het afval voortgebracht door de exploitatie en de ontmanteling van de nucleaire installaties;
–: zich ervan te vergewissen dat de door de exploitant gebruikte of overwogen uitrustingen voor de afvalconditionering en de aangewende procédés verenigbaar zijn met het algemene programma van de Instelling;
–: haar eigen investeringen te plannen;
–: zich ervan te vergewissen dat de door de exploitant ingevoerde beschikkingen inzake kwaliteitscontrole en kwaliteitszekerheid geschikt zijn om afval voort te brengen dat voldoet aan de acceptatiecriteria van de Instelling;
–: de toepassing van deze beschikkingen door de exploitanten te controleren;
–: de verantwoordelijkheden op korte, middellange en lange termijn te omschrijven;
–: te beschikken over een passende financiering om haar programma te verwezenlijken.

§ 3

De tenlasteneming van het radioactief afval door de Instelling met het oog op het vervoer, de conditionering, de opslag en/of de berging ervan zal het voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de afvalproducenten en de Instelling. Deze overeenkomsten bepalen onder meer de modaliteiten van de verantwoordelijkheidsoverdracht en de financiële en technische voorwaarden. De raad van bestuur legt elk jaar de handelsvoorwaarden vast die van toepassing zijn op bepaalde categorieën radioactief afval waarvan de tenlasteneming niet gedekt is door een overeenkomst.

De Instelling betekent kwijting van de verantwoordelijkheid aan de producent wanneer zij het afval gekeurd heeft.

De overeenkomsten bevatten een clausule waarin wordt gestipuleerd dat diegene die het afval geconditioneerd heeft, verplicht is, gedurende een periode die niet meer dan vijftig jaar bedraagt, de Instelling te vergoeden voor de bijkomende kosten die deze zou moeten dragen tijdens de opslagperiode of tijdens de bergingsverrichtingen en die zouden voortspruiten uit een gebrek dat niet kon worden opgespoord op het ogenblik van de keuring ervan door de Instelling, op voorwaarde dat zij deze elementen kan bewijzen.]

[§ 4

[De beschikbare gelden op middellange en lange termijn van de instelling of beheerd door de instelling en bestemd voor de uitvoering van de operationele taken en opdrachten toevertrouwd aan de instelling door dit besluit moeten worden belegd in schuldvorderingsbewijzen uitgedrukt in euro uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Gemeenschap, door zijn plaatselijke besturen of door internationale publiekrechtelijke instellingen waarin één of meer Staten deelnemen.

De beschikbare gelden op middellange en lange termijn van de instelling of beheerd door de instelling, die bestemd zijn voor de uitvoering van de operationele taken en opdrachten toevertrouwd aan de instelling door dit besluit en die belegd werden in andere financiële instrumenten dan deze toegestaan overeenkomstig dit besluit, worden vrijgemaakt en belegd overeenkomstig dit besluit, zodra deze beleggingen terug hun oorspronkelijke waarde hebben bereikt, vermeerderd met een samengestelde intrest gelijk aan de inflatie verhoogd met 2 % per jaar sinds de datum van verwerving.]

]

§ 1

Toute personne qui détient des matières fissiles enrichies, des matières plutonifères ou du combustible neuf ou irradié tombant sous l'application de l'article 2, § 2, 2° est tenue de fournir à l'Organisme toute information nécessaire à l'exercice de ses missions.

§ 2

L'Organisme conclut avec des détenteurs un accord définissant la nature de cette information.

§ 3

La prise en charge de ces matières par l'Organisme en vue de leur transport et de leur entreposage conformément à l'article 2, § 2, 2° du présent arrêté fait l'objet d'une convention entre celui qui détient ces matières et l'Organisme. Cette convention définit notamment les modalités du transfert de responsabilité et les conditions financières et techniques.]

§ 1

Elke persoon die verrijkte splijtstoffen, plutoniumhoudende stoffen, of ongebruikte of bestraalde splijtstof houdt die vallen onder de toepassing van artikel 2, § 2, 2° moet aan de Instelling alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de uitoefening van haar opdrachten.

§ 2

De Instelling sluit met deze houders een akkoord waarin de aard van deze inlichtingen wordt bepaald.

§ 3

De tenlasteneming van deze stoffen door de Instelling met het oog op het vervoer en de opslag ervan overeenkomstig artikel 2, § 2, 2° van dit besluit is het voorwerp van een overeenkomst tussen de houder van deze stoffen en de Instelling. Deze overeenkomst bepaalt onder meer de modaliteiten van de verantwoordelijkheidsoverdracht en de financiële en technische voorwaarden.]

§ 1^er

Toute personne qui exploite ou demande à exploiter des installations nucléaires doit fournir à l'Organisme, en temps utile et au plus tard trois ans avant l'arrêt définitif de celles-ci, toute information relative aux prévisions de déclassement de ces installations et toute information relative à la nature, aux quantités et aux dates de transfert à l'Organisme des déchets qui en résulteront ainsi que les informations requises dans le cadre de l'application de l'article 16.

§ 2

L'Organisme établira dans l'année qui suivra l'entrée en vigueur du présent arrêté, un accord définissant, avec chacun de ces exploitants, la nature de cette information.

§ 3

La prise en charge par l'Organisme des déchets radioactifs résultant du déclassement se fera conformément aux dispositions des articles 2, § 3, et 3, § 3.

§ 4

Au cas où l'exploitant ou la personne responsable financièrement des installations à déclasser souhaite se décharger de l'exécution de ces opérations, l'Organisme et cet exploitant établissent une convention définissant les modalités d'exécution technico-financières du déclassement des installations concernées.]

§ 1

Elke persoon die nucleaire installaties exploiteert of een aanvraag indient om deze te exploiteren moet aan de Instelling eveneens te gelegener tijd en ten laatste drie jaar vóór de definitieve stillegging van deze installaties, alle inlichtingen verstrekken in verband met de vooruitzichten inzake de ontmanteling van deze installaties en in verband met de aard, hoeveelheden en data van overdracht aan de Instelling van het afval dat daaruit zal voortvloeien, alsook alle inlichtingen vereist in het kader van de toepassing van artikel 16.

§ 2

De Instelling zal binnen het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit besluit, met elk van deze exploitanten, een akkoord sluiten dat de aard van deze informatie bepaalt.

§ 3

De tenlasteneming door de Instelling van het radioactief afval dat voortvloeit uit de ontmanteling zal gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de artikels 2, § 3, en 3, § 3.

§ 4

Ingeval de exploitant of de persoon die financieel verantwoordelijk is voor de te ontmantelen installaties, zich van de uitvoering ervan wenst te ontheffen, stellen de Instelling en deze exploitant een overeenkomst op die de technisch-financiële modaliteiten bepaalt van de ontmanteling van de betrokken installaties.]

L'Organisme jouit de la personnalité civile et disposera de la capacité de conclure des conventions d'arbitrage.

[Il portera la dénomination d'Organisme national des Déchets radioactifs et des Matières fissiles enrichies, en abrégé: ONDRAF. Son siège social est situé dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.]

L'Organisme est placé sous la tutelle du Ministère des Affaires économiques.

Les compétences de l'Organisme ainsi que ses modalités de fonctionnement et de financement sont déterminées par le présent arrêté.

L'Organisme ne pourra être dissout que par une loi qui réglera le mode et les conditions de cette dissolution.

De Instelling geniet de rechtspersoonlijkheid en is bevoegd om arbitrage-overeenkomsten af te sluiten.

[Ze zal de benaming Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen, afgekort: NIRAS, dragen. Haar maatschappelijke zetel is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad gevestigd.]

De instelling wordt onder de voogdij van de Minister van Economische Zaken geplaatst.

De bevoegdheden van de Instelling, evenals de werkings- en financieringsvoorwaarden ervan, worden bij dit besluit vastgelegd.

De Instelling zal slechts kunnen worden ontbonden bij een wet die de wijze en de voorwaarden van deze ontbinding zal regelen.

L'organisme est administré par un conseil d'administration composé d'un président, de deux vice-présidents et d'un maximum de onze autres membres choisis en raison de leurs compétences scientifiques ou professionnelles particulières dans les domaines d'activité de l'Organisme et dans la gestion de ceux-ci. Il doit être constitué de manière linguistiquement paritaire et comporter un représentant de chaque Exécutif régional.

Sur proposition des Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions, le Roi nomme, après délibération du Conseil des Ministres, le président et les vice-présidents.

Il est pourvu à toute autre vacance par les Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions après délibération du Conseil des Ministres.

En cas de partage des voix au sein du conseil, le président a voix prépondérante.

Le président, les vice-présidents et les membres du conseil ne peuvent être au service de sociétés ou d'organismes tiers qui ont régulièrement recours aux services ou de l'Organisme ou qui lui fournissent régulièrement des biens ou des services.

Ne peuvent en outre remplir les fonctions de président, de vice-présidents ou de membre du conseil d'administration ceux qui, au moment où elles leur sont confiées, sont membres au Parlement européen, des Chambres législatives ou d'assemblée ayant un pouvoir légiférant équivalent, comme les Conseils des Communautés et des Régions. Ne peuvent non plus remplir ces fonctions les personnes qui ont la qualité de Ministre, de Secrétaire d'Etat ou de membre d'un Exécutif communautaire ou régional, de Gouverneur d'une province, de Député permanent, de Bourgmestre, d'Echevin ou de Président d'un centre public d'aide d'une commune [...]. Cette interdiction subsiste pendant l'année qui suit l'expiration des fonctions ou mandats des intéressés.]

De Instelling wordt bestuurd door een raad van bestuur samengesteld uit een voorzitter, twee ondervoorzitters en een maximum van elf andere leden gekozen wegens hun bijzondere wetenschappelijke of professionele bekwaamheid op de aktiviteitsgebieden van de Instelling en van het beheer van deze. Hij moet worden samengesteld op een taalkundig paritaire wijze en een vertegenwoordiger van elke gewestelijke Executieve omvatten.

Op voorstel van de Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie, benoemt de Koning, na beraadslaging van de Ministerraad, de voorzitters et de ondervoorzitters.

In elke andere vacature wordt voorzien door de Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie na beraadslaging van de Ministerraad.

Bij staking van stemmen binnen de raad, heeft de voorzitter doorslaggevende stem.

De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van de raad mogen niet in dienst zijn van derde maatschappijen of instellingen die regelmatig een beroep doen op de diensten van de Instelling of haar regelmatig goederen of diensten leveren.

Mogen bovendien de ambten van voorzitter, ondervoorzitters of lid van de raad van bestuur niet bekleden zij die, op het ogenblijk dat ze hun toevertrouwd worden, lid zijn van het Europees Parlement, de Wetgevende Kamers of vergaderingen met gelijkaardige wetgevende macht zoals de Raden van de Gemeenschappen en de Gewesten. De personen die de hoedanigheid hebben van Minister, Staatssecretaris of lid van een gemeenschapsexecutieve, Gouverneur van een provincie, lid van de bestendige deputatie, Burgemeester, Schepen of Voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente [...], mogen deze functies evenmin bekleden. Dit verbod blijft gelden tijdens het jaar volgend op het verstrijken van de betrokken ambten of mandaten.]

§ 1^er

Le président, [les vice-présidents] et les membres du Conseil sont investis de leurs fonctions pour un terme de six ans renouvelable.

A l'expiration de ce terme, ils continueront toutefois à exercer leur mandat jusqu'à ce que de nouveaux membres aient été désignés.

§ 2

[Les fonctions des président, vice-présidents et administrateurs prennent, par ailleurs, fin pour décès, démission, incapacité civile ou lorsque les intéressés atteignent l'âge de 65 ans.]

[Le Roi peut, sur proposition du conseil d'administration, nommer le président sortant président honoraire. Cette nomination n'est que protocolaire et ne donne pas droit de vote, ni droit à aucune rémunération.]

§ 3

Il est pourvu sans délai à toute vacance, selon la procédure visée à l'article 7.

Si une vacance se produit en cours de mandat, le membre nouveau désigné achève le mandat de celui qu'il remplace.

[§ 4

Le mandat de la moitié des membres du premier conseil d'administration désigné conformément aux dispositions du paragraphe 1^er prend fin trois ans après la date d'entrée en vigueur de l'arrêté de nomination. L'arrêté de nomination de ces membres mentionne cette particularité. Le mandat des autres membres prend fin six ans après la même date.]

§ 1

De Voorzitter, [de ondervoorzitters] en de leden van de Raad worden met hun mandaat bekleed voor een termijn van zes jaar die kan worden vernieuwd.

Bij het verstrijken van deze termijn blijven ze evenwel hun mandaat uitoefenen tot nieuwe leden zijn aangeduid.

§ 2

[De mandaten van de voorzitter, de ondervoorzitters en de bestuurders verstrijken ook door het overlijden, het ontslag, de burgerlijke onbekwaamheid of wanneer betrokkenen de leeftijd van 65 jaar bereiken.]

[De Koning kan, op voordracht van de raad van bestuur, de uittredende voorzitter tot erevoorzitter benoemen. Deze benoeming is louter protocollair en geeft geen stemrecht, noch recht op enige vergoeding ]

§ 3

In elke openstaande plaats wordt zonder uitstel voorzien, overeenkomstig de procedure waarvan sprake in artikel 7.

Indien een mandaat vacant wordt voor het verstrijken van de termijn, beëindigt de aangewezen vervanger het mandaat van de persoon die hij vervangt.

[§ 4

Het mandaat van de helft van de leden van de eerste raad van bestuur, aangeduid overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1 verstrijkt drie jaar na de datum van inwerkingtreding van het benoemingsbesluit. Het besluit tot benoeming van deze leden vermeldt deze bijzonderheid. Het mandaat van de andere leden verstrijkt zes jaar na dezelfde datum.]

§ 1^er

Le Conseil d'Administration est investi des pouvoirs les plus étendus pour faire tous les actes d'administration et de disposition qui intéressent l'Organisme.

§ 2

Il répresente l'Organisme dans les actes judiciaires, poursuite et diligence du Président ou de l'administrateur désigné à cet effet.

§ 3

Le Président et le Directeur général représentent conjointement l'Organisme dans les actes publics ou sous seing privé.

§ 4

Il approuve, par décision motivée avant le premier mai de chaque année, le programme d'activité de l'année suivante et le budget qui y correspond.

§ 5

Il arrête le statut du personnel et en fixe le cadre organique. Il nomme le personnel de direction.

§ 6

Le Conseil d'Administration peut, sous sa responsabilité, déléguer une partie de ses pouvoirs notamment à un bureau. Ces délégations de pouvoirs ne peuvent être données qu'en vertu de délibérations spéciales du Conseil d'Administration, lequel détermine l'objet et l'étendue de chacun des pouvoirs ainsi octroyés.

[Le conseil d'administration détermine parmi les conventions auxquelles l'Organisme souscrit en exécution de ses missions, celles qui doivent faire l'objet d'une décision formelle de sa part.]

[§ 7

Le conseil d'administration se réunit sur la convocation du président chaque fois que l'intérêt de l'Organisme l'exige et au moins trois fois par an. Il se réunit également à la demande d'au moins quatre de ses membres.]

§ 1

De Raad van Beheer wordt met de meest uitgebreide bevoegdheden bekleed om alle daden van beheer en van beschikking die de Instelling aanbelangen, te verrichten.

§ 2

Hij vertegenwoordigt de Instelling bij de rechtsvorderingen, op vervolging en benaarstiging van de Voorzitter, de Ondervoorzitter of van de daartoe aangewezen beheerder.

§ 3

De Voorzitter en de Directeur-Generaal vertegenwoordigen gezamenlijk de Instelling bij het verlijden van de openbare en de onderhandse akten.

§ 4

Hij keurt bij een met redenen omklede beslissing en vóór de eerste mei van elk jaar, het activiteitenprogramma van het volgend jaar en de desbetreffende begroting goed.

§ 5

Hij legt het statuut van het personeel vast en stelt het organiek kader op. Hij benoemt het bestuurspersoneel.

§ 6

De Raad van Beheer kan onder zijn verantwoordelijkheid een gedeelte van zijn bevoegdheden overdragen, inzonderheid aan een Bureau. Deze bevoegdheidsoverdracht kan slechts gebeuren krachtens speciaal besluit van de Raad van Beheer die het voorwerp en de draagwijdte bepaalt van elke aldus overgedragen bevoegdheid.

[De raad van bestuur bepaalt onder de overeenkomsten die de Instelling onderschrijft in uitvoering van haar opdrachten, deze die het voorwerp moeten zijn van een formele beslissing van zijnentwege.]

[§ 7

De raad van bestuur wordt bijeengeroepen door de voorzitter, telkens het belang van de Instelling dit vereist en ten minste drie keer per jaar. Hij komt eveneens bijeen op verzoek van ten minstens vier van zijn leden.]

Le Conseil d'Administration peut constituer en son sein un bureau dont font nécessairement partie le Président, qui le préside, et le Vice-Président.

De Raad van Beheer kan een bureau samenstellen waarvan de Voorzitter, die het bureau voorzit, en de Ondervoorzitter noodzakelijkerwijs deel uitmaken.

Le Conseil d'Administration arrête son règlement d'ordre intérieur.

De Raad van Beheer stelt zijn huishoudelijk reglement op.

L'Organisme est géré selon les règles de bonne gestion, industrielle, financière et commerciale.

Sa [gestion journalière] est confiée à un Directeur général; celui-ci exerce ses fonctions dans les conditions fixées par le Conseil d'Administration, qui le nomme et auquel il rend compte de l'accomplissement de sa mission.

Le Directeur général assiste aux délibérations du Conseil d'Administration, avec voix consultative. Il est chargé d'exécuter ses décisions.

Dans les actes publics et sous seing privé l'Organisme est représenté par le Président et le Directeur général agissant conjointement ou par les personnes auxquelles ils ont délégué tout ou partie de leurs pouvoirs.

[L'exercice d'une autre activité professionnelle par les membres du personnel de l'Organisme est soumise à l'autorisation préalable du conseil d'administration.]

De Instelling wordt beheerd volgens de regels van goed industrieel, financieel en commercieel beheer.

Het dagelijks beheer wordt toevertrouwd aan een Directeur-Generaal; deze oefent zijn functies uit volgens de voorwaarden vastgesteld door de Raad van Beheer, die de Directeur-Generaal benoemt; deze moet bij de Raad van Beheer verslag uitbrengen over de vervulling van zijn opdracht.

De Directeur-Generaal neemt met raadgevende stem deel aan de beraadslagingen van de Raad van Beheer. Hij is belast met de uitvoering van de beslissingen van de Raad.

De Instelling wordt bij het verlijden van de openbare en de onderhandse akten vertegenwoordigd door de Voorzitter en de Directeur-Generaal die gezamenlijk optreden of door de personen aan wie zij al of een gedeelte van hun bevoegdheden hebben overgedragen.

[De uitoefening van een andere beroepsaktiviteit door de personeelsleden van de Instelling is onderworpen aan de voorafgaande toelating van de raad van bestuur.]

§ 1^er

Le Conseil d'Administration s'entoure des avis émanant des milieux scientifiques et industriels compétents qui sont de nature à l'éclairer dans l'exercice de sa mission.

§ 2

Il crée, à cet effet, les comités consultatifs nécessaires composés de personnalités choisies dans les milieux scientifiques, de l'enseignement et de la recherche et des milieux industriels.

§ 3

A la demande du Conseil d'Administration ou du bureau, ces comités fourniront leur avis, sur les matières relevant de leur compétence particulière, scientifique ou technique.

§ 4

[Le conseil d'administration constitue un Comité technique permanent composé de représentants des producteurs de déchets radioactifs. Il consulte le Comité sur les questions relatives à sa mission et en tous cas sur celles concernant:

–: l'infrastructure;
–: les programmes de gestion des déchets;
–: les propositions de critères d'acceptation des déchets radioactifs conditionnés et non conditionnés ainsi que des combustibles irradiés qu'il est appelé à entreposer;
–: les propositions de méthodes de conditonnement à appliquer par les détenteurs de déchets radioactifs;
–: les propositions de techniques d'entreposage et d'évacuation des déchets conditonnés, y compris ceux résultant du déclassement des installations nucléaires;
–: les propositions des thèmes de recherches et de développement en matière de déchets radioactifs;
–: le financement des activités de l'Organisme et, notamment, les contributions aux fonds dont question dans le présent arrêté;
–: la comptabilité analytique et l'élaboration du prix de revient des différentes opérations effectuées par l'Organisme;
–: les critères objectifs de répartition des coûts entre les bénéficiaires des prestations.]

[§ 5

L'Organisme met à la disposition des Comités toutes les informations nécessaires.

Les avis de ces Comités ne lient pas le conseil d'administration..]

§ 1

De Raad van Beheer wint het advies in van de bevoegde wetenschappelijke en industriële kringen, welke van aard zijn de uitoefening van zijn opdracht te verduidelijken.

§ 2

Te dien einde richt hij de nodige raadgevende comités op, samengesteld uit personaliteiten gekozen uit de wetenschaps-, onderwijs-, onderzoeks- en nijverheidskringen.

§ 3

Op verzoek van de Raad van Beheer of van het bureau brengen deze comités hun advies uit over aangelegenheden die vallen onder hun bijzondere wetenschappelijke of technische bevoegdheid.

§ 4

[De raad van bestuur richt een Vast Technisch Comité op, samengesteld uit vertegenwoordigers van de producenten van radioaktief afval. Hij raadpleegt dit Comité voor de problemen die verband houden met zijn opdracht en in ieder geval deze in verband met:

–: de infrastructuur;
–: de programma's voor het beheer van het afval;
–: de voorstellen van acceptatiecriteria voor geconditioneerd en niet geconditioneerd radioactief afval, alsook voor de bestraalde splijtstoffen die hij moet opslaan;
–: de voorstellen van conditioneringsmethodes die door de houders van radioactief afval moeten worden toegepast;
–: de voorstellen van technieken voor de opslag en de berging van geconditioneerd afval, met inbegrip van het afval afkomstig van de ontmanteling van nucleaire installaties;
–: de voorstellen van onderzoeks- en ontwikkelingsthema's inzake radioactief afval;
–: de financiering van de activiteiten van de Instelling en, in het bijzonder, de bijdragen tot de fondsen waarvan sprake in dit besluit;
–: de analytische boekhouding en de bepaling van de kostprijs van de verschillende door de Instelling uitgevoerde verrichtingen;
–: de objectieve criteria voor de verdeling van de kosten onder de begunstigden van de prestaties.]

[§ 5

De Instelling stelt alle nodige inlichtingen ter beschikking van de Comités.

De adviezen van deze Comités zijn niet bindend voor de raad van bestuur.]

L'Organisme a pour ressources:

1°: Les crédits à charge du Ministère des Affaires économiques qui sont versées à l'Organisme à titre de dotation et qui lui restent acquis afin de contribuer à la constitution de son fonds de roulement;
2°: les legs et donations en sa faveur;
3°: les subsides et revenus occasionnels;
4°: toutes autres recettes légales et réglementaires liées à son action et les indemnités pour prestations.]

De Instelling beschikt over de volgende inkomsten:

1°: de kredieten lastens de begroting van het Ministerie van Economische Zaken die aan de Instelling worden gestort als dotatie en die zij definitief verkrijgt om bij te dragen tot haar bedrijfskapitaal;
2°: de legaten en schenkingen te harer gunste;
3°: de occasionele toelagen en inkomsten;
4°: alle andere wettelijke of reglementaire ontvangsten verbonden aan haar actie en de vergoedingen voor prestaties.]

§ 1^er

L'Organisme est astreint à l'équilibre financier, c'est-à-dire que ses recettes doivent couvrir tous les coûts tels que définis ci-dessous. L'Organisme est, entre autres, autorisé à contracter des emprunts pour financer ses investissements. Ces emprunts pourront être assortis de la garantie de l'Etat, moyennant l'autorisation préalable du Ministre des Finances.

§ 2

L'ensemble des coûts liés aux activités de l'Organisme sont mis à charge des bénéficiaires de ses prestations en ce compris les coûts des opérations de recherche appliquée et de développement de prototypes.

§ 3

Ces coûts, évalués à prix de revient, sont répartis entre les bénéficiaires des prestations, proportionnellement, en fonction de critères objectifs déterminés par le conseil d'administration.

§ 4

Le conseil d'administration fixe, après avis du Comité technique permanent, les éléments de coût qui doivent être pris en considération pour le calcul du montant des redevances que l'Organisme doit mettre à charge des bénéficiaires de prestations pour couvrir ses frais, conformément au § 2 du présent article, ainsi que les modalités selon lesquelles les bénéficiaires non conventionnés sont tenus de contribuer à ces dépenses.

En tout état de cause, doivent être pris en compte les frais d'exploitation, en ce compris les frais d'études de stratégie, les frais liés à la politique d'information, les charges financières, les amortissements fiscaux et une provision pour le déclassement des installations de l'Organisme. [...]]

[§ 5

L'ONDRAF constitue un fonds d'insolvabilité, qui est géré comme le fonds pour le financement des missions à long terme défini à l'article 16. Le fonds d'insolvabilité a exclusivement pour but de financer les prestations pour la gestion des déchets radioactifs et le déclassement d'installations nucléaires non couvertes suite à une faillite ou à l'insolvabilité de producteurs/propriétaires et/ou détenteurs de déchets radioactifs et exploitants/propriétaires d'installations nucléaires autorisées selon la loi du 15 avril 1994 relative à la protection de la population et de l'environnement contre les dangers résultant des rayonnements ionisants et relative à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire et l'arrêté royal du 20 juillet 2001 portant règlement général de la protection de la population, des travailleurs et de l'environnement contre le danger des rayonnements ionisants. Ne sont pas financés par le fonds les prestations faisant suite à la faillite ou l'insolvabilité des producteurs, exploitants, propriétaires et détenteurs qui ont effectué des activités industrielles relatives au raffinage de radium, dont la conversion et l'enrichissement d'uranium effectués dans ce cadre, et à l'utilisation de sources naturelles de radioactivité.

Toute source [...], au sens de l'arrêté royal précité du 20 juillet 2001, déclarée comme orpheline et déchets et transmise à titre de déchets par l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire à l'ONDRAF est prise en charge par le fonds d'insolvabilité. Tant que l'Agence n'a pas statué sur le caractère orphelin de la source, elle est gérée par l'ONDRAF qui répercute les coûts de gestion soit sur le propriétaire soit sur le fonds d'insolvabilité. [Il appartient à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire de vérifier, au moyen d'un schéma décisionnel, si le responsable financier peut être désigné de manière univoque pour toutes les situations possibles. La mise en œuvre concrète de ce schéma décisionnel est déterminée dans un protocole d' accord entre l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire et l'ONDRAF. L'application de ce schéma donne lieu à un certain nombre d'exclusions lorsqu'un responsable peut être indentifié selon les règles de droit commun (droit civil, droit de propriété, droit commercial). Afin de vérifier si le système de financement proposé via le fonds d'insolvabilité est utilisable et équitable, un rapport d'évaluation sera présenté après une période de deux ans au Comité technique permanent, à la suite de quoi des mesures correctives pourront éventuellement être proposées au niveau de l'alimentation du l'alimentation du fonds d'insolvabilité et du schéma décisionnel.]

En vue de récupérer les montants correspondant à ces charges, l'ONDRAF épuise tous les moyens qui lui sont ouverts conformément aux compétences qu'il détient de par les lois et arrêtés royaux le régissant contre les producteurs, exploitants, propriétaires ou détenteurs en cause, y compris les transactions et les recours judiciaires.

L'alimentation et l'utilisation du fonds d'insolvabilité sont soumises aux règles suivantes:

1°: sans préjudice des dispositions ci-après, une réserve de 5 % destinée au fonds d'insolvabilité est comprise dans les redevances annuelles dues à l'ONDRAF. Cette réserve est due en fonction de l'évolution des moyens qui sont disponibles dans le fonds;
2°: hormis le cas prévu au 3°, l'inclusion de la réserve de 5 % dans les redevances est suspendue pour chaque année qui suit une année pour laquelle les moyens disponibles au fonds d'insolvabilité sont égaux ou supérieurs au montant défini ci-après. Le montant à partir duquel cette suspension entre en vigueur, est égal au montant maximal applicable en cas de faillite ou d'insolvabilité qui doit être couvert pour les établissements des classes II et III, tels que définis dans l'arrêté royal du 20 juillet 2001. Ce montant est fixé par l'ONDRAF tous les cinq ans dans le cadre de l'inventaire de toutes les installations nucléaires et de tous les sites contenant des substances radioactives que l'ONDRAF doit établir et mettre à jour en vertu des points 1° et 7° de l'article 179, § 2, de la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979-1980;
3°: chaque année et au plus tard en juin, l'ONDRAF évalue pour l'année suivante les moyens qui seront disponibles au fonds d'insolvabilité, en tenant compte des intérêts et des dépenses prévisibles sur base des données dont dispose l'ONDRAF à ce moment-là. Si au cours d'une période de suspension du paiement de la réserve de 5 %, il est constaté qu'il existe un risque que les moyens disponibles dans le fonds d'insolvabilité n'atteignent pas, l'année suivante, la limite inférieure ci-après, la suspension est levée dès l'année suivante. Cette limite inférieure est égale au montant défini au 2° diminué de l'intérêt annuel prévisible sur ce montant. Cet intérêt est déterminé sur base d'un taux d'intérêt de 2 % augmenté de l'inflation. La fin de la période de suspension est communiquée aux producteurs, exploitants, propriétaires ou détenteurs concernés moyennant un préavis de six mois au moins par le Comité technique permanent défini à l'article 13, § 4;
4°: en conditions normales, c'est-à-dire à l'exclusion des cas d'urgence imposant des sorties importantes et rapides du fonds et en cas de survenance de plusieurs faillites ou insolvabilités importantes dans un laps de temps court, les prélèvements annuels dans le fonds d'insolvabilité ne peuvent pas dépasser les recettes annuelles, constituées par les redevances comprenant la réserve de 5 % et les produits d'intérêts;
5°: dans les deux cas d'exclusions visés en 4°, les moyens disponibles au fonds d'insolvabilité ne peuvent pas devenir inférieurs au 50 % du montant défini au 2°;

Chaque année, que la réserve de 5 % soit comprise ou non dans les redevances, les intérêts sur les moyens disponibles dans le fonds sont versés dans ce fonds.]

§ 1

De Instelling is gedwongen tot financieel evenwicht, dit wil zeggen dat haar inkomsten alle kosten moeten dekken zoals hieronder is bepaald. De Instelling is er onder meer toe gemachtigd leningen aan te gaan om haar investeringen te financieren. Deze leningen kunnen voorzien zijn van een Staatswaarborg, op voorwaarde dat de Minister van Financiën hiertoe vooraf machtiging verleent.

§ 2

Alle kosten in verband met de activiteiten van de Instelling worden in rekening gebracht van diegenen die gebruik maken van de diensten die de Instelling verleent, met inbegrip van de kosten, van de verrichtingen inzake toegepast onderzoek en ontwikkeling van prototypes.

§ 3

Deze kosten, geraamd tegen kostprijs, worden verhoudingsgewijs verdeeld onder diegenen die de prestaties genieten, op basis van objectieve, door de raad van bestuur goedgekeurde criteria.

§ 4

De raad van bestuur stelt, na advies van het Vast Technisch Comité, de kostenelementen vast die in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van het bedrag van de vergoedingen die de Instelling in rekening moet brengen van diegenen die de prestaties genieten, om haar kosten te dekken, overeenkomstig § 2 van dit artikel. Hij legt eveneens de voorwaarden vast volgens dewelke de begunstigden die geen overeenkomst met de Instelling gesloten hebben, ertoe gehouden zijn bij te dragen in deze uitgaven.

De exploitatiekosten, met inbegrip van de kosten van strategiestudies, de kosten in verband met het informatiebeleid, de financiële lasten, de fiscale aflossingen en een voorziening voor de ontmanteling van de installaties van de Instelling, moeten in ieder geval in rekening worden gebracht. [...]]

[§ 5

NIRAS richt een insolvabiliteitsfonds op, dat beheerd wordt zoals het fonds voor de financiering van de opdrachten op lange termijn bepaald in artikel 16. Het insolvabiliteitsfonds heeft uitsluitend tot doel de financiering van de prestaties voor het beheer van het radioactief afval en de ontmanteling van nucleaire installaties, die niet gedekt zijn ten gevolge van het faillissement of de insolvabiliteit van producenten/eigenaars en/of houders van radioactief afval en exploitanten/eigenaars van nucleaire installaties vergund volgens de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. Worden door het fonds niet gefinancierd, prestaties die het gevolg zijn ten gevolge van het faillissement of de insolvabiliteit van de producenten, exploitanten, eigenaars en houders die industriële activiteiten hebben verricht met betrekking tot de radiumzuivering, waaronder de uraniumomzetting en -verrijking verricht in dit kader, en het gebruik van natuurlijke bronnen van radioactiviteit.

Elke [...] bron, bedoeld in het voornoemde koninklijk besluit van 20 juli 2001, die tot weesbron en afval is verklaard, en als afval is overgedragen door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle aan NIRAS wordt ten laste genomen door het insolvabiliteitsfonds. Zolang het Agentschap geen uitspraak gedaan heeft over het weeskarakter van de bron, wordt zij beheerd door NIRAS, die de beheerkosten aanrekent hetzij aan de eigenaar, hetzij aan het insolvabiliteitsfonds. [Het is de opdracht van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle om aan de hand van een beslissingsschema na te gaan of de financieel aansprakelijke op éénduidige wijze kan worden aangewezen in elke mogelijke situatie. De concrete uitvoering van dit beslissingsschema is vastgelegd in een protocolakkoord tussen het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en NIRAS. De toepassing van dit beslissingsschema geeft aanleiding tot een aantal uitsluitingen wanneer een aansprakelijke geïdentificeerd kan worden volgens de regels van gemeen recht (aansprakelijkheidsrecht, eigendomsrecht, handelsrecht). Teneinde na te gaan of het voorgestelde finacieringssysteem via het insolvabiliteitsfonds werkbaar en billijk is, dient na een periode van twee jaar een evaluatierapport voorgelegd te worden aan het Vast Technisch Comité waarna eventueel corrigerende maatregelen voorgesteld kunnen worden inzake de spijzing van het insolvabiliteitsfonds en het beslissingsschema.]

Om de bedragen overeenstemmend met deze lasten terug te vorderen, wendt NIRAS alle tot haar beschikking staande middelen aan overeenkomstig de bevoegdheden waarover zij beschikt volgens de wetten en koninklijke besluiten die haar beheersen tegen de betrokken producenten, exploitanten, eigenaars of houders, met inbegrip van transacties en gerechtelijk verhaal.

De spijzing en het gebruik van het insolvabiliteitsfonds zijn onderworpen aan de volgende regels:

1°: onverminderd de hiernavolgende bepalingen is een reserve van 5 % bestemd voor het insolvabiliteitsfonds begrepen in de jaarlijkse vergoedingen verschuldigd aan NIRAS. Deze reserve is verschuldigd in functie van de evolutie van de middelen die beschikbaar zijn in dit fonds;
2°: behalve het geval voorzien in 3°, wordt, voor ieder jaar dat volgt op een jaar waarin de beschikbare middelen in het insolvabiliteitsfonds gelijk zijn aan of hoger zijn dan het hierna gedefinieerde bedrag, de insluiting van de reserve van 5 % in de vergoedingen opgeschort. Het bedrag vanaf hetwelk deze opschorting van kracht wordt, is gelijk aan het maximaal bedrag toepasselijk in het geval van faillissement of insolvabiliteit dat moet gedekt worden voor de inrichtingen van de klassen II en III, zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 20 juli 2001. Dit bedrag wordt door NIRAS iedere vijf jaar bepaald in het kader van de inventaris van alle nucleaire installaties en alle terreinen die radioactieve stoffen bevatten die NIRAS moet opmaken en bijhouden krachtens de punten 1° en 7° van artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980;
3°: ieder jaar en ten laatste in juni evalueert NIRAS voor het volgende jaar de middelen die beschikbaar zullen zijn in het insolvabiliteitsfonds, rekening houdend met de intresten en uitgaven, die voorzien worden op basis van de gegevens waarover NIRAS op dat ogenblik beschikt. Indien gedurende een periode van opschorting van de betaling van de reserve van 5 % vastgesteld wordt dat in het volgende jaar een gevaar bestaat dat de middelen beschikbaar in het insolvabiliteitsfonds niet de hiernavermelde benedenlimiet bereiken, wordt de opschorting vanaf het volgende jaar opgeheven. Deze benedenlimiet is gelijk aan het in 2° gedefinieerde bedrag, verminderd met de jaarlijkse intrest die voorzien wordt op dit bedrag. Deze intrest wordt bepaald op basis van een rentevoet van 2 % verhoogd met de inflatie. De beëindiging van de opschortingsperiode wordt aan de betrokken producenten, exploitanten, eigenaars of houders meegedeeld door middel van een voorafgaande kennisgeving van tenminste zes maanden door bemiddeling van het Vast Technisch Comité, gedefinieerd in artikel 13, § 4;
4°: in normale omstandigheden, d.w.z. buiten hetzij de dringende gevallen die aanzienlijke snelle afhalingen van het fonds afdwingen, hetzij de gevallen van optreden van meerdere belangrijke faillissementen of insolvabiliteiten in een korte tijdspanne, mogen de jaarlijkse opnames uit het insolvabiliteitsfonds de jaarlijkse ontvangsten, gevormd door de insluiting van de reserve van 5 % in de betalingen en de intrestopbrengsten, niet overschrijden;
5°: in de 2 uitsluitingsgevallen bedoeld in 4°, mogen de beschikbare middelen in het insolvabiliteitsfonds niet kleiner worden dan 50 % van het bedrag gedefinieerd in 2°;

Ieder jaar, dat de reserve van 5 % al dan niet begrepen is in de vergoedingen, worden de intresten op de beschikbare middelen in het fonds gestort in dit fonds.]

§ 1^er [Fonds à long terme

Les montants des redevances reprises dans les conventions que les producteurs de déchets radioactifs doivent conclure avec l'Organisme, conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi sont calculés sur la base des principes directeurs suivants:

1°: Les redevances couvrent les services techniques et autres qui sont nécessaires à l'entreposage et au stockage des déchets conditionnés et qui sont prévus ou réalisés après l'octroi de l'autorisation de création et d'exploitation d'une installation de gestion des déchets radioactifs, ainsi que les coûts liés aux investissements immobiliers qui doivent être exposés avant.
Conformément au principe du pollueur-payeur, les redevances sont dues par les producteurs de déchets radioactifs tant qu'ils sont redevables d'une part du coût total des services visés à l'alinéa qui précède.

Ces redevances sont dues au moment de la prise en charge des déchets du producteur par l'Organisme, sous réserve de l'application des principes directeurs 3° et 4° ci-après.

Les modalités de facturation, les informations y relatives et les services sont décrits dans les conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi.
2°: Les redevances alimentent trois compartiments distincts, identifiés au sein du Fonds à long terme, affectés respectivement et exclusivement à l'entreposage, au stockage en surface et au stockage géologique. Chacun de ces compartiments est composé de trois sous-compartiments qui se rapportent respectivement aux infrastructures, à l'exploitation et à la fermeture ou au démantèlement des installations. Les conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs, conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa de la loi, déterminent les modalités suivant lesquelles chaque compartiment et souscompartiment est alimenté, y compris en ce qui concerne les redevances déjà prélevées.
Lors de chaque calcul des redevances, ou sur demande du producteur, l'Organisme communique aux producteurs, pour chaque compartiment et sous-compartiment, le coût total estimé pour prester les services visés dans le principe directeur 1°, les volumes de déchets considérés et la répartition des redevances déjà prélevées chez ces derniers.

L'Organisme communique annuellement aux producteurs un récapitulatif de tous les déchets radioactifs déjà pris en charge, des redevances prélevées pour ces déchets et de leur allocation dans un des sous-compartiments
3°: Les redevances sont calculées par catégorie de déchets en prenant en compte la totalité des dépenses qui sont nécessaires à la réalisation de l'opération considérée, sur la base du prix de revient des services techniques et autres correspondants. Le calcul tient compte des incertitudes résultant des aléas liés à l'exécution des travaux et au caractère unique du projet, à l'exclusion des changements ultérieurs de scénario de référence et des hypothèses de base qui y sont associées.
Les redevances doivent être réparties de manière uniforme sur la totalité des déchets produits et à produire. Le calcul se fait sur la base du scénario de référence et tient compte des programmes de référence ainsi que des déchets présents sur le site de l'Organisme ou de son délégataire à la date de ce calcul. Le calcul détermine l'allocation des redevances par compartiment et par sous-compartiment.

Chaque producteur établit un programme de référence qui contient les quantités de déchets qu'il prévoit de produire ou qui se trouvent dans ses installations et/ou qu'il prévoit de faire enlever par ou de livrer à l'Organisme, ainsi que les plannings correspondants. L'Organisme détermine le scénario de référence pour la gestion à long terme des déchets radioactifs qui est appliqué dans le cadre de l'évaluation des coûts relatifs aux activités d'entreposage et aux activités de stockage des déchets et qui tient compte des programmes de références des producteurs.

Le programme de référence et le scénario sont repris dans une annexe aux conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs. Tous les cinq ans ou à chaque fois qu'il le juge nécessaire, l'Organisme établit un rapport à l'attention de son autorité de tutelle dans lequel il examine l'adéquation, d'une part, entre le scénario de référence et le scénario industriel en cours et, d'autre part, entre les caractéristiques de tous les déchets à gérer et les scénarios de référence.

A l'occasion de chaque calcul, un décompte relatif aux déchets transférés est fait par producteur. Le décompte doit être soldé suivant des modalités convenues entre l'Organisme et les producteurs.

Le calcul des redevances est révisé au moins tous les 5 ans. A cette occasion, l'Organisme examine la nécessité de réorganiser l'allocation des redevances au sein d'un compartiment, et adapte, si nécessaire, les conventions visées dans le principe directeur 2°
4°: La trésorerie du Fonds à long terme est gérée par compartiment.
L'Organisme évalue annuellement, pour une période prévisionnelle d'au moins trois ans, et pour chaque compartiment, les recettes nécessaires pour financer la totalité des charges relatives à ce dernier, dont les investissements, les coûts d'exploitation et les dotations aux provisions de démantèlement, de façon à ce qu'au cours de cette période, l'Organisme dispose, par anticipation, de la trésorerie nécessaire et à ce que ce compartiment n'affiche pas, par année comptable, un résultat négatif. Si et dès que l'Organisme constate que ces conditions ne sont pas remplies, il adresse au producteur concerné une demande dûment motivée de financement pour la période prévisionnelle visée ci-dessus, à faire valoir sur les redevances relatives aux déchets à produire et à livrer. Les acomptes sur redevances sont fixés conformément aux principes et aux modalités déterminées dans les conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs. Ils sont dus par tranches annuelles au moins un an avant le début de l'exposition des coûts
5°: Le calcul des redevances est fait en prenant en considération, de façon continue, l'optimisation de tous les aspects relatifs à la gestion à long terme des déchets radioactifs, en particulier les aspects techniques, économiques, environnementaux et sociétaux. L'Organisme procède périodiquement à des évaluations des méthodes utilisées et des hypothèses retenues pour calculer les redevances. Il informe le Comité technique permanent des conclusions de ces évaluations.
A leur initiative ou sur demande, l'Organisme et les producteurs veillent à documenter et à justifier toutes les décisions qu'ils prennent et les informations qu'ils transmettent pour calculer les redevances destinées à alimenter le Fonds à long terme
6°: Sans préjudice de l'application des clauses d'arbitrage qu'elles peuvent contenir, les conventions visées à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi, établissent une procédure spécifique pour régler les différends liés, entre autres, à leur conclusion, modification, exécution et extinction. Cette procédure prévoit notamment qu'en cas de différend entre les parties à ces conventions, celles-ci sont tenues d'organiser une médiation en recourant à un ou plusieurs médiateurs qu'elles désignent. De plus, cette procédure spécifie que la médiation doit aboutir, dans un délai qui ne peut dépasser 90 jours ouvrables, à la résolution certaine et définitive du différend ou, à défaut, à l'établissement d'un rapport contenant le point de vue de chaque partie sur le différend. Ce rapport est transmis au conseil d'administration de l'Organisme qui, après examen de celui-ci, soit constate l'impossibilité de fixer conven-tionnellement, dans un délai raisonnable, les valeurs et les modalités visées à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa de la loi, soit demande aux parties de prolonger la médiation, aux conditions et dans le délai qu'il détermine, celui-ci ne pouvant dépasser 30 jours ouvrables. Le conseil est présumé avoir constaté l'impossibilité de fixer conventionnellement ces valeurs et ces modalités par voie conventionnelle si, au terme de ce délai supplémentaire, la médiation ne permet pas de résoudre le différend.
Conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi, les valeurs et les modalités visées dans cette disposition sont fixées par Nous si, au terme de la procédure de règlement des différends visée à l'alinéa qui précède, le conseil d'administration de l'Organisme constate l'impossibilité de les fixer conventionnellement.

]

§ 2 Fonds à moyen terme

Au plus tard trois mois après la confirmation par le Roi de l'autorisation de création et d'exploitation de l'installation de dépôt final des déchets radioactifs, le montant des moyens du Fonds à moyen terme doit correspondre à celui fixé conformément àl'article 179, § 2, 11°, de la loi.

Le comité de surveillance visé à l'article 179, § 2, 11°, dernier alinéa de la loi se compose de quatre membres désignés par le conseil d'administration de l'Organisme, parmi ses membres, pour un terme renouvelable de six ans. Les membres du comité de surveillance sont tenus de déclarer tout conflit d'intérêt auquel ils sont confrontés. Le vote d'un membre du comité qui se trouve en cette situation ou qui a omis de déclarer pareille situation doit être considéré comme étant nul.

Le comité de surveillance est linguistiquement paritaire. Le directeur général de l'Organisme assiste aux réunionsdu comité avec voix consultative.

Le comité se dote d'un règlement d'ordre intérieur. Il décide par consensus.

Le comité de surveillance exerce un contrôle global visant à assurer que les transferts provenant du Fonds à moyen terme s'effectuent conformément à l'article 179, § 2, 11° de la loi. Sans préjudice du contrôle exercé par l'observateur, conformément à l'article 179, § 2, 16° de la loi, le contrôle du comité de surveillance porte notamment sur l'affectation proposée et donnée aux moyens provenant du Fonds à moyen terme.

§ 1 [Fonds op lange termijn

De bedragen van de retributies opgenomen in de overeenkomsten die de producenten van radioactief afval moeten afsluiten met de Instelling, overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet, worden berekend op basis van de volgende leidende beginselen:

1°: De retributies dekken de technische en andere diensten die nodig zijn om het geconditioneerde afval op te slaan en te bergen, en die gepland zijn of uitgevoerd worden na het uitreiken van de oprichtings-en exploitatievergunning voor een beheerinstallatie voor radioactief afval. Ze dekken ook de kosten verbonden aan de onroerende investeringen, die vooraf moeten worden gemaakt.
Overeenkomstig het beginsel'de vervuiler betaalt' zijn de retributies verschuldigd door de producenten van radioactief afval zolang zij een deel van de totale kosten van de in het voorgaande lid bedoelde diensten schuldig zijn.

Deze retributies zijn verschuldigd op het ogenblik van de overname van het afval van de producent door de Instelling, onder voorbehoud van de toepassing van de leidende beginselen 3° en 4° hieronder.

De factureringsmodaliteiten, de desbetreffende informatie en de diensten worden beschreven in de overeenkomsten die gesloten worden tussen de Instelling en de producenten, overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet.
2°: De retributies stijven drie verschillende compartimenten, geïdentificeerd binnen het Fonds op lange termijn, die respectievelijk en exclusief bestemd zijn voor de opslag, de oppervlakteberging en de geologische berging. Elk van deze compartimenten bestaat uit drie subcompartimenten die respectievelijk betrekking hebben op de infrastructuren, de exploitatie en de sluiting of de ontmanteling van de installaties. De overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid van de wet gesloten overeenkomsten tussen de Instelling en de producenten bepalen de modaliteiten volgens welke elk compartiment en elk subcompartiment wordt gestijfd, inclusief wat de reeds geheven retributies betreft.
Bij elke berekening van de retributies, of op verzoek van de producent, stelt de Instelling de producenten voor elk compartiment en subcompartiment in kennis van de totale geraamde kosten van de diensten bedoeld in het leidende beginsel 1°, de beschouwde afvalvolumes en de verdeling van de retributies die reeds bij deze laatste geheven zijn.

De Instelling bezorgt de producenten jaarlijks een samenvatting van al het radioactieve afval dat reeds is overgenomen, van de retribitues die voor dit afval geheven zijn en van hun toewijzing in één van de subcompartimenten
3°: De retributies worden berekend per afvalcategorie, rekening houdend met alle uitgaven die nodig zijn voor de realisatie van de beschouwde operatie, op basis van de kostprijs van de technische en andere overeenstemmende diensten. De berekening houdt rekening met de onzekerheden die voortvloeien uit onvoorziene omstandigheden verbonden aan de werkzaamheden en aan het unieke karakter van het project, met uitsluiting van latere wijzigingen van het referentiescenario en van de basishypotheses die ermee verbonden zijn.
De retributies moeten op gelijkmatige wijze verdeeld worden over al het geproduceerde en nog te produceren afval. De berekening wordt gemaakt op basis van het referentiescenario en houdt rekening met de referentieprogramma's en met het afval dat aanwezig is op de site van de Instelling of van haar gemandateerde op de datum van de berekening. De berekening bepaalt de toewijzing van de retributies per compartiment en per subcompartiment.

Elke producent stelt een referentieprogramma op dat de afvalhoeveelheden bevat die hij van plan is te produceren of die zich in zijn installaties bevinden en/of die hij van plan is te laten ophalen door of te leveren aan de Instelling, alsook de overeenkomstige planningen. De Instelling bepaalt het referentiescenario voor het langetermijnbeheer van het radioactieve afval dat wordt toegepast in het kader van de raming van de kosten van de opslag- en bergingsactiviteiten voor het afval en dat rekening houdt met de referentieprogramma's van de producenten.

Het referentieprogramma en het scenario zijn opgenomen in een bijlage bij de tussen de Instelling en de producenten afgesloten overeenkomsten. Om de vijf jaar of telkens zij het nodig acht, stelt de Instelling een rapport op ter attentie van haar voogdijoverheid, waarin zij de overeenstemming onderzoekt tussen, enerzijds, het referentiescenario en het industriële scenario in uitvoering en, anderzijds, de kenmerken van al het te beheren afval en de referentiescenario's.

Bij elke berekening wordt per producent een afrekening betreffende het overgedragen afval gemaakt. De afrekening moet worden afgesloten volgens de modaliteiten die overeengekomen zijn tussen de Instelling en de producenten.

De berekening van de retributies wordt ten minste om de vijf jaar herzien. Bij die gelegenheid onderzoekt de Instelling de noodzaak om de toewijzing van de retributies binnen een compartiment te reorganiseren en past zij, zo nodig, de overeenkomsten aan die bedoeld zijn in het leidende beginsel 2°.
4°: De thesaurie van het Fonds op lange termijn wordt per compartiment beheerd.
De Instelling raamt jaarlijks, voor een previsionele periode van ten minste drie jaar en voor elk compartiment, de inkomsten die nodig zijn om alle kosten betreffende het compartiment te financieren, waaronder de investeringen, de exploitatiekosten en de dotaties aan de ontmantelingsvoorzieningen, zodat de Instelling tijdens deze periode van tevoren over de nodige geldelijke middelen beschikt en dit compartiment per boekjaar geen negatief resultaat vertoont. Indien en zodra de Instelling vaststelt dat deze voorwaarden niet vervuld zijn, richt zij een gemotiveerd verzoek tot financiering aan de betrokken producent voor de hierboven vermelde previsionele periode, af te trekken van de retributies met betrekking tot het te produceren en te leveren afval. De voorschotten op retributies worden vastgesteld overeenkomstig de beginselen en modaliteiten bepaald in de overeenkomsten die tussen de Instelling en de producenten worden afgesloten. Ze zijn verschuldigd in jaarlijkse schijven, ten minste één jaar voordat de kosten worden gemaakt.
5°: Bij de berekening van de retributies wordt continu rekening gehouden met de optimalisering van alle aspecten van het langetermijnbeheer van het radioactieve afval, in het bijzonder de technische, economische, maatschappelijke en milieuaspecten. De Instelling evalueert periodiek de gebruikte methodes en de in aanmerking genomen hypotheses om de retributies te berekenen. Ze licht het Vast Technisch Comité in over de conclusies van deze evaluaties.
Op hun initiatief of op verzoek zorgen de Instelling en de producenten voor het documenteren en verantwoorden van alle beslissingen die zij nemen en de inlichtingen die zij verstrekken om de retributies te berekenen die bestemd zijn om het Fonds op lange termijn te stijven.
6°: Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de arbitrageclausules die zij kunnen bevatten, voorzien de overeenkomsten bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 6de lid van de wet in een specifieke procedure om geschillen te beslechten die, onder meer, te maken hebben met het afsluiten, wijzigen, uitvoeren en uitdoven van deze overeenkomsten. Deze procedure bepaalt met name dat, in geval van een geschil tussen de partijen bij deze overeenkomsten, deze partijen verplicht zijn mediatie te organiseren door een beroep te doen op een of meer mediatoren die ze daartoe aanstellen. Bovendien bepaalt deze procedure dat de mediatie, binnen een termijn die niet meer dan negentig werkdagen mag bedragen, moet leiden tot een zekere en definitieve oplossing van het geschil of, bij gebrek daaraan, tot het opstellen van een rapport dat het standpunt van elke partij over het geschil bevat. Dit rapport wordt aan de raad van bestuur van de Instelling bezorgd die, na onderzoek ervan, ofwel vaststelt dat het onmogelijk is de waarden en modaliteiten bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 6de lid van de wet binnen een redelijke termijn door een overeenkomst vast te stellen, ofwel de partijen verzoekt de mediatie voort te zetten, op de voorwaarden en binnen de termijn die de raad zal bepalen, waarbij deze termijn niet meer dan dertig werkdagen mag bedragen. De raad wordt geacht te hebben vastgesteld dat het onmogelijk is deze waarde en modaliteiten door een overeenkomst te bepalen indien de mediatie, na afloop van deze bijkomende termijn, niet tot een oplossing van het geschil heeft geleid.
Overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet worden de in deze bepaling bedoelde waarden en modaliteiten door Ons vastgesteld indien, na afloop van de in het vorige lid bedoelde procedure ter regeling van geschillen, de raad van bestuur van de Instelling vaststelt dat het onmogelijk is ze door een overeenkomst vast te stellen.

]

§ 2 Fonds op middellange termijn

Uiterlijk drie maanden na bevestiging door de Koning van de vergunning voor de oprichting en exploitatie van de bergingsinstallatie voor radioactief afval, dient het bedrag van de middelen van het Fonds op middellange termijn overeen te stemmen met het bedrag dat bepaald is overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, van de wet.

Het toezichtcomité bedoeld in artikel 179, § 2, 11° laatste lid, van de wet bestaat uit vier leden, benoemd door de raad van bestuur van de instelling, onder haar leden, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. De leden van het toezichtcomité zijn ertoe gehouden om elk belangenconflict waarmee zij geconfronteerd zouden worden, te melden. De stem uitgebracht door een lid van het comité die zich in dergelijke situatie bevindt of die deze vormvereiste niet naleeft, is nietig.

Het toezichtcomité is taalkundig paritair samengesteld. De directeur-generaal van de Instelling woont de vergaderingen bij met raadgevende stem.

Het comité maakt een huishoudelijk reglement op. Het beslist bij consensus.

Het toezichtcomité oefent een globaal toezicht uit teneinde te verzekeren dat de transfers vanuit het Fonds op middellange termijn geschieden overeenkomstig artikel 179, § 2, 11° van de wet. Zonder afbreuk te doen aan het toezicht dat uitgeoefend wordt door de waarnemer overeenkomstig artikel 179, § 2, 16° van de wet, heeft het toezicht van het toezichtcomité onder meer betrekking op de bestemming die wordt voorgesteld en gegeven aan de middelen afkomstig uit het Fonds op middellange termijn.

§ 1

En vue d'exercer la surveillance du Fonds local visé à l'article 179, § 2, 16°, 5e alinéa, de la loi, le conseil d'administration de l'ONDRAF désigne un observateur parmi les membres du personnel de l'Organisme occupant une fonction dirigeante. Il appartient au cadre linguistique néerlandais de l'Organisme ou a fait preuve d'une connaissance suffisante du néerlandais, conformément aux lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative.

§ 2

L'observateur peut assister avec voix consultative aux réunions du conseil d'administration du Fonds local, ainsi qu'à celles de tout organe dont la création et/ou l'action se rapportent à ce fonds.

§ 3

Dans un délai de quatre jours ouvrables francs à compter du jour où il en prend connaissance ou du jour où il la reçoit, l'observateur suspend toute décision des organes du Fonds local, lorsqu'il constate qu'elle n'est pas conforme aux statuts du Fonds local, aux règlements arrêtés en application de ceux-ci, ou, de façon générale, à la législation et à la réglementation auxquelles sont soumises les activités financées par et menées dans le cadre du Fonds local. Toute décision de suspension et la motivation sur laquelle celle-ci est fondée sont communiquées instantanément au directeur général de l'Organisme.

Le délai de quatre jours ouvrables francs visé à l'alinéa qui précède est interrompu par une notification écrite par laquelle l'observateur demande des documents ou des informations supplémentaires relatives à la décision en question, et ce jusqu'au jour de la réception de cette documentation ou de ces informations par l'observateur.

Dans le mois qui suit la notification de la décision de suspension, l'organe concerné retire ou adapte la décision suspendue.

Si, selon l'avis motivé de l'observateur, dans le délai d'un mois visé à l'alinéa précédent, il n'est pas adéquatement mis fin à l'irrégularité qui est à la base de la suspension de la décision, ou si l'organe ne réagit pas dans ce délai, l'observateur introduit par écrit une requête en annulation de cette décision auprès de l'Organisme, conformément aux statuts. La requête en annulation est introduite dans un délai de quatre jours ouvrables francs suivant l'expiration du délai d'un mois visé ci-dessus ou suivant la réception ou la prise de connaissance de la décision adaptée par l'organe. La requête suspend la décision contestée.

§ 4

A condition qu'il ait consulté le comité de surveillance au préalable, l'Organisme peut annuler la décision suspendue au moyen d'une décision motivée dans un délai de six semaines suivant la réception de la requête en annulation.

Lorsqu'il est consulté par l'Organisme conformément à l'alinéa qui précède, le comité de surveillance lui transmet un avis sur la question de l'annulation de la décision au plus tard un mois après l'introduction de la demande écrite formulée à cette fin par l'Organisme. En cas d'absence d'avis transmis endéans ce délai par le comité de surveillance, l'Organisme est habilité à prendre toute décision sur la question de l'annulation.

Si le délai de six semaines visé à l'alinéa 1^er du présent paragraphe est écoulé sans que l'Organisme ait statué sur l'annulation d'une décision, la suspension de cette décision est réputée levée d'office.

§ 5

Les modalités détaillées du contrôle spécifique du Fonds local, prévues aux paragraphes 2 à 4 de cet article, sont fixées dans les statuts du Fonds local

§ 1

Met het oog op de uitoefening van het toezicht op het Lokaal Fonds zoals bedoeld in artikel 179, § 2, 16°, vijfde lid, van de wet, duidt de raad van bestuur van NIRAS een waarnemer aan onder de personeelsleden van de Instelling die een leidende functie bekleden. Hij behoort tot het Nederlandse taalkader van de Instelling of heeft de voldoende kennis van het Nederlands bewezen overeenkomstig de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.

§ 2

De waarnemer heeft het recht om de vergaderingen van de raad van bestuur van het Lokaal Fonds, alsook de vergaderingen van elk orgaan waarvan de oprichting en/of de werking betrekking hebben op dit fonds, met raadgevende stem bij te wonen.

§ 3

Binnen een termijn van vier vrije werkdagen te rekenen vanaf de dag waarop hij er kennis van neemt of de dag waarop hij ze ontvangt, schort de waarnemer elke beslissing van de organen van het Lokaal Fonds op, wanneer hij vaststelt dat ze niet strookt met de statuten van het Lokaal Fonds, de reglementen die ter uitvoering van deze laatste zijn bepaald, of, in het algemeen, met de wet- en regelgeving waaraan de activiteiten, die worden gefinancierd door en uitgevoerd in het kader van het Lokaal Fonds, onderworpen zijn. Elke beslissing tot opschorting en de motivering waarop deze gebaseerd is, worden onmiddellijk meegedeeld aan de directeur-generaal van de Instelling.

De in voorgaand lid bedoelde termijn van vier vrije werkdagen wordt onderbroken door een schriftelijke kennisgeving waarin de waarnemer verzoekt om aanvullende documenten of inlichtingen met betrekking tot de desbetreffende beslissing, tot op de dag van ontvangst door de waarnemer van deze documentatie of inlichtingen.

Binnen de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing tot opschorting, trekt het betrokken orgaan de opgeschorte beslissing in of past het ze aan.

Indien er, naar het gemotiveerd oordeel van de waarnemer, binnen de in de voorgaande alinea bedoelde termijn van één maand niet op passende wijze een einde wordt gesteld aan de onregelmatigheid die ten grondslag ligt aan de opschorting van de beslissing, of wanneer het orgaan niet reageert binnen deze termijn, dient de waarnemer schriftelijk een beroep tot vernietiging van deze beslissing in bij de Instelling overeenkomstig de statuten. Het beroep tot vernietiging wordt ingediend binnen een termijn van vier vrije werkdagen na het verstrijken van de hierboven vermelde termijn van een maand of na de ontvangst of kennisneming van de door het orgaan aangepaste beslissing. Het beroep schort de betwiste beslissing op.

§ 4

Op voorwaarde dat de Instelling vooraf het toezichtcomité heeft geraadpleegd, kan zij de opgeschorte beslissing vernietigen door middel van een gemotiveerde beslissing binnen een termijn van zes weken na de ontvangst van het beroep tot vernietiging.

Wanneer het toezichtcomité, overeenkomstig voorgaande lid, geraadpleegd wordt door de Instelling, bezorgt het deze laatste een advies over de vernietiging van de beslissing, en dit uiterlijk één maand nadat de Instelling daartoe het schriftelijk verzoek heeft ingediend. Indien het toezichtcomité geen advies uitbrengt binnen deze termijn, is de Instelling gemachtigd elke beslissing te nemen over de kwestie van de vernietiging.

Indien de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde termijn van zes weken verstreken is zonder dat de Instelling uitspraak heeft gedaan over de vernietiging van een beslissing, wordt de opschorting van deze beslissing geacht van rechtswege te zijn opgeheven.

§ 5

De nadere modaliteiten van het specifiek toezicht op het Lokaal Fonds voorzien in de paragrafen 2 tot en met 4 van dit artikel, worden in de statuten van het Lokaal Fonds vastgelegd

§ 1^er

L'Organisme établira, en concertation avec les exploitants concernés, les conditions de financement du déclassement des installations nucléaires désaffectées et de la gestion des déchets en résultant.

§ 2

Les producteurs ayant conclu avec l'Etat, le 9 octobre 1985, une convention relative au même objet sont dispensés de l'application du présent article en ce qui concerne les installations visées par cette convention. Toutefois, l'Organisme aura accès aux informations qui lui sont nécessaires pour l'accomplissement de ses missions comme prévu à l'article 5.]

§ 1

De Instelling zal, in overleg met de betrokken exploitanten, de voorwaarden vastleggen van de financiering van de ontmanteling van de niet meer gebruikte nucleaire installaties en van het beheer van het afval dat eruit voortvloeit.

§ 2

De producenten die op 9 oktober 1985 een overeenkomst met de Staat hebben gesloten met betrekking tot ditzelfde onderwerp, zijn vrijgesteld van de toepassing van dit artikel voor de installaties waarnaar deze overeenkomst verwijst. De Instelling zal evenwel toegang hebben tot de informatie die zij nodig heeft om haar opdrachten te vervullen, zoals bepaald in artikel 5.]

§ 1

Chaque année, avant [le 15 décembre] le Conseil d'Administration arrête le budget de l'exercice suivant et le communique au Ministre des Affaires économiques, ainsi qu'au Ministre des Finances.

§ 2

Chaque année, avant [le 1^er juillet], le Conseil d'Administration approuve les comptes de l'exercice écoulé et les communique au Ministre des Affaires économiques et au Ministre des Finances, avec un rapport sur l'activité et la situation financière de l'Organisme.

Le budget et les comptes sont, dans les deux mois de leur établissement, publiés aux annexes du Moniteur belge.

§ 3

La comptabilité sera tenue selon les règles fixées par la loi du 17 juillet 1975 relative à la comptabilité et aux comptes annuels des entreprises et par les arrêtés d'exécution de cette loi.

L'Organisme tiendra en outre une comptabilité analytique en vue de déterminer le prix de revient des différentes activités et opérations effectuées par l'Organisme.

§ 1

Elk jaar stelt de Raad van Beheer vóór [15 december] de begroting vast van het volgend dienstjaar en deelt ze mede aan de Minister van Economische Zaken, alsook aan de Minister van Financiën.

§ 2

Elk jaar keurt de Raad van Beheer vóór [1 juli] de rekeningen van het afgelopen jaar goed en deelt ze mede aan de Minister van Economische Zaken en aan de Minister van Financiën, samen met een verslag over de bedrijvigheid en de financiële toestand van de Instelling.

De begroting en de rekeningen worden binnen twee maanden na het opmaken ervan, in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

§ 3

De boekhouding wordt gehouden volgens de regels bepaald bij de wet van 17 juli 1975 betreffende de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en bij de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

De Instelling houdt bovendien een analytische boekhouding met het oog op het bepalen van de kostprijs der verschillende bedrijvigheden en verrichtingen van de Instelling.

[Les ministres ayant dans leurs attributions les Affaires économiques et l'Energie d'une part, ceux qui ont dans leurs attributions l'Environnement et l'Emploi et le Travail d'autre part, nomment chacun un Commissaire du Gouvernement auprès de l'Organisme, qui tous deux assistent aux réunions du conseil d'administration et, le cas échéant, du Bureau avec voix consultative.]

Le Ministre des Affaires économiques et le Ministre de la Santé publique nomment chacun un commissaire du gouvernement auprès de l'Organisme qui tous deux assistent aux réunions du Conseil d'Administration et, le cas échéant, du bureau, avec voix consultative.

La parité linguistique est respectée au niveau des commissaires du gouvernement.

Ils exercent leur mission conformément aux articles 9 et 10 de la loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d'intérêt public et disposent des pouvoirs prévus par cette loi à cet effet.

[De Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie enerzijds, diegenen die bevoegd zijn voor Leefmilieu en Tewerkstelling en Arbeid anderzijds, benoemen elk een Regeringscommissaris bij de Instelling die beiden de vergaderingen van de raad van bestuur en, in voorkomend geval, van het Bureau met raadgevende stem bijwonen.]

De Minister van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid benoemen elk een regeringscommissaris bij de Instelling, die beiden deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Beheer, en desgevallend van het bureau, met raadgevende stem.

Wat de regeringscommissarissen betreft, wordt de taalpariteit geëerbiedigd.

Ze voeren hun opdracht uit overeenkomstig artikelen 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en beschikken over de bij deze wet voorziene desbetreffende bevoegdheden.

L'Organisme soumet à l'approbation du Ministre des Affaires économiques:

–: le budget et les comptes annuels;
–: le statut et le cadre organique du personnel;
–: la désignation du directeur général et du directeur général adjoint;
–: le règlement d'ordre intérieur du conseil d'administration;
–: [le règlement d’ordre intérieur du comité de surveillance du Fonds à moyen terme;]
–: les conventions visées à l'article 2, § 4;
–: les actes visés à l'article 2, § 5, à l'exception des actes de gestion courante.

A défaut de notification d'une décision contraire par l'autorité de tutelle dans les vingt jours, les décisions prises par le conseil d'administration sont considérées comme définitivement approuvées.]

De Instelling legt aan de Minister van Economische Zaken ter goedkeuring voor:

–: het budget en de jaarrekeningen;
–: het statuut en de personeelsformatie;
–: de aanwijzing van de directeur-generaal en van de adjunct-directeur-generaal;
–: het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur;
–: [het huishoudelijk reglement van het toezichtcomité van het Fonds op middellange termijn;]
–: de overeenkomsten bedoeld bij artikel 2, § 4;
–: de handelingen bedoeld bij artikel 2, § 5, met uitzondering van de handelingen van dagelijks beheer.

Bij gebrek aan een kennisgeving van tegenovergestelde beslissing door de voogdijoverheid binnen de twintig dagen, worden de door de raad van bestuur genomen beslissingen als definitief goedgekeurd beschouwd.]

Lorsque l'intérêt général et le respect de la loi ou des règlements le requièrent, le gouvernement peut imposer au Conseil d'Administration de l'Organisme de délibérer sur un point et il peut prendre une décision sous forme d'arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres qui annule et remplace la décision de ce Conseil d'Administration.

[Toutefois, une telle décision ne pourrait avoir pour objet de donner aux disponibilités de l'Organisme une destination autre que celle pour laquelle elles ont été prévues.]

Wanneer het algemeen belang en het naleven van de wet of van de reglementen het vereisen, kan de regering aan de Beheerraad van de Instelling opleggen te beraadslagen over een punt en zij kan een beslissing nemen in de vorm van een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit dat de beslissing van deze beheerraad ongedaan maakt en vervangt.

[Een dergelijke beslissing mag evenwel niet tot doel hebben aan de middelen van de Instelling een andere bestemming te geven dan deze waarvoor ze voorzien zijn.]

Le Ministre des Affaires économiques et le Ministre des Finances désignent un commissaire-réviseur chargé de contrôler la comptabilité de l'Organisme.

De Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën duiden een commissaris-revisor aan belast met de controle van de boekhouding van de Instelling.

Le Ministre des Affaires économiques est chargé de l'exécution du présent arrêté.

De Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad verschenen is.

30/03/81 AR ONDRAF Arrêté royal du 30 mars 1981 déterminant les missions et fixant les modalités de fonctionnement de l'organisme public de gestion des déchets radioactifs et des matières fissiles Vu la loi du 4 août 1955 concernant la sûreté de l'Etat dans le domaine de l'énergie nucléaire; Vu la loi du 29 mars 1958 relative à la protection de la population contre les dangers résultant des radiations ionisantes; Vu la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979-1980 et notamment les articles 179, § 2, et 193; Vu l'arrêté royal du 14 mars 1956 relatif à l'exécution de la loi du 4 août 1955 concernant la sûreté de l'Etat dans le domaine de l'énergie nucléaire; Vu l'arrêté royal du 28 février 1963 portant règlement général de la protection de la population et des travailleurs contre le danger des radiations ionisantes; Vu l'arrêté royal du 15 octobre 1979 créant et organisant une Commission interministérielle de la sécurité nucléaire et de la sûreté de l'Etat dans le domaine nucléaire; Vu les lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l'article 3, alinéa 1^er, tel qu'il a été remplacé par l'article 18 de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles; Considérant qu'il convient de mettre sur pied dans les plus brefs délais l'organisme public visé à l'article 179, § 2, de la loi du 8 août 1980 afin qu'il puisse prendre les mesures qui s'imposent dès à présent dans la perspective de l'arrêté des activités techniques d'Eurochemic au 31 décembre 1981; Vu l'urgence; (...)	30/03/81 KB NIRAS Koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen Gelet op de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie; Gelet op de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen het gevaar van de ioniserende stralingen; Gelet op de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, inzonderheid op artikel 179, § 2, en 193; Gelet op het koninklijk besluit van 14 maart 1956 aangaande de uitvoering van de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie; Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen; Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 houdende oprichting en organisatie van een Interministeriële Commissie voor de nucleaire veiligheid en de veiligheid van de Staat op kerngebied; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, zoals het werd vervangen door artikel 18 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; Overwegende dat het openbaar organisme voorzien in artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 zonder verwijl in werking moet gesteld worden opdat het de maatregelen zou kunnen treffen die nu reeds dienen genomen te worden in het vooruitzicht van de stopzetting van de technische werkzaamheden van Eurochemic op 31 december 1981; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; (...)
Titre 1.er Missions de l'Organisme	Titel 1 Opdrachten van de Instelling
Article 1.er Définitions Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par: – Déchets radioactifs: toute matière pour laquelle aucune utilisation n'est prévue et qui contient des radionucléides en concentration supérieure aux valeurs que les autorités compétentes considèrent comme admissibles dans les matériaux propres à une utilisation ou au rejet sans contrôle; – Déchets radioactifs d'origine étrangère: déchets radioactifs ayant obtenu leurs caractéristiques de radioactivité en-dehors de la Belgique, sauf si cette radioactivité provient d'équipements et/ou de déchets d'origine belge traités à l'étranger; – Matières fissiles enrichies: toutes matières contenant des isotopes fissiles d'uranium en teneur supérieure à celle de l'uranium naturel, et se trouvant sous une forme autre que celle de combustible neuf ou irradié; – Matières plutonifères: toutes matières contenant des isotopes fissiles de plutonium, et se trouvant sous une forme autre que celle de combustible neuf ou irradié; – Combustible neuf: matières fissiles ou plutonifères contenues dans une structure permettant leur utilisation dans un réacteur, avant leur chargement en réacteur; – Combustible irradié: matières fissiles ou plutonifères contenues dans une structure permettant leur utilisation dans un réacteur, après leur déchargement définitif du réacteur; – Quantités excédentaires: quantités de matières fissiles enrichies, de matières plutonifères ou de combustible neuf ou irradié pour lesquelles aucune utilisation ou transformation ultérieure n'est prévue par le producteur ou l'exploitant; – Transport: transport en-dehors des sites des producteurs et exploitants; – Prise en charge: ensemble des opérations techniques et administratives nécessaires pour assurer l'enlèvement des déchets radioactifs ou des quantités excédentaires du site des producteurs et leur transfert dans les installations gérées par l'Organisme; – Réception: opération réalisée lors de la prise en charge des déchets ou des quantités excédentaires et destinée à vérifier la conformité de ceux-ci avec les spécifications en vigueur, en vue du transfert de responsabilité; – Installations nucléaires: tous sites, équipements, usines ou centrales mettant en œuvre des matières radioactives; – Entreposage de matières plutonifères et de combustible neuf: stockage temporaire de ces matières dans l'attente d'une utilisation ultérieure éventuelle ou de leur classification comme déchets radioactifs; – Entreposage de déchets radioactifs: stockage temporaire de tels déchets dans l'intention de, et de manière à pouvoir les reprendre ultérieurement; – Entreposage de combustible irradié: stockage temporaire de ces matières dans l'attente du retraitement ou de leur classification comme déchets radioactifs; – Evacuation des déchets radioactifs: rejet ou dépôt de tels déchets sans intention de récupération. Ceci comprend notamment le dépôt éventuel en surface ou en couches géologiques ainsi que l'immersion dans les limites autorisées par les conventions internationales; – Traitement et conditionnement des déchets radioactifs: suite d'opérations mécaniques, chimiques, physiques et autres destinées à assurer la conversion des déchets radioactifs en colis répondant aux exigences opérationnelles de la manutention, du transport, de l'entreposage ou de l'évacuation; – Déclassement: ensemble des opérations administratives et techniques qui permettent de retirer une installation de la liste des installations classées, aux termes des dispositions de l'arrêté royal du 28 février 1963, portant règlement général de la protection de la population et des travailleurs contre le danger des radiations ionisantes; – L'Organisme: l'Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles enrichies (ONDRAF); – Autorisations compétentes: les autorités compétentes en matière d'autorisation et de contrôle nucléaire, désignées en vertu de la loi du 4 août 1955 concernant la sûreté de l'Etat dans le domaine de l'énergie nucléaire et ses arrêtés d'exécution, et en vertu de la loi du 29 mars 1958 relative à la protection de la population contre les dangers résultant des radiations ionisantes et ses arrêtés d'exécution; – Autorité de tutelle de l'Organisme: les Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions; – Producteurs ou exploitants: sociétés, organismes, institutions ou personnes physiques au bénéfice desquels l'Organisme exerce ses compétences]; – [“faillite”: état dans lequel se trouve un commerçant qui a cessé ses paiements de manière persistante et dont le crédit se trouve ébranlé et qui a été déclaré dans un tel état par le tribunal de commerce conformément [au livre XX du Code de droit économique]; – “insolvabilité”: état de la personne physique ou morale qui ne peut payer ses dettes, par insuffisance d’actifs.] – [la loi: loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979–1980;] – [jour ouvrable: tout jour calendrier autre qu’un samedi, un dimanche ou un jour férié.]	Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder: – Radioactief afval: elke stof waarvoor geen enkel gebruik is voorzien en die radionucliden bevat in een hogere concentratie dan de waarden die de bevoegde overheid als aanvaardbaar beschouwt voor stoffen die zonder toezicht mogen worden gebruikt of geloosd; – Radioactief afval van buitenlandse oorsprong: radioactief afval dat zijn radioactiviteitskenmerken heeft verkregen buiten België, behalve indien deze radioactiviteit afkomstig is van uitrustingen en/of afval van Belgische oorsprong dat in het buitenland is verwerkt; – Verrijkte splijtstoffen: elke stof die splijtbare uraniumisotopen bevat in een gehalte dat hoger is dan dat van natuurlijk uranium en zich in een andere vorm bevindt dan deze van ongebruikte of bestraalde splijtstof; – Plutoniumhoudende stoffen: elke stof die splijtbare plutoniumisotopen bevat en zich in een andere vorm bevindt dan deze van ongebruikte of bestraalde splijtstof; – Ongebruikte splijtstof: splijtstoffen of plutonimumhoudende stoffen vervat in een structuur die het gebruik ervan in een reactor mogelijk maakt, voordat ze in de reactor worden geladen; – Bestraalde splijtstof: splijtstoffen of plutoniumhoudende stoffen vervat in een structuur die het gebruik ervan in een reactor mogelijk maakt, nadat ze definitief uit de reactor zijn ontladen; – Overtollige hoeveelheden: hoeveelheden verrijkte splijtstoffen plutoniumhoudende stoffen of ongebruikte of bestraalde splijtstof waarvoor geen enkel gebruik of latere omzetting voorzien is door de producent of de exploitant; – Transport: vervoer buiten de sites van de producenten en exploitanten; – Tenlasteneming: alle technische en administratieve operaties die nodig zijn om te zorgen voor het weghalen van het radioactief afval of overtollige hoeveelheden van de site van de producenten en hun overbrenging naar de door de Instelling beheerde installaties. – Keuring: operatie verricht bij de tenlasteneming van het afval of overtollige hoeveelheden en bestemd om de conformiteit van dit afval met de van kracht zijnde specificaties te onderzoeken, met het oog op de verantwoordelijkheidsoverdracht. – Nucleaire installaties: elke site, uitrustingen, fabrieken of centrales die radioactief materiaal in werking stellen; – Opslag van plutoniumhoudende splijtstoffen en ongebruikte splijtstof: tijdelijke opslag van dergelijke stoffen in afwachting van een eventueel later gebruik of van hun classificatie als radioactief afval; – Opslag van radioactief afval: tijdelijke opslag van dergelijk afval met de bedoeling en op een manier die het mogelijk maakt het later terug te nemen; – Opslag van bestraalde splijtstof: tijdelijke opslag van deze stof in afwachting van de opwerking of van hun classificatie als radioactief afval; – Berging van radioactief afval: storting of opberging van dergelijk afval zonder de bedoeling het te recuperen. Dit omvat inzonderheid de mogelijke opberging aan de oppervlakte of in geologische lagen, evenals de storting binnen de door de internationale overeenkomsten toegelaten grenzen; – Verwerking en conditionering van radioactief afval: geheel van mechanische, chemische, fysische en andere verrichtingen met het oog op de omvorming van het radioactieve afval in colli die beantwoorden aan de operationele vereisten inzake behandeling, transport, opslag of berging; – Ontmanteling: geheel van administratieve en technische verrichtingen die het mogelijk maken een installatie uit de lijst van geklasseerde installaties te halen, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 februari 1963, houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen; – De Instelling: de Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen (NIRAS); – Bevoegde overheid: de overheid bevoegd inzake vergunning en nucleaire controle, aangewezen krachtens de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie, en haar uitvoeringsbesluiten, en krachtens de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, en haar uitvoeringsbesluiten; – Voogdijoverheid van de Instelling: de Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie; – Producenten of exploitanten: bedrijven, instellingen, instituten of natuurlijke personen voor wie de Instelling haar bevoegdheden uitoefent]; – [“faillissement”: staat waarin een koopman zich bevindt, die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt is en die in een dergelijke toestand is verklaard door de rechtbank van koophandel overeenkomstig [Boek XX van het Wetboek van economisch recht]; – “insolvabiliteit”: staat van de natuurlijke of rechtspersoon of van de maatschappij die zijn of haar schulden niet kan betalen, door ontoereikendheid van de activa;] – [de wet: wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979–1980;] – [werkdag: iedere kalenderdag andere dan een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag.]
Article 2 Compétences et missions de l'Organisme § 1^er [L'Organisme exerce sa mission dans le respect de la réglementation en vigueur et est notamment soumis au contrôle et à la surveillance des autorités compétentes.] § 2 [Les tâches de l'Organisme, sur tout le territoire belge, concernant, entre autre, les domaines suivants: 1° La gestion de tous les déchets radioactifs présents sur le territoire belge quelles qu'en soient l'origine et la provenance. La gestion des déchets d'origine étrangère est soumise à l'accord préalable de l'Autorité de tutelle de l'Organisme. La gestion des déchets radioactifs comprend: a) Le transport des déchets radioactifs conditionnés ou non conditionnés; b) Le traitement et le conditionnement des déchets radioactifs pour le compte des producteurs qui ne disposent pas d'équipements agréés à cette fin par l'Organisme, ainsi que la qualification et le suivi des opérations nécessaires au conditionnement des déchets radioactifs chez les producteurs qui disposent de ces équipements; les conditions de qualification des équipements imposées par l'Organisme en application du présent arrêté, ainsi que les modalités de recours seront déterminées par le Roi; c) L'entreposage des déchets radioactifs hors des installations du producteur; d) L'évacuation des déchets radioactifs conditionnés. 2° Les aspects suivants de la gestion des matières fissiles enrichies, des matières plutonifères et du combustible neuf ou irradié: a) Le transport des matières fissiles enrichies et des matières plutonifères, que l'Organisme est appelé à prendre en charge, dépassant en quantités et en taux d'enrichissement les limites suivantes: – uranium 235 en concentration de 20% ou plus dans l'uranium enrichi: 5 kg ou plus; – uranium 233: 2 kg ou plus; – plutonium: 2 kg ou plus; b) Le transport des quantités excédentaires de combustible neuf ou irradié que l'Organisme est appelé à prendre en charge; c) L'entreposage en-dehors des installations des producteurs ou exploitants, des quantités excédentaires de matières fissiles enrichies, des quantités excédentaires de matières plutonifères et des quantités excédentaires de combustible neuf ou irradié. 3° Les aspects suivants du déclassement des installations nucléaires désaffectées: – La collecte et l'évaluation de toutes les informations permettant à l'Organisme d'établir des programmes de gestion relatifs aux déchets qui en résulteront; – l'accord sur le programme de déclassement des installations contaminées; – l'exécution du programme de déclassement à la demande de l'exploitant ou en cas de défaillance de celui-ci.] § 3 [Les missions de l'Organisme, dans les domaines visées au § 1^er, sont: 1° Dans le domaine de la gestion des déchets radioactifs: a) exécuter les opérations découlant du § 2, du présent article; b) établir et tenir à jour l'inventaire quantitatif et qualitatif des déchets conditionnés ou non, ainsi qu'établir et tenir à jour les prévisions de production de déchets à court, moyen et long termes; c) établir et tenir à jour un programme général de gestion à long terme qui comprend une description technico-économique des actions envisagées par l'Organisme pour assurer la gestion des déchets radioactifs; d) établir, sur la base des règles générales proposées aux autorités compétentes et approuvées par elles, les critères d'acceptation des déchets conditionnés et non conditionnés à prendre en charge dans le cadre de sa mission; e) établir, sur la base des règles générales proposées aux autorités compétentes et approuvées par elles, les spécifications détaillées et pratiques en matière d'exemption de déchets radioactifs; f) définir – en concertation avec les producteurs – les méthodes de traitement et de conditionnement des déchets radioactifs non-conditionnés; g) qualifier, aux conditions déterminées par les Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions, les équipements destinés au traitement et au conditionnement des déchets radioactifs; h) s'assurer de la conformité de la qualité des déchets radioactifs conditionnés ou non, aux critères d'acceptation visés au littera d) ci-dessus et assurer leur réception définitive. 2° Dans le domaine de la gestion des quantités excédentaires de matières fissiles enrichies, de matières plutonifères et de combustible neuf ou irradié: a) exécuter les opérations découlant du § 2, 2° du présent article; b) collecter périodiquement auprès des producteurs ou exploitants les informations nécessaires à l'Organisme pour lui permettre d'évaluer le moment où, et les modalités suivants lesquelles il pourrait être amenée à prendre en charge ces quantités; c) établir, sur la base des règles générales proposées aux autorités compétentes et approuvées par elles, les critères d'acceptation de ces quantités à prendre en charge en vue de leur entreposage en application du § 2, 2°, littera c) du présent article; d) s'assurer de la conformité des caractéristiques de ces quantités aux critères d'acceptation visés au littera c) ci-dessus et assurer leur réception pour entreposage. 3° Dans le domaine du déclassement: a) exécuter les opérations découlant du § 2, 3°; b) suivre l'évolution de la méthodologie et des techniques de démantèlement et des coûts associés, en vue de l'approbation des programmes de déclassement et l'exécution éventuelle du déclassement comme prévu au § 2, 3° de cet article. 4° Dans un contexte général: a) établir et exécuter un programme d'information et de communication couvrant l'ensemble de ses activités; b) définir en collaboration avec les exploitants les programmes de recherche appliquée et de développement nécessaires à l'accomplissement de ses missions.] § 4 [L'Organisme peut effectuer ses missions par ses propres moyens, les sous-traiter, ou en laisser l'exécution à des tiers dans le cadre de conventions spécifiant les règles à observer. Les Missions confiées à des tiers par l'Organisme sont exécutées sous sa responsabilité et sous sa surveillance, sous le contrôle permanent des autorités compétentes.] § 5 En vue de la réalisation de sa mission l'Organisme peut prendre tous intérêts dans des associations, syndicats et sociétés et faire toutes opérations financières, mobilières et immobilières, engager toutes entreprises et faire toutes opérations se rapportant directement ou indirectement à cet objet ou de nature à en favoriser la réalisation. Il peut notamment acheter, vendre, louer et gérer tous biens immobiliers et mobiliers et concevoir, construire, transformer ou aménager toutes installations utiles à son activité. [§ 6 Les dispositions du présent article ne portent en rien préjudice à l'application des dispositions légales et règlementaires relatives à la protection de la population contre les dangers résultant des rayonnements ionisants.]	Artikel 2 Bevoegdheden en opdrachten van de Instelling § 1 [De instelling oefent haar opdracht uit met inachtneming van de van kracht zijnde reglementering en is inzonderheid onderworpen aan de controle en het toezicht van de bevoegde overheden.] § 2 [De taken van de Instelling over het gehele Belgische grondgebied betreffen onder meer de volgende domeinen: 1° Het beheer van al het radioactieve afval aanwezig op Belgisch grondgebied, ongeacht zijn oorsprong en afkomst. Het beheer van afval van buitenlandse oorsprong is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Voogdijoverheid van de Instelling. Het beheer van radioactief afval omvat: a) Het transport van het geconditioneerde of niet-geconditioneerde afval; b) De verwerking en conditionering van het radioactieve afval voor rekening van de producenten die niet beschikken over de daartoe door de Instelling erkende uitrustingen, alsook de kwalificatie en opvolging van de verrichtingen nodig voor de conditionering van het radioactieve afval bij de producenten die beschikken over deze uitrustingen; de voorwaarden voor de kwalifikatie van de uitrustingen opgelegd door de Instelling overeenkomstig dit besluit alsook de verhaalmodaliteiten worden bepaald door de Koning; c) De opslag van het radioactieve afval buiten de installaties van de producent; d) De berging van het geconditioneerde radioactieve afval. 2° De volgende aspecten van het beheer van verrijkte splijtstoffen, plutoniumhoudende stoffen en ongebruikte of bestraalde splijtstof: a) Het transport van verrijkte splijtstoffen en van plutoniumhoudende stoffen die de Instelling dient ten laste te nemen, en die in hoeveelheid en verrijkingsgraad de volgende grenswaarden overschrijden: – uranium 235 met een concentratie van 20% of meer in het verrijkte uranium: 5 kg of meer; – uranium 233: 2kg of meer; – plutonium: 2 kg of meer. b) Het transport van de overtollige hoeveelheden ongebruikte of bestraalde splijtstof die de Instelling dient ten laste te nemen; c) De opslag, buiten de installaties van de producenten of exploitanten, van de overtollige hoeveelheden verrijkte splijtstoffen, van de overtollige hoeveelheden ongebruikte of bestraalde splijtstof. 3° De volgende aspecten van de ontmanteling van niet meer gebruikte nucleaire installaties: – de inzameling en evaluaties van alle inlichtingen die de Instelling in de gelegenheid stellen programma's op te stellen voor het beheer van het afval dat eruit voortvloeit; – het akkoord over het programma voor de ontmanteling van de besmette installaties; – de uitvoering van het ontmantelingsprogramma op verzoek van de exploitant of in geval van onvermogen van deze laatste.] § 3 [De opdrachten van de Instelling in de bij § 1 bepaalde gebieden zijn: 1° Op het vlak van het beheer van het radioactieve afval: a) de uitvoering van de verrichtingen voortvloeiend uit § 2, 1° van dit artikel; b) het opmaken en bijhouden van de kwantitatieve en kwalitatieve inventaris van het geconditioneerde of niet-geconditioneerde afval, evenals het opmaken en bijhouden van de voorruitzichten inzake afvalproduktie op korte, middellange en lange termijn; c) het opmaken en bijhouden van een algemeen beheerprogramma op lange termijn dat een technisch-economische beschrijving omvat van de acties die door de Instelling worden overwogen om het beheer van het radioactief afval te waarborgen; d) het opstellen, op basis van de algemene regels voorgesteld aan de bevoegde overheid en door deze goedgekeurd, van de criteria voor de acceptatie van het geconditioneerde en niet-geconditioneerde afval dat moet worden ten laste genomen in het kader van haar opdracht; e) het opstellen, op basis van de algemene regels voorgesteld aan de bevoegde overheid en door deze goedgekeurd, van de gedetailleerde en praktische specificaties inzake vrijstelling van radioactief afval; f) het bepalen – in overleg met de producenten – van de methodes voor de verwerking en conditionering van het niet-geconditioneerde radioactief afval; g) het kwalificeren, op grond van de door de Ministers die voor Economische Zaken en Energie bevoegd zijn, van de uitrustingen bestemd voor de verwerking en conditionering van het radioactief afval; h) zich vergewissen van de overeenstemming van de kwaliteit van het al of niet geconditioneerd radioactief afval met de acceptatiecriteria vermeld in littera d) hierboven en zorgen voor de definitieve keuring ervan. 2° Op het vlak van het beheer van de overtollige hoeveelheden verrijkte splijtstoffen, plutoniumhoudende stoffen en ongebruikte of bestraalde splijtstof: a) de uitvoering van de verrichtingen voortvloeind uit § 2, 2° van dit artikel; b) het periodiek inzamelen bij de producenten of exploitanten van de inlichtingen die de Instelling nodig heeft om haar in de gelegenheid te stellen te ramen op welk ogenblik en volgens welke modaliteiten zij ertoe zou gebracht kunnen worden deze hoeveelheden ten laste te nemen; c) het opstellen, op basis van de algemene regels voorgesteld aan de bevoegde overheid en door haar goedgekeurd, van de criteria voor de acceptatie van deze ten laste te nemen hoeveelheden met het oog op hun opslag overeenkomstig § 2, 2°, littera c) van dit artikel; d) zich vergewissen van de overeenstemming van de kenmerken van deze hoeveelheden met de in littera c) hierboven genoemde acceptatiecriteria en zorgen voor hun keuring voor opslag. 3° Op het vlak van de ontmanteling: a) de uitvoering van de verrichtingen voortvloeiend uit § 2, 3°; b) het volgen van de evolutie van de methodologie en van de ontmantelingstechnieken en de ermee verband houdende kosten, met het oog op de goedkeuring van de ontmantelingsprogramma's en de eventuele uitvoering van de ontmanteling, zoals bepaald in § 2, 3° van dit artikel. 4° In een algemene context: a) een informatie- en communicatieprogramma voor het geheel van haar activiteiten opstellen en uitvoeren; b) in samenwerking met de exploitanten de programma's voor toegepast onderzoek en ontwikkeling bepalen die nodig zijn voor het vervullen van haar opdrachten.] § 4 [De Instelling kan Haar opdrachten uitvoeren met eigen middelen en ze eveneens uitbesteden in onderaanneming of de uitvoering ervan overlaten aan derden in het kader van overeenkomsten waarin de in acht te nemen regels worden gespecificeerd. De opdrachten welke de Instelling aan derden toevertrouwt, worden onder haar verantwoordelijkheid en haar toezicht uitgevoerd onder de bestendige controle van de bevoegde overheid.] § 5 Ter verwezenlijking van haar opdracht kan de Instelling alle belangen in verenigingen, syndicaten en vennootschappen nemen en alle financiële, roerende en onroerende verrichtingen uitvoeren, alle aanbestedingen aangaan en alle verrichtingen doen die rechtstreeks of onrechtstreeks met dit doel in verband staan of van aard zijn de verwezenlijking ervan te bevorderen. Zij kan met name alle onroerende en roerende goederen kopen, verkopen, huren en beheren en alle installatie die voor haar activiteit nuttig zijn, ontwerpen, bouwen, omvormen of inrichten. [§ 6 De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de bescherming van de bevolking tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.]
Article 3 Relations avec les producteurs de déchets radioactifs § 1^er Toute personne qui détient des déchets radioactifs, qui exploite des installations produisant des déchets radioactifs, ou qui a l'intention de construire pareilles installations, est tenue de fournir à l'Organisme toute information nécessaire à l'exercice de ses missions. § 2 L'Organisme établit avec chacun des exploitants d'installations nucléaires produisant régulièrement des quantités de déchets radioactifs jugées significatives par l'Organisme, une convention relative à la mise en œuvre du programme général de gestion des déchets radioactifs visé à l'article 2, § 3, 1°, c). Cette convention définit les droits et obligations respectifs des parties relatifs à la mise en œuvre du programme. En outre, cette convention définit les moyens d'action permettant à l'Organisme de: – tenir à jour et vérifier les inventaires permanents relatifs aux déchets engendrés par l'exploitation et le déclassement des installations nucléaires; – s'assurer que les équipements de conditionnement des déchets utilisés ou envisagés par les exploitants et les procédés mis en œuvre sont compatibles avec le programme général de l'Organisme; – planifier ses investissements propres; – s'assurer que les dispositions de contrôle-qualité et d'assurance-qualité mises en place par l'exploitant sont appropriées pour produire des déchets satisfaisant aux critères d'acceptation de l'Organisme; – contrôler l'application par les exploitants de ces dispositions; – préciser les responsabilités à court, moyen et long terme; – disposer d'un financement approprié pour réaliser son programme. § 3 La prise en charge par l'Organisme des déchets radioactifs en vue de leur transport, de leur conditionnement, de leur entreposage et/ou de leur évacuation fait l'objet de conventions entre les producteurs de déchets et l'Organisme. Ces conventions définissent notamment les modalités du transfert de responsabilité et les conditions financières et techniques. Le conseil d'administration arrête chaque année les conditions commerciales applicables à certaines catégories de déchets radioactifs dont la prise en charge n'est pas couverte par une convention. L'Organisme notifie au producteur la décharge de responsabilité lorsqu'il a réceptionné les déchets. Les conventions comportent une clause en vertu de laquelle celui qui a conditionné les déchets reste tenu, pendant une période qui ne dépasse pas cinquante ans, d'indemniser l'Organisme des frais additionnels que ce dernier aura à suppporter pendant la période d'entreposage ou au cours des opérations d'évacuation en raison d'un vice de la chose non détectable au moment de leur réception par l'Organisme, à condition que celui-ci puisse prouver ces éléments.] [§ 4 [Les disponibilités à moyen et long terme de l’organisme ou gérées par l’organisme et destinées à l’exécution des tâches et missions opérationnelles confiées à l’organisme par le présent arrêté doivent être investies en titres de créances exprimés en Euros émis ou garantis par un Etat membre de la Communauté européenne, par ses collectivités publiques territoriales ou par des organismes internationaux à caractère public dont un ou plusieurs Etats membres font partie. Les disponibilités à moyen et long terme de l'organisme ou gérées par l'organisme, qui sont destinées à l'exécution des tâches et missions opérationnelles confiées à l'organisme par le présent arrêté et qui ont été investies dans des instruments financiers autres que ceux autorisés conformément au présent arrêté, sont libérées et placées conformément au présent arrêté, dès que ces placements ont regagné leur valeur initiale, majorée d'un intérêt composé égal à l'inflation augmentée de 2 % par an depuis la date d'acquisition.] ]	Artikel 3 Betrekkingen met de producenten van radioactief afval § 1 Elke persoon die radioactief afval bezit, installaties exploiteert die radioactief afval produceren, of het voornemen heeft dergelijke installaties te bouwen, moet aan de Instelling alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de uitoefening van haar opdrachten. § 2 De Instelling stelt met elke exploitant van nucleaire installaties die regelmatig hoeveelheden radioactief afval produceren die belangrijk worden geacht door de Instelling, een overeenkomst voor de uitvoering van het algemene programma voor het beheer van het radioactieve afval genoemd in artikel 2, § 3, 1°, c). Deze overeenkomst bepaalt de respectieve rechten en plichten van de partijen in verband met de uitvoering van het programma. Bovendien bepaalt deze overeenkomst de actiemiddelen die de Instelling in staat stellen: – de permanente inventarissen bij te houden en na te kijken met betrekking tot het afval voortgebracht door de exploitatie en de ontmanteling van de nucleaire installaties; – zich ervan te vergewissen dat de door de exploitant gebruikte of overwogen uitrustingen voor de afvalconditionering en de aangewende procédés verenigbaar zijn met het algemene programma van de Instelling; – haar eigen investeringen te plannen; – zich ervan te vergewissen dat de door de exploitant ingevoerde beschikkingen inzake kwaliteitscontrole en kwaliteitszekerheid geschikt zijn om afval voort te brengen dat voldoet aan de acceptatiecriteria van de Instelling; – de toepassing van deze beschikkingen door de exploitanten te controleren; – de verantwoordelijkheden op korte, middellange en lange termijn te omschrijven; – te beschikken over een passende financiering om haar programma te verwezenlijken. § 3 De tenlasteneming van het radioactief afval door de Instelling met het oog op het vervoer, de conditionering, de opslag en/of de berging ervan zal het voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de afvalproducenten en de Instelling. Deze overeenkomsten bepalen onder meer de modaliteiten van de verantwoordelijkheidsoverdracht en de financiële en technische voorwaarden. De raad van bestuur legt elk jaar de handelsvoorwaarden vast die van toepassing zijn op bepaalde categorieën radioactief afval waarvan de tenlasteneming niet gedekt is door een overeenkomst. De Instelling betekent kwijting van de verantwoordelijkheid aan de producent wanneer zij het afval gekeurd heeft. De overeenkomsten bevatten een clausule waarin wordt gestipuleerd dat diegene die het afval geconditioneerd heeft, verplicht is, gedurende een periode die niet meer dan vijftig jaar bedraagt, de Instelling te vergoeden voor de bijkomende kosten die deze zou moeten dragen tijdens de opslagperiode of tijdens de bergingsverrichtingen en die zouden voortspruiten uit een gebrek dat niet kon worden opgespoord op het ogenblik van de keuring ervan door de Instelling, op voorwaarde dat zij deze elementen kan bewijzen.] [§ 4 [De beschikbare gelden op middellange en lange termijn van de instelling of beheerd door de instelling en bestemd voor de uitvoering van de operationele taken en opdrachten toevertrouwd aan de instelling door dit besluit moeten worden belegd in schuldvorderingsbewijzen uitgedrukt in euro uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Gemeenschap, door zijn plaatselijke besturen of door internationale publiekrechtelijke instellingen waarin één of meer Staten deelnemen. De beschikbare gelden op middellange en lange termijn van de instelling of beheerd door de instelling, die bestemd zijn voor de uitvoering van de operationele taken en opdrachten toevertrouwd aan de instelling door dit besluit en die belegd werden in andere financiële instrumenten dan deze toegestaan overeenkomstig dit besluit, worden vrijgemaakt en belegd overeenkomstig dit besluit, zodra deze beleggingen terug hun oorspronkelijke waarde hebben bereikt, vermeerderd met een samengestelde intrest gelijk aan de inflatie verhoogd met 2 % per jaar sinds de datum van verwerving.] ]
Article 4 Relations avec les détenteurs de matières fissiles enrichies, de matières plutonifères ou de combustible neuf ou irradié § 1 Toute personne qui détient des matières fissiles enrichies, des matières plutonifères ou du combustible neuf ou irradié tombant sous l'application de l'article 2, § 2, 2° est tenue de fournir à l'Organisme toute information nécessaire à l'exercice de ses missions. § 2 L'Organisme conclut avec des détenteurs un accord définissant la nature de cette information. § 3 La prise en charge de ces matières par l'Organisme en vue de leur transport et de leur entreposage conformément à l'article 2, § 2, 2° du présent arrêté fait l'objet d'une convention entre celui qui détient ces matières et l'Organisme. Cette convention définit notamment les modalités du transfert de responsabilité et les conditions financières et techniques.]	Artikel 4 Betrekkingen met de houders van verrijkte splijtstoffen, plutoniumhoudende stoffen, of ongebruikte of bestraalde splijtstof § 1 Elke persoon die verrijkte splijtstoffen, plutoniumhoudende stoffen, of ongebruikte of bestraalde splijtstof houdt die vallen onder de toepassing van artikel 2, § 2, 2° moet aan de Instelling alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de uitoefening van haar opdrachten. § 2 De Instelling sluit met deze houders een akkoord waarin de aard van deze inlichtingen wordt bepaald. § 3 De tenlasteneming van deze stoffen door de Instelling met het oog op het vervoer en de opslag ervan overeenkomstig artikel 2, § 2, 2° van dit besluit is het voorwerp van een overeenkomst tussen de houder van deze stoffen en de Instelling. Deze overeenkomst bepaalt onder meer de modaliteiten van de verantwoordelijkheidsoverdracht en de financiële en technische voorwaarden.]
Article 5 Relations avec les exploitants d'installations à déclasser § 1^er Toute personne qui exploite ou demande à exploiter des installations nucléaires doit fournir à l'Organisme, en temps utile et au plus tard trois ans avant l'arrêt définitif de celles-ci, toute information relative aux prévisions de déclassement de ces installations et toute information relative à la nature, aux quantités et aux dates de transfert à l'Organisme des déchets qui en résulteront ainsi que les informations requises dans le cadre de l'application de l'article 16. § 2 L'Organisme établira dans l'année qui suivra l'entrée en vigueur du présent arrêté, un accord définissant, avec chacun de ces exploitants, la nature de cette information. § 3 La prise en charge par l'Organisme des déchets radioactifs résultant du déclassement se fera conformément aux dispositions des articles 2, § 3, et 3, § 3. § 4 Au cas où l'exploitant ou la personne responsable financièrement des installations à déclasser souhaite se décharger de l'exécution de ces opérations, l'Organisme et cet exploitant établissent une convention définissant les modalités d'exécution technico-financières du déclassement des installations concernées.]	Artikel 5 Betrekkingen met de exploitanten van te ontmantelen installaties § 1 Elke persoon die nucleaire installaties exploiteert of een aanvraag indient om deze te exploiteren moet aan de Instelling eveneens te gelegener tijd en ten laatste drie jaar vóór de definitieve stillegging van deze installaties, alle inlichtingen verstrekken in verband met de vooruitzichten inzake de ontmanteling van deze installaties en in verband met de aard, hoeveelheden en data van overdracht aan de Instelling van het afval dat daaruit zal voortvloeien, alsook alle inlichtingen vereist in het kader van de toepassing van artikel 16. § 2 De Instelling zal binnen het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit besluit, met elk van deze exploitanten, een akkoord sluiten dat de aard van deze informatie bepaalt. § 3 De tenlasteneming door de Instelling van het radioactief afval dat voortvloeit uit de ontmanteling zal gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de artikels 2, § 3, en 3, § 3. § 4 Ingeval de exploitant of de persoon die financieel verantwoordelijk is voor de te ontmantelen installaties, zich van de uitvoering ervan wenst te ontheffen, stellen de Instelling en deze exploitant een overeenkomst op die de technisch-financiële modaliteiten bepaalt van de ontmanteling van de betrokken installaties.]
Titre II Statut, administration, gestion et consultation	Titel II Statuut, bestuur, beheer en raadpleging
Section I.re Statut	Afdeling I Statuut
Article 6 Statut de l'Organisme L'Organisme jouit de la personnalité civile et disposera de la capacité de conclure des conventions d'arbitrage. [Il portera la dénomination d'Organisme national des Déchets radioactifs et des Matières fissiles enrichies, en abrégé: ONDRAF. Son siège social est situé dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.] L'Organisme est placé sous la tutelle du Ministère des Affaires économiques. Les compétences de l'Organisme ainsi que ses modalités de fonctionnement et de financement sont déterminées par le présent arrêté. L'Organisme ne pourra être dissout que par une loi qui réglera le mode et les conditions de cette dissolution.	Artikel 6 Statuut van de Instelling De Instelling geniet de rechtspersoonlijkheid en is bevoegd om arbitrage-overeenkomsten af te sluiten. [Ze zal de benaming Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen, afgekort: NIRAS, dragen. Haar maatschappelijke zetel is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad gevestigd.] De instelling wordt onder de voogdij van de Minister van Economische Zaken geplaatst. De bevoegdheden van de Instelling, evenals de werkings- en financieringsvoorwaarden ervan, worden bij dit besluit vastgelegd. De Instelling zal slechts kunnen worden ontbonden bij een wet die de wijze en de voorwaarden van deze ontbinding zal regelen.
Article 7 Composition du conseil d'administration L'organisme est administré par un conseil d'administration composé d'un président, de deux vice-présidents et d'un maximum de onze autres membres choisis en raison de leurs compétences scientifiques ou professionnelles particulières dans les domaines d'activité de l'Organisme et dans la gestion de ceux-ci. Il doit être constitué de manière linguistiquement paritaire et comporter un représentant de chaque Exécutif régional. Sur proposition des Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions, le Roi nomme, après délibération du Conseil des Ministres, le président et les vice-présidents. Il est pourvu à toute autre vacance par les Ministres ayant les Affaires économiques et l'Energie dans leurs attributions après délibération du Conseil des Ministres. En cas de partage des voix au sein du conseil, le président a voix prépondérante. Le président, les vice-présidents et les membres du conseil ne peuvent être au service de sociétés ou d'organismes tiers qui ont régulièrement recours aux services ou de l'Organisme ou qui lui fournissent régulièrement des biens ou des services. Ne peuvent en outre remplir les fonctions de président, de vice-présidents ou de membre du conseil d'administration ceux qui, au moment où elles leur sont confiées, sont membres au Parlement européen, des Chambres législatives ou d'assemblée ayant un pouvoir légiférant équivalent, comme les Conseils des Communautés et des Régions. Ne peuvent non plus remplir ces fonctions les personnes qui ont la qualité de Ministre, de Secrétaire d'Etat ou de membre d'un Exécutif communautaire ou régional, de Gouverneur d'une province, de Député permanent, de Bourgmestre, d'Echevin ou de Président d'un centre public d'aide d'une commune [...]. Cette interdiction subsiste pendant l'année qui suit l'expiration des fonctions ou mandats des intéressés.]	Artikel 7 Samenstelling van de raad van bestuur De Instelling wordt bestuurd door een raad van bestuur samengesteld uit een voorzitter, twee ondervoorzitters en een maximum van elf andere leden gekozen wegens hun bijzondere wetenschappelijke of professionele bekwaamheid op de aktiviteitsgebieden van de Instelling en van het beheer van deze. Hij moet worden samengesteld op een taalkundig paritaire wijze en een vertegenwoordiger van elke gewestelijke Executieve omvatten. Op voorstel van de Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie, benoemt de Koning, na beraadslaging van de Ministerraad, de voorzitters et de ondervoorzitters. In elke andere vacature wordt voorzien door de Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie na beraadslaging van de Ministerraad. Bij staking van stemmen binnen de raad, heeft de voorzitter doorslaggevende stem. De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van de raad mogen niet in dienst zijn van derde maatschappijen of instellingen die regelmatig een beroep doen op de diensten van de Instelling of haar regelmatig goederen of diensten leveren. Mogen bovendien de ambten van voorzitter, ondervoorzitters of lid van de raad van bestuur niet bekleden zij die, op het ogenblijk dat ze hun toevertrouwd worden, lid zijn van het Europees Parlement, de Wetgevende Kamers of vergaderingen met gelijkaardige wetgevende macht zoals de Raden van de Gemeenschappen en de Gewesten. De personen die de hoedanigheid hebben van Minister, Staatssecretaris of lid van een gemeenschapsexecutieve, Gouverneur van een provincie, lid van de bestendige deputatie, Burgemeester, Schepen of Voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente [...], mogen deze functies evenmin bekleden. Dit verbod blijft gelden tijdens het jaar volgend op het verstrijken van de betrokken ambten of mandaten.]
Article 8 Fonctions § 1^er Le président, [les vice-présidents] et les membres du Conseil sont investis de leurs fonctions pour un terme de six ans renouvelable. A l'expiration de ce terme, ils continueront toutefois à exercer leur mandat jusqu'à ce que de nouveaux membres aient été désignés. § 2 [Les fonctions des président, vice-présidents et administrateurs prennent, par ailleurs, fin pour décès, démission, incapacité civile ou lorsque les intéressés atteignent l'âge de 65 ans.] [Le Roi peut, sur proposition du conseil d'administration, nommer le président sortant président honoraire. Cette nomination n'est que protocolaire et ne donne pas droit de vote, ni droit à aucune rémunération.] § 3 Il est pourvu sans délai à toute vacance, selon la procédure visée à l'article 7. Si une vacance se produit en cours de mandat, le membre nouveau désigné achève le mandat de celui qu'il remplace. [§ 4 Le mandat de la moitié des membres du premier conseil d'administration désigné conformément aux dispositions du paragraphe 1^er prend fin trois ans après la date d'entrée en vigueur de l'arrêté de nomination. L'arrêté de nomination de ces membres mentionne cette particularité. Le mandat des autres membres prend fin six ans après la même date.]	Artikel 8 Functies § 1 De Voorzitter, [de ondervoorzitters] en de leden van de Raad worden met hun mandaat bekleed voor een termijn van zes jaar die kan worden vernieuwd. Bij het verstrijken van deze termijn blijven ze evenwel hun mandaat uitoefenen tot nieuwe leden zijn aangeduid. § 2 [De mandaten van de voorzitter, de ondervoorzitters en de bestuurders verstrijken ook door het overlijden, het ontslag, de burgerlijke onbekwaamheid of wanneer betrokkenen de leeftijd van 65 jaar bereiken.] [De Koning kan, op voordracht van de raad van bestuur, de uittredende voorzitter tot erevoorzitter benoemen. Deze benoeming is louter protocollair en geeft geen stemrecht, noch recht op enige vergoeding ] § 3 In elke openstaande plaats wordt zonder uitstel voorzien, overeenkomstig de procedure waarvan sprake in artikel 7. Indien een mandaat vacant wordt voor het verstrijken van de termijn, beëindigt de aangewezen vervanger het mandaat van de persoon die hij vervangt. [§ 4 Het mandaat van de helft van de leden van de eerste raad van bestuur, aangeduid overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1 verstrijkt drie jaar na de datum van inwerkingtreding van het benoemingsbesluit. Het besluit tot benoeming van deze leden vermeldt deze bijzonderheid. Het mandaat van de andere leden verstrijkt zes jaar na dezelfde datum.]
Article 9 Pouvoirs § 1^er Le Conseil d'Administration est investi des pouvoirs les plus étendus pour faire tous les actes d'administration et de disposition qui intéressent l'Organisme. § 2 Il répresente l'Organisme dans les actes judiciaires, poursuite et diligence du Président ou de l'administrateur désigné à cet effet. § 3 Le Président et le Directeur général représentent conjointement l'Organisme dans les actes publics ou sous seing privé. § 4 Il approuve, par décision motivée avant le premier mai de chaque année, le programme d'activité de l'année suivante et le budget qui y correspond. § 5 Il arrête le statut du personnel et en fixe le cadre organique. Il nomme le personnel de direction. § 6 Le Conseil d'Administration peut, sous sa responsabilité, déléguer une partie de ses pouvoirs notamment à un bureau. Ces délégations de pouvoirs ne peuvent être données qu'en vertu de délibérations spéciales du Conseil d'Administration, lequel détermine l'objet et l'étendue de chacun des pouvoirs ainsi octroyés. [Le conseil d'administration détermine parmi les conventions auxquelles l'Organisme souscrit en exécution de ses missions, celles qui doivent faire l'objet d'une décision formelle de sa part.] [§ 7 Le conseil d'administration se réunit sur la convocation du président chaque fois que l'intérêt de l'Organisme l'exige et au moins trois fois par an. Il se réunit également à la demande d'au moins quatre de ses membres.]	Artikel 9 Bevoegdheden § 1 De Raad van Beheer wordt met de meest uitgebreide bevoegdheden bekleed om alle daden van beheer en van beschikking die de Instelling aanbelangen, te verrichten. § 2 Hij vertegenwoordigt de Instelling bij de rechtsvorderingen, op vervolging en benaarstiging van de Voorzitter, de Ondervoorzitter of van de daartoe aangewezen beheerder. § 3 De Voorzitter en de Directeur-Generaal vertegenwoordigen gezamenlijk de Instelling bij het verlijden van de openbare en de onderhandse akten. § 4 Hij keurt bij een met redenen omklede beslissing en vóór de eerste mei van elk jaar, het activiteitenprogramma van het volgend jaar en de desbetreffende begroting goed. § 5 Hij legt het statuut van het personeel vast en stelt het organiek kader op. Hij benoemt het bestuurspersoneel. § 6 De Raad van Beheer kan onder zijn verantwoordelijkheid een gedeelte van zijn bevoegdheden overdragen, inzonderheid aan een Bureau. Deze bevoegdheidsoverdracht kan slechts gebeuren krachtens speciaal besluit van de Raad van Beheer die het voorwerp en de draagwijdte bepaalt van elke aldus overgedragen bevoegdheid. [De raad van bestuur bepaalt onder de overeenkomsten die de Instelling onderschrijft in uitvoering van haar opdrachten, deze die het voorwerp moeten zijn van een formele beslissing van zijnentwege.] [§ 7 De raad van bestuur wordt bijeengeroepen door de voorzitter, telkens het belang van de Instelling dit vereist en ten minste drie keer per jaar. Hij komt eveneens bijeen op verzoek van ten minstens vier van zijn leden.]
Article 10 Du bureau Le Conseil d'Administration peut constituer en son sein un bureau dont font nécessairement partie le Président, qui le préside, et le Vice-Président.	Artikel 10 Het bureau De Raad van Beheer kan een bureau samenstellen waarvan de Voorzitter, die het bureau voorzit, en de Ondervoorzitter noodzakelijkerwijs deel uitmaken.
Article 11 Fonctionnement du Conseil Le Conseil d'Administration arrête son règlement d'ordre intérieur.	Artikel 11 Werking van de Raad De Raad van Beheer stelt zijn huishoudelijk reglement op.
Section 3 Gestion	Afdeling 3 Beheer
Article 12 De la gestion L'Organisme est géré selon les règles de bonne gestion, industrielle, financière et commerciale. Sa [gestion journalière] est confiée à un Directeur général; celui-ci exerce ses fonctions dans les conditions fixées par le Conseil d'Administration, qui le nomme et auquel il rend compte de l'accomplissement de sa mission. Le Directeur général assiste aux délibérations du Conseil d'Administration, avec voix consultative. Il est chargé d'exécuter ses décisions. Dans les actes publics et sous seing privé l'Organisme est représenté par le Président et le Directeur général agissant conjointement ou par les personnes auxquelles ils ont délégué tout ou partie de leurs pouvoirs. [L'exercice d'une autre activité professionnelle par les membres du personnel de l'Organisme est soumise à l'autorisation préalable du conseil d'administration.]	Artikel 12 Beheer De Instelling wordt beheerd volgens de regels van goed industrieel, financieel en commercieel beheer. Het dagelijks beheer wordt toevertrouwd aan een Directeur-Generaal; deze oefent zijn functies uit volgens de voorwaarden vastgesteld door de Raad van Beheer, die de Directeur-Generaal benoemt; deze moet bij de Raad van Beheer verslag uitbrengen over de vervulling van zijn opdracht. De Directeur-Generaal neemt met raadgevende stem deel aan de beraadslagingen van de Raad van Beheer. Hij is belast met de uitvoering van de beslissingen van de Raad. De Instelling wordt bij het verlijden van de openbare en de onderhandse akten vertegenwoordigd door de Voorzitter en de Directeur-Generaal die gezamenlijk optreden of door de personen aan wie zij al of een gedeelte van hun bevoegdheden hebben overgedragen. [De uitoefening van een andere beroepsaktiviteit door de personeelsleden van de Instelling is onderworpen aan de voorafgaande toelating van de raad van bestuur.]
Section 4 Consultation des milieux scientifiques et industriels intéressés	Afdeling 4 Raadpleging van de betrokken wetenschappelijke en industriële kringen
Article 13 § 1^er Le Conseil d'Administration s'entoure des avis émanant des milieux scientifiques et industriels compétents qui sont de nature à l'éclairer dans l'exercice de sa mission. § 2 Il crée, à cet effet, les comités consultatifs nécessaires composés de personnalités choisies dans les milieux scientifiques, de l'enseignement et de la recherche et des milieux industriels. § 3 A la demande du Conseil d'Administration ou du bureau, ces comités fourniront leur avis, sur les matières relevant de leur compétence particulière, scientifique ou technique. § 4 [Le conseil d'administration constitue un Comité technique permanent composé de représentants des producteurs de déchets radioactifs. Il consulte le Comité sur les questions relatives à sa mission et en tous cas sur celles concernant: – l'infrastructure; – les programmes de gestion des déchets; – les propositions de critères d'acceptation des déchets radioactifs conditionnés et non conditionnés ainsi que des combustibles irradiés qu'il est appelé à entreposer; – les propositions de méthodes de conditonnement à appliquer par les détenteurs de déchets radioactifs; – les propositions de techniques d'entreposage et d'évacuation des déchets conditonnés, y compris ceux résultant du déclassement des installations nucléaires; – les propositions des thèmes de recherches et de développement en matière de déchets radioactifs; – le financement des activités de l'Organisme et, notamment, les contributions aux fonds dont question dans le présent arrêté; – la comptabilité analytique et l'élaboration du prix de revient des différentes opérations effectuées par l'Organisme; – les critères objectifs de répartition des coûts entre les bénéficiaires des prestations.] [§ 5 L'Organisme met à la disposition des Comités toutes les informations nécessaires. Les avis de ces Comités ne lient pas le conseil d'administration..]	Artikel 13 § 1 De Raad van Beheer wint het advies in van de bevoegde wetenschappelijke en industriële kringen, welke van aard zijn de uitoefening van zijn opdracht te verduidelijken. § 2 Te dien einde richt hij de nodige raadgevende comités op, samengesteld uit personaliteiten gekozen uit de wetenschaps-, onderwijs-, onderzoeks- en nijverheidskringen. § 3 Op verzoek van de Raad van Beheer of van het bureau brengen deze comités hun advies uit over aangelegenheden die vallen onder hun bijzondere wetenschappelijke of technische bevoegdheid. § 4 [De raad van bestuur richt een Vast Technisch Comité op, samengesteld uit vertegenwoordigers van de producenten van radioaktief afval. Hij raadpleegt dit Comité voor de problemen die verband houden met zijn opdracht en in ieder geval deze in verband met: – de infrastructuur; – de programma's voor het beheer van het afval; – de voorstellen van acceptatiecriteria voor geconditioneerd en niet geconditioneerd radioactief afval, alsook voor de bestraalde splijtstoffen die hij moet opslaan; – de voorstellen van conditioneringsmethodes die door de houders van radioactief afval moeten worden toegepast; – de voorstellen van technieken voor de opslag en de berging van geconditioneerd afval, met inbegrip van het afval afkomstig van de ontmanteling van nucleaire installaties; – de voorstellen van onderzoeks- en ontwikkelingsthema's inzake radioactief afval; – de financiering van de activiteiten van de Instelling en, in het bijzonder, de bijdragen tot de fondsen waarvan sprake in dit besluit; – de analytische boekhouding en de bepaling van de kostprijs van de verschillende door de Instelling uitgevoerde verrichtingen; – de objectieve criteria voor de verdeling van de kosten onder de begunstigden van de prestaties.] [§ 5 De Instelling stelt alle nodige inlichtingen ter beschikking van de Comités. De adviezen van deze Comités zijn niet bindend voor de raad van bestuur.]
Titre III Des ressources, du budget et des comptes de l'Organisme	Titel III Inkomsten, begroting en rekeningen van de Instelling
Article 14 Ressources de l'Organisme L'Organisme a pour ressources: 1° Les crédits à charge du Ministère des Affaires économiques qui sont versées à l'Organisme à titre de dotation et qui lui restent acquis afin de contribuer à la constitution de son fonds de roulement; 2° les legs et donations en sa faveur; 3° les subsides et revenus occasionnels; 4° toutes autres recettes légales et réglementaires liées à son action et les indemnités pour prestations.]	Artikel 14 Inkomsten van de Instelling De Instelling beschikt over de volgende inkomsten: 1° de kredieten lastens de begroting van het Ministerie van Economische Zaken die aan de Instelling worden gestort als dotatie en die zij definitief verkrijgt om bij te dragen tot haar bedrijfskapitaal; 2° de legaten en schenkingen te harer gunste; 3° de occasionele toelagen en inkomsten; 4° alle andere wettelijke of reglementaire ontvangsten verbonden aan haar actie en de vergoedingen voor prestaties.]
Article 15 Moyens financiers § 1^er L'Organisme est astreint à l'équilibre financier, c'est-à-dire que ses recettes doivent couvrir tous les coûts tels que définis ci-dessous. L'Organisme est, entre autres, autorisé à contracter des emprunts pour financer ses investissements. Ces emprunts pourront être assortis de la garantie de l'Etat, moyennant l'autorisation préalable du Ministre des Finances. § 2 L'ensemble des coûts liés aux activités de l'Organisme sont mis à charge des bénéficiaires de ses prestations en ce compris les coûts des opérations de recherche appliquée et de développement de prototypes. § 3 Ces coûts, évalués à prix de revient, sont répartis entre les bénéficiaires des prestations, proportionnellement, en fonction de critères objectifs déterminés par le conseil d'administration. § 4 Le conseil d'administration fixe, après avis du Comité technique permanent, les éléments de coût qui doivent être pris en considération pour le calcul du montant des redevances que l'Organisme doit mettre à charge des bénéficiaires de prestations pour couvrir ses frais, conformément au § 2 du présent article, ainsi que les modalités selon lesquelles les bénéficiaires non conventionnés sont tenus de contribuer à ces dépenses. En tout état de cause, doivent être pris en compte les frais d'exploitation, en ce compris les frais d'études de stratégie, les frais liés à la politique d'information, les charges financières, les amortissements fiscaux et une provision pour le déclassement des installations de l'Organisme. [...]] [§ 5 L'ONDRAF constitue un fonds d'insolvabilité, qui est géré comme le fonds pour le financement des missions à long terme défini à l'article 16. Le fonds d'insolvabilité a exclusivement pour but de financer les prestations pour la gestion des déchets radioactifs et le déclassement d'installations nucléaires non couvertes suite à une faillite ou à l'insolvabilité de producteurs/propriétaires et/ou détenteurs de déchets radioactifs et exploitants/propriétaires d'installations nucléaires autorisées selon la loi du 15 avril 1994 relative à la protection de la population et de l'environnement contre les dangers résultant des rayonnements ionisants et relative à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire et l'arrêté royal du 20 juillet 2001 portant règlement général de la protection de la population, des travailleurs et de l'environnement contre le danger des rayonnements ionisants. Ne sont pas financés par le fonds les prestations faisant suite à la faillite ou l'insolvabilité des producteurs, exploitants, propriétaires et détenteurs qui ont effectué des activités industrielles relatives au raffinage de radium, dont la conversion et l'enrichissement d'uranium effectués dans ce cadre, et à l'utilisation de sources naturelles de radioactivité. Toute source [...], au sens de l'arrêté royal précité du 20 juillet 2001, déclarée comme orpheline et déchets et transmise à titre de déchets par l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire à l'ONDRAF est prise en charge par le fonds d'insolvabilité. Tant que l'Agence n'a pas statué sur le caractère orphelin de la source, elle est gérée par l'ONDRAF qui répercute les coûts de gestion soit sur le propriétaire soit sur le fonds d'insolvabilité. [Il appartient à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire de vérifier, au moyen d'un schéma décisionnel, si le responsable financier peut être désigné de manière univoque pour toutes les situations possibles. La mise en œuvre concrète de ce schéma décisionnel est déterminée dans un protocole d' accord entre l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire et l'ONDRAF. L'application de ce schéma donne lieu à un certain nombre d'exclusions lorsqu'un responsable peut être indentifié selon les règles de droit commun (droit civil, droit de propriété, droit commercial). Afin de vérifier si le système de financement proposé via le fonds d'insolvabilité est utilisable et équitable, un rapport d'évaluation sera présenté après une période de deux ans au Comité technique permanent, à la suite de quoi des mesures correctives pourront éventuellement être proposées au niveau de l'alimentation du l'alimentation du fonds d'insolvabilité et du schéma décisionnel.] En vue de récupérer les montants correspondant à ces charges, l'ONDRAF épuise tous les moyens qui lui sont ouverts conformément aux compétences qu'il détient de par les lois et arrêtés royaux le régissant contre les producteurs, exploitants, propriétaires ou détenteurs en cause, y compris les transactions et les recours judiciaires. L'alimentation et l'utilisation du fonds d'insolvabilité sont soumises aux règles suivantes: 1° sans préjudice des dispositions ci-après, une réserve de 5 % destinée au fonds d'insolvabilité est comprise dans les redevances annuelles dues à l'ONDRAF. Cette réserve est due en fonction de l'évolution des moyens qui sont disponibles dans le fonds; 2° hormis le cas prévu au 3°, l'inclusion de la réserve de 5 % dans les redevances est suspendue pour chaque année qui suit une année pour laquelle les moyens disponibles au fonds d'insolvabilité sont égaux ou supérieurs au montant défini ci-après. Le montant à partir duquel cette suspension entre en vigueur, est égal au montant maximal applicable en cas de faillite ou d'insolvabilité qui doit être couvert pour les établissements des classes II et III, tels que définis dans l'arrêté royal du 20 juillet 2001. Ce montant est fixé par l'ONDRAF tous les cinq ans dans le cadre de l'inventaire de toutes les installations nucléaires et de tous les sites contenant des substances radioactives que l'ONDRAF doit établir et mettre à jour en vertu des points 1° et 7° de l'article 179, § 2, de la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979-1980; 3° chaque année et au plus tard en juin, l'ONDRAF évalue pour l'année suivante les moyens qui seront disponibles au fonds d'insolvabilité, en tenant compte des intérêts et des dépenses prévisibles sur base des données dont dispose l'ONDRAF à ce moment-là. Si au cours d'une période de suspension du paiement de la réserve de 5 %, il est constaté qu'il existe un risque que les moyens disponibles dans le fonds d'insolvabilité n'atteignent pas, l'année suivante, la limite inférieure ci-après, la suspension est levée dès l'année suivante. Cette limite inférieure est égale au montant défini au 2° diminué de l'intérêt annuel prévisible sur ce montant. Cet intérêt est déterminé sur base d'un taux d'intérêt de 2 % augmenté de l'inflation. La fin de la période de suspension est communiquée aux producteurs, exploitants, propriétaires ou détenteurs concernés moyennant un préavis de six mois au moins par le Comité technique permanent défini à l'article 13, § 4; 4° en conditions normales, c'est-à-dire à l'exclusion des cas d'urgence imposant des sorties importantes et rapides du fonds et en cas de survenance de plusieurs faillites ou insolvabilités importantes dans un laps de temps court, les prélèvements annuels dans le fonds d'insolvabilité ne peuvent pas dépasser les recettes annuelles, constituées par les redevances comprenant la réserve de 5 % et les produits d'intérêts; 5° dans les deux cas d'exclusions visés en 4°, les moyens disponibles au fonds d'insolvabilité ne peuvent pas devenir inférieurs au 50 % du montant défini au 2°; Chaque année, que la réserve de 5 % soit comprise ou non dans les redevances, les intérêts sur les moyens disponibles dans le fonds sont versés dans ce fonds.]	Artikel 15 Financiële middelen § 1 De Instelling is gedwongen tot financieel evenwicht, dit wil zeggen dat haar inkomsten alle kosten moeten dekken zoals hieronder is bepaald. De Instelling is er onder meer toe gemachtigd leningen aan te gaan om haar investeringen te financieren. Deze leningen kunnen voorzien zijn van een Staatswaarborg, op voorwaarde dat de Minister van Financiën hiertoe vooraf machtiging verleent. § 2 Alle kosten in verband met de activiteiten van de Instelling worden in rekening gebracht van diegenen die gebruik maken van de diensten die de Instelling verleent, met inbegrip van de kosten, van de verrichtingen inzake toegepast onderzoek en ontwikkeling van prototypes. § 3 Deze kosten, geraamd tegen kostprijs, worden verhoudingsgewijs verdeeld onder diegenen die de prestaties genieten, op basis van objectieve, door de raad van bestuur goedgekeurde criteria. § 4 De raad van bestuur stelt, na advies van het Vast Technisch Comité, de kostenelementen vast die in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van het bedrag van de vergoedingen die de Instelling in rekening moet brengen van diegenen die de prestaties genieten, om haar kosten te dekken, overeenkomstig § 2 van dit artikel. Hij legt eveneens de voorwaarden vast volgens dewelke de begunstigden die geen overeenkomst met de Instelling gesloten hebben, ertoe gehouden zijn bij te dragen in deze uitgaven. De exploitatiekosten, met inbegrip van de kosten van strategiestudies, de kosten in verband met het informatiebeleid, de financiële lasten, de fiscale aflossingen en een voorziening voor de ontmanteling van de installaties van de Instelling, moeten in ieder geval in rekening worden gebracht. [...]] [§ 5 NIRAS richt een insolvabiliteitsfonds op, dat beheerd wordt zoals het fonds voor de financiering van de opdrachten op lange termijn bepaald in artikel 16. Het insolvabiliteitsfonds heeft uitsluitend tot doel de financiering van de prestaties voor het beheer van het radioactief afval en de ontmanteling van nucleaire installaties, die niet gedekt zijn ten gevolge van het faillissement of de insolvabiliteit van producenten/eigenaars en/of houders van radioactief afval en exploitanten/eigenaars van nucleaire installaties vergund volgens de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. Worden door het fonds niet gefinancierd, prestaties die het gevolg zijn ten gevolge van het faillissement of de insolvabiliteit van de producenten, exploitanten, eigenaars en houders die industriële activiteiten hebben verricht met betrekking tot de radiumzuivering, waaronder de uraniumomzetting en -verrijking verricht in dit kader, en het gebruik van natuurlijke bronnen van radioactiviteit. Elke [...] bron, bedoeld in het voornoemde koninklijk besluit van 20 juli 2001, die tot weesbron en afval is verklaard, en als afval is overgedragen door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle aan NIRAS wordt ten laste genomen door het insolvabiliteitsfonds. Zolang het Agentschap geen uitspraak gedaan heeft over het weeskarakter van de bron, wordt zij beheerd door NIRAS, die de beheerkosten aanrekent hetzij aan de eigenaar, hetzij aan het insolvabiliteitsfonds. [Het is de opdracht van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle om aan de hand van een beslissingsschema na te gaan of de financieel aansprakelijke op éénduidige wijze kan worden aangewezen in elke mogelijke situatie. De concrete uitvoering van dit beslissingsschema is vastgelegd in een protocolakkoord tussen het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en NIRAS. De toepassing van dit beslissingsschema geeft aanleiding tot een aantal uitsluitingen wanneer een aansprakelijke geïdentificeerd kan worden volgens de regels van gemeen recht (aansprakelijkheidsrecht, eigendomsrecht, handelsrecht). Teneinde na te gaan of het voorgestelde finacieringssysteem via het insolvabiliteitsfonds werkbaar en billijk is, dient na een periode van twee jaar een evaluatierapport voorgelegd te worden aan het Vast Technisch Comité waarna eventueel corrigerende maatregelen voorgesteld kunnen worden inzake de spijzing van het insolvabiliteitsfonds en het beslissingsschema.] Om de bedragen overeenstemmend met deze lasten terug te vorderen, wendt NIRAS alle tot haar beschikking staande middelen aan overeenkomstig de bevoegdheden waarover zij beschikt volgens de wetten en koninklijke besluiten die haar beheersen tegen de betrokken producenten, exploitanten, eigenaars of houders, met inbegrip van transacties en gerechtelijk verhaal. De spijzing en het gebruik van het insolvabiliteitsfonds zijn onderworpen aan de volgende regels: 1° onverminderd de hiernavolgende bepalingen is een reserve van 5 % bestemd voor het insolvabiliteitsfonds begrepen in de jaarlijkse vergoedingen verschuldigd aan NIRAS. Deze reserve is verschuldigd in functie van de evolutie van de middelen die beschikbaar zijn in dit fonds; 2° behalve het geval voorzien in 3°, wordt, voor ieder jaar dat volgt op een jaar waarin de beschikbare middelen in het insolvabiliteitsfonds gelijk zijn aan of hoger zijn dan het hierna gedefinieerde bedrag, de insluiting van de reserve van 5 % in de vergoedingen opgeschort. Het bedrag vanaf hetwelk deze opschorting van kracht wordt, is gelijk aan het maximaal bedrag toepasselijk in het geval van faillissement of insolvabiliteit dat moet gedekt worden voor de inrichtingen van de klassen II en III, zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 20 juli 2001. Dit bedrag wordt door NIRAS iedere vijf jaar bepaald in het kader van de inventaris van alle nucleaire installaties en alle terreinen die radioactieve stoffen bevatten die NIRAS moet opmaken en bijhouden krachtens de punten 1° en 7° van artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980; 3° ieder jaar en ten laatste in juni evalueert NIRAS voor het volgende jaar de middelen die beschikbaar zullen zijn in het insolvabiliteitsfonds, rekening houdend met de intresten en uitgaven, die voorzien worden op basis van de gegevens waarover NIRAS op dat ogenblik beschikt. Indien gedurende een periode van opschorting van de betaling van de reserve van 5 % vastgesteld wordt dat in het volgende jaar een gevaar bestaat dat de middelen beschikbaar in het insolvabiliteitsfonds niet de hiernavermelde benedenlimiet bereiken, wordt de opschorting vanaf het volgende jaar opgeheven. Deze benedenlimiet is gelijk aan het in 2° gedefinieerde bedrag, verminderd met de jaarlijkse intrest die voorzien wordt op dit bedrag. Deze intrest wordt bepaald op basis van een rentevoet van 2 % verhoogd met de inflatie. De beëindiging van de opschortingsperiode wordt aan de betrokken producenten, exploitanten, eigenaars of houders meegedeeld door middel van een voorafgaande kennisgeving van tenminste zes maanden door bemiddeling van het Vast Technisch Comité, gedefinieerd in artikel 13, § 4; 4° in normale omstandigheden, d.w.z. buiten hetzij de dringende gevallen die aanzienlijke snelle afhalingen van het fonds afdwingen, hetzij de gevallen van optreden van meerdere belangrijke faillissementen of insolvabiliteiten in een korte tijdspanne, mogen de jaarlijkse opnames uit het insolvabiliteitsfonds de jaarlijkse ontvangsten, gevormd door de insluiting van de reserve van 5 % in de betalingen en de intrestopbrengsten, niet overschrijden; 5° in de 2 uitsluitingsgevallen bedoeld in 4°, mogen de beschikbare middelen in het insolvabiliteitsfonds niet kleiner worden dan 50 % van het bedrag gedefinieerd in 2°; Ieder jaar, dat de reserve van 5 % al dan niet begrepen is in de vergoedingen, worden de intresten op de beschikbare middelen in het fonds gestort in dit fonds.]
Article 16 § 1^er [Fonds à long terme Les montants des redevances reprises dans les conventions que les producteurs de déchets radioactifs doivent conclure avec l'Organisme, conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi sont calculés sur la base des principes directeurs suivants: 1° Les redevances couvrent les services techniques et autres qui sont nécessaires à l'entreposage et au stockage des déchets conditionnés et qui sont prévus ou réalisés après l'octroi de l'autorisation de création et d'exploitation d'une installation de gestion des déchets radioactifs, ainsi que les coûts liés aux investissements immobiliers qui doivent être exposés avant. Conformément au principe du pollueur-payeur, les redevances sont dues par les producteurs de déchets radioactifs tant qu'ils sont redevables d'une part du coût total des services visés à l'alinéa qui précède. Ces redevances sont dues au moment de la prise en charge des déchets du producteur par l'Organisme, sous réserve de l'application des principes directeurs 3° et 4° ci-après. Les modalités de facturation, les informations y relatives et les services sont décrits dans les conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi. 2° Les redevances alimentent trois compartiments distincts, identifiés au sein du Fonds à long terme, affectés respectivement et exclusivement à l'entreposage, au stockage en surface et au stockage géologique. Chacun de ces compartiments est composé de trois sous-compartiments qui se rapportent respectivement aux infrastructures, à l'exploitation et à la fermeture ou au démantèlement des installations. Les conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs, conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa de la loi, déterminent les modalités suivant lesquelles chaque compartiment et souscompartiment est alimenté, y compris en ce qui concerne les redevances déjà prélevées. Lors de chaque calcul des redevances, ou sur demande du producteur, l'Organisme communique aux producteurs, pour chaque compartiment et sous-compartiment, le coût total estimé pour prester les services visés dans le principe directeur 1°, les volumes de déchets considérés et la répartition des redevances déjà prélevées chez ces derniers. L'Organisme communique annuellement aux producteurs un récapitulatif de tous les déchets radioactifs déjà pris en charge, des redevances prélevées pour ces déchets et de leur allocation dans un des sous-compartiments 3° Les redevances sont calculées par catégorie de déchets en prenant en compte la totalité des dépenses qui sont nécessaires à la réalisation de l'opération considérée, sur la base du prix de revient des services techniques et autres correspondants. Le calcul tient compte des incertitudes résultant des aléas liés à l'exécution des travaux et au caractère unique du projet, à l'exclusion des changements ultérieurs de scénario de référence et des hypothèses de base qui y sont associées. Les redevances doivent être réparties de manière uniforme sur la totalité des déchets produits et à produire. Le calcul se fait sur la base du scénario de référence et tient compte des programmes de référence ainsi que des déchets présents sur le site de l'Organisme ou de son délégataire à la date de ce calcul. Le calcul détermine l'allocation des redevances par compartiment et par sous-compartiment. Chaque producteur établit un programme de référence qui contient les quantités de déchets qu'il prévoit de produire ou qui se trouvent dans ses installations et/ou qu'il prévoit de faire enlever par ou de livrer à l'Organisme, ainsi que les plannings correspondants. L'Organisme détermine le scénario de référence pour la gestion à long terme des déchets radioactifs qui est appliqué dans le cadre de l'évaluation des coûts relatifs aux activités d'entreposage et aux activités de stockage des déchets et qui tient compte des programmes de références des producteurs. Le programme de référence et le scénario sont repris dans une annexe aux conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs. Tous les cinq ans ou à chaque fois qu'il le juge nécessaire, l'Organisme établit un rapport à l'attention de son autorité de tutelle dans lequel il examine l'adéquation, d'une part, entre le scénario de référence et le scénario industriel en cours et, d'autre part, entre les caractéristiques de tous les déchets à gérer et les scénarios de référence. A l'occasion de chaque calcul, un décompte relatif aux déchets transférés est fait par producteur. Le décompte doit être soldé suivant des modalités convenues entre l'Organisme et les producteurs. Le calcul des redevances est révisé au moins tous les 5 ans. A cette occasion, l'Organisme examine la nécessité de réorganiser l'allocation des redevances au sein d'un compartiment, et adapte, si nécessaire, les conventions visées dans le principe directeur 2° 4° La trésorerie du Fonds à long terme est gérée par compartiment. L'Organisme évalue annuellement, pour une période prévisionnelle d'au moins trois ans, et pour chaque compartiment, les recettes nécessaires pour financer la totalité des charges relatives à ce dernier, dont les investissements, les coûts d'exploitation et les dotations aux provisions de démantèlement, de façon à ce qu'au cours de cette période, l'Organisme dispose, par anticipation, de la trésorerie nécessaire et à ce que ce compartiment n'affiche pas, par année comptable, un résultat négatif. Si et dès que l'Organisme constate que ces conditions ne sont pas remplies, il adresse au producteur concerné une demande dûment motivée de financement pour la période prévisionnelle visée ci-dessus, à faire valoir sur les redevances relatives aux déchets à produire et à livrer. Les acomptes sur redevances sont fixés conformément aux principes et aux modalités déterminées dans les conventions conclues entre l'Organisme et les producteurs. Ils sont dus par tranches annuelles au moins un an avant le début de l'exposition des coûts 5° Le calcul des redevances est fait en prenant en considération, de façon continue, l'optimisation de tous les aspects relatifs à la gestion à long terme des déchets radioactifs, en particulier les aspects techniques, économiques, environnementaux et sociétaux. L'Organisme procède périodiquement à des évaluations des méthodes utilisées et des hypothèses retenues pour calculer les redevances. Il informe le Comité technique permanent des conclusions de ces évaluations. A leur initiative ou sur demande, l'Organisme et les producteurs veillent à documenter et à justifier toutes les décisions qu'ils prennent et les informations qu'ils transmettent pour calculer les redevances destinées à alimenter le Fonds à long terme 6° Sans préjudice de l'application des clauses d'arbitrage qu'elles peuvent contenir, les conventions visées à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi, établissent une procédure spécifique pour régler les différends liés, entre autres, à leur conclusion, modification, exécution et extinction. Cette procédure prévoit notamment qu'en cas de différend entre les parties à ces conventions, celles-ci sont tenues d'organiser une médiation en recourant à un ou plusieurs médiateurs qu'elles désignent. De plus, cette procédure spécifie que la médiation doit aboutir, dans un délai qui ne peut dépasser 90 jours ouvrables, à la résolution certaine et définitive du différend ou, à défaut, à l'établissement d'un rapport contenant le point de vue de chaque partie sur le différend. Ce rapport est transmis au conseil d'administration de l'Organisme qui, après examen de celui-ci, soit constate l'impossibilité de fixer conven-tionnellement, dans un délai raisonnable, les valeurs et les modalités visées à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa de la loi, soit demande aux parties de prolonger la médiation, aux conditions et dans le délai qu'il détermine, celui-ci ne pouvant dépasser 30 jours ouvrables. Le conseil est présumé avoir constaté l'impossibilité de fixer conventionnellement ces valeurs et ces modalités par voie conventionnelle si, au terme de ce délai supplémentaire, la médiation ne permet pas de résoudre le différend. Conformément à l'article 179, § 2, 11°, 6e alinéa, de la loi, les valeurs et les modalités visées dans cette disposition sont fixées par Nous si, au terme de la procédure de règlement des différends visée à l'alinéa qui précède, le conseil d'administration de l'Organisme constate l'impossibilité de les fixer conventionnellement. ] § 2 Fonds à moyen terme Au plus tard trois mois après la confirmation par le Roi de l'autorisation de création et d'exploitation de l'installation de dépôt final des déchets radioactifs, le montant des moyens du Fonds à moyen terme doit correspondre à celui fixé conformément àl'article 179, § 2, 11°, de la loi. Le comité de surveillance visé à l'article 179, § 2, 11°, dernier alinéa de la loi se compose de quatre membres désignés par le conseil d'administration de l'Organisme, parmi ses membres, pour un terme renouvelable de six ans. Les membres du comité de surveillance sont tenus de déclarer tout conflit d'intérêt auquel ils sont confrontés. Le vote d'un membre du comité qui se trouve en cette situation ou qui a omis de déclarer pareille situation doit être considéré comme étant nul. Le comité de surveillance est linguistiquement paritaire. Le directeur général de l'Organisme assiste aux réunionsdu comité avec voix consultative. Le comité se dote d'un règlement d'ordre intérieur. Il décide par consensus. Le comité de surveillance exerce un contrôle global visant à assurer que les transferts provenant du Fonds à moyen terme s'effectuent conformément à l'article 179, § 2, 11° de la loi. Sans préjudice du contrôle exercé par l'observateur, conformément à l'article 179, § 2, 16° de la loi, le contrôle du comité de surveillance porte notamment sur l'affectation proposée et donnée aux moyens provenant du Fonds à moyen terme.	Artikel 16 § 1 [Fonds op lange termijn De bedragen van de retributies opgenomen in de overeenkomsten die de producenten van radioactief afval moeten afsluiten met de Instelling, overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet, worden berekend op basis van de volgende leidende beginselen: 1° De retributies dekken de technische en andere diensten die nodig zijn om het geconditioneerde afval op te slaan en te bergen, en die gepland zijn of uitgevoerd worden na het uitreiken van de oprichtings-en exploitatievergunning voor een beheerinstallatie voor radioactief afval. Ze dekken ook de kosten verbonden aan de onroerende investeringen, die vooraf moeten worden gemaakt. Overeenkomstig het beginsel'de vervuiler betaalt' zijn de retributies verschuldigd door de producenten van radioactief afval zolang zij een deel van de totale kosten van de in het voorgaande lid bedoelde diensten schuldig zijn. Deze retributies zijn verschuldigd op het ogenblik van de overname van het afval van de producent door de Instelling, onder voorbehoud van de toepassing van de leidende beginselen 3° en 4° hieronder. De factureringsmodaliteiten, de desbetreffende informatie en de diensten worden beschreven in de overeenkomsten die gesloten worden tussen de Instelling en de producenten, overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet. 2° De retributies stijven drie verschillende compartimenten, geïdentificeerd binnen het Fonds op lange termijn, die respectievelijk en exclusief bestemd zijn voor de opslag, de oppervlakteberging en de geologische berging. Elk van deze compartimenten bestaat uit drie subcompartimenten die respectievelijk betrekking hebben op de infrastructuren, de exploitatie en de sluiting of de ontmanteling van de installaties. De overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid van de wet gesloten overeenkomsten tussen de Instelling en de producenten bepalen de modaliteiten volgens welke elk compartiment en elk subcompartiment wordt gestijfd, inclusief wat de reeds geheven retributies betreft. Bij elke berekening van de retributies, of op verzoek van de producent, stelt de Instelling de producenten voor elk compartiment en subcompartiment in kennis van de totale geraamde kosten van de diensten bedoeld in het leidende beginsel 1°, de beschouwde afvalvolumes en de verdeling van de retributies die reeds bij deze laatste geheven zijn. De Instelling bezorgt de producenten jaarlijks een samenvatting van al het radioactieve afval dat reeds is overgenomen, van de retribitues die voor dit afval geheven zijn en van hun toewijzing in één van de subcompartimenten 3° De retributies worden berekend per afvalcategorie, rekening houdend met alle uitgaven die nodig zijn voor de realisatie van de beschouwde operatie, op basis van de kostprijs van de technische en andere overeenstemmende diensten. De berekening houdt rekening met de onzekerheden die voortvloeien uit onvoorziene omstandigheden verbonden aan de werkzaamheden en aan het unieke karakter van het project, met uitsluiting van latere wijzigingen van het referentiescenario en van de basishypotheses die ermee verbonden zijn. De retributies moeten op gelijkmatige wijze verdeeld worden over al het geproduceerde en nog te produceren afval. De berekening wordt gemaakt op basis van het referentiescenario en houdt rekening met de referentieprogramma's en met het afval dat aanwezig is op de site van de Instelling of van haar gemandateerde op de datum van de berekening. De berekening bepaalt de toewijzing van de retributies per compartiment en per subcompartiment. Elke producent stelt een referentieprogramma op dat de afvalhoeveelheden bevat die hij van plan is te produceren of die zich in zijn installaties bevinden en/of die hij van plan is te laten ophalen door of te leveren aan de Instelling, alsook de overeenkomstige planningen. De Instelling bepaalt het referentiescenario voor het langetermijnbeheer van het radioactieve afval dat wordt toegepast in het kader van de raming van de kosten van de opslag- en bergingsactiviteiten voor het afval en dat rekening houdt met de referentieprogramma's van de producenten. Het referentieprogramma en het scenario zijn opgenomen in een bijlage bij de tussen de Instelling en de producenten afgesloten overeenkomsten. Om de vijf jaar of telkens zij het nodig acht, stelt de Instelling een rapport op ter attentie van haar voogdijoverheid, waarin zij de overeenstemming onderzoekt tussen, enerzijds, het referentiescenario en het industriële scenario in uitvoering en, anderzijds, de kenmerken van al het te beheren afval en de referentiescenario's. Bij elke berekening wordt per producent een afrekening betreffende het overgedragen afval gemaakt. De afrekening moet worden afgesloten volgens de modaliteiten die overeengekomen zijn tussen de Instelling en de producenten. De berekening van de retributies wordt ten minste om de vijf jaar herzien. Bij die gelegenheid onderzoekt de Instelling de noodzaak om de toewijzing van de retributies binnen een compartiment te reorganiseren en past zij, zo nodig, de overeenkomsten aan die bedoeld zijn in het leidende beginsel 2°. 4° De thesaurie van het Fonds op lange termijn wordt per compartiment beheerd. De Instelling raamt jaarlijks, voor een previsionele periode van ten minste drie jaar en voor elk compartiment, de inkomsten die nodig zijn om alle kosten betreffende het compartiment te financieren, waaronder de investeringen, de exploitatiekosten en de dotaties aan de ontmantelingsvoorzieningen, zodat de Instelling tijdens deze periode van tevoren over de nodige geldelijke middelen beschikt en dit compartiment per boekjaar geen negatief resultaat vertoont. Indien en zodra de Instelling vaststelt dat deze voorwaarden niet vervuld zijn, richt zij een gemotiveerd verzoek tot financiering aan de betrokken producent voor de hierboven vermelde previsionele periode, af te trekken van de retributies met betrekking tot het te produceren en te leveren afval. De voorschotten op retributies worden vastgesteld overeenkomstig de beginselen en modaliteiten bepaald in de overeenkomsten die tussen de Instelling en de producenten worden afgesloten. Ze zijn verschuldigd in jaarlijkse schijven, ten minste één jaar voordat de kosten worden gemaakt. 5° Bij de berekening van de retributies wordt continu rekening gehouden met de optimalisering van alle aspecten van het langetermijnbeheer van het radioactieve afval, in het bijzonder de technische, economische, maatschappelijke en milieuaspecten. De Instelling evalueert periodiek de gebruikte methodes en de in aanmerking genomen hypotheses om de retributies te berekenen. Ze licht het Vast Technisch Comité in over de conclusies van deze evaluaties. Op hun initiatief of op verzoek zorgen de Instelling en de producenten voor het documenteren en verantwoorden van alle beslissingen die zij nemen en de inlichtingen die zij verstrekken om de retributies te berekenen die bestemd zijn om het Fonds op lange termijn te stijven. 6° Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de arbitrageclausules die zij kunnen bevatten, voorzien de overeenkomsten bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 6de lid van de wet in een specifieke procedure om geschillen te beslechten die, onder meer, te maken hebben met het afsluiten, wijzigen, uitvoeren en uitdoven van deze overeenkomsten. Deze procedure bepaalt met name dat, in geval van een geschil tussen de partijen bij deze overeenkomsten, deze partijen verplicht zijn mediatie te organiseren door een beroep te doen op een of meer mediatoren die ze daartoe aanstellen. Bovendien bepaalt deze procedure dat de mediatie, binnen een termijn die niet meer dan negentig werkdagen mag bedragen, moet leiden tot een zekere en definitieve oplossing van het geschil of, bij gebrek daaraan, tot het opstellen van een rapport dat het standpunt van elke partij over het geschil bevat. Dit rapport wordt aan de raad van bestuur van de Instelling bezorgd die, na onderzoek ervan, ofwel vaststelt dat het onmogelijk is de waarden en modaliteiten bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, 6de lid van de wet binnen een redelijke termijn door een overeenkomst vast te stellen, ofwel de partijen verzoekt de mediatie voort te zetten, op de voorwaarden en binnen de termijn die de raad zal bepalen, waarbij deze termijn niet meer dan dertig werkdagen mag bedragen. De raad wordt geacht te hebben vastgesteld dat het onmogelijk is deze waarde en modaliteiten door een overeenkomst te bepalen indien de mediatie, na afloop van deze bijkomende termijn, niet tot een oplossing van het geschil heeft geleid. Overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, 6e lid, van de wet worden de in deze bepaling bedoelde waarden en modaliteiten door Ons vastgesteld indien, na afloop van de in het vorige lid bedoelde procedure ter regeling van geschillen, de raad van bestuur van de Instelling vaststelt dat het onmogelijk is ze door een overeenkomst vast te stellen. ] § 2 Fonds op middellange termijn Uiterlijk drie maanden na bevestiging door de Koning van de vergunning voor de oprichting en exploitatie van de bergingsinstallatie voor radioactief afval, dient het bedrag van de middelen van het Fonds op middellange termijn overeen te stemmen met het bedrag dat bepaald is overeenkomstig artikel 179, § 2, 11°, van de wet. Het toezichtcomité bedoeld in artikel 179, § 2, 11° laatste lid, van de wet bestaat uit vier leden, benoemd door de raad van bestuur van de instelling, onder haar leden, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. De leden van het toezichtcomité zijn ertoe gehouden om elk belangenconflict waarmee zij geconfronteerd zouden worden, te melden. De stem uitgebracht door een lid van het comité die zich in dergelijke situatie bevindt of die deze vormvereiste niet naleeft, is nietig. Het toezichtcomité is taalkundig paritair samengesteld. De directeur-generaal van de Instelling woont de vergaderingen bij met raadgevende stem. Het comité maakt een huishoudelijk reglement op. Het beslist bij consensus. Het toezichtcomité oefent een globaal toezicht uit teneinde te verzekeren dat de transfers vanuit het Fonds op middellange termijn geschieden overeenkomstig artikel 179, § 2, 11° van de wet. Zonder afbreuk te doen aan het toezicht dat uitgeoefend wordt door de waarnemer overeenkomstig artikel 179, § 2, 16° van de wet, heeft het toezicht van het toezichtcomité onder meer betrekking op de bestemming die wordt voorgesteld en gegeven aan de middelen afkomstig uit het Fonds op middellange termijn.
Article 16bis § 1 En vue d'exercer la surveillance du Fonds local visé à l'article 179, § 2, 16°, 5e alinéa, de la loi, le conseil d'administration de l'ONDRAF désigne un observateur parmi les membres du personnel de l'Organisme occupant une fonction dirigeante. Il appartient au cadre linguistique néerlandais de l'Organisme ou a fait preuve d'une connaissance suffisante du néerlandais, conformément aux lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative. § 2 L'observateur peut assister avec voix consultative aux réunions du conseil d'administration du Fonds local, ainsi qu'à celles de tout organe dont la création et/ou l'action se rapportent à ce fonds. § 3 Dans un délai de quatre jours ouvrables francs à compter du jour où il en prend connaissance ou du jour où il la reçoit, l'observateur suspend toute décision des organes du Fonds local, lorsqu'il constate qu'elle n'est pas conforme aux statuts du Fonds local, aux règlements arrêtés en application de ceux-ci, ou, de façon générale, à la législation et à la réglementation auxquelles sont soumises les activités financées par et menées dans le cadre du Fonds local. Toute décision de suspension et la motivation sur laquelle celle-ci est fondée sont communiquées instantanément au directeur général de l'Organisme. Le délai de quatre jours ouvrables francs visé à l'alinéa qui précède est interrompu par une notification écrite par laquelle l'observateur demande des documents ou des informations supplémentaires relatives à la décision en question, et ce jusqu'au jour de la réception de cette documentation ou de ces informations par l'observateur. Dans le mois qui suit la notification de la décision de suspension, l'organe concerné retire ou adapte la décision suspendue. Si, selon l'avis motivé de l'observateur, dans le délai d'un mois visé à l'alinéa précédent, il n'est pas adéquatement mis fin à l'irrégularité qui est à la base de la suspension de la décision, ou si l'organe ne réagit pas dans ce délai, l'observateur introduit par écrit une requête en annulation de cette décision auprès de l'Organisme, conformément aux statuts. La requête en annulation est introduite dans un délai de quatre jours ouvrables francs suivant l'expiration du délai d'un mois visé ci-dessus ou suivant la réception ou la prise de connaissance de la décision adaptée par l'organe. La requête suspend la décision contestée. § 4 A condition qu'il ait consulté le comité de surveillance au préalable, l'Organisme peut annuler la décision suspendue au moyen d'une décision motivée dans un délai de six semaines suivant la réception de la requête en annulation. Lorsqu'il est consulté par l'Organisme conformément à l'alinéa qui précède, le comité de surveillance lui transmet un avis sur la question de l'annulation de la décision au plus tard un mois après l'introduction de la demande écrite formulée à cette fin par l'Organisme. En cas d'absence d'avis transmis endéans ce délai par le comité de surveillance, l'Organisme est habilité à prendre toute décision sur la question de l'annulation. Si le délai de six semaines visé à l'alinéa 1^er du présent paragraphe est écoulé sans que l'Organisme ait statué sur l'annulation d'une décision, la suspension de cette décision est réputée levée d'office. § 5 Les modalités détaillées du contrôle spécifique du Fonds local, prévues aux paragraphes 2 à 4 de cet article, sont fixées dans les statuts du Fonds local	Artikel 16bis § 1 Met het oog op de uitoefening van het toezicht op het Lokaal Fonds zoals bedoeld in artikel 179, § 2, 16°, vijfde lid, van de wet, duidt de raad van bestuur van NIRAS een waarnemer aan onder de personeelsleden van de Instelling die een leidende functie bekleden. Hij behoort tot het Nederlandse taalkader van de Instelling of heeft de voldoende kennis van het Nederlands bewezen overeenkomstig de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. § 2 De waarnemer heeft het recht om de vergaderingen van de raad van bestuur van het Lokaal Fonds, alsook de vergaderingen van elk orgaan waarvan de oprichting en/of de werking betrekking hebben op dit fonds, met raadgevende stem bij te wonen. § 3 Binnen een termijn van vier vrije werkdagen te rekenen vanaf de dag waarop hij er kennis van neemt of de dag waarop hij ze ontvangt, schort de waarnemer elke beslissing van de organen van het Lokaal Fonds op, wanneer hij vaststelt dat ze niet strookt met de statuten van het Lokaal Fonds, de reglementen die ter uitvoering van deze laatste zijn bepaald, of, in het algemeen, met de wet- en regelgeving waaraan de activiteiten, die worden gefinancierd door en uitgevoerd in het kader van het Lokaal Fonds, onderworpen zijn. Elke beslissing tot opschorting en de motivering waarop deze gebaseerd is, worden onmiddellijk meegedeeld aan de directeur-generaal van de Instelling. De in voorgaand lid bedoelde termijn van vier vrije werkdagen wordt onderbroken door een schriftelijke kennisgeving waarin de waarnemer verzoekt om aanvullende documenten of inlichtingen met betrekking tot de desbetreffende beslissing, tot op de dag van ontvangst door de waarnemer van deze documentatie of inlichtingen. Binnen de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing tot opschorting, trekt het betrokken orgaan de opgeschorte beslissing in of past het ze aan. Indien er, naar het gemotiveerd oordeel van de waarnemer, binnen de in de voorgaande alinea bedoelde termijn van één maand niet op passende wijze een einde wordt gesteld aan de onregelmatigheid die ten grondslag ligt aan de opschorting van de beslissing, of wanneer het orgaan niet reageert binnen deze termijn, dient de waarnemer schriftelijk een beroep tot vernietiging van deze beslissing in bij de Instelling overeenkomstig de statuten. Het beroep tot vernietiging wordt ingediend binnen een termijn van vier vrije werkdagen na het verstrijken van de hierboven vermelde termijn van een maand of na de ontvangst of kennisneming van de door het orgaan aangepaste beslissing. Het beroep schort de betwiste beslissing op. § 4 Op voorwaarde dat de Instelling vooraf het toezichtcomité heeft geraadpleegd, kan zij de opgeschorte beslissing vernietigen door middel van een gemotiveerde beslissing binnen een termijn van zes weken na de ontvangst van het beroep tot vernietiging. Wanneer het toezichtcomité, overeenkomstig voorgaande lid, geraadpleegd wordt door de Instelling, bezorgt het deze laatste een advies over de vernietiging van de beslissing, en dit uiterlijk één maand nadat de Instelling daartoe het schriftelijk verzoek heeft ingediend. Indien het toezichtcomité geen advies uitbrengt binnen deze termijn, is de Instelling gemachtigd elke beslissing te nemen over de kwestie van de vernietiging. Indien de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde termijn van zes weken verstreken is zonder dat de Instelling uitspraak heeft gedaan over de vernietiging van een beslissing, wordt de opschorting van deze beslissing geacht van rechtswege te zijn opgeheven. § 5 De nadere modaliteiten van het specifiek toezicht op het Lokaal Fonds voorzien in de paragrafen 2 tot en met 4 van dit artikel, worden in de statuten van het Lokaal Fonds vastgelegd
Article 16ter Provisions pour le financement du programme de déclassement et pour la gestion des déchets en résultant § 1^er L'Organisme établira, en concertation avec les exploitants concernés, les conditions de financement du déclassement des installations nucléaires désaffectées et de la gestion des déchets en résultant. § 2 Les producteurs ayant conclu avec l'Etat, le 9 octobre 1985, une convention relative au même objet sont dispensés de l'application du présent article en ce qui concerne les installations visées par cette convention. Toutefois, l'Organisme aura accès aux informations qui lui sont nécessaires pour l'accomplissement de ses missions comme prévu à l'article 5.]	Artikel 16ter Voorzieningen voor de financiering van het ontmantelingsprogramma en voor het beheer van het afval dat eruit voortvloeit § 1 De Instelling zal, in overleg met de betrokken exploitanten, de voorwaarden vastleggen van de financiering van de ontmanteling van de niet meer gebruikte nucleaire installaties en van het beheer van het afval dat eruit voortvloeit. § 2 De producenten die op 9 oktober 1985 een overeenkomst met de Staat hebben gesloten met betrekking tot ditzelfde onderwerp, zijn vrijgesteld van de toepassing van dit artikel voor de installaties waarnaar deze overeenkomst verwijst. De Instelling zal evenwel toegang hebben tot de informatie die zij nodig heeft om haar opdrachten te vervullen, zoals bepaald in artikel 5.]
Article 17 Du budget, des comptes et de la comptabilité § 1 Chaque année, avant [le 15 décembre] le Conseil d'Administration arrête le budget de l'exercice suivant et le communique au Ministre des Affaires économiques, ainsi qu'au Ministre des Finances. § 2 Chaque année, avant [le 1^er juillet], le Conseil d'Administration approuve les comptes de l'exercice écoulé et les communique au Ministre des Affaires économiques et au Ministre des Finances, avec un rapport sur l'activité et la situation financière de l'Organisme. Le budget et les comptes sont, dans les deux mois de leur établissement, publiés aux annexes du Moniteur belge. § 3 La comptabilité sera tenue selon les règles fixées par la loi du 17 juillet 1975 relative à la comptabilité et aux comptes annuels des entreprises et par les arrêtés d'exécution de cette loi. L'Organisme tiendra en outre une comptabilité analytique en vue de déterminer le prix de revient des différentes activités et opérations effectuées par l'Organisme.	Artikel 17 Begroting, rekeningen en boekhouding § 1 Elk jaar stelt de Raad van Beheer vóór [15 december] de begroting vast van het volgend dienstjaar en deelt ze mede aan de Minister van Economische Zaken, alsook aan de Minister van Financiën. § 2 Elk jaar keurt de Raad van Beheer vóór [1 juli] de rekeningen van het afgelopen jaar goed en deelt ze mede aan de Minister van Economische Zaken en aan de Minister van Financiën, samen met een verslag over de bedrijvigheid en de financiële toestand van de Instelling. De begroting en de rekeningen worden binnen twee maanden na het opmaken ervan, in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 3 De boekhouding wordt gehouden volgens de regels bepaald bij de wet van 17 juli 1975 betreffende de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en bij de uitvoeringsbesluiten van deze wet. De Instelling houdt bovendien een analytische boekhouding met het oog op het bepalen van de kostprijs der verschillende bedrijvigheden en verrichtingen van de Instelling.
Titre IV De la tutelle	Titel IV Voogdij
Article 18 Commissaires du gouvernement [Les ministres ayant dans leurs attributions les Affaires économiques et l'Energie d'une part, ceux qui ont dans leurs attributions l'Environnement et l'Emploi et le Travail d'autre part, nomment chacun un Commissaire du Gouvernement auprès de l'Organisme, qui tous deux assistent aux réunions du conseil d'administration et, le cas échéant, du Bureau avec voix consultative.] Le Ministre des Affaires économiques et le Ministre de la Santé publique nomment chacun un commissaire du gouvernement auprès de l'Organisme qui tous deux assistent aux réunions du Conseil d'Administration et, le cas échéant, du bureau, avec voix consultative. La parité linguistique est respectée au niveau des commissaires du gouvernement. Ils exercent leur mission conformément aux articles 9 et 10 de la loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d'intérêt public et disposent des pouvoirs prévus par cette loi à cet effet.	Artikel 18 Regeringscommissarissen [De Ministers die bevoegd zijn voor Economische Zaken en Energie enerzijds, diegenen die bevoegd zijn voor Leefmilieu en Tewerkstelling en Arbeid anderzijds, benoemen elk een Regeringscommissaris bij de Instelling die beiden de vergaderingen van de raad van bestuur en, in voorkomend geval, van het Bureau met raadgevende stem bijwonen.] De Minister van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid benoemen elk een regeringscommissaris bij de Instelling, die beiden deelnemen aan de vergaderingen van de Raad van Beheer, en desgevallend van het bureau, met raadgevende stem. Wat de regeringscommissarissen betreft, wordt de taalpariteit geëerbiedigd. Ze voeren hun opdracht uit overeenkomstig artikelen 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en beschikken over de bij deze wet voorziene desbetreffende bevoegdheden.
Article 19 Approbation ministérielle L'Organisme soumet à l'approbation du Ministre des Affaires économiques: – le budget et les comptes annuels; – le statut et le cadre organique du personnel; – la désignation du directeur général et du directeur général adjoint; – le règlement d'ordre intérieur du conseil d'administration; – [le règlement d’ordre intérieur du comité de surveillance du Fonds à moyen terme;] – les conventions visées à l'article 2, § 4; – les actes visés à l'article 2, § 5, à l'exception des actes de gestion courante. A défaut de notification d'une décision contraire par l'autorité de tutelle dans les vingt jours, les décisions prises par le conseil d'administration sont considérées comme définitivement approuvées.]	Artikel 19 Ministeriële goedkeuring De Instelling legt aan de Minister van Economische Zaken ter goedkeuring voor: – het budget en de jaarrekeningen; – het statuut en de personeelsformatie; – de aanwijzing van de directeur-generaal en van de adjunct-directeur-generaal; – het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur; – [het huishoudelijk reglement van het toezichtcomité van het Fonds op middellange termijn;] – de overeenkomsten bedoeld bij artikel 2, § 4; – de handelingen bedoeld bij artikel 2, § 5, met uitzondering van de handelingen van dagelijks beheer. Bij gebrek aan een kennisgeving van tegenovergestelde beslissing door de voogdijoverheid binnen de twintig dagen, worden de door de raad van bestuur genomen beslissingen als definitief goedgekeurd beschouwd.]
Article 20 Lorsque l'intérêt général et le respect de la loi ou des règlements le requièrent, le gouvernement peut imposer au Conseil d'Administration de l'Organisme de délibérer sur un point et il peut prendre une décision sous forme d'arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres qui annule et remplace la décision de ce Conseil d'Administration. [Toutefois, une telle décision ne pourrait avoir pour objet de donner aux disponibilités de l'Organisme une destination autre que celle pour laquelle elles ont été prévues.]	Artikel 20 Wanneer het algemeen belang en het naleven van de wet of van de reglementen het vereisen, kan de regering aan de Beheerraad van de Instelling opleggen te beraadslagen over een punt en zij kan een beslissing nemen in de vorm van een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit dat de beslissing van deze beheerraad ongedaan maakt en vervangt. [Een dergelijke beslissing mag evenwel niet tot doel hebben aan de middelen van de Instelling een andere bestemming te geven dan deze waarvoor ze voorzien zijn.]
Article 21 Contrôle des comptes Le Ministre des Affaires économiques et le Ministre des Finances désignent un commissaire-réviseur chargé de contrôler la comptabilité de l'Organisme.	Artikel 21 Controle der rekeningen De Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën duiden een commissaris-revisor aan belast met de controle van de boekhouding van de Instelling.
Article 22 Le Ministre des Affaires économiques est chargé de l'exécution du présent arrêté.	Artikel 22 De Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Article 23 Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.	Artikel 23 Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad verschenen is.