3.1 De inrichtingen waar handelingen bedoeld in het eerste lid van artikel 1 worden uitgevoerd, worden[, ook tijdens hun buitenbedrijfstelling,] in één van de volgende klassen ingedeeld
- a)
- klasse I:
- 1.
- de kernreactoren;
- 2.
- [de inrichtingen waar splijtstoffen, natuurlijk en verarmd uraan en natuurlijk thorium uitgezonderd, worden aangewend of in bezit gehouden, indien de som van de verhoudingen tussen de massa van de hierna vermelde splijtstoffen en hun referentiemassa groter is dan de eenheid. De referentiemassa waarmee rekening moet worden gehouden voor deze berekening wordt vastgesteld op 200 g voor plutonium 239, op 200 g voor uranium 233, en op 350 g voor uranium 235;]
- 3.
- de inrichtingen voor opwerking van al dan niet verrijkte bestraalde kernbrandstoffen;
- 4.
- de inrichtingen waar radioactieve afvalstoffen worden verzameld, verwerkt, geconditioneerd, opgeslagen, of in het algemeen de inrichtingen waar radioactieve afvalstoffen worden behandeld, op voorwaarde dat deze inrichtingen de belangrijkste activiteit van de onderneming uitmaken;
- 5.
- [de inrichtingen voor berging van radioactief afval];
- b)
- klasse II: voor zover zij niet tot klasse I behoren:
- 1.
- de inrichtingen waar radioactieve stoffen worden gewonnen uit bestraalde splijtstoffen en waar deze worden geconditioneerd voor de verkoop;
- 2.
- [de inrichtingen waar één of meerdere deeltjesversnellers met gemeenschappelijke technische infrastructuur worden aangewend, met uitzondering van de elektronenmicroscopen;]
- 3.
- de inrichtingen waar één of meerdere van de volgende installaties ondergebracht zijn:
- a)
- de installaties waar willekeurige hoeveelheden splijtstoffen die niet werden opgenomen in klasse I worden gebruikt of in bezit gehouden (natuurlijk en verarmd uraan en natuurlijk thorium uitgezonderd);
- b)
- de installaties waar gebruik wordt gemaakt van de intentionele toediening of de inbrenging in het lichaam of in een van de lichaamsholten, van radioactieve stoffen, al dan niet onder ingekapselde vorm, bij mensen of bij dieren[...];
- c)
- de installaties waar gebruik wordt gemaakt van toestellen die röntgenstralen voortbrengen, en waarvan de nominale piekspanning 200 kV overschrijdt, evenals de installaties waar toestellen die röntgenstralen voortbrengen, worden gebruikt voor de geneeskundige behandeling van personen, en de niet-vrijgestelde inrichtingen die radioactieve bronnen in hun bezit houden of gebruiken voor industriële radiografie of voor de behandeling van producten of voor de geneeskundige behandeling van personen [of de niet-medische beeldvorming];
- d)
- onverminderd de bepalingen van artikel 64, de installaties waar bij de productie en de vervaardiging van consumptieproducten of geneesmiddelen, gebruik wordt gemaakt van de intentionele toevoeging van radioactieve stoffen;
- e)
- de installaties, voor zover hierboven niet vermeld, waar radioactieve stoffen onder niet ingekapselde vorm gebruikt of in hun bezit gehouden worden, met inbegrip van de radioactieve afvalstoffen, waarvan de totale activiteit de vrijstellingsniveaus, vastgelegd in bijlage IA, met een factor 500 overschrijdt, rekening houdend met de toepassingscriteria die in diezelfde bijlage worden beschreven, onder meer in het geval van een mengsel van radionucliden; voor de isotopen C-14, S-35, Ca-45, Er-169, Ce-141, Pm-147, Hg-197 en de joodisotopen I-123, I-125, I-126 en I-131 bedraagt deze factor 50;
- f)
- de installaties, voor zover hierboven niet vermeld, waar de totale activiteit van het aangewende of in het bezit gehouden H-3, onder de vorm van afvalstoffen inbegrepen, de waarde van 5 GBq overschrijdt;
- g)
- de installaties, voor zover hierboven niet vermeld, waar ingekapselde bronnen worden gebruikt of in bezit gehouden, onder de vorm van afvalstoffen inbegrepen, waarin zich bepaalde hoeveelheden radionucliden bevinden waarvan de totale activiteit de vrijstellingsniveaus, vastgelegd in bijlage IA, met een factor 50.000 overschrijdt, rekening houdend met de toepassingscriteria die in diezelfde bijlage worden beschreven, onder meer in het geval van een mengsel van radionucliden; voor Sr-90, Cs-137 en Kr-85 bedraagt deze factor 500.000;
- h)
- de in de punten e) en g) hierboven vermelde installaties waar radioactieve stoffen, al dan niet onder ingekapselde vorm, worden gebruikt of in bezit gehouden, onder de vorm van afvalstoffen inbegrepen, waarvan de totale activiteit de vrijstellingsniveaus in bijlage IA met een factor die kleiner is dan deze vermeld in de punten e) en g) overschrijdt, rekening houdend met de toepassingscriteria die in diezelfde bijlage worden beschreven, onder meer in het geval van een mengsel van radionucliden, maar waarvoor het Agentschap van mening is dat de bepalingen betreffende de inrichtingen van klasse II van toepassing dienen te zijn of te blijven; het Agentschap kan deze gemotiveerde maatregel treffen voor een specifieke installatie of kan, via bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bepaalde categorieën van installaties definiëren die vallen onder de toepassing van dit punt h);
- c)
- klasse III: voor zover zij niet tot klasse I of II behoren, de inrichtingen waar één of meerdere van de volgende installaties zijn ondergebracht:
- 1.
- de installaties waar radioactieve stoffen worden gebruikt of in het bezit gehouden, onder de vorm van afvalstoffen inbegrepen, en dit in omstandigheden die geen aanleiding geven tot een vrijstelling, met toepassing van artikel 3.1.d);
- 2.
- [de installaties waar toestellen die ioniserende stralingen kunnen voortbrengen gebruikt worden die niet vermeld worden in artikel 3.1.b) en geen aanleiding geven tot een vrijstelling met toepassing van artikel 3.1.d);]
- d)
- [klasse IV, of de klasse die is vrijgesteld van aangifte en van vergunning: de inrichtingen waar één of meerdere van de volgende handelingen worden uitgevoerd:]
- 1.
- [[met uitzondering van de handelingen beschreven in de punten 3. b) en d) van het artikel 3.1.b), het in gebruik nemen of het in bezit houden van radioactieve stoffen, onder niet-ingekapselde of ingekapselde vorm, radioactieve afvalstoffen inbegrepen, waarvan:]
- a)
- de totale activiteit de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA niet overschrijdt;
of,
- b)
- voor hoeveelheden van maximum één ton, de activiteitsconcentratie de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA, niet overschrijdt;
of,
- c)
- voor hoeveelheden groter dan één ton, de activiteitsconcentratie de niveaus vastgelegd in tabel A van bijlage IB niet overschrijdt;
of,
- d)
- een studie met representatieve blootstellingscenario's aantoont dat de effectieve dosis die per jaar door een lid van de bevolking opgelopen kan worden 10 microsievert of minder is.
De toepassingscriteria worden beschreven in de bijlagen IA en IB, onder meer in het geval van een mengsel van radionucliden.
]
- 2.
- [het in gebruik nemen of het in bezit houden van toestellen, die radioactieve stoffen bevatten, voor beeldvorming van de verdeling van radioactieve stoffen in het lichaam van een persoon of dier in een installatie die gedekt wordt door artikel 3.1.b)3.b voor zover alle onderstaande voorwaarden voldaan zijn:
- –
- de aanwezigheid van de radioactieve stoffen is het gevolg van het gebruik van materialen voor de detectie van ioniserende stralingen die natuurlijke radionucliden bevatten;
- –
- de hoeveelheden van de radionucliden per toestel overschrijden in hun totaliteit of per eenheid van massa de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA niet;
- –
- de structuur van het toestel verhindert dat, bij normaal gebruik, er enige verspreiding van radioactieve stoffen in de omgeving kan zijn.
]
- 3.
- [het gebruik van kathodestraalbuizen, bestemd voor de visuele beeldweergave.]
- 4.
- [het gebruik van om het even welk toestel dat werkt met een maximaal potentiaalverschil dat kleiner is of gelijk aan 30 kV, voor zover voldaan is aan alle onderstaande voorwaarden:
- –
- het toestel is volledig afgeschermd en de stralingsbundel is bij normaal gebruik, onderhoud van het toestel inbegrepen, niet toegankelijk waardoor er zich op geen enkel moment een lichaamsdeel in de stralingsbundel kan bevinden;
- –
- de afmetingen van het toestel zijn zodanig dat er zich geen persoon binnen in het toestel kan bevinden;
- –
- het toestel is zo ontworpen dat voorzienbare fouten, gebreken en verstoringen in het proces niet mogen leiden tot een minder veilige werking;
- –
- bij normaal gebruik veroorzaakt het toestel op geen enkel punt op 0,1 m van de bereikbare buitenzijde ervan een dosistempo dat groter is dan 1 microsievert per uur.
Het Agentschap kan op haar initiatief en op kosten van de aanvrager, een verslag van een deskundige erkend in de fysische controle vragen aan de aanvrager teneinde na te gaan of er voldaan is aan de hierboven vermelde criteria.
] [- 5.
- [het in gebruik nemen en het in bezit houden van consumptiegoederen die radioactieve stoffen bevatten, waarvan het gebruik overeenkomstig artikel 65.3 werd toegelaten en vrijgesteld van voorafgaande vergunning.]]
- 6.
- [Het in gebruik nemen of het in bezit houden van de radionucliden Nd-144, Sm-147, Rb-87, In-115 en Re-187, welke ook de beschouwde hoeveelheden zijn.]
- 7.
- [het in gebruik nemen of het in bezit houden van natuurlijk en verarmd uranium evenals van natuurlijk thorium voor zover deze stoffen voorkomen in hoeveelheden van minder dan of gelijk aan respectievelijk 5 MBq (uraan) en 50 kBq (thorium). In grotere hoeveelheden dan deze grenzen worden deze inrichtingen in klasse III gerangschikt.]
[De handelingen die als klasse IV worden ingedeeld zijn steeds vrijgesteld van vergunning, ook al bevinden deze zich in inrichtingen van klasse I, II of III.]
3.2
[...]
[3.3 De inrichtingen van klasse II
- a)
- vermeld in artikel 3.1.b), punt 1.;
- b)
- waar één of meer deeltjesversnellers ondergebracht zijn die voornamelijk worden gebruikt voor onderzoek of de productie van radionucliden of voor hadrontherapie, alsook de inrichtingen waar deze versnellers worden geproduceerd en/of getest;
- c)
- waar toestellen ondergebracht zijn die röntgenstralen van meer dan 1 MeV voortbrengen en die gebruikt worden voor industriële sterilisatie of polymerisatie;
- d)
- waar bestralingsinstallaties ondergebracht zijn die gebruik maken van een bron met een activiteit van 100 TBq of meer, met uitzondering van de bestralingsinstallaties voor geneeskundige of diergeneeskundige behandeling en met uitzondering van bronnen die in alle omstandigheden (exploitatie, onderhoud, ontwerpongevallen) in hun afscherming blijven;
- e)
- die radioactieve stoffen produceren of bronnen fabriceren, met uitzondering van Kr-85, en waarvan de totale maandelijkse geproduceerde activiteit de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA met een factor 500.000 overschrijdt, rekening houdend met de toepassingscriteria beschreven in diezelfde bijlage, onder meer in het geval van een mengsel van radionucliden;
worden “inrichtingen van klasse IIA” genoemd.
Deze inrichtingen maken integraal deel uit van klasse II. De reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op klasse II zijn van toepassing op klasse IIA, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald.
Het Agentschap kan, via een in het Belgisch staatsblad gemotiveerde beslissing, bepaalde specifieke types van installaties vermeld in de punten a) tot e) uitsluiten van de klasse IIA op basis van een risicoanalyse.]