Meer info
 

20/07/01 ARBIS
Koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen

Artikel 7 Vergunningsstelsel van de inrichtingen van klasse II


7.1 Overheid bevoegd voor het verlenen van de vergunning
De inrichtingen van klasse II moeten een oprichtings- en exploitatievergunning hebben die door het Agentschap wordt verleend.

7.2 Te verstrekken inlichtingen en bescheiden
[De vergunningsaanvraag wordt gericht aan het Agentschap in vijf exemplaren, of in afdrukbare elektronische vorm, nadat ze[, behoudens de informatie voorzien in punt 11,] werd onderzocht en goedgekeurd door een deskundige erkend in de fysische controle van klasse I of II die een werknemer is van de toekomstige exploitant, of van een erkende instelling voor fysische controle. Deze omvat:]
1.
de naam, voornaam, [en] hoedanigheid [...] van de aanvrager en, eventueel, de maatschappelijke benaming van de onderneming, haar maatschappelijke, administratieve en exploitatiezetels, de namen en voornamen van de bestuurders of zaakvoerders, de identiteit van de exploitant, de naam en voornaam van het hoofd van de inrichting;
2.
[de aard en het voorwerp van de inrichting, de aard en de kenmerken van de uitgezonden straling, de kenmerken van de aangewende toestellen, de fysische toestand, de hoeveelheid, de activiteit van de radioactieve stoffen, de bestemming van de toestellen of van de stoffen, de plaats waar de toestellen of stoffen worden gefabriceerd, voortgebracht, in bezit gehouden of aangewend, de voorziene stralingsbeschermings- of veiligheidsmaatregelen, zowel wat de toestellen en stoffen als wat de lokalen betreft waar ze zich bevinden, de organisatie van de fysische controle van de inrichting, de aanduiding van de erkende arbeidsgeneesheer belast met het gezondheidstoezicht op de werknemers alsook, in voorkomend geval, de organisatie van de medische stralingsfysica, en in het algemeen alle voorgestelde maatregelen en middelen om de naleving van de in hoofdstuk III vastgestelde basisnormen te waarborgen, in het bijzonder deze die betrekking hebben op het optimaliseringsprincipe vermeld in artikel 20.1.1.1, punt b), en de voorziene datum van inbedrijfstelling;]
3.
de kwalificatie en de bevoegdheid van het personeel belast met de voortbrengst, de verdeling, het gebruik en de bewaking van de stoffen en toestellen die ioniserende stralingen kunnen voortbrengen;
4.
bij benadering het aantal personen die in de verschillende sectoren van de inrichting tewerkgesteld worden;
5.
de verbintenis een verzekeringspolis te zullen afsluiten om de burgerlijke aansprakelijkheid te dekken die uit nucleaire activiteiten voortspruit;
6.
een plan opgemaakt op een schaal van ten minste 5 mm per meter, met aanduiding van de installaties en de lokalen die ze bevatten, alsook van de lokalen die op minder dan 20 m van de bronnen gelegen zijn en de bestemming van die lokalen;
[7.
voor de inrichtingen waar bepaalde hoeveelheden van radionucliden worden gebruikt of in bezit worden gehouden, en waarvan de totale activiteit de vrijstellingsniveaus vastgelegd in bijlage IA met een factor 500.000 overschrijdt, rekening houdend met de toepassingscriteria beschreven in diezelfde bijlage, onder meer in het geval van een mengsel van radionucliden, wordt een verslag opgesteld waarin de meest ernstige ongevallen die zich kunnen voordoen in de installaties, worden beschreven en waarvan de waarschijnlijkheid van voorkomen evenals de te voorziene gevolgen voor de bevolking en de werkers worden geëvalueerd;
[8.
[voor zover niet opgenomen in het deeldossier radioactieve afvalstoffen en het deeldossier ontmanteling, zoals vermeld in artikel 5.8:
de maatregelen die genomen zullen worden om de afbraak of vrijgave van installaties en lokalen waar gebruik wordt gemaakt van niet-ingekapselde bronnen te vereenvoudigen,
de beschrijving van de behandeling en/of opslag van de eventuele radioactieve afvalstoffen, inclusief deze afkomstig van ontmanteling, alvorens verwijdering of overdracht naar NIRAS en inzonderheid:]
I.
indien het vloeibare afvalstoffen betreft:
het volume van het per maand alsook het maximum van het per dag geloosd afvalwater;
de aard van de radionucliden die het kan bevatten en, voor elk van die nucliden, de maximale hoeveelheid per dag en per maand, uitgedrukt in becquerel;
het eventueel gebruik van een bestaande afvoerleiding of van een aan te leggen afvoerleiding;
een uittreksel uit het kadastraal plan of uit de stafkaart op schaal 1/10.000, dat de plaats van de lozing en het tracé van de afvoerleiding aanduidt;
de doorsnede van de afvoerleiding en de aard van het materiaal waaruit zij bestaat;
in geval van een rechtstreekse lozing in een waterloop, de raming van het debiet van de ontvangende waterloop bij lage waterstand;
in geval van lozing in de riool:
1.
de toestand van het rioleringsstelsel in de gemeente;
2.
de toestand in verband met de zuivering van het rioolwater;
3.
een grondplan van de riolen met aanduiding van de plaats der betrokken lozing;
4.
de plaats en de inrichting van de controlekamer van de riolering;
de gedetailleerde beschrijving van de inrichting voor het opslaan van de vloeibare afvalstoffen;
II.
indien het vaste afvalstoffen betreft:
het volume en de maximale massa van de afvalstoffen, die per maand en per jaar te verwijderen, op te slaan of te vervoeren zijn;
de chemische en fysische aard en de concentratie van de te verwijderen, op te slaan of te vervoeren afvalstoffen alsook het radioactiviteitsniveau, de radiotoxiciteit, de eventuele waarde van de kritieke massa en een raming van de warmtehoeveelheid die gedurende de duur van de opslag vrijkomt;
een uittreksel uit het kadastraal plan of uit de stafkaart op schaal 1/10.000, met aanduiding van de plaats waar de vaste afvalstoffen zullen opgeslagen worden;
de gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop de vaste afvalstoffen verwijderd, opgeslagen of vervoerd zullen worden met de gedetailleerde plans van de voorgenomen gebouwen of van de toestellen die gebruikt zullen worden om die afvalstoffen te laden en te lossen, te vervoeren, te verwijderen en op te slaan;
de voorgestelde maatregelen om in de bescherming te voorzien van het personeel dat belast wordt met het verwijderen, het laden en lossen, het vervoer en het opslaan van de vaste afvalstoffen en om de besmetting van de omgeving te voorkomen;
III.
indien het gasvormige effluenten betreft:
het volume besmet gas dat per dag geloosd wordt en zijn temperatuur bij het lozingspunt;
de aard van de radionucliden die het kan bevatten en, voor elk van die nucliden, de maximale hoeveelheid per dag en per maand, uitgedrukt in becquerel;
het eventueel gebruik van een evacuatieschoorsteen en, in dat geval, zijn plaats, zijn afmetingen en de materialen waaruit hij vervaardigd is;
de aanwijzingen omtrent de meteorologische en klimatologische omstandigheden van de streek en omtrent de in de streek overheersende windrichtingen;
de gebruikte zuiveringstoestellen en hun verwachte doelmatigheid voor de verschillende betrokken radioactieve stoffen;
de stations van de exploitant waar het toezicht op de meteorologische omstandigheden en op het radioactiviteitsniveau van de atmosfeer mogelijk is;
[9.
[...]
[10.
in de gevallen waarin de limieten voor de lozing (vloeibare of gasvormige) vermeld in de artikelen 34 en 36 kunnen worden overschreden (in ongevalsomstandigheden, bij bijzondere meteorologische omstandigheden of omwille van welke reden dan ook): een verslag betreffende de radiologische gevolgen van deze vloeibare en/of gasvormige lozingen;
11.
[de bepaling van de R-waarde van de verschillende ruimten waar de radioactieve stoffen zich bevinden zoals bedoeld in het koninklijk besluit betreffende de beveiliging van radioactieve stoffen en bepaalde kernmaterialen en in voorkomend geval een beveiligingsplan dat voldoet aan de voorwaarden van dit koninklijk besluit betreffende de beveiliging van radioactieve stoffen en bepaalde kernmaterialen;]
12.
[In voorkomend geval: de beoogde specifieke toepassing(en) die blootstelling bij niet-medische beeldvorming met zich kunnen meebrengen, waarbij medisch-radiologische uitrustingen worden gebruikt zoals bepaald in artikel 98 van het Besluit medische blootstellingen, of waarbij andere dan medisch-radiologische uitrustingen worden gebruikt.]
[De volgende bijkomende inlichtingen en bescheiden moeten worden verstrekt voor een aanvraag met betrekking tot een industriële radiografie:
de normen betreffende het ontwerp, de constructie en het gebruik waaraan de gammagrafietoestellen en hun toebehoren voldoen evenals, in voorkomend geval, een voorstel tot eventuele beperkingen voor hun gebruik;
de kwalificatie en de bevoegdheid van het personeel belast met de herladingen van ingekapselde bronnen in gammagrafiecontainers of herstellingen van gammagrafiecontainers en hun toebehoren indien deze activiteiten door de aanvrager zelf worden uitgevoerd;
een realistische schatting van de te verwachten doses voor de industriële radiologen in normale omstandigheden, alsook bij mogelijke blootstelling bij significante gebeurtenissen, zoals een bron die niet meer onder controle is, falen van een veiligheidsmiddel of andere gebeurtenissen;
een realistische schatting van de te verwachten doses voor de leden van het interventieteam in alle te voorziene ongevalsscenario's.
]

[7.2/1 Inrichtingen van klasse IIA
Voor de in artikel 3.3. bedoelde inrichtingen, worden de bovenstaande gevraagde inlichtingen en documenten geïntegreerd in een voorlopig veiligheidsverslag en op de volgende manier gestructureerd:
a.
Inleiding: beschrijving van de onderneming en algemene beschrijving van de inrichting
b.
Karakteristieken van de site (inplanting, bedrijfsomgeving)
c.
Beschrijving van de infrastructuur
d.
Risicoanalyses
e.
Gedetailleerde beschrijving van de veiligheidsfuncties en -systemen
f.
Afval-/lozingsbeheer
g.
Stralingsbescherming
h.
Beschrijving van de organisatie
i.
Technische specificaties
j.
Buitenbedrijfstelling en ontmanteling
k.
Intern noodplan
]
[Onverminderd lid 1, wordt het beveiligingsplan niet geïntegreerd in het voorlopig veiligheidsverslag.]

7.3 Adviezen

7.3.1 Algemene procedure
[Voor de in artikel 3.3. bedoelde inrichtingen voert het Agentschap een veiligheidsevaluatie uit van het aanvraagdossier.]
[Na de volledigverklaring en het onderzoek ten gronde van het vergunningsdossier [met uitzondering van de delen van de aanvraag die betrekking hebben op het beveiligingsplan] en, in voorkomend geval van de bijkomende informatie, maakt het Agentschap voor de klasse II inrichtingen vermeld in de artikelen 3.1, b), 1 en 3.1, b), 2 de deeldossiers radioactieve afvalstoffen en ontmanteling over aan NIRAS met de vraag om hierover een advies te geven. Voor de overige inrichtingen van klasse II kan het Agentschap dergelijk advies eveneens inwinnen.
In voorkomend geval beschikt NIRAS over een termijn van veertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de deeldossiers, om haar gemotiveerd advies inzake de aspecten die betrekking hebben op haar bevoegdheden, aan het Agentschap mede te delen, of binnen een langere termijn die het dient te rechtvaardigen.
Wanneer NIRAS binnen de voorziene termijn geen advies verleent, wordt aangenomen dat de geplande inrichting wat haar betreft geen aanleiding geeft tot opmerkingen.]
[Vervolgens maakt het Agentschap één exemplaar van de vergunningsaanvraag [behoudens de onderdelen van de aanvraag die verband houden met het beveiligingsplan,], desgevallend aangevuld met het gemotiveerd advies van NIRAS, over aan de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gevestigd is.] Deze onderwerpt de aanvraag aan het advies van het schepencollege. Hij stuurt daarna het advies van het college, binnen een termijn van zestig kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van het dossier, terug naar het Agentschap. Indien het college geen advies verstrekt binnen de hiervoor toegestane termijn, wordt dit advies gunstig geacht; de periode van 15 juli tot 15 augustus maakt evenwel geen deel uit van die termijn.
Indien de straal van 100 m rond de inrichting andere gemeenten bestrijkt, is de bij vorig lid voorziene procedure toepasselijk op deze gemeenten.

7.3.2 [Bijzondere procedure voor de inrichtingen bedoeld in artikel 3.1.b), 1 en 2, en de inrichtingen bedoeld in artikel 7.2, 1e lid, punt 7]
[...]
[Voor de inrichtingen bedoeld in artikel 3.1.b).1 en 2 en de inrichtingen bedoeld in artikel 7.2, 1e lid, punt 7 maakt het Agentschap één exemplaar van de aanvraag][, behoudens de onderdelen van de aanvraag die verband houden met het beveiligingsplan,] over aan de burgemeester van de gemeente van de inrichting. Indien een straal van 500 m rond de inrichting andere gemeenten bestrijkt, stuurt het Agentschap een exemplaar van dit dossier aan de burgemeesters van die gemeenten.
Elke burgemeester moet aan het gemeentehuis en aan de exploitatiezetel, indien deze in zijn gemeente ligt, een bericht aanplakken dat het voorwerp van de aanvraag vermeldt en dat aankondigt dat, gedurende dertig kalenderdagen vanaf de eerste dag van het aanplakken op het gemeentehuis, inzage van de aanvraag mag genomen worden en dat de eventuele klachten of opmerkingen gedurende die termijn kunnen ingediend worden. Dit openbaar onderzoek wordt in de periode van 15 juli tot 15 augustus echter opgeschort.
Elke burgemeester onderwerpt de aanvraag en het resultaat van het openbaar onderzoek aan het advies van het schepencollege.
Elke burgemeester stuurt het resultaat van het openbaar onderzoek en het advies van het college terug naar het Agentschap binnen een termijn van zestig kalenderdagen vanaf de datum van verzending van het dossier door het Agentschap. Indien het college geen advies verstrekt binnen de hiervoor toegestane termijn, wordt dit advies gunstig geacht; de periode van 15 juli tot 15 augustus maakt evenwel geen deel uit van die termijn.

7.4 Beslissing van het Agentschap
Het Agentschap kan eisen dat de aanvrager hem het advies verstrekt van een deskundige over de algemene of bijzondere aspecten van de veiligheid of de salubriteit van de inrichting of de effecten ervan op het milieu [of over de beveiliging van radioactieve stoffen]. Het kan dit advies ook rechtstreeks inwinnen.
Het Agentschap kan de aanvrager oproepen en horen.
Het Agentschap doet uitspraak over de aanvraag binnen een termijn van negentig kalenderdagen vanaf de verzendingsdatum van het dossier door de burgemeester(s) of binnen een langere periode die het moet rechtvaardigen.
Indien de beslissing gunstig is, kan deze bijzondere voorwaarden bevatten die niet in dit reglement zijn voorzien en die het Agentschap nodig acht om de veiligheid en de salubriteit van de inrichting te waarborgen of om de bescherming van het milieu te verzekeren.
Indien het Agentschap van oordeel is dat de gevraagde vergunning niet kan worden toegekend wordt dit vooraf aan de aanvrager medegedeeld, waarbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving gehoord te worden.

7.5 Kennisgeving van de beslissing
[
Het Agentschap maakt een afschrift van zijn beslissing over aan de aanvrager.
Het Agentschap maakt een afschrift van zijn beslissing, behoudens de onderdelen die verband houden met de beveiligingsmaatregelen voor de radioactieve stoffen, over aan:
1.
de gouverneur van de provincie;
2.
de burgemeester van de gemeente van de exploitatiezetel en, in voorkomend geval, aan de burgemeesters van de andere gemeenten die werden geraadpleegd;
3.
[de directeur toezicht op het welzijn op het werk en de directeur toezicht op de sociale wetten van de bevoegde regionale directies;]
4.
de gezondheidsinspecteur van het gebied;
5.
[in voorkomend geval, de Directeur-generaal van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie;]
6.
in voorkomend geval, de directeur-generaal van NIRAS.
]
7.6 Aanplakking van de beslissing
De burgemeester van elke betrokken gemeente deelt aan de bevolking de getroffen beslissing mee door aanplakking van een bericht aan het gemeentehuis en aan de exploitatiezetel indien deze op het grondgebied van zijn gemeente gelegen is. Dit bericht meldt dat een afschrift van de beslissing op het gemeentehuis ter beschikking is en dat alle belanghebbenden, overeenkomstig artikel 7.7, tegen deze beslissing beroep kunnen aantekenen.

7.7 Beroep
Tegen de beslissing van het Agentschap kan bij Ons beroep worden aangetekend binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de dag waarop het bericht aan de exploitatiezetel werd aangeplakt.
Dit beroep wordt overgemaakt aan het Agentschap. Het Agentschap deelt aan de exploitant mee dat er beroep werd aangetekend en dat hij het recht heeft om door de Wetenschappelijke Raad gehoord te worden indien hij daartoe verzoekt binnen de dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving. Het Agentschap wint het advies in van de Wetenschappelijke Raad, die een advies moet verstrekken binnen de negentig kalenderdagen vanaf de ontvangst van het dossier, nadat de exploitant op zijn verzoek of op initiatief van de Raad gehoord werd. Indien dit advies gunstig is dan kan het bijzondere voorwaarden omvatten die niet voorzien zijn in dit reglement of in de betwiste beslissing.

7.8 Beslissing na beroep
Onze beslissing, in de vorm van besluit getroffen, wordt mede ondertekend door de Minister tot wiens bevoegdheid de binnenlandse zaken behoren, alsook door de Minister tot wiens bevoegdheid de economische zaken behoren voor de inrichtingen die onder toezicht staan van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid.
De vergunning wordt geweigerd indien het advies van de Wetenschappelijk Raad ongunstig is. Wanneer het advies gunstig is, dient het eventueel weigeringsbesluit de redenen te vermelden waarom van het advies wordt afgeweken. Het advies van de Wetenschappelijke Raad wordt bij het besluit gevoegd.

7.9 Kennisgeving van de beslissing
[
Onze beslissing wordt meegedeeld aan het Agentschap, dat een afschrift overmaakt aan de aanvrager van de vergunning en/of de personen die beroep aantekenden.
Het Agentschap maakt een afschrift van zijn beslissing, behoudens de onderdelen die verband houden met de beveiligingsmaatregelen voor de radioactieve stoffen over aan:
de gouverneur van de provincie;
de burgemeester van de gemeente van de exploitatiezetel en, in voorkomend geval, aan de burgemeesters van de andere gemeenten die werden geraadpleegd;
[de directeur toezicht op het welzijn op het werk en de directeur toezicht op de sociale wetten van de bevoegde regionale directies;]
de gezondheidsinspecteur van het gebied;
[in voorkomend geval, de Directeur-generaal van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie;]
in voorkomend geval, de directeur-generaal van NIRAS.
Het advies van de Wetenschappelijke Raad, behoudens de onderdelen die betrekking hebben op de beveiligingsmaatregelen voor de radioactieve stoffen, wordt bij de beslissing gevoegd.
]