Meer info
 

20/07/01 ARBIS
Koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen

Artikel 9 Stelsel van toepassing op de beroepsactiviteiten waar natuurlijke stralingsbronnen aangewend worden


9.1 [Aangifte aan het Agentschap
De aangifte van de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 4 wordt aan het Agentschap gericht en omvat:
de naam, voornamen, [en] hoedanigheid [...] van de persoon die de aangifte indient en eventueel de maatschappelijke benaming van de onderneming, haar maatschappelijke, administratieve en exploitatiezetels, de namen en de voornamen van de bestuurders of zaakvoerders, de identiteit van de exploitant, de naam en voornaam van het hoofd van de inrichting;
voor de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 4.1:
a)
de beschrijving en het doel van de inrichting;
b)
de details van de meetomstandigheden en de resultaten van alle uitgevoerde radonanalyses;
voor de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 4. 2:
a)
de aard en het voorwerp van de inrichting;
b)
de aard en de kenmerken van de natuurlijke stralingsbronnen die aanwezig zijn of die worden aangewend;
c)
de verwijzing naar de milieuvergunning voor de inrichting, afgeleverd door de bevoegde regionale overheid;
d)
de beschrijving van de processen die kunnen leiden tot een risico op blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen;
e)
het aantal personen betrokken in de verschillende sectoren van de inrichting;
f)
de beschermingsmaatregelen die actueel worden genomen of aanbevolen en, desgevallend, de fysische toestand van deze natuurlijke stralingsbronnen, hun hoeveelheden, hun radioactiviteitsniveau, hun bestemming, de plaatsen waar ze in bezit worden gehouden, waar ze worden aangewend of waar ze worden opgeslagen;
g)
de maatregelen die worden getroffen inzake de karakterisatie, de behandeling, de bewaring en de verwijdering van de geproduceerde afvalstoffen.
Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en de inhoud van de aangifte op basis van het blootstellingsrisico.
Het Agentschap bepaalt in welke gevallen en volgens welke modaliteiten een evaluatie van de gevolgen voor de bevolking en desgevallend voor de ecosysteem nodig is.
Deze evaluatie kan worden uitgevoerd door de toepassing van door het Agentschap bepaalde toezichtscriteria, of door de uitvoering van een gedetailleerde impactstudie waarvan de modaliteiten door het Agentschap worden bepaald;
voor de ondernemingen die vlieg- of ruimtetuigen exploiteren:
a)
de beschrijving van de meetmethodes en -omstandigheden of de schatting van de doses ten gevolge van de blootstelling van het luchten ruimtevaartpersoneel aan kosmische straling;
b)
de resultaten van de meting of de schatting van de blootstelling van het lucht- en ruimtevaartpersoneel aan kosmische straling.
Het Agentschap kan in een technisch reglement de modaliteiten en de inhoud van de aangifte op basis van het blootstellingsrisico specifiëren.
Het Agentschap bepaalt de kwaliteitscriteria met betrekking tot de dosisevaluatiemethodes en de criteria op basis waarvan de door het lucht- of ruimtevaartpersoneel opgelopen dosis kan worden beschouwd als minder dan 1 mSv per jaar.
]
9.2 [Advies van de Europese Commissie
In de gevallen bedoeld in artikel 37 van het Euratom-Verdrag wint het Agentschap het advies in van de Europese Commissie.
Het Agentschap kan hiertoe analyses, of bijkomende metingen eisen om zodoende de aanwezige natuurlijke stralingsbronnen, of de blootstelling die er een gevolg van kan zijn beter te kunnen karakteriseren.
Het Agentschap kan ook eisen dat de inrichting hem het advies van een deskundige de algemene of bijzondere aspecten van de veiligheid of de gezondheid in de inrichting, of de gevolgen voor het leefmilieu bezorgt. Het Agentschap kan dit oordeel eveneens rechtstreeks vragen. De kosten van dit oordeel of expertise zijn voor rekening van de natuurlijke of rechtspersoon die het dossier indient.
]
9.3 [Corrigerende maatregelen
Indien de dosisniveaus die zijn vastgesteld in artikel 20.3 voor de personen van het publiek, of de beroepshalve blootgestelde personen worden, of kunnen worden overschreden, dan kan het Agentschap corrigerende maatregelen opleggen en een termijn opleggen voor de tenuitvoerlegging van deze corrigerende maatregelen.
De exploitanten van de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel 4.2 en 4.3 die onderhevig zijn aan corrigerende maatregelen of een vergunning duiden een agent voor de stralingsbescherming aan. Deze aanstelling dient het voorwerp uit te maken van een gunstig advies van het Agentschap.
Het Agentschap kan hierbij een afwijking op de vereisten opgenomen in artikel 9.7. toestaan mits de agent voor de stralingsbescherming kan aantonen over een voldoende kennis te beschikken over de toe te passen aspecten van stralingsbescherming.
De corrigerende maatregelen omvatten hetzij operationele maatregelen bedoeld om de blootstelling van de operatoren of de bevolking te beperken, hetzij maatregelen voor de controle en het toezicht op het effectieve blootstellingsniveau.
Desgevallend kunnen de corrigerende maatregelen bestaan in de verplichting om een plan van stopzetting van de activiteit op te stellen en door het Agentschap te laten goedkeuren.
Indien de dosisniveaus vastgesteld in artikel 20.3 voor de personen van het publiek, ondanks deze corrigerende maatregelen, toch nog worden, of kunnen worden overschreden, wordt er door het Agentschap opgelegd dat alle, of een gedeelte van de reglementaire voorschriften die krachtens dit reglement van toepassing zijn op handelingen, van toepassing zullen zijn voor de betrokken inrichting.
Voor de ondernemingen die vliegtuigen exploiteren dient het ondernemingshoofd, indien de limiet van de effectieve dosis voor personen van het publiek wordt of kan worden overschreden, onverminderd de maatregelen die door het Agentschap worden opgelegd krachtens de bepalingen van dit artikel:
de individuele doses van het vliegend personeel ten gevolge van de blootstelling aan kosmische straling, te bepalen;
de resultaten hiervan over te maken aan het blootstellingsregister, door het Agentschap vastgestelde modaliteiten.
rekening te houden met deze dosisschattingen bij het opstellen van de werkschema's, teneinde de doses van het in hoge mate blootgestelde vliegend personeel te vermijden;
de betrokken werknemers en externe werkers te informeren over de gezondheidsrisico's die hun werk met zich meebrengt en over hun individuele dosis;
artikel 20.1.1.3 toe te passen voor het vrouwelijke vliegend personeel.
De onderneming duidt een agent voor de stralingsbescherming aan. Zijn aanstelling moet het voorwerp uitmaken van een gunstig advies van het Agentschap. Het Agentschap kan hierbij een afwijking op de vereisten opgenomen in artikel 9.7. toestaan mits de agent voor de stralingsbescherming kan aantonen over een voldoende kennis te beschikken over de toe te passen aspecten van stralingsbescherming.
Voor een onderneming die vliegtuigen exploiteert, waarbij de effectieve dosis die door het luchtvaartpersoneel wordt opgelopen, door de kosmische straling, meer dan 6 mSv per jaar kan bedragen, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing, rekening gehouden met de bijzondere kenmerken van deze blootstellingssituatie.
De blootstelling van ruimtevaartpersoneel aan niveaus die hoger liggen dan de dosislimieten, wordt beheerd als een blootstelling met speciale vergunning.
]
9.4 Beslissing van het Agentschap
Indien het Agentschap van oordeel is dat, overeenkomstig artikel 9.3, eerste lid, sommige voorschriften van dit reglement moeten nageleefd worden, wordt dit vooraf aan de indiener van de aangifte medegedeeld, waarbij wordt verduidelijkt dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving gehoord te worden.
De beslissing wordt genomen in de vorm van een vergunning en kan ook bijzondere voorwaarden bevatten die niet in dit reglement zijn voorzien en die het Agentschap nodig acht om de veiligheid en de salubriteit te waarborgen of de bescherming van het milieu te verzekeren.

9.5 Kennisgeving van de beslissing
Het Agentschap maakt een afschrift van de vergunning over aan:
1.
de indiener van de aangifte [...];
2.
de gouverneur van de provincie;
3.
de burgemeester van de gemeente van de exploitatiezetel;
4.
[de directeur toezicht op het welzijn op het werk en de directeur toezicht op de sociale wetten van de bevoegde regionale directies;]
5.
de gezondheidsinspecteur van het gebied;
6.
[in voorkomend geval, de Directeur-generaal van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Economie;]
7.
in voorkomend geval, de directeur-generaal van NIRAS.

9.6 Beroep
Binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de vergunning, kan tegen de beslissing van het Agentschap bij de Minister tot wiens bevoegdheid de binnenlandse zaken behoren beroep worden aangetekend.
Dit beroep wordt overgemaakt aan het Agentschap. Het Agentschap deelt aan de exploitant mee dat er beroep werd aangetekend en dat hij het recht heeft om door de Wetenschappelijke Raad gehoord te worden indien hij daartoe verzoekt binnen de dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving. Het Agentschap wint het advies in van de Wetenschappelijke Raad, die een advies verstrekt binnen negentig kalenderdagen vanaf ontvangst van het dossier, nadat de exploitant op zijn verzoek of op initiatief van de Raad gehoord werd. Indien dit advies gunstig is, kan het bijzondere voorwaarden omvatten die niet voorzien zijn in dit reglement of in de betwiste beslissing.
De Minister tot wiens bevoegdheid de binnenlandse zaken behoren, doet uitspraak over het beroep.
De beslissing wordt meegedeeld aan het Agentschap, dat hiervan een afschrift overmaakt aan de personen vermeld in artikel 9.5 en, in voorkomend geval, aan de personen die beroep aantekenden.
Het advies van de Wetenschappelijke Raad wordt bij de beslissing gevoegd.

[
9.7 Opleiding van de agenten voor de stralingsbescherming bedoeld in artikel 9.3
De exploitant ziet erop toe dat de agent voor de stralingsbescherming zijn kennis en zijn bekwaamheid op peil houdt en verder ontwikkelt in het kader van een permanente vorming.
De kosten van de opleiding zijn ten laste van de exploitant. De opleiding wordt gevolgd tijdens de werkuren.
Voor de in artikel 4.2 bedoelde beroepsactiviteiten die, op basis van de analyse van het blootstellingsrisico van de werknemers, het voorwerp hebben uitgemaakt van corrigerende maatregelen of een vergunning, moet de agent voor de stralingsbescherming over een diploma van preventieadviseur beschikken:
van niveau 3 in het geval van corrigerende maatregelen;
van niveau 2 in het geval van een vergunning.
Voor de beroepsactiviteiten die het voorwerp hebben uitgemaakt van een vergunning volgt de agent voor de stralingsbescherming tevens een aanvullende opleiding, met name over:
de verschillende natuurlijke stralingsbronnen;
de meetmethoden;
de processen die kunnen leiden tot een verrijking met natuurlijke radioactieve stoffen;
de beoordeling van het blootstellingsrisico;
de specifieke aspecten van de regelgeving inzake natuurlijke stralingsbronnen.
]