17.1
In geval van stopzetting, om welke reden ook, van één of meerdere activiteiten van een inrichting van klasse I, [of IIA bepaald in de artikelen 3.3.a) en 3.3.b),] moet de exploitant of, in voorkomend geval, de personen die wettelijk bevoegd zijn de vereffening ervan uit te voeren, hiervan het Agentschap onmiddellijk op de hoogte brengen. Zij verwittigen eveneens NIRAS en de overheden vermeld in artikel [6.8 of 7.5] naar gelang het geval. Zij moeten aan alle radioactieve stoffen een bestemming geven die de verwijdering, de recyclage of het hergebruik ervan onder bevredigende voorwaarden waarborgt, onverminderd de bepalingen van artikel 18 en andere wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de radioactieve afvalstoffen.
De aan het Agentschap gerichte melding, bedoeld in het eerste lid, bevat minstens de aanwijzing door de exploitant van die bestemming. De overheid die bevoegd is voor het verlenen van de vergunning kan bijkomende voorwaarden opleggen of de vergunningsvoorwaarden wijzigen door dezelfde procedure te volgen als die bepaald in artikel 13.
[Voor de inrichtingen van klasse I gebeurt de melding aan het Agentschap volgens de bepalingen van artikel 17/1 van het koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties.]
17.2
[De ontmanteling van de installaties die behoren tot:
- –
- de inrichtingen van klasse I;
- –
- de inrichtingen van klasse IIA bepaald in de artikelen 3.3.a) en 3.3.b), met uitzondering van de deeltjesversnellers waarvoor door de deskundige erkend in de fysische controle kan aangetoond worden dat er geen activatie heeft plaats gevonden in de omliggende materialen;
is onderworpen aan een voorafgaande vergunning, die door de Koning of door het Agentschap volgens volgende procedure wordt verleend.]
De vergunningsaanvraag voor de ontmanteling van de inrichtingen wordt [schriftelijk of in afdrukbare elektronische vorm, nadat ze werd onderzocht en goedgekeurd door een deskundige erkend in de fysische controle van klasse I of II,] aan het Agentschap gericht en bevat minstens de voorstellen van de exploitant of, eventueel, van de personen die wettelijk bevoegd zijn de vereffening ervan uit te voeren, over:
- –
- de modaliteiten voor de ontmanteling van de installaties;
- –
- [het deeldossier radioactieve afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 5.8, en in voorkomend geval de informatie bedoeld in artikel 18.2;]
- –
- [de identificatie van de eindtoestand;]
- –
- [alsook alle andere bepalingen die de gezondheid en de veiligheid van de werknemers en van de bevolking en de bescherming van het leefmilieu kunnen waarborgen, zowel tijdens de ontmanteling en de voorbereidende werkzaamheden als na afloop ervan;]
- –
- [voor de inrichtingen van klasse I, het veiligheidsrapport van de ontmanteling zoals vermeld in artikel 17/10 van het besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties;]
- –
- [in voorkomend geval, de beslissing over de vrijstelling van een milieueffectbeoordeling zoals bedoeld in artikel 6.1bis.2;]
- –
- [in voorkomend geval overeenkomstig art. 6.1bis.1, een milieueffectbeoordelingsrapport of een screeningsnota samen met het oordeel van het Agentschap bedoeld in artikel 6.1bis.3, § 2.]
[...] Naar gelang het geval, is de procedure bepaald in de artikelen 6.3 tot 6.8, 7.3 tot 7.9, van toepassing op de ontmantelingsvergunning.
[...]
[Voor elk voorstel tot belangrijke wijziging in verband met de procedures, de toestand van de ontmanteling, de bestemming van de gebouwen of van de vestigingsplaats, moet een aanvraag tot vergunning worden gericht aan de bevoegde overheid die hierover uitspraak doet. De bevoegde overheid om de vergunning af te leveren kan afwijken van één of meerdere van de in de artikelen 6 en 7 bepaalde formaliteiten overeenkomstig de modaliteiten die zijn vastgesteld in artikel 12.
De overheid die de vergunning verleende kan bijkomende voorwaarden opleggen of de vergunningsvoorwaarden wijzigen volgens dezelfde procedure als die welke in artikel 13 is bepaald.]
17.3
[In geval van stopzetting van het uitbaten van alle bronnen van ioniserende straling door een inrichting van klasse II, met uitzondering van deze bedoeld in de artikelen 3.3a), en 3.3b), en III, moet de exploitant of, in voorkomend geval, de personen die wettelijk bevoegd zijn de vereffening ervan uit te voeren, aan het Agentschap volgende documenten bezorgen opdat het kan overgaan tot de opheffing van de oprichtings-en exploitatievergunning:
- –
- Een schriftelijke, gedateerde en ondertekende melding van stopzetting met vermelding van de datum van stopzetting;
- –
- Een attest van de bestemmeling van de radioactieve stoffen/bronnen;
- –
- Informatie over de bestemming van de toestellen die röntgenstraling voortbrengen en de deeltjesversnellers;
- –
- Een verslag van de deskundige erkend in de fysische controle waarin de stopzetting bevestigd wordt en de lokalen, waar niet-ingekapselde bronnen werden uitgebaat, vrijgegeven worden;
- –
- Een verslag van de deskundige erkend in de fysische controle waarin de stopzetting bevestigd wordt en de lokalen, waar deeltjesversnellers werden uitgebaat, vrijgegeven worden.
Zij verwittigen eveneens NIRAS en de overheden vermeld in artikel 7.5 of 8.4 naar gelang het geval.]
17.4
[In geval van stopzetting, om welke reden ook, van een vergunde beroepsactiviteit, moet de exploitant of, in voorkomend geval, de personen die wettelijk bevoegd zijn de vereffening ervan uit te voeren, hiervan het Agentschap op de hoogte brengen. Zij verwittigen eveneens NIRAS en de overheden vermeld in artikel 9.5 naar gelang het geval. Zij moeten aan alle radioactieve stoffen een bestemming geven die de verwijdering, de recyclage of het hergebruik ervan onder voorwaarden die evenredig zijn aan de risico's die zij met zich brengen, waarborgt.
De aan het Agentschap gerichte melding, bedoeld in het eerste lid, bevat minstens de aanwijzing door de exploitant van die bestemming.
Indien het Agentschap corrigerende maatregelen heeft opgelegd en een termijn voor de tenuitvoerlegging ervan, kan het deze maatregelen herzien of aanvullen.]