A Definitie van in deze bijlage gebruikte termen
Equivalente omgevingsdosis H*(d): de equivalente dosis op een punt in een stralingsveld dat zou worden teweeggebracht door het overeenkomstige geëxpandeerde en uitgelijnde veld in de ICRU-bol op diepte d, op de straal tegengesteld aan de richting van het uitgelijnde veld. De benaming voor de eenheid van equivalente omgevingsdosis is de sievert (Sv).
Directionele equivalente dosis H'(d, Ω): de equivalente dosis op een punt in een stralingsveld dat zou worden teweeggebracht door het overeenkomstige geëxpandeerde veld in de ICRU-bol op diepte d, op een straal in een bepaalde richting Ω. De specifieke naam voor de eenheid van directionele equivalente dosis is de sievert (Sv).
Geëxpandeerd en uitgelijnd veld: een stralingsveld waarin de fluentie en haar richtings- en energiespreiding hetzelfde zijn als in het geëxpandeerde veld, maar waarin de fluentie unidirectioneel is.
Geëxpandeerd veld: een van het werkelijke stralingsveld afgeleid veld, waarin de fluentie en haar richtings- en energiespreidingen overal in het meetvolume dezelfde waarde hebben als op het referentiepunt in het werkelijke stralingsveld.
Fluentie Φ: het quotiënt van dN en da, waarin dN het aantal deeltjes is dat een bol met doorsnede da binnendringt: Φ = dN/da
Individueel equivalente dosis Hp(d): de equivalente dosis in zachte weefsels, op een passende diepte d, onder een bepaald punt in het lichaam. De benaming voor de eenheid van individueel equivalente dosis is de sievert (Sv).
Kwaliteitsfactor (Q): De factor die de biologische effectiviteit van een straling karakteriseert, gebaseerd op de ionisatiedichtheid langs de sporen van geladen deeltjes in het weefsel. Q wordt gedefinieerd als een functie van de onbeperkte lineaire energieoverdracht, L∞ (vaak aangeduid als L of LET), van geladen deeltjes in water. De verhouding tussen de kwaliteitsfactor Q(L), en de onbeperkte lineaire energieoverdracht L∞ is vermeld in punt C. Q is vervangen door de stralingswegingsfactor in de definitie van equivalente dosis, maar wordt nog steeds gebruikt voor het berekenen van de operationele dosis equivalente grootheden die worden gebruikt voor opvolging.
Stralingsweegfactor (wR): dimensieloze factor, gebruikt om de geabsorbeerde dosis in een weefsel of orgaan te wegen op basis van de biologische effectiviteit van verschillende types straling. Het wordt gebruikt om de equivalente dosis af te leiden van de geabsorbeerde dosis gemiddeld over een weefsel of orgaan. De desbetreffende waarden van wr staan vermeld in punt B.
Geabsorbeerde dosis in een weefsel of orgaan (DT): het quotiënt van de totale energie die een weefsel of orgaan heeft ontvangen en de massa van dat weefsel of orgaan.
Weefselweegfactor (wT): dimensieloze factor die wordt gebruikt om de equivalente dosis in een weefsel of orgaan (T) te wegen. De factor geeft de relatieve bijdrage van dat weefsel of orgaan aan de totale gezondheidsschade als gevolg van uniforme bestraling van het lichaam De desbetreffende waarden staan vermeld in punt D.
Lineaire energieoverdracht (L of LET), ook wel onbeperkte lineaire energieoverdracht (L∞) genoemd: de gemiddelde lineaire snelheid van energieverlies van geladen deeltjes straling in een medium, d.w.z. de verloren stralingsenergie per eenheid van lengte van het pad door een materiaal. De lineaire energieoverdracht wordt gedefinieerd als:
L = dE/dl
waarin dE de gemiddelde energie voorstelt die een deeltje met energie E bij aflegging van een afstand dl in water verliest.
ICRU-bol: een door het International Committee on Radiation Units (ICRU) geïntroduceerd lichaam om het menselijk lichaam te benaderen met betrekking tot de energieopname als gevolg van ioniserende straling. Het betreft een weefselequivalente bol met een doorsnede van 30 cm, een dichtheid van 1 g cm-3 en een massasamenstelling van 76,2 % zuurstof, 11,1 % koolstof, 10,1 % waterstof en 2,6 % stikstof.
B Waarden van de stralingsweegfactor wR
De waarden van de stralingsweegfactor wR hangen af van het type en de energie van het uitwendige stralingsveld of van de het type en de energie van de door een radionuclide in het organisme uitgezonden straling.
Wanneer een stralingsveld is samengesteld uit meerdere stralingssoorten en energieën met verschillende wR-waarden, wordt de totale equivalente dosis HT verkregen door:
HT = ∑ wR DT,R
De som wordt voor alle betrokken stralingstypes uitgevoerd.
|
|
|
|
|
|
Protonen en geladen pionen
|
|
Alfadeeltjes, splijtingsfragmenten, zware ionen
|
|
|
|
Neutronen, 1 MeV ≤ En ≤ 50 MeV
|
|
|
2.5 + 3.25 e-In(0.04 En)2/6
|
Opmerking: Alle waarden hebben betrekking op straling op het lichaam of, in het geval van interne stralingsbronnen, op straling die is uitgezonden door de ingebrachte radionuclide(n).
De stralingsweegfactoren voor neutronen worden gedefinieerd door een constante functie (zie figuur 1 en tabel).
C Verhouding tussen de kwaliteitsfactor Q(L), en de onbeperkte lineaire energieoverdracht L
Onbeperkte lineaire energieoverdracht L in water (keV µm-1)
|
|
|
|
|
|
|
|
D Waarden van de weefselweegfactor wT
(1)
De waarden van de weefselweegfactor wT zijn als volgt:
|
|
|
Rood beenmerg, dikke darm, longen, maag, borst, overige weefsels en organen
(1)
|
|
|
|
|
|
Blaas, slokdarm, lever, schildklier
|
|
|
Botoppervlak, hersenen, speekselklieren, huid
|
|
|
|
|
|
(1)
|
Overige weefsels en organen: bijnieren, extrathoracale zone, galblaas, hart, nieren, lymfeklieren, spierweefsel, mondslijmvlies, pancreas, prostaat (man), dunne darm, milt, thymeefsel, baarmoeder/baarmoederhals (vrouw).
|
E Operationele hoeveelheden voor uitwendige bestraling
Operationele hoeveelheden voor uitwendige bestraling worden gebruikt voor individuele controle voor stralingsbeschermingsdoeleinden:
- 1.
- Individuele monitoring:
individueel dosisequivalent Hp(d),
d: diepte in mm in het lichaam.
- 2.
- Zonemonitoring:
equivalente omgevingsdosis H*(d),
directionele equivalente dosis H'(d, Ω),
d: diepte in mm onder het oppervlak van de in A gegeven bol,
Ω: invalshoek.
- 3.
- Voor sterk penetrerende straling wordt een diepte van 10 mm aanbevolen, en voor zwak penetrerende straling een diepte van 0,07 mm voor de huid, en 3 mm voor het oog.
(1)
|
De waarden zijn vastgesteld op basis van een referentiepopulatie met een gelijk aantal mannen en vrouwen van uiteenlopende leeftijd. Bij de bepaling van de effectieve dosis zijn zij van toepassing op de beroepshalve blootgestelde personen en de bevolking, in haar geheel, en op beide geslachten.
|