17/10/11 KB Veiligheidszones
Koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering van het kernmateriaal en de definiëring van veiligheidszones in de nucleaire installaties en de nucleaire vervoerbedrijven
Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, artikel 17bis, tweede streepje, vervangen door de wet van 30 maart 2011, en artikel 17ter, § 4, vervangen door de wet van 30 maart 2011.
Gelet op de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, artikel 8bis, § 1, tweede lid, ingevoegd bij voornoemde wet van 30 maart 2011;
Gelet op de voorstellen van het Federaal Agentschap voor nucleaire controle verstuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken op 20 december 2005, 28 april 2008 en 18 maart 2011;
Gelet op de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, artikel 28;
Overwegende dat de vertegenwoordigster van de Eerste Minister op het Ministerieel Comité voor inlichtingen en veiligheid op 15 februari 2011 heeft bevestigd dat het advies van het Comité niet meer nodig was, gezien het advies dat op 10 juli 2009 werd overgemaakt;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 2007 en 6 juli 2009;
Gelet op het schrijven van de Minister van Klimaat en Energie van 19 november 2009 waarbij aan de Minister van Binnenlandse Zaken, in uitvoering van de beslissing van de Ministerraad van 17 juli 2009 een schatting van de financiële impact wordt overgemaakt voor de overheidsinstanties waarover de Minister van Klimaat en Energie zijn voogdij uitoefent;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van de Begroting, gegeven op 28 april 2011;
Gelet op het advies 49.677/2 van de Raad van State, gegeven op 7 juin 2011 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende de wet van 24 juli 1984 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, en van de bijlagen, opgemaakt te Wenen en te New York op 3 maart 1980;
Overwegende de wet van 15 juli 2008 houdende instemming met de Wijziging van het Verdrag inzake de externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
(...)
Artikel 1 Definities
Voor de doelen van dit besluit, dient te worden verstaan onder:
- –
- Afgevaardigde voor de fysieke beveiliging: de natuurlijke persoon aangesteld, afhankelijk van het geval, overeenkomstig artikel 6, § 5 of artikel 7, § 5, van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties;
- –
- Externe perimeter: de perimeter bepaald door een fysieke barrière, voorzien van een wachtpost, waarbinnen de nucleaire installatie gelegen is en toegang voor het publiek niet toegestaan is;
- –
- Interne perimeter:
- a)
- fysieke barrière voorzien van een toegangscontrolesysteem, gelegen binnen de externe perimeter, die één of meerdere veiligheidszones omsluit die in artikel 2, §§ 2 tot 6, vermeld worden;
- b)
- gebouw voorzien van een toegangscontrolesysteem, gelegen binnen de externe perimeter, dat één of meerdere veiligheidszones omsluit die in artikel 2, §§ 2 tot 6, vermeld worden;
- –
- de wet van 15 april 1994: de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
- –
- de wet van 11 december 1998: de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheids-attesten en veiligheidsadviezen en haar uitvoeringsbesluiten.
Artikel 2 Definiëring en categorisering van de veiligheidszones van de nucleaire installatie en definiëring van de machtigingsniveaus vereist om deze te betreden
§ 1
De hierna gedefinieerde veiligheidszones bevinden zich binnen de externe perimeter.
§ 2
Het gebruik, de productie en de opslag van kernmateriaal van categorie III vinden plaats in een “beveiligde zone”. De veiligheids-rang “VERTROUWELIJK - NUC” wordt aan deze zone toegekend. De toegang tot de beveiligde zone is beperkt tot personen gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, houder van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “VERTROUWELIJK”.
§ 3
Het gebruik, de productie en de opslag van kernmateriaal van categorie II vinden plaats in een “beschermde zone”. De veiligheids-rang “GEHEIM - NUC” wordt aan deze zone toegekend. De toegang tot de beschermde zone is beperkt tot die personen gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, houder van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “GEHEIM”.
§ 4
Het gebruik, de productie en de opslag van kernmateriaal van categorie I vinden plaats in een zone gelegen binnen een beschermde zone. Deze zone wordt “de hoogbeschermde zone” genoemd. De veiligheidsrang “GEHEIM - NUC” wordt aan deze zone toegekend. De toegang tot de hoogbeschermde zone is beperkt tot een beperkt aantal personen aangewezen door de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, en houder van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “GEHEIM”. De toegang van iedere andere persoon die een veiligheidsmachtiging van dit niveau bezit, maar die geen toelating heeft om de hoogbeschermde zone te betreden, is onderworpen aan het uitdrukkelijk akkoord van de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging.
§ 5
Het gebruik, de productie en de opslag van kernmateriaal van categorie I waaraan overeenkomstig artikel 17ter, § 3, tweede lid, van de wet van 15 april 1994 de veiligheidsrang “ZEER GEHEIM - NUC” werd toegekend, vinden plaats in een zone die zich binnen de hoogbeschermde zone bevindt. Deze zone wordt de “zeer hoogbeschermde zone” genoemd. De veiligheidsrang “ZEER GEHEIM -NUC” wordt aan deze zone toegekend. De toegang tot de zeer hoogbeschermde zone is beperkt tot een beperkt aantal personen aangewezen door de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, en houder van een veiligheidsmachtiging van het niveau “ZEER GEHEIM”. De toegang van iedere andere persoon die een veiligheidsmachtiging van dit niveau bezit, maar die geen toelating heeft om de zeer hoogbeschermde zone te betreden, is onderworpen aan het uitdrukkelijke akkoord van de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging.
§ 6
De uitrustingen, de systemen, voorzieningen of ieder ander element waarvan de sabotage rechtstreeks of onrechtstreeks zou kunnen leiden tot radiologische gevolgen die de internationaal erkende radiologische normen voor de werknemers, de bevolking of het leefmilieu overschrijden, worden in “vitale zones” geplaatst. De veiligheidsrang “GEHEIM - NUC” wordt aan deze zone toegekend. De vitale zones bevinden zich binnen de beschermde zone of op elke andere plaats die een beschermingsniveau geniet dat minstens gelijk is aan dat van de beschermde zone. De toegang tot de vitale zones is beperkt tot een beperkt aantal personen aangewezen door de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging, gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, en houder van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “GEHEIM”. De toegang van iedere andere persoon die een veiligheidsmachtiging van dit niveau bezit, maar die geen toelating heeft om de vitale zones te betreden, is onderworpen aan het uitdrukkelijke akkoord van de afgevaardigde voor de fysieke beveiliging.
§ 7
De veiligheidsrang “VERTROUWELIJK - NUC” wordt aan de interne perimeter toegekend. Bij het ontbreken van een interne perimeter, wordt deze veiligheidsrang aan de externe perimeter toegekend.
De toegang:
- a)
- tot de interne perimeter;
- b)
- bij het ontbreken van een interne perimeter, tot de externe perimeter is enkel toegelaten voor personen gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, houder van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “VERTROUWELIJK”.
Artikel 3 Definiëring en categorisering van de veiligheidszones van nucleaire vervoerbedrijven, met inbegrip van de nucleaire transportvoertuigen, en definiëring van de machtigingsniveaus vereist voor het organiseren, voorbereiden, uitvoeren of begeleiden van nucleaire vervoer
§ 1
Het nationaal of internationaal vervoer van kernmateriaal wordt opgesplitst in twee groepen.
Groep A bestaat uit het nationaal en internationaal vervoer van kernmateriaal van categorie I, met inbegrip van het kernmateriaal van categorie I waaraan de veiligheidsrang “ZEER GEHEIM- NUC” werd toegekend in toepassing van artikel 17ter, § 3, van de wet van 15 april 1994 en uit het nationaal en internationaal vervoer van niet-bestraald kernmateriaal van categorie II.
Groep B bestaat uit het nationaal en internationaal vervoer van bestraald kernmateriaal van categorie II en van kernmateriaal van categorie III.
§ 2
Onverminderd paragraaf 4 worden de diverse fasen van de organisatie en de diverse voorbereiding van een vervoer van groep A waarvoor de toegang tot het kernmateriaal vereist is, uitgevoerd door personen gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, houder van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “GEHEIM”.
§ 3
De diverse fasen van de organisatie en de voorbereiding van een vervoer van groep B waarvoor de toegang tot het kernmateriaal vereist is, worden uitgevoerd door personen gemachtigd overeenkomstig de wet van 11 december 1998, houder van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “VERTROUWELIJK”.
§ 4
De diverse fasen van de organisatie en de voorbereiding van een vervoer van kernmateriaal van categorie I waaraan de veiligheidsrang “ZEER GEHEIM- NUC” wordt toegekend in toepassing van artikel 17ter, § 3, van de wet van 15 april 1994 waarvoor de toegang tot het kernmateriaal vereist is, worden uitgevoerd door personen die overeenkomstig de wet van 11 december 1998 gemachtigd zijn en houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau “ZEER GEHEIM”.
§ 5
Onverminderd § 8, eerste lid, wordt elk vervoer van groep A dat over de weg plaatsvindt, uitgevoerd door personen die overeenkomstig de wet van 11 december 1998 gemachtigd zijn en houder zijn van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “GEHEIM”.
Onverminderd § 8, tweede lid, wordt elk vervoer van groep A dat plaats vindt door de lucht, over de spoorwegen, over zee of de binnenwateren, begeleid door ten minste één persoon die overeenkomstig de wet van 11 december 1998 gemachtigd is en houder is van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “GEHEIM”.
§ 6
Elk vervoer van groep B dat over de weg plaatsvindt, wordt uitgevoerd door personen die overeenkomstig de wet van 11 december 1998 gemachtigd zijn en houder zijn van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “VERTROUWELIJK”.
§ 7
In uitzonderlijke omstandigheden kan de directeur-generaal van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle eisen dat een vervoer van groep B dat plaatsvindt door de lucht, over de spoorwegen, over zee of de binnenwateren, begeleid wordt door ten minste één persoon die hiertoe overeenkomstig de wet van 11 december 1998 gemachtigd is en houder is van een veiligheidsmachtiging van ten minste het niveau “VERTROUWELIJK”.
§ 8
Elk vervoer over de weg van kernmateriaal van categorie I waaraan de veiligheidsrang “ZEER GEHEIM- NUC” wordt toegekend in toepassing van artikel 17ter § 3 van de wet van 15 april 1994, wordt uitgevoerd door personen die overeenkomstig de wet van 11 december 1998 gemachtigd zijn en houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau “ZEER GEHEIM”.
Elk vervoer door de lucht, over de spoorwegen, over zee of de binnenwateren van kernmateriaal van categorie I waaraan de veiligheidsrang “ZEER GEHEIM- NUC” wordt toegekend in toepassing van artikel 17ter § 3 van de wet van 15 april 1994, wordt begeleid door ten minste één persoon die overeenkomstig de wet van 11 december 1998 gemachtigd is en houder is van een veiligheidsmachtiging van het niveau “ZEER GEHEIM”.
§ 9
Een definitieve veiligheidsrang wordt niet aan gebouwen of delen van gebouwen van een nucleair vervoerbedrijf of aan haar voertuigen toegekend. Deze veiligheidsrang wordt bepaald door het kernmateriaal of de documenten die zij tijdelijk bevat.
Artikel 4
Onder voorbehoud van de uitzonderingen voorzien door of uit hoofde van artikel 8bis van de wet van 11 december 1998, is het niemand toegestaan om toegang te hebben tot kernmateriaal of tot veiligheidszones die gecategoriseerd zijn als “ZEER GEHEIM-NUC”, “GEHEIM-NUC”, “VERTROUWELIJK-NUC” indien hij geen houder is van een veiligheidsmachtiging van het overeenstemmende niveau, respectievelijk “ZEER GEHEIM”, “GEHEIM” en “VERTROUWELIJK” en indien hij de toegang niet nodig heeft voor de uitoefening van zijn functie of zijn opdracht.
Artikel 5 Uitzonderingsbepaling
Dit besluit is niet van toepassing op de nucleaire installaties van de Krijgsmacht en op het nationaal of internationaal vervoer van kernmateriaal, bevolen of vergund door de Minister van Landsverdediging.
Artikel 6 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand die volgt op deze van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, of ten laatste op 1 oktober 2012.
Artikel 7 Uitvoeringsbepaling
Onze Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.