Meer info
 

17/10/11 KB Fysieke beveiliging
Koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de fysieke beveiliging van het kernmateriaal en de nucleaire installaties

Artikel 2 Minimale beveiligingsniveaus

§ 1

De volgende minimale beveiligingsniveaus vormen één van de onderdelen van het fysiek beveiligingssysteem dat de Exploitant verplicht dient op te stellen krachtens artikel 6 § 1.

§ 2

[Voor zover het tot zijn verantwoordelijkheid behoort overeenkomstig artikel 6, § 4bis, en onverminderd de taken voor de bescherming van de externe perimeter die door de openbare macht kunnen worden uitgevoerd, belast de Exploitant bewakingsfirma's, of interne bewakingsdiensten die hiervoor overeenkomstig de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid erkend zijn, met de bescherming van deze perimeter. De bewakingsagenten zijn belast met de controle van de voertuigen en hun lading binnen de limieten van voormelde wet.] De personen die gemachtigd zijn om de installatie te betreden, moeten hun identiteit bewijzen en de verificatie van de voertuigen evenals van de bagage en de colli toelaten met uitzondering van de radioactieve colli die ze vervoeren.

§ 3

De externe of interne perimeter moet omgeven zijn door een omsluiting, voorzien van een automatisch detectieinstallatie voor het detecteren van een mogelijke binnendringing of poging tot binnendringing binnen de desbetreffende perimeter.

§ 4

De motorvoertuigen mogen geen toegang hebben tot de interne perimeter of, indien deze ontbreekt, tot de externe perimeter, behalve indien deze toegang gerechtvaardigd wordt door technische beperkingen die de goede werking van de installatie beïnvloeden. In dit geval moeten de voertuigen vooraf worden gecontroleerd door de personeelsleden bedoeld in § 2.
Met uitzondering van de hulpdiensten kan geen enkel voertuig bestemd voor personenvervoer toegang hebben tot de interne perimeter, of indien deze ontbreekt, tot de externe perimeter.
De interne perimeter of, indien deze ontbreekt, de externe perimeter moet tegen pogingen tot vernieling met behulp van een voertuig beschermd worden.

§ 5

De toegang tot de beveiligde, vitale, beschermde, hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones wordt zodanig gecontroleerd dat elke niet-toegestane toegang gedetecteerd en vertraagd wordt en dat risico's op agressie worden voorkomen. Hun omsluiting is zodanig beschermd dat risico's op niet-toegestane toegang en op agressie worden verhinderd en dat overtreders worden vertraagd.

§ 6

De beschermde, vitale, hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones kunnen slechts een beperkt aantal ingangs en uitgangspunten bevatten die aan een gepaste controle onderworpen worden.
Wanneer niemand de toelating heeft om aanwezig te zijn, worden deze zones onder permanent toezicht geplaatst van een alarmsysteem dat in verbinding staat met een alarmcentrale en waardoor de eventuele aanwezigheid van personen kan worden gedetecteerd. Het alarmsysteem en de alarmcentrale moeten aan de door voormelde [wet van 2 oktober 2017] voorgeschreven criteria beantwoorden, evenals aan haar uitvoeringsbesluiten.

§ 7

De vitale zones bevinden zich binnen de beschermde zone of op elke andere plaats die geniet van een beschermingsniveau dat op zijn minst gelijk is aan dat van de beschermde zone. De exploitant moet toezicht houden om zich ervan te vergewissen dat er zich geen manipulatie of verhindering van de werking van de uitrusting, systemen of voorzieningen die zich in de vitale zones bevinden, heeft voorgedaan, of hij moet de vereiste maatregelen treffen om voldoende snel een dergelijke manipulatie of verhindering van de werking te detecteren.

§ 8

Binnen de nucleaire installaties waar zich vitale zones bevinden, of waar zich kernmateriaal bevindt waaraan de veiligheidsrang "GEHEIM - NUC" of "ZEER GEHEIM - NUC" werd toegekend, wordt een centrale veiligheidspost opgesteld. De registratie van de alarmen, de evaluatie van de situatie en de communicatie met de bewakingsagenten en met de politiediensten gebeuren voortdurend en overeenkomstig voornoemde [wet van 2 oktober 2017] en haar uitvoeringsbesluiten.
De centrale veiligheidspost verzorgt eveneens de communicatie met de directie van de installatie.
Hij beschikt over eenzelfde beschermingsniveau als de beschermde zone. Hij beschikt over een telefoonverbinding voorbehouden voor de [communicatie met de politiediensten die worden opgeroepen om tussen te komen in geval van agressie].
De toegang tot de centrale veiligheidspost is beperkt tot een minimum aantal gemachtigde personen die, overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en haar uitvoeringsbesluiten houder zijn van een machtiging "GEHEIM". In het geval er kernmateriaal waaraan de veiligheidsrang "ZEER GEHEIM - NUC" werd toegekend aanwezig is in de nucleaire installatie, moeten deze personen houder zijn van een machtiging "ZEER GEHEIM".

§ 9

De hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones worden onder permanent bewaking van een toegangscontrolesysteem geplaatst dat op twee verschillende controlemiddelen steunt.
Deze zones zijn zodanig ingericht dat de toegangspunten tot het noodzakelijke minimum beperkt zijn. Deze toegangspunten zijn uitgerust met een intrinsiek intrusiedetectiesysteem. De mogelijke toegangspunten tot deze zones moeten eveneens met intrusiedetectoren worden uitgerust.
De hoogbeschermde en zeer hoogbeschermde zones moeten voorzien zijn van een voorziening die verbonden is met een alarmsysteem en die de personen die zich binnen deze zones bevinden toelaat om alarm te slaan.

§ 10

Het kernmateriaal dat zich binnen veiligheidszones bevindt, moet het voorwerp uitmaken van specifieke beschermingsmaatregelen zodat dit kernmateriaal enkel voor geautoriseerde personen rechtstreeks toegankelijk is, indien dit doel niet kan worden bereikt door zijn opslag- of gebruiksvoorwaarden.
Deze maatregelen, opslag- of gebruiksomstandigheden moeten ook een fysieke hindernis vormen.