§ 1
De totale duur van elk vervoer van kernmateriaal evenals het aantal overladingen moeten tot een minimum worden beperkt.
§ 2
Elk vervoer van kernmateriaal is onderworpen aan op voorhand getroffen regelingen tussen de verzender, de ontvanger en het nucleaire vervoerbedrijf, die betrekking hebben op de vervoersmodaliteiten. De verzender moet voorafgaand aan de voorziene verzending een kennisgeving overmaken aan de ontvanger, met vermelding van de vervoerswijze, de voorziene datum en het uur van aankomst en de exacte plaats van de overhandiging van de lading, wanneer deze plaats heeft op een tussenliggend punt voor de eindbestemming. Daarenboven moet er, in geval van een internationaal vervoer, een voorafgaand akkoord gesloten worden tussen de natuurlijke of rechtspersonen die onder de jurisdictie van de regelgeving van de uit- en invoerende landen vallen met vermelding van de datum, de plaats en de modaliteiten voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de fysieke beveiliging van het vervoer van de verzender naar de ontvanger.
§ 3
Vooraleer tot de lading en de verzending over te gaan, moet het transportvoertuig voor groepA, evenals het wegtransportvoertuig voor groep B, aan een controle worden onderworpen om er zeker van te zijn dat er geen toestel of voorwerp werd ingebracht met als doel te saboteren of dat er niet werd geknoeid met essentiėle onderdelen van het voertuig. Voor het niet-wegvervoer van groep B wordt een dergelijke controle in de mate van het mogelijke uitgevoerd.
§ 4
Voor het vervoer van groep B moeten de colli, tenzij hiervan uitdrukkelijk wordt afgeweken in de vervoervergunning, verzegeld worden en vastgezet worden in het voertuig of in de container en moeten de transportvoertuigen, -compartimenten of -containers voorzien zijn van grendels of zegels. Het vervoer van colli met een massa groter dan 1,5 ton, vastgezet of bevestigd in het transportvoertuig of de transportcontainer, mag in open voertuigen of containers gebeuren.
§ 5
Voor het vervoer van groep A moeten de colli, tenzij hiervan uitdrukkelijk wordt afgeweken in de vervoervergunning, verzegeld worden en vastgezet worden in het voertuig of in de container en moeten de transportvoertuigen, -compartimenten of -containers voorzien zijn van grendels of zegels. Met expliciete toelating van het Agentschap, mag het vervoer van colli met een massa groter dan 2 ton vastgezet of bevestigd in het transportvoertuig of de transportcontainer gebeuren in open voertuigen of containers.
§ 6
Vanaf de aankomst van elk collo met kernmateriaal moet de ontvanger de verzender hiervan op de hoogte brengen. Voor een vervoer van groep A is de bestemmeling bovendien verplicht om na te gaan of de colli, de grendels en de zegels ongeschonden zijn en om de lading te aanvaarden. Elke anomalie moet onmiddellijk aan de verzender en aan het Agentschap gemeld worden. De ontvanger moet eveneens de verzender op de hoogte brengen van elke significante vertraging.
§ 7
Het vervoer van groep A wordt begeleid door de federale politie.
Het vervoer van groep B kan, op basis van een evaluatie van de dreiging, begeleid worden door de federale politie.
De modaliteiten van deze begeleidingen worden door de Minister van Binnenlandse Zaken bepaald.
§ 8
Elk vervoer langs de weg moet worden uitgevoerd door ten minste twee overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en op het niveau bepaald door artikel 3 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de categorisering, en de definiėring van veiligheidszones in de kerninstallaties en de nucleaire vervoerbedrijven gemachtigde personen. Er moeten twee overeenkomstig de wet van 11 december 1998 en op het niveau bepaald door artikel 3 van voormeld koninklijk besluit gemachtigde personen het laden en lossen bijwonen.
§ 9
De personen belast met de uitvoering van het wegvervoer van kernmateriaal moeten in het bezit zijn van geschreven instructies goedgekeurd door het Agentschap. Deze instructies hebben in het bijzonder betrekking op de maatregelen te treffen om het kernmateriaal permanent te beschermen tijdens het vervoer, evenals op de maatregelen die in geval van agressie moeten worden getroffen.
§ 10
Omwille van administratieve en organisatorische redenen wordt het wegvervoer van groep A daarenboven eveneens uitgevoerd onder de permanente supervisie van twee personen aan boord van het voertuig die op zijn minst bekwaam zijn om een verbinding met een vervoerscontrolecentrum te verzekeren.
§ 11
Tijdens een wegvervoer van groep A wordt er permanent toezicht gehouden op de positie van het transportvoertuig door een vervoerscontrolecentrum dat zich in de lokalen van de Exploitant bevindt. Dit controlecentrum verzekert een verbinding met de bevoegde politiediensten.
§ 12
Het Agentschap is ertoe gemachtigd om aanbevelingen op te stellen die betrekking hebben op de fysieke beveiliging van de wegtransportvoertuigen.
De voertuigen voor wegtransport die gebruikt worden door de exploitanten van een in het buitenland gevestigd vervoerbedrijf voor kernmateriaal, moeten evenwaardige garanties bieden vanuit het oogpunt van de fysieke beveiliging als deze die eventueel vereist zijn uit hoofde van het eerste lid.
§ 13
De personen die het niet-wegvervoer van kernmateriaal begeleiden, moeten kennis nemen van de beveiligingsinstructies die door het Agentschap werden goedgekeurd.
Het Agentschap kan de beveiligingsinstructies bestemd voor andere personen belast met de uitvoering van het niet-wegvervoer van kernmateriaal goedkeuren.
De veiligheidsinstructies bedoeld in de voorgaande leden hebben in het bijzonder betrekking op de maatregelen te treffen om het kernmateriaal tijdens het vervoer en in geval van agressie te beschermen.
§ 14
Het spoorwegvervoer van kernmateriaal van groep A dient te gebeuren met een goederentrein in een wagon onder uitsluitend gebruik. De gemachtigde persoon of personen die dit vervoer moeten begeleiden, reizen mee in de wagon die zich het dichtst bij de wagon met de lading bevindt.
In het geval van spoorwegvervoer van voertuigen voor het wegvervoer van kernmateriaal, dan zal het eerste lid worden toegepast in de mate van het mogelijke en rekening houdend met eventuele specifieke regels.
§ 15
Het vervoer van kernmateriaal van groep A met zee- of binnenscheepvaart, moet uitgevoerd worden met een gespecialiseerd zee- of binnenschip.
De lading moet geplaatst worden in een beschermd compartiment of in een beschermde, vergrendelde en verzegelde container.
In het geval van vervoer van transportvoertuigen voor het wegvervoer van kernmateriaal via de zee- of de binnenscheepvaart, zijn de voorgaande leden in de mate van het mogelijke en rekening gehouden met eventuele specifieke regels, van toepassing.
§ 16
Het luchtvervoer van kernmateriaal van groep A dient te gebeuren aan boord van een luchtvaartuig uitsluitend bestemd voor goederenvervoer en waarvan het kernmateriaal de enige lading is.