Meer info
 

30/11/11 KB Veiligheidsvoorschriften kerninstallaties
Koninklijk besluit van 30 november 2011 houdende veiligheidsvoorschriften voor kerninstallaties

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities die gegeven zijn in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen.
Ter aanvulling van deze definities wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:
Algemeen reglement: het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, vastgesteld bij koninklijk besluit van 20 juli 2001;
Bel V: de stichting die werd opgericht bij notariële akte van 7 september 2007, bekendgemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad van 9 oktober 2007, of zijn rechtsopvolger, die te beschouwen is als juridische entiteit bedoeld in artikel 28 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
Nucleaire veiligheid/veiligheid: de toestand van deugdelijke bedrijfsomstandigheden, de voorkoming van ongevallen en de beperking van de gevolgen van ongevallen, die er toe bijdragen dat werkers en de bevolking beschermd worden tegen de aan ioniserende straling afkomstig van kerninstallaties verbonden gevaren;
Veiligheidsautoriteit: Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en Bel V voor wat de taken betreft die er met toepassing van artikel 28 van de wet van 15 april 1994 aan gedelegeerd werden;
Leidinggevend personeel: persoon of groep van personen binnen een organisatie, die deze organisatie leidt, controleert en evalueert;
Trapsgewijze aanpak: proces of methode volgens welke de nauwkeurigheid van de controlemaatregelen en de toe te passen condities in de mate van het mogelijke, overeenstemmen met de risico's;
Managementsysteem: geheel van onderling afhankelijke of interactieve elementen dat dient om het beleid en de doelstellingen op te stellen en dat toelaat om deze doelstellingen op efficiënte en doeltreffende wijze te bereiken;
Voor de nucleaire veiligheid belangrijk onderdeel: een onderdeel dat deel uitmaakt van een veiligheidssysteem en/of waarvan de slechte werking of het defect zouden kunnen leiden tot een onaanvaardbare blootstelling van het personeel of van personen van het publiek;
Structuren, systemen en componenten: algemene uitdrukking die alle elementen van een installatie of activiteit omvat – met uitzondering van de menselijke factoren – die bijdragen tot de bescherming en de nucleaire veiligheid;
10°
Onderhoud: georganiseerde activiteit, zowel van administratieve als technische aard, die erin bestaat de goede werking van de structuren, systemen en componenten te behouden en die tegelijk preventieve en correctieve (herstelling) aspecten bevat;
11°
Uitbatingslimieten en -voorwaarden: alle regels waardoor de limieten van de parameters, de functionele mogelijkheden en de prestatieniveaus van de uitrusting en het personeel bepaald worden en die door de veiligheidsautoriteit voor de veilige werking van een vergunde installatie worden goedgekeurd;
12°
Inbedrijfstelling: geheel van handelingen die erin bestaan om de systemen en componenten die vervaardigd werden voor de installaties en de activiteiten te doen werken en om na te gaan of ze conform het ontwerp zijn en aan de voorgeschreven prestatiecriteria voldoen;
13°
[Ontwerp: het ontwerp bevat de ontwerpbasis en de [ontwerpuitbreiding]:
a)
Ontwerpbasis: de reeks omstandigheden en gebeurtenissen waarmee rekening is gehouden initieel met inbegrip van upgrades, van een kerninstallatie, overeenkomstig vastgestelde criteria, op zodanige wijze dat die installatie weerstand kan bieden aan die gebeurtenissen zonder dat de vergunde grenswaarden worden overschreden bij de geplande werking van de veiligheidssystemen;
b)
[ontwerpuitbreiding]: de reeks omstandigheden en gebeurtenissen die complexer of ernstiger zijn als diegene die deel uitmaken van de ontwerpbasis. Deze omstandigheden kunnen worden veroorzaakt door meerdere initiërende gebeurtenissen, meerdere falingen, zeer onwaarschijnlijke gebeurtenissen of kunnen gepostuleerde omstandigheden zijn.
]
14°
Enkelvoudige faling: faling waardoor een systeem of component niet meer in staat is zijn voorziene veiligheidsfunctie(s) te vervullen en elke ander defect dat eruit kan voortvloeien;
15°
Vooronderstelde initiatorgebeurtenis: gebeurtenis waarvan tijdens de ontwerpfase wordt bepaald dat ze voorziene bedrijfsincidenten of ongevalsomstandigheden kan veroorzaken;
16°
Voorzien bedrijfsincident: werkingsafwijking vergeleken met de normale werking waarvan wordt verwacht dat ze zich minstens eenmaal tijdens de nuttige levensduur van een installatie voordoet maar die, dank zij de gepaste maatregelen die tijdens het ontwerp getroffen worden, geen significante schade berokkent aan de bestanddelen die belangrijk zijn voor de nucleaire veiligheid of die niet ontaardt in ongevalsomstandigheden;
17°
Passieve component: component waarvan de werking niet afhangt van de aanbreng van externe energie (aandrijving, mechanische beweging of elektrische voeding bijvoorbeeld). Elke component die geen passieve component is, is een actieve component;
18°
Gelaagde bescherming: hiërarchische installatie van verschillende niveaus van verschillende uitrustingen en procedures om de vermenigvuldiging van voorziene bedrijfsincidenten te voorkomen en om de doeltreffendheid van fysieke barrières tussen een stralingsbron of radioactieve stoffen en werknemers, personen van het publiek en het leefmilieu te behouden, in verschillende bedrijfsomstandigheden en, voor bepaalde barrières, in ongevalomstandigheden;
19°
[Probabilistische veiligheidsstudie: gedetailleerde, gestructureerde benadering die gebruikt wordt om falingscenario's uit te werken en die een conceptueel en mathematisch middel vormt om becijferde risicoschattingen te maken.
Voor de kernreactoren bestaan er drie niveaus van probabilistische veiligheidsstudies. Niveau 1 omvat de evaluatie van de falingen van de installatie, waardoor de frequentie van de beschadiging van de kern en/of van de in het desactiveringsbekken aanwezige brandstof bepaald kan worden. Niveau 2 omvat de evaluatie van de reactie van de insluiting, waardoor, met de resultaten van niveau 1, de frequentie van de defecten van de insluiting en de uitstoot in het leefmilieu van een bepaald percentage van de hoeveelheid in de brandstof aanwezige radionucliden bepaald kunnen worden. Niveau 3 omvat de evaluatie van de gevolgen buiten de vestigingsplaats, waarbij met behulp van de resultaten van niveau 2 de risico's voor de personen van het publiek kunnen ingeschat worden;
]
20°
Periodieke veiligheidsherziening: systematische herevaluatie van de nucleaire veiligheid van een bestaande installatie (of activiteit) die op regelmatige tijdstippen wordt uitgevoerd om te strijden tegen de cumulatieve gevolgen van de veroudering, wijzigingen, uitbatingervaring, de technische evolutie en de aspecten van de keuze van de site en die tot doel heeft een hoog niveau van nucleaire veiligheid tijdens de ganse nuttige levensduur van de installatie (of de activiteit) te garanderen;
21°
[Veroudering: De veroudering omvat:
a)
de fysieke veroudering die zich uit in een wijziging in de fysische of chemische eigenschappen van de structuren, systemen en componenten, te wijten aan de invloed van de tijd en hun gebruik;
b)
de economische veroudering (“obsolescentie”) van de structuren, systemen en componenten, die inhoudt dat ze door de huidige kennis en technologie zijn achterhaald en tot gevolg heeft dat er zich problemen kunnen voordoen met de technische ondersteuning of met de bevoorrading;
]
22°
[Veiligheidsrapport voor ontmanteling: rapport waarin de schikkingen inzake nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van de ontmanteling van een inrichting of van delen ervan, evenals van de karakterisering van de eindtoestand beschreven worden;]
23°
[Karakterisering: het bepalen van de fysische, chemische en radiologische kenmerken, in het bijzonder het besmettings- en activatieniveau;]
24°
[Uitgestelde ontmanteling: strategie waarbij na de definitieve stopzetting van de activiteiten van de installaties deze gedurende een langere periode in een veilige toestand gebracht en gehouden worden in afwachting van een latere ontmanteling;]
25°
[Ontsmetting: het volledig of gedeeltelijk verwijderen van radioactieve besmetting met behulp van fysische, chemische of biologische processen;]
26°
[[Ontwerpbasisongeval: een ongeval dat is beschouwd in de ontwerpbasis;]]
27°
[Ontwerpuitbreidingsongeval: een ongeval dat is beschouwd in de [ontwerpuitbreiding]. Twee categoriëen van ongevallen worden beschouwd:
a)
Ontwerpuitbreidingsongevallen binnen het domein “A” (DEC-A) waarvoor het mogelijk is om, vroegtijdige of massale radioactieve lozingen te vermijden alsook in voorkomend geval brandstofschade
b)
Ontwerpuitbreidingsongevallen binnen het domein “B” (DEC-B of Ernstige ongevallen) waarvoor het niet mogelijk is om, vroegtijdige of massale radioactieve lozingen alsook, in voorkomend geval, brandstofschade te vermijden;
]
28°
[Vroegtijdige of massale radioactieve lozing: Een radioactieve lozing die ofwel noodmaatregelen buiten de site noodzakelijk maken, maar waarvoor onvoldoende tijd rest om die ten uitvoer te brengen ofwel beschermingsmaatregelen vergen die niet beperkt kunnen worden in tijd of ruimte;]
29°
[Veiligheidsfunctie: functie met als doel de veiligheid van een installatie of van een activiteit te waarborgen om de radiologische gevolgen bij normale bedrijfsomstandigheden, voorziene bedrijfsincidenten en ongevalsomstandigheden te voorkomen of te beperken;]
30°
[Fundamentele veiligheidsfuncties: de drie fundamentele veiligheidsfuncties zijn:
(i)
de reactiviteitscontrole;
(ii)
de afkoeling van radioactieve stoffen;
(iii)
de insluiting van radioactieve stoffen;
]
31°
[Beschermingsconcept: globale strategie om een bescherming te waarborgen tegen [interne of externe bedreigingen];]
32°
[Gebeurtenisafhankelijke procedure: een procedure waarin specifieke acties gebaseerd op een voorafgaande diagnose van de initiatorgebeurtenis zijn opgenomen;]
33°
[Toestandsafhankelijke procedure: een procedure waarbij enkel met de toestand van de installatie, met name de waarden van de veiligheidsparameters, of met een of meerdere veiligheidsfuncties rekening wordt gehouden, zonder met een voorafgaande diagnose geassocieerd te worden;]
34°
[Klifeffect: doet zich voor wanneer een kleine wijziging in de omstandigheden met name op het niveau van een parameter of de toestand van een systeem, leidt tot een buitensporige escalatie van de gevolgen;]
35°
[Leiderschap: het vermogen van een individu om andere individuen of groepen van individuen te leiden, te motiveren en te beïnvloeden om gemeenschappelijke doelen, waarden en gedragingen te kunnen delen;]
36°
[Menselijke en organisatorische factoren: factoren die een positieve of negatieve invloed hebben op de menselijke prestaties in een bepaalde situatie, aangezien veiligheid het resultaat is van de interactie tussen mens, technologie en organisatie.]
[Voor de toepassing van hoofdstuk 4, wordt verstaan onder:
opslag: het onderbrengen van radioactieve stoffen in een specifieke installatie, met de intentie om deze later terug te halen;
colli met radioactief afval: radioactief afval omgeven door een verpakking, evenals de grote niet verpakte componenten waarvan de configuratie de functie van insluiting vervult;
verbruikte kernbrandstof: kernbrandstof die in een reactorkern bestraald is en er permanent uit verwijderd werd; verbruikte splijtstof kan worden beschouwd hetzij als een bruikbare bron die kan worden opgewerkt, hetzij als radioactief afval dat bestemd is voor berging. De term “verbruikte splijtstof” wijst hetzij op de splijtstofelementen wanneer deze in een bekken worden opgeslagen, hetzij op de opslagcontainers ingeval van droge opslag;
opslaginstallatie: elke installatie of elke deelinstallatie met als hoofddoel de opslag;
conformiteitscriteria: criteria die in de oprichtings- en exploitatievergunning en/of in het veiligheidsrapport werden vastgelegd en waaraan de verbruikte splijtstof, of de colli met radioactief afval moeten voldoen om veilig opgeslagen te kunnen worden in een opslaginstallatie.
]
[Voor de toepassing van hoofdstuk 4bis, wordt verstaan onder:
Onderzoeksreactor: Een kernreactor die voornamelijk wordt gebruikt voor de productie en het gebruik van neutronenflux en ioniserende straling voor onderzoeksdoeleinden en voor bepaalde andere toepassingen, met inbegrip van experimentele installaties in verband met de reactor en installaties voor opslag, hantering en verwerking van radioactieve stoffen die zich op de dezelfde site bevindt en die direct verband houden met de veilige werking van de onderzoeksreactor. Installaties die gewoonlijk kritische en subkritische assemblages, en homogene nulvermogenreactoren worden genoemd, zijn uitgesloten.
Experimentele opstelling: apparaat geïnstalleerd in een reactor of nabij de reactor om de neutronenflux en ioniserende straling uit de reactor te gebruiken voor onderzoek, ontwikkeling, productie van isotopen of andere doeleinden.
Experimentele activiteit: Activiteit die wordt uitgevoerd in de onderzoeksreactor waarbij gebruik wordt gemaakt van de neutronenflux of de ioniserende straling die door de reactor wordt geproduceerd. Experimentele activiteiten omvatten bijvoorbeeld de productie van radio-isotopen, bestraling voor materiaaltesten, dopering van silicium of neutronenonderzoek en -activering met neutronenstralen. Onderwijs, training en validatie van computermodellen gemaakt met de reactor worden ook beschouwd als experimentele activiteiten.
]
[Voor de toepassing van hoofdstuk 4ter gelden ook de definities in artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 22 april 2024 houdende vaststelling van het vergunningsstelsel van de inrichtingen voor berging van radioactief afval, evenals de volgende definities:
veiligheidsdoelstelling: de bescherming van de bevolking, de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende straling.
gastformatie: de geologische entiteit
waarin de inrichting opgericht wordt in het geval van een ondergrondse berging, of
waarop de inrichting wordt opgericht in het geval van een berging aan de oppervlakte;
insluiting: het resultaat van de acties met het oog op het beletten en beperken van het vrijkomen van radionucliden uit een beperkte ruimte;
afzondering: het resultaat van de acties met het oog op het verhinderen van het contact tussen het radioactief afval en de mens en de biosfeer en het resultaat van het verminderen van de invloed van externe verstoringen die de integriteit van de bergingsinstallatie zouden kunnen aantasten;
terugneembaarheid: het vermogen om het afval terug te nemen nadat het in een bergingsinstallatie is geplaatst, ongeacht de effectieve uitoefening van dit vermogen;
onafhankelijkheid: twee componenten, barrières of veiligheidsfuncties zijn onafhankelijk van elkaar ten overstaan van een verstoring indien deze niet kan leiden tot een gezamenlijk falen;
complementariteit: twee componenten, barrières of veiligheidsfuncties zijn complementair wanneer het falen van één van deze gecompenseerd wordt door de performantie van de andere;
bergingssysteem: systeem samengesteld uit de bergingsinstallatie en de delen van de omgeving die bijdragen aan de veiligheid van de berging;
verstoring: proces of gebeurtenis, intern of extern aan het bergingssysteem, dat mogelijks het gedrag ervan kan beïnvloeden;
10°
sluiting: het geheel van handelingen met de bedoeling de bergingsinstallatie in haar finale configuratie te brengen;
11°
monitoring: continue of periodieke observatie of meting van omgevings-, technische of radiologische parameters die bijdraagt tot de evaluatie van het gedrag van de componenten van het bergingssysteem of de impact van de berging op het publiek en het milieu;
12°
toezicht: algehele observatie van het bergingssysteem, inclusief testen, inspecties gedurende de operationele en post-operationele periode en de monitoring tot de opheffing van de oprichtings- en exploitatievergunning;
13°
het ontwerp: het geheel van de activiteiten voor de selectie van een gastformatie en een site en de ontwikkeling van het bergingsconcept dat met de site gepaard gaat.
14°
de realisatie: geheel van de bouwactiviteiten, de berging van het afval en de sluitingsactiviteiten.
]

Artikel 2 Toepassingsgebied

Hoofdstuk 2 van dit besluit is van toepassing op de inrichtingen van klasse I, omschreven in artikle 3.1. a) van het Algemeen reglement. [De bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling VI zijn van toepassing op de buitenbedrijfstelling van de inrichtingen, of installaties ervan, zoals bepaald in artikel 3.1.a) van het algemeen reglement, voor dewelke nog geen vergunningsaanvraag voor ontmanteling werd ingediend op 1 januari 2015 met uitzondering van de installaties louter bestemd voor de [berging van radioactief afval].]
[Artikel 17 van dit besluit is van toepassing, onverminderd de bepalingen van de Codex over het welzijn op het werk, Boek III. – Arbeidsplaatsen, Titel 3.– Brandpreventie op de arbeidsplaatsen en de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen.]
Hoofdstuk 3 van dit besluit is van toepassing op de kernreactoren voor de elektriciteitsproductie.
[Hoofdstuk 4 van dit besluit is van toepassing op de volgende installaties die deel uitmaken van een inrichting van klasse I zoals gedefinieerd in artikel 3.1, a) van het Algemeen Reglement:
de opslaginstallaties voor verbruikte splijtstof en voor colli met radioactief vast of verhard afval, met uitzondering van de opslag van verbruikte splijtstof in de desactivatiebekkens verbonden met de kernreactoren;
de opslaginstallaties voor grote niet verpakte componenten waarvan de configuratie de functie van insluiting vervult;
specifieke bufferopslagplaatsen gekoppeld aan afvalverwerkingsinstallaties;
specifieke bufferopslagplaatsen gekoppeld aan ontmantelingswerven.
Afdeling I van hoofdstuk 4, met uitzondering van de bepalingen van artikel 34, zevende lid, is niet van toepassing op installaties die reeds in werking zijn, of waarvoor een oprichtings- en exploitatievergunning vóór 1 juni 2017 werd afgeleverd.]
[Hoofdstuk 4bis van dit besluit is van toepassing op onderzoeksreactoren, zoals gedefinieerd in artikel 1.]
[Hoofdstuk 4ter van dit besluit is van toepassing op de berging van radioactief afval aan de oppervlakte.]