Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

1.1.3 Vrijstellingen
1.1.3.1 Vrijstellingen die samenhangen met de aard van het vervoersproces
De bepalingen van het ADR zijn niet van toepassing op:
a)
i)
het vervoer van gevaarlijke goederen door particulieren, indien die goederen verpakt zijn voor de verkoop in de detailhandel en bestemd zijn voor hun persoonlijk of huishoudelijk gebruik of voor hun vrijetijds- of sportactiviteiten; dit op voorwaarde dat maatregelen genomen werden om lekkage van de inhoud onder normale vervoersvoorwaarden te vermijden. Wanneer deze goederen brandbare vloeistoffen zijn, vervoerd in hervulbare recipiënten die door, of voor een particulier gevuld worden, mag de totale hoeveelheid niet groter zijn dan 60 liter per recipiënt en 240 liter per transporteenheid. Er wordt van uitgegaan dat de gevaarlijke goederen in IBC's, grote verpakkingen of tanks niet verpakt zijn voor de verkoop in de detailhandel.
ii)
het vervoer door particulieren, binnen de in lid a) i), aangegeven grenzen, van gevaarlijke goederen die oorspronkelijk bestemd waren voor hun persoonlijk of huishoudelijk gebruik of voor hun vrijetijds- of sportactiviteiten en die als afval worden vervoerd, ook wanneer deze gevaarlijke goederen niet meer in hun oorspronkelijke verpakking voor de detailhandel zijn verpakt, mits maatregelen zijn genomen om lekkage onder normale vervoersomstandigheden te voorkomen;
b)
(Afgeschaft)
c)
het vervoer verricht door ondernemingen, dat ondergeschikt is aan hun hoofdactiviteit -zoals leveringen aan bouwwerven of de terugritten van deze werven – of verband houdt met opmetingen, reparaties of onderhoud; dit in hoeveelheden van ten hoogste 450 liter per verpakking, met inbegrip van de grote recipiënten voor losgestort vervoer (IBC's) en de grote verpakkingen en met inachtname van de in 1.1.3.6 gespecificeerde maximale hoeveelheden. Er dienen maatregelen genomen te worden om lekkage van de inhoud onder normale vervoersvoorwaarden te vermijden. Deze vrijstellingen zijn niet van toepassing op klasse 7.
Het vervoer dat door dergelijke ondernemingen verricht wordt voor hun bevoorrading of externe dan wel interne distributie valt evenwel niet onder het toepassingsgebied van deze vrijstelling;
d)
het vervoer dat uitgevoerd wordt door- of onder toezicht staat van de bevoegde overheden voor de interventies bij noodgevallen, voor zover het noodzakelijk is in verband met de interventie bij een noodgeval, meer in het bijzonder vervoer uitgevoerd:
door takelwagens die voertuigen verplaatsen dewelke bij een ongeval betrokken waren of defect zijn en die gevaarlijke goederen bevatten; of
om de bij een incident of ongeval betrokken gevaarlijke goederen te omsluiten, te recupereren en ze naar de dichtstbijgelegen geschikte veilige plaats over te brengen;
e)
het vervoer bij noodsituaties, bedoeld om mensenlevens te redden of het milieu te beschermen; dit op voorwaarde dat alle maatregelen genomen worden die nodig zijn om te garanderen dat dergelijk transport volledig veilig uitgevoerd wordt.
f)
het vervoer van lege, niet gereinigde vaste opslagreservoirs die gassen van de groepen A, O of F van klasse 2, stoffen van de verpakkingsgroepen II of III van klasse 3 of 9, of pesticiden van de verpakkingsgroepen II of III van klasse 6.1 hebben bevat, indien aan volgende voorwaarden is voldaan:
alle openingen, behalve de drukontlastingsinrichtingen (indien die geïnstalleerd zijn), zijn hermetisch afgesloten;
maatregelen werden getroffen om lekkage van de inhoud onder normale vervoersvoorwaarden te verhinderen; en
de lading is zodanig vastgezet op onderstellen, in kratten of andere manipulatie-inrichtingen of op het voertuig of in de container dat ze onder normale vervoersvoorwaarden niet kan loskomen of zich verplaatsen.
Deze vrijstelling geldt niet voor vaste opslagreservoirs die ontplofbare stoffen in niet-explosieve toestand hebben bevat, of stoffen waarvan het vervoer door het ADR verboden is.
OPMERKING: Zie ook 1.7.1.4 voor radioactieve stoffen.
1.1.3.2 Vrijstellingen die samenhangen met het vervoer van gassen
De voorschriften van het ADR zijn niet van toepassing op het vervoer van:
a)
gassen vervat in de reservoirs of brandstofflessen van een voertuig dat een transportoperatie uitvoert, en die dienen voor de voortstuwing daarvan of voor de werking van zijn bijzondere uitrusting (bijvoorbeeld koelinrichtingen) en die gebruikt worden of bedoeld zijn voor gebruik gedurende het vervoer.
De gassen mogen vervoerd worden in vaste reservoirs of brandstofflessen, rechtstreeks verbonden met de motor of met de hulpuitrusting van het voertuig of in verplaatsbare drukrecipiënten en conform aan de desbetreffende reglementaire bepalingen.
De totale capaciteit van de reservoirs of brandstofflessen van een transporteenheid, inclusief de reservoirs die toegelaten zijn conform 1.1.3.3 a), mag de hoeveelheid energie (MJ) of de massa (kg) die overeenkomst met een energie-equivalent van 54.000 MJ, niet overschrijden.
OPMERKINGEN: 1. De waarde van 54.000 MJ voor het energie-equivalent komt overeen met de limiet van 1.1.3.3 a) (1500 liter). Voor wat betreft het energie-inhoud van de brandstoffen, zie de volgende tabel:
Brandstof
Energie-inhoud
Diesel
36 MJ/liter
Benzine
32 MJ/liter
Aardgas/Biogas
35 MJ/[Nm3 (a)
Vloeibaar gemaakt petroleumgas (LPG)
24 MJ/liter
Ethanol
21 MJ/liter
Biodiesel
33 MJ/liter
Emulsiebrandstof
32 MJ/liter
Waterstof
11 MJ/[Nm3 (a)
(a)
1Nm3 verwijst naar Normaal kubieke meter: de hoeveelheid gas dat 1m3 inneemt bij een temperatuur van 0°C en druk van 1,01325 bar (0,101325 MPa).
De volgende totale capaciteit mag niet overschreden worden
1080 kg voor LNG en CNG;
2250 liter voor LPG.
2. Iedere container die voorzien is van een uitrusting die bestemd is om te functioneren gedurende het vervoer en vastgezet is op een voertuig, wordt beschouwd als een integraal onderdeel van het voertuig en geniet van dezelfde uitzonderingen voor wat betreft de brandstof die nodig is voor het functioneren van de uitrusting.
b)
(Afgeschaft);
c)
gassen van de groepen A en O (overeenkomstig 2.2.2.1), indien hun druk in het recipiënt of in de tank, bij een temperatuur van 20 °C, niet hoger is dan 200 kPa (2 bar) en indien het gas geen vloeibaar gemaakt gas of sterk gekoeld, vloeibaar gemaakt gas is; dit geldt voor alle types van recipiënten of tanks, bijvoorbeeld ook voor de verschillende onderdelen van de machines of van de apparaten;
OPMERKING: deze vrijstelling is niet van toepassing op lampen. Voor lampen, zie 1.1.3.10.
d)
gassen vervat in de uitrusting die voor de werking van het voertuig gebruikt wordt (bijvoorbeeld brandblusapparaten), met inbegrip van de wisselstukken (bijvoorbeeld opgepompte banden); deze vrijstelling geldt ook voor opgepompte banden die als lading vervoerd worden;
e)
gassen die zich in bijzondere inrichtingen van de voertuigen bevinden en voor de werking van deze inrichtingen tijdens het vervoer nodig zijn (koelsystemen, viskaren, verwarmingsapparaten, enz.), evenals de reserverecipiënten voor dergelijke inrichtingen en de lege, niet gereinigde omruilrecipiënten die met dezelfde transporteenheid vervoerd worden;
f)
gassen die zich in voedingswaren bevinden (met uitzondering van UN 1950), met inbegrip van koolzuurhoudende dranken; en
g)
gassen die zich in ballen bevinden die bestemd zijn voor gebruik bij sporten.
h)
(Afgeschaft)
1.1.3.3 Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van vloeibare brandstoffen
De voorschriften van het ADR zijn niet van toepassing op het vervoer van:
a)
de brandstof, vervat in de reservoirs van een voertuig dat een transportoperatie uitvoert, en die dient voor zijn voortstuwing of voor de werking van één van zijn uitrustingen die gebruikt wordt of bestemd is voor een gebruik tijdens het transport.
De brandstof mag vervoerd worden in vaste brandstofreservoirs, rechtstreeks verbonden met de motor of met de hulpuitrusting van het voertuig en conform aan de desbetreffende reglementaire bepalingen, of in draagbare brandstofrecipiënten (zoals jerrycans).
De totale capaciteit van de vaste reservoirs mag niet groter zijn dan 1500 liter per transporteenheid, en deze van een reservoir dat op een aanhangwagen gemonteerd is mag niet groter zijn dan 500 liter. Ten hoogste 60 liter per transporteenheid mag vervoerd worden in draagbare brandstofreservoirs. Deze beperkingen zijn niet van toepassing op voertuigen die door de hulpdiensten gebruikt worden;
OPMERKINGEN: 1. Iedere container die voorzien is van een uitrusting die bestemd is om te functioneren gedurende het vervoer en vastgezet is op een voertuig, wordt beschouwd als een integraal onderdeel van het voertuig en geniet van dezelfde uitzonderingen voor wat betreft de brandstof die nodig is voor het functioneren van de uitrusting.
2. De totale capaciteit van de reservoirs of flessen, inclusief die die brandbare gassen bevatten, mogen een energie-equivalent van 54.000 MJ niet overschrijden (zie opmerking 1 in 1.1.3.2 a)).
b)
(Afgeschaft);
c)
(Afgeschaft).
1.1.3.4 Vrijstellingen in samenhang met bijzondere bepalingen of met gevaarlijke goederen, verpakt in beperkte hoeveelheden of in uitgezonderde hoeveelheden
OPMERKING: Zie ook 1.7.1.4 voor de radioactieve stoffen.

1.1.3.4.1

Bepaalde bijzondere bepalingen van hoofdstuk 3.3 stellen het vervoer van specifieke gevaarlijke goederen geheel of gedeeltelijk van de voorschriften van het ADR vrij. Deze vrijstelling is van toepassing voor de gevaarlijke goederen van de desbetreffende rubriek, wanneer naar de bijzondere bepaling verwezen wordt in kolom (6) van tabel A in hoofdstuk 3.2.

1.1.3.4.2

Bepaalde gevaarlijke goederen kunnen het voorwerp uitmaken van vrijstellingen, op voorwaarde dat aan de voorschriften van hoofdstuk 3.4 is voldaan.

1.1.3.4.3

Bepaalde gevaarlijke goederen kunnen het voorwerp uitmaken van vrijstellingen, op voorwaarde dat aan de voorschriften van hoofdstuk 3.5 is voldaan.
1.1.3.5 Vrijstellingen in samenhang met ongereinigde lege verpakkingen
Ongereinigde lege verpakkingen (met inbegrip van de IBC's en de grote verpakkingen), die stoffen van de klassen 2, 3, 4,1, 5,1, 6,1, 8 en 9 hebben bevat, zijn niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR indien gepaste maatregelen werden getroffen om de mogelijke gevaren te neutraliseren. De gevaren zijn geneutraliseerd indien maatregelen werden getroffen om alle gevaren van de klassen 1 tot en met 9 te elimineren.
1.1.3.6 Vrijstellingen in samenhang met de per transporteenheid vervoerde hoeveelheden

1.1.3.6.1

Voor de toepassing van deze onderafdeling zijn de gevaarlijke goederen ingedeeld bij vervoerscategorieën 0, 1, 2, 3 of 4, zoals aangegeven in kolom (15) van tabel A van hoofdstuk 3.2. De lege ongereinigde verpakkingen die stoffen hebben bevat welke ingedeeld zijn bij vervoerscategorie “0” worden ook ingedeeld bij vervoerscategorie “0”. De lege ongereinigde verpakkingen die stoffen hebben bevat welke ingedeeld zijn bij een andere vervoerscategorie dan “0” worden ingedeeld bij vervoerscategorie “4”.

1.1.3.6.2

Indien de hoeveelheid gevaarlijke goederen aan boord van één enkele transporteenheid de waarden niet overschrijdt die in kolom (3) van de tabel in 1.1.3.6.3 vermeld worden voor een gegeven vervoerscategorie (wanneer de gevaarlijke goederen aan boord van de transporteenheid tot dezelfde categorie behoren), of de overeenkomstig 1.1.3.6.4 berekende waarde (wanneer de gevaarlijke goederen aan boord van de transporteenheid tot meerdere categorieën behoren), mogen zij in colli in éénzelfde transporteenheid vervoerd worden zonder dat de volgende voorschriften van toepassing zijn:
 –  hoofdstuk 1.10, met uitzondering van gevaarlijke goederen met hoog risico van klasse 1 (in overeenstemming met 1.10.3.1), en met uitzondering van de uitgezonderde colli van de klasse 7, UN-nummers 2910 en 2911, indien het activiteitsniveau de waarde A2 overschrijdt;
 –  hoofdstuk 5.3;
 
 –  afdeling 5.4.3;
 
 –  hoofdstuk 7.2, met uitzondering van V5 en V8 van 7.2.4;
 –  CV1 van 7.5.11;
 
 –  deel 8, met uitzondering van
8.1.2.1 a),
 
8.1.4.2 tot en met 8.1.4.5,
 
8.2.3,
 
8.3.3,8.3.4,8.3.5
 
hoofdstuk 8.4,
 
S1 (3) en (6), S2 (1), S4, S5, S14 tot en met S21 en S24 van hoofdstuk 8.5;
 –  deel 9.
 

1.1.3.6.3

Wanneer de gevaarlijke stoffen die in de transporteenheid worden vervoerd tot dezelfde categorie behoren, is de maximale totale hoeveelheid aangegeven in kolom (3) van de onderstaande tabel:
Vervoerscategorie
(1)
Stoffen of voorwerpen verpakkingsgroep of classificatiecode/-groep of UN-nummer
(2)
Maximale totale hoeveelheid per transporteenheid (b)
(3)
0
Klasse 1:
1.1A, 1.1L, 1.2L, 1.3L en UN 0190
0
 
Klasse 3:
UN 3343
 
 
Klasse 4.2:
stoffen ingedeeld bij verpakkingsgroep I
 
 
Klasse 4.3:
UN 1183, 1242, 1295, 1340, 1390, 1403, 1928, 2813, 2965, 2968, 2988, 3129, 3130, 3131, 3132, 3134, 3148,3396,3398 en 3399
 
 
Klasse 5.1:
UN 2426
 
 
Klasse 6.1:
UN 1051, 1600, 1613, 1614, 2312, 3250 en 3294
 
 
Klasse 6.2:
UN 2814, 2900 en 3549
 
 
Klasse 7:
UN 2912 tot en met 2919, 2977, 2978, 3321 tot en met 3333
 
 
Klasse 8:
UN 2215 (maleïnezuuranhydride, gesmolten)
 
 
Klasse 9:
UN 2315, 3151, 3152 en 3432, evenals de voorwerpen die dergelijke stoffen of mengsels bevatten
 
 
alsook de ongereinigde lege verpakkingen die stoffen van deze vervoerscategorie hebben bevat, behalve deze die ingedeeld zijn bij UN 2908.
 
1
Stoffen en voorwerpen die ingedeeld zijn bij verpakkingsgroep I en niet onder vervoerscategorie 0 vallen, alsook de stoffen en voorwerpen van de klassen:
20
 
Klasse 1:
1.1B tot en met 1.1 J (a) , 1.2B tot en met 1.2J, 1.3C, 1.3G, 1.3H, 1.3J en 1.5 D (a)
 
 
Klasse 2:
groepen T, TC (a) , TO, TF, TOC (a) en TFC spuitbussen: groepen C, CO, FC, T, TF, TC, TO, TFC en TOC
 
 
 
chemische stoffen onder druk: UN 3502 tot en met 3505
 
 
Klasse 4.1:
UN 3221 tot en met 3224 en 3231 tot en met 3240, 3533 en 3534
 
 
Klasse 5.2:
UN 3101 tot en met 3104 en 3111 tot en met 3120
 
2
Stoffen die ingedeeld zijn bij verpakkingsgroep II en niet onder vervoerscategorie 0, 1 of 4 vallen, alsook de stoffen en voorwerpen van de klassen:
333
 
Klasse 1:
1.4B tot en met 1.4G en 1.6N
 
 
Klasse 2:
groep F
 
 
 
spuitbussen: groep F
 
 
 
chemische stoffen onder druk: UN 3501
 
 
Klasse 4.1:
UN 3225 tot en met 3230, 3531 en 3532
 
 
Klasse 4.3:
UN 3292
 
 
Klasse 5.1:
UN 3356
 
 
Klasse 5.2:
UN 3105 tot en met 3110
 
 
Klasse 6.1:
UN 1700, 2016 en 2017 en stoffen die ingedeeld zijn bij verpakkingsgroep III
 
 
Klasse 6.2:
UN 3291
 
 
Klasse 9:
UN 3090, 3091, 3245, 3480, 3481, 3536, 3551 en 3552
 
3
Stoffen die ingedeeld zijn bij verpakkingsgroep III en niet onder vervoerscategorie 0, 2 of 4 vallen, alsook de stoffen en voorwerpen van de klassen:
1000
 
Klasse 2:
groepen A en O
 
 
 
spuitbussen: groepen A en O
 
 
 
chemische stoffen onder druk: UN 3500
 
 
Klasse 4.3:
UN 3476
 
 
Klasse 3:
UN 3473
 
 
Klasse 8:
UN 2794, 2795, 2800, 3028, 3477, 3506 en 3554
 
 
Klasse 9:
UN 2990 en 3072
 
4
Klasse 1:
1.4S
onbeperkt
 
Klasse 2:
UN 3537 tot en met 3539
 
 
Klasse 3:
UN 3540
 
 
Klasse 4.1:
UN 1331, 1345, 1944, 1945, 2254, 2623 en 3541
 
 
Klasse 4.2:
UN 1361 en 1362 van verpakkingsgroep III en UN 3542
 
 
Klasse 4.3:
UN 3543
 
 
Klasse 5.1:
UN 3544
 
 
Klasse 5.2:
UN 3545
 
 
Klasse 6.1:
UN 3546
 
 
Klasse 7:
UN 2908 tot en met 2911
 
 
Klasse 8:
UN 3547
 
 
Klasse 9:
UN 3268, 3499, 3508, 3509, 3548 en 3559
 
 
alsook de ongereinigde lege verpakkingen die gevaarlijke stoffen hebben bevat, met uitzondering van die welke in de vervoerscategorie 0 voorkomen.
 
(a)
Voor de UN-nummers 0081, 0082, 0084, 0241, 0331, 0332, 0482, 1005 en 1017 bedraagt de totale maximale hoeveelheid per transporteenheid 50 kg.
(b)
De totale maximale hoeveelheid voor elke vervoerscategorie stemt overeen met een berekende waarde van “1.000” (zie ook 1.1.3.6.4).
In de bovenstaande tabel wordt onder “maximale totale hoeveelheid per transporteenheid” het volgende verstaan:
voor voorwerpen, de totale massa in kilogram van de voorwerpen zonder hun verpakkingen (voor voorwerpen van klasse 1, de netto massa van de ontplofbare stof in kg; voor in onderhavige bijlage gespecificeerde gevaarlijke goederen in machines of in apparatuur, de totale hoeveelheid erin vervatte gevaarlijke goederen in kilogram of in liter al naargelang het geval);
voor vaste stoffen, vloeibaar gemaakte gassen, sterk gekoelde vloeibare gassen en opgeloste gassen, de netto massa in kg;
voor vloeistoffen, de totale hoeveelheid erin vervatte gevaarlijke goederen, in liter;
voor samengeperste gassen, geadsorbeerd gassen en chemische stoffen onder druk, de watercapaciteit van het recipiënt, in liter.

1.1.3.6.4

Wanneer gevaarlijke goederen die behoren tot verschillende vervoerscategorieën in éénzelfde transporteenheid vervoerd worden, mag de som van
de hoeveelheid stoffen en voorwerpen van vervoerscategorie 1 vermenigvuldigd met 50,
de hoeveelheid stoffen en voorwerpen van vervoerscategorie 1, die in noota onder de tabel van 1.1.3.6.3 vermeld worden, vermenigvuldigd met 20,
de hoeveelheid stoffen en voorwerpen van vervoerscategorie 2 vermenigvuldigd met 3, en
de hoeveelheid stoffen en voorwerpen van vervoerscategorie 3,
niet groter zijn dan een berekende waarde van 1.000.

1.1.3.6.5

Voor de toepassing van onderhavige onderafdeling moet geen rekening gehouden worden met gevaarlijke goederen die vrijgesteld zijn overeenkomstig 1.1.3.1 a) en d), 1.1.3.2 tot en met 1.1.3.5, 1.1.3.7, 1.1.3.9 en 1.1.3.10.
1.1.3.7 Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van opslag- en productiesystemen voor elektrische energie
De voorschriften van het ADR zijn niet van toepassing op opslag- en productiesystemen voor elektrische energie (bijvoorbeeld lithiumbatterijen, elektrische condensatoren, asymmetrische condensatoren, opslagsystemen met metaalhydriden en brandstofcellen):
a)
geïnstalleerd in een voertuig dat een transportoperatie uitvoert en die dienen voor zijn voorstuwing of voor de werking van één van zijn uitrustingen;
b)
vervat in apparatuur voor de werking van deze apparatuur die gebruikt wordt of bedoeld is voor gebruik gedurende het vervoer (bijvoorbeeld een draagbare computer), behalve voor apparatuur zoals dataloggers en ladingsopvolgsystemen die in verpakkingen, oververpakkingen, containers of laadcompartimenten vastgemaakt of geplaatst zijn waarvoor enkel de voorschriften van 5.5.4 van toepassing zijn.
1.1.3.8
(Voorbehouden)
1.1.3.9 Vrijstellingen in samenhang met gevaarlijke goederen die tijdens het vervoer als koelmiddel of conditioneringsmiddel gebruikt worden
Gevaarlijke goederen die enkel verstikkend zijn (d.w.z. die de normalerwijze in de atmosfeer aanwezige stikstof verdunnen of verdringen) zijn, wanneer zij in voertuigen of containers voor koel- of conditioneringsdoeleinden gebruikt worden, enkel aan de bepalingen van 5.5.3 onderworpen.
1.1.3.10 Vrijstellingen in samenhang met het vervoer van lampen die gevaarlijke stoffen bevatten
De volgende lampen zijn niet onderworpen aan het ADR op voorwaarde dat ze noch radioactieve stoffen, noch kwik bevatten in een hoeveelheid hoger dan de hoeveelheid gespecificeerd in de bijzondere bepaling 366 van hoofdstuk 3.3:
a)
de lampen die rechtstreeks ingezameld worden bij de particulieren en de huishoudens wanneer ze vervoerd worden naar een inzamelings- of recyclingpunt;
OPMERKING: hieronder vallen ook de lampen die door particulieren naar een eerste inzamelpunt gebracht worden en vervolgens vervoerd worden naar een ander inzamelingspunt, tussentijds verwerkingspunt of recyclingpunt.
b)
de lampen die elk niet meer dan 1 g gevaarlijke stoffen bevatten en die zodanig verpakt zijn dat elk collo niet meer dan 30 g gevaarlijke stoffen bevat, op voorwaarde dat:
i)
de lampen gefabriceerd zijn volgens een gecertificeerd kwaliteitsborgingsprogramma;
OPMERKING: daartoe kan de ISO-norm 9001 gebruikt worden
en
ii)
de lampen ofwel individueel verpakt zijn in binnenverpakkingen die voorzien zijn van scheidingselementen, ofwel elk omgeven zijn door vulmateriaal ter bescherming van de lamp. Vervolgens moeten de lampen verpakt zijn in een stevige buitenverpakking die beantwoordt aan de algemene bepalingen van 4.1.1.1.1 en kunnen weerstaan aan een valproef van 1,2 m. hoogte;
c)
de gebruikte, beschadigde of defecte lampen die per lamp niet meer dan 1 g gevaarlijke goederen en per collo niet meer dan 30 g gevaarlijke goederen bevatten als ze vervoerd worden vanuit een inzamelings- of een recyclingpunt. De lampen moeten verpakt zijn in buitenverpakkingen die voldoende stevig zijn om het lekken van de inhoud onder normale vervoersomstandigheden te vermijden. De buitenverpakkingen moeten beantwoorden aan de algemene bepalingen van 4.1.1.1 en moeten aan een valproef van 1,2 m, hoogte weerstaan.
d)
de lampen die uitsluitend gassen van de groepen A en O bevatten (overeenkomstig 2.2.2.1), op voorwaarde dat ze dusdanig verpakt zijn dat de scherfwerking ten gevolge van het breken van de lamp begrensd blijft tot binnen het collo.
OPMERKING: de lampen die radioactieve stoffen bevatten, worden behandeld in 2.2.7.2.2.2 b).