1.4.3.7.1
In het kader van 1.4.1 moet de ontlader in het bijzonder:
- a)
- er op toezien dat de goederen wel degelijk deze zijn die moeten ontladen worden, door de er op betrekking hebbende informatie in het vervoerdocument te vergelijken met de informatie op het collo, de container, de tank, de MEMU, de MEGC of het voertuig;
- b)
- voor en tijdens het ontladen nakijken of de verpakkingen, de tank, het voertuig of de container dermate beschadigd zijn dat dit de ontladingsoperatie in gevaar kan brengen. Indien zulks het geval is, er op toezien dat de ontlading niet uitgevoerd wordt zolang geen gepaste maatregelen getroffen werden;
- c)
- alle voorschriften die van toepassing zijn op de ontlading en de behandeling naleven;
- d)
- onmiddellijk na het ontladen van de tank, het voertuig of de container:
- i)
- elk gevaarlijk residu verwijderen dat tijdens het ontladen op de buitenkant van de tank, van het voertuig of van de container is terechtgekomen; en
- ii)
- toezien op de sluiting van de afsluiters en inspectieopeningen;
- e)
- er op toezien dat de voorgeschreven reiniging en ontsmetting van de voertuigen of containers uitgevoerd wordt; en
- f)
- er op toezien dat de containers eens ze volledig gelost, gereinigd en ontsmet zijn, de in hoofdstuk 5.3 voorgeschreven grote etiketten, merktekens en oranje schilden niet meer dragen.
1.4.3.7.2
Indien de ontlader gebruik maakt van de diensten van andere betrokkenen (reiniger, decontaminatiestation, enz.) moet hij de gepaste maatregelen treffen om te garanderen dat aan de voorschriften van het ADR voldaan wordt.