Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

Hoofdstuk 1.9 Beperkingen in het vervoer door de bevoegde overheden

1.9.1
In toepassing van artikel 4, § 1 van het ADR kan de toegang van gevaarlijke goederen tot het grondgebied van een Verdragspartij aan voorschriften of verbodsbepalingen onderworpen zijn die om andere redenen dan de veiligheid tijdens het vervoer werden uitgevaardigd. Deze voorschriften of verbodsbepalingen moeten op passende wijze bekendgemaakt worden.
1.9.2
Onder voorbehoud van het bepaalde in 1.9.3 mag een Verdragspartij op haar grondgebied bepaalde aanvullende voorschriften, die niet in het ADR opgenomen zijn, van toepassing verklaren op voertuigen die een internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg uitvoeren; dit op voorwaarde dat deze voorschriften niet strijdig zijn met artikel 2, paragraaf 2 van het Verdrag, dat ze opgenomen zijn in haar nationale wetgeving en dat ze ook van toepassing zijn op de voertuigen die op het grondgebied van deze Verdragspartij een binnenlands vervoer van gevaarlijke stoffen uitvoeren.
1.9.3
De in 1.9.2 beoogde aanvullende voorschriften zijn:
a)
aanvullende veiligheidseisen of beperkingen met betrekking tot de voertuigen die gebruik maken van bepaalde kunstwerken zoals bruggen, de voertuigen die gebruik maken van gecombineerde wijzen van vervoer zoals veerboten of treinen, of de voertuigen die in havens of andere gespecificeerde vervoersterminals aankomen of ze verlaten;
b)
voorschriften die de reisweg preciseren die door voertuigen dient gevolgd te worden om commerciële, residentiële of ecologisch kwetsbare gebieden, industriële zones met gevaarlijke installaties of wegen met grote fysische gevaren te vermijden;
c)
uitzonderlijke voorschriften die de reisweg of de te volgen regels bij het stationneren van voertuigen met gevaarlijke goederen preciseren in geval van extreme weersomstandigheden, aardbevingen, ongevallen, manifestaties van vakbewegingen, burgeroproer of gewapende opstanden;
d)
beperkingen met betrekking tot het verkeer van voertuigen met gevaarlijke stoffen op bepaalde dagen van de week of van het jaar.
1.9.4
De bevoegde overheid van de Verdragspartij die op haar grondgebied aanvullende voorschriften van toepassing verklaart die in de alineas a) tot en met d) van 1.9.3 hierboven beoogd worden, moet deze voorschriften meedelen aan het secretariaat van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, die de Verdragspartijen hiervan op de hoogte zal brengen. (27) (28)

(27)
Een algemene leidraad met betrekking tot het berekenen van de risico's bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg kan geraadpleegd worden op de internetstek van het secretariaat van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (http://www.unece.org/trans/danger/danger.htm).
(28)
Multimodale richtlijnen (Inland TDG Risk Management Framework) kunnen geraadpleegd worden op de website van het Directoraat-generaal voor Mobiliteit en Vervoer van de Europese Commissie. (https://transport.ec.europa.eu/transport-themes/transport-dangerous-goods/riskmanagement-framework_en)
1.9.5 Beperkingen in tunnels
OPMERKING: In hoofdstuk 8.6 bevinden zich eveneens bepalingen betreffende beperkingen van de doorgang van voertuigen door wegtunnels
1.9.5.1 Algemene bepalingen
Wanneer ze beperkingen oplegt aan de doorgang door wegtunnels van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, moet de bevoegde overheid de wegtunnel indelen bij een van de in 1.9.5.2.2 gedefinieerde categorieën. Daarbij moet rekening gehouden worden met de karakteristieken van de tunnel, met de evaluatie van de risico's waarbij de beschikbaarheid en de geschiktheid van alternatieve reiswegen en vervoersmodi in ogenschouw worden genomen, en met het verkeersmanagement. Éénzelfde tunnel kan ingedeeld worden bij meer dan één tunnelcategorie, in functie bijvoorbeeld van het tijdstip van de dag of van de dag van de week, enz.
1.9.5.2 Vaststelling van de categorieën

1.9.5.2.1

De vaststelling van de categorieën moet gebaseerd zijn op de hypothese dat er in de tunnels drie hoofdgevaren bestaan die een groot aantal slachtoffers kunnen veroorzaken of ernstige schade aan de tunnelstructuur kunnen toebrengen:
a)
ontploffingen;
b)
het vrijkomen van giftige gassen of van vluchtige giftige vloeistoffen;
c)
branden.

1.9.5.2.2

De vijf tunnelcategorieën zijn de volgende:
Tunnelcategorie A:
Geen enkele beperking van het vervoer van gevaarlijke goederen;
Tunnelcategorie B:
Beperking van het vervoer van de gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing kunnen veroorzaken;
Van de volgende gevaarlijke goederen wordt aangenomen dat ze aan dit criterium voldoen (31) :
Klasse 1:
Compatibiliteitsgroepen A en L;
Klasse 2:
UN-nummer 3529
Klasse 3:
Classificatiecode D (UN-nummers 1204, 2059, 3064, 3343, 3357 en 3379);
Klasse 4.1
Classificatiecode D en DT; en
 
Zelfontledende stoffen van type B (UN-nummers 3221, 3222, 3231 en 3232);
Klasse 5.2
Organische peroxides van type B (UN-nummers 3101, 3102, 3111 en 3112).
Wanneer de totale netto massa van ontplofbare stoffen per transporteenheid groter is dan 1000 kg:
Klasse 1:
Subklassen 1.1, 1.2 en 1.5 (met uitzondering van de compatibiliteitsgroepen A en L).
Wanneer ze in tanks vervoerd worden:
Klasse 2:
Classificatiecodes F, TF en TFC;
Klasse 4.2
Verpakkingsgroep I;
Klasse 4.3
Verpakkingsgroep I;
Klasse 5.1
Verpakkingsgroep I.
Klasse 6.1
UN-nummer 1510
Tunnelcategorie C:
Beperking van het vervoer van de gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing, een grote ontploffing of het vrijkomen van een belangrijke hoeveelheid giftige stoffen kunnen veroorzaken;
Van de volgende gevaarlijke goederen wordt aangenomen dat ze aan dit criterium voldoen (31) :
de gevaarlijke goederen die onderworpen zijn aan beperkingen in tunnels van categorie B; en
de volgende gevaarlijke goederen:
Klasse 1:
Subklassen 1.1, 1.2 en 1.5 (met uitzondering van de compatibiliteitsgroepen A en L); en
 
Subklasse 1.3 (compatibiliteitsgroepen H en J);
Klasse 7:
UN-nummers 2977 en 2978.
Wanneer de netto massa van ontplofbare stoffen per transporteenheid groter is dan 5000 kg:
Klasse 1:
Subklasse 1.3 (compatibiliteitsgroepen C en G).
Wanneer ze in tanks vervoerd worden:
Klasse 2
Classificatiecodes 2A, 20, 3A en 30, en de classificatiecodes die enkel de letter T bevatten of de lettercombinaties TC, TO en TOC;
Klasse 3:
Verpakkingsgroep I voor de classificatiecodes FC, FT1, FT2 en FTC;
Klasse 6.1:
Verpakkingsgroep I, met uitzondering van UN-nummer 1510
Klasse 8:
Verpakkingsgroep I voor de classificatiecodes CT1, CFT en COT.
Tunnelcategorie D:
Beperking van het vervoer van de gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing, een grote ontploffing, het vrijkomen van een belangrijke hoeveelheid giftige stoffen of een grote brand kunnen veroorzaken;
Van de volgende gevaarlijke goederen wordt aangenomen dat ze aan dit criterium voldoen (32) :
de gevaarlijke goederen die onderworpen zijn aan beperkingen in tunnels van categorie C; en
de volgende gevaarlijke goederen:
Klasse 1:
Subklasse 1.3 (compatibiliteitsgroepen C en G);
Klasse 2:
Classificatiecodes F, FC, T, TF, TC, TO, TFC en TOC;
Klasse 3:
UN-nummer 3528
Klasse 4.1:
Zelfontledende stoffen van types C, D, E en F; en
 
UN-nummers 2956, 3241, 3242, 3251, 3531, 3532, 3533 en 3534;
Klasse 5.2:
Organische peroxides van types C, D, E en F;
Klasse 6.1:
Verpakkingsgroep I voor de classificatiecodes TF1, TFC en TFW en UN-nummer 3507; en
 
Rubrieken van bij inademen giftige stoffen voor dewelke bijzondere bepaling 354 is toegekend in kolom (6) van tabel A in hoofdstuk 3.2 en de rubrieken van bij inademen giftige stoffen van UN-nummers 3381 tot en met 3390;
Klasse 8:
Verpakkingsgroep I voor de classificatiecodes CT1, CFT en COT;
Klasse 9:
Classificatiecodes M9 en M10.
Wanneer ze losgestort of in tanks vervoerd worden:
Klasse 3
 
Klasse 4.2:
Verpakkingsgroep II:
Klasse 4.3:
Verpakkingsgroep II:
Klasse 6.1:
Verpakkingsgroep II; en
 
Verpakkingsgroep III voorde classificatiecode TF2;
Klasse 8:
Verpakkingsgroep I voor de classificatiecodes CF1, CFT en CW1; en
 
Verpakkingsgroep II voorde classificatiecodes CF1 en CFT;
Klasse 9:
Classificatiecodes M2 en M3.
Tunnelcategorie E:
Beperking van het vervoer van alle gevaarlijke goederen met uitzondering van deze goederen waarvoor “(-)” is aangegeven in kolom (15) van tabel A van hoofdstuk 3.2 en van het vervoer van alle gevaarlijke goederen in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk 3.4, indien de hoeveelheden meer dan 8 ton totale bruto massa per transporteenheid bedragen.
OPMERKING: Voor de gevaarlijke goederen die bij de UN-nummers 2919 en 3331 ingedeeld zijn, kunnen beperkingen van de doorgang door tunnels evenwel deel uitmaken van de speciale regeling die door de bevoegde overheid of overheden op basis van 1.7.4.2 wordt goedgekeurd.

(31)
De evaluatie is gebaseerd op de intrinsieke gevaarseigenschappen van de goederen, het omsluitingsmiddel en de vervoerde hoeveelheden.
(31)
De evaluatie is gebaseerd op de intrinsieke gevaarseigenschappen van de goederen, het omsluitingsmiddel en de vervoerde hoeveelheden.
(32)
De evaluatie is gebaseerd op de intrinsieke gevaarseigenschappen van de goederen, het omsluitingsmiddel en de vervoerde hoeveelheden.
1.9.5.3 Bepalingen betreffende verkeerssignalisatie en de notificatie van de beperkingen

1.9.5.3.1

De Verdragspartijen dienen de verbodsbepalingen en alternatieve reiswegen voor de tunnels aan te geven met behulp van een verkeerssignalisatie.

1.9.5.3.2

De Verdragspartijen kunnen te dien einde de verkeerstekens C, 3h en D, 10a, 10b en 10c gebruiken, conform het Verdrag van Wenen over de verkeerssignalisatie (Wenen, 1968) en de European Agreement supplementing the Convention on Road Signs and Signals (Genève, 1971), geïnterpreteerd overeenkomstig de Resolution on Road Signs and Signals (R.E.2) van de UNECE Inland Transport Committee Principal Working Party on Road Transport, zoals gewijzigd.

1.9.5.3.3

Teneinde de verstaanbaarheid van de verkeerstekens op internationaal niveau te vergemakkelijken, berust de signalisatie die in het Verdrag van Wenen is voorgeschreven op het gebruik van vormen en kleuren die karakteristiek zijn voor elk van de categorieën van verkeerstekens en, in de mate van het mogelijke, eerder op het gebruik van grafische symbolen dan van opschriften. Wanneer de Verdragspartijen het nodig achten om de voorgeschreven verkeerstekens en symbolen te wijzigen, mogen de aangebrachte aanpassingen hun fundamentele karakteristieken niet veranderen. Wanneer de Verdragspartijen het Verdrag van Wenen niet toepassen, kunnen de voorgeschreven verkeerstekens en symbolen veranderd worden, voor zover de veranderingen er de wezenlijke betekenis niet van wijzigen.

1.9.5.3.4

De verkeerssignalisatie die bedoeld is om de toegang tot wegtunnels te ontzeggen aan voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, moet aangebracht zijn op een plaats waar de keuze voor een alternatieve reisweg nog mogelijk is.

1.9.5.3.5

Wanneer de toegang tot tunnels aan beperkingen onderhevig is of wanneer alternatieve reiswegen voorgeschreven zijn, moeten de verkeerstekens als volgt vervolledigd worden met bijkomende panelen:
geen verkeersteken: geen enkele beperking;
verkeersteken met een bijkomend paneel voorzien van de letter B: van toepassing op de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in de tunnels van categorie B;
verkeersteken met een bijkomend paneel voorzien van de letter C: van toepassing op de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in de tunnels van categorie C;
verkeersteken met een bijkomend paneel voorzien van de letter D: van toepassing op de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in de tunnels van categorie D;
verkeersteken met een bijkomend paneel voorzien van de letter E: van toepassing op de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in de tunnels van categorie E.

1.9.5.3.6

De tunnelbeperkingen zijn van toepassing op transporteenheden waarvoor een oranje signalisatie conform 5.3.2 is voorgeschreven, met uitzondering van het vervoer van gevaarlijke goederen waarvoor “(-)” is aangegeven in kolom (15) van tabel A van hoofdstuk 3.2. Voor de gevaarlijke goederen die ingedeeld zijn bij de UN-nummers 2919 en 3331, kunnen beperkingen van de doorgang door tunnels evenwel deel uitmaken van de bijzondere regeling die door de bevoegde overheid of overheden op basis van 1.7.4.2 wordt goedgekeurd. Voor de tunnels van de categorie E zijn deze beperkingen eveneens van toepassing op transporteenheden waarvoor een markering conform 3.4.13 is voorgeschreven of die containers vervoeren waarvoor een markering conform 3.4.13 is voorgeschreven.
De tunnelbeperkingen zijn niet van toepassing op de transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren conform 1.1.3, met uitzondering van de transporteenheden die voorzien zijn van de in 3.4.13 voorgeschreven kenmerking onder voorbehoud van 3.4.14.

1.9.5.3.7

De beperkingen moeten officieel gepubliceerd worden en publiek beschikbaar gesteld. De Verdragspartijen moeten deze beperkingen ter kennis brengen van het secretariaat van de ECE-UNO, die deze informatie publiek toegankelijk zal maken op zijn webstek op het internet.

1.9.5.3.8

Wanneer Verdragspartijen specifieke exploitatiemaatregelen toepassen, ontworpen om de risico's te verminderen en met betrekking tot bepaalde of alle voertuigen die tunnels gebruiken (zoals aangifte voor het binnenrijden of passage in een door begeleidingsvoertuigen geëscorteerd konvooi), moeten deze officieel gepubliceerd worden en publiek beschikbaar gesteld.