Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

2.2.1 Klasse 1 Ontplofbare stoffen en voorwerpen
2.2.1.1 Criteria

2.2.1.1.1

Stoffen en voorwerpen in de zin van klasse 1 zijn:
a)
ontplofbare stoffen: vaste of vloeibare stoffen (of mengsels van stoffen) die door een scheikundige reactie gassen kunnen ontwikkelen met een zodanige temperatuur, druk en snelheid dat schade kan worden aangericht aan de omgeving.
pyrotechnische stoffen : explosieve stoffen, bestemd om ten gevolge van niet-detonatieve, zichzelf onderhoudende exotherme scheikundige reacties een warmte-, licht-, geluids-, gas- of rookeffect te veroorzaken, of een combinatie van dergelijke effecten.
OPMERKINGEN:
 1.  Stoffen die zelf geen ontplofbare stoffen zijn, maar die een ontplofbaar gas-, damp- of stofmengsel kunnen vormen, zijn geen stoffen van klasse 1.
 
 2.  Uitgezonderd van klasse 1 zijn ook de met water of alcohol bevochtigde ontplofbare stoffen waarvan het water- of alcoholgehalte de aangegeven grenswaarden overschrijdt en deze die plastificerende stoffen bevatten – deze ontplofbare stoffen zijn ingedeeld bij klasse 3 of 4.1 – evenals de ontplofbare stoffen die op basis van hun hoofdgevaar ingedeeld zijn bij klasse 5.2.
b)
ontplofbare voorwerpen: voorwerpen die een of meerdere ontplofbare en/of pyrotechnische stoffen bevatten.
OPMERKING: Toestellen die ontplofbare en/of pyrotechnische stoffen bevatten in een zodanig geringe hoeveelheid of van een zodanige aard dat buiten het toestel geen merkbare gevolgen (zoals scherfwerking, vuur, rook, warmte of een hard geluid) optreden wanneer ze gedurende het vervoer door onachtzaamheid of per ongeluk tot ontsteking komen, zijn niet onderworpen aan de voorschriften van klasse 1.
c)
stoffen en voorwerpen die niet bij a) of b) vermeld worden en die vervaardigd zijn om een praktisch of pyrotechnisch effect door explosie te verkrijgen.
Voor de doeleinden van klasse 1 verstaat men onder:
“geflegmatiseerd', de toestand die voortkomt uit de toevoeging van een stof (of “flegmatiseermiddel”) aan een ontplofbare stof om er de veiligheid van te verbeteren tijdens de behandeling en het vervoer. Het flegmatiseermiddel maakt de ontplofbare stof ongevoelig of minder gevoelig voorde volgende fenomenen: warmte, schokken, impact, percussie of wrijving. Typische flegmatiserende agens omvatten, maar zijn niet beperkt tot, was, papier, water, polymeren (chloorfluorpolymeren bijvoorbeeld), alcohol en oliën (vasiline en paraffine bijvoorbeeld).
“effect door explosie of pyrotechnisch effect” in de zin van c): een effect dat wordt geproduceerd door zichzelf onderhoudende exotherme scheikundige reacties, met inbegrip van een schok-, ontploffings-, fragmentatie- of projectie-effect of een calorisch, lichtgevend, akoestisch, gasvormig of rookgenererend effect.

2.2.1.1.2

Elke stof of elk voorwerp dat explosieve eigenschappen bezit of kan bezitten, moet in aanmerking genomen worden voor indeling in klasse 1 op grond van de testen, procedures en criteria, vastgelegd in het Handboek van testen en criteria, deel I.
Een stof of voorwerp van klasse 1 is slechts tot het vervoer toegelaten indien deze ingedeeld is bij één van de in tabel A van hoofdstuk 3.2 vermelde benamingen of n.e.g.-rubrieken en indien aan de criteria van het Handboek van testen en criteria is voldaan.

2.2.1.1.3

De stoffen en voorwerpen van klasse 1 moeten bij een UN-nummer en bij een benaming of een n.e.g.-rubriek van tabel A in hoofdstuk 3.2 ingedeeld zijn. De interpretatie van de benamingen van de stoffen of voorwerpen van tabel A in hoofdstuk 3.2 moet gebaseerd zijn op het glossarium in 2.2.1.4.
Monsters van nieuwe of bestaande ontplofbare stoffen of voorwerpen die vervoerd worden, onder meer, om ze te testen, voor classificatie, voor onderzoek en ontwikkeling, voor kwaliteitscontrole of als commercieel staal, mogen – indien het geen inleispringstof is – ingedeeld worden bij de rubriek: UN 0190 ONTPLOFBARE STOF, MONSTER.
De indeling van de in tabel A van hoofdstuk 3.2 niet met name genoemde ontplofbare stoffen en voorwerpen bij een n.e.g. rubriek of bij: UN 0190 ONTPLOFBARE STOF, MONSTER, alsmede de indeling van bepaalde stoffen waarvan het vervoer is onderworpen aan een speciale toelating van de bevoegde overheid uit hoofde van de bijzondere bepalingen van kolom (6) van tabel A in hoofdstuk 3.2, moet uitgevoerd worden door de bevoegde overheid van het land van herkomst. Deze overheid moet ook schriftelijk akkoord gaan met de vervoersvoorwaarden van deze stoffen en voorwerpen. Indien het land van herkomst geen Partij bij het ADR is, moeten de indeling en de vervoersvoorwaarden goedgekeurd worden door de bevoegde overheid van het eerste land dat door het vervoer wordt aangedaan en Partij is bij het ADR.

2.2.1.1.4

De stoffen en voorwerpen van klasse 1 moeten bij een subklasse ingedeeld worden volgens 2.2.1.1.5, en bij een compatibiliteitsgroep volgens 2.2.1.1.6. De subklasse moet vastgesteld worden op basis van de resultaten van de in 2.3.0 en 2.3.1 beschreven beproevingen, door gebruik te maken van de definities van 2.2.1.1.5. De compatibiliteitsgroep moet vastgesteld worden volgens de definities van 2.2.1.1.6. De classificatiecode bestaat uit het nummer van de subklasse en de letter van de compatibiliteitsgroep.

2.2.1.1.5 Definitie van de subklassen

Subklasse 1.1
Stoffen en voorwerpen met gevaar voor massale explosie (een massale explosie is een explosie die vrijwel ogenblikkelijk in nagenoeg de gehele lading plaatsvindt).
Subklasse 1.2
Stoffen en voorwerpen met gevaar voor scherfwerking, zonder gevaar voor massale explosie.
Subklasse 1.3
Stoffen en voorwerpen met gevaar voor brand en met een gering gevaar voor luchtdruk- of scherfwerking of voor beide, maar zonder gevaar voor massale explosie,
 
 a)  waarvan de verbranding aanleiding geeft tot een aanzienlijke warmtestraling; of
 
 b)  die één voor één uitbranden, met een geringe luchtdruk- of scherfwerking, of beide.
Subklasse 1.4
Stoffen en voorwerpen die slechts een gering explosiegevaar opleveren indien ze tijdens het vervoer tot ontsteking of inleiding komen. De gevolgen blijven wezenlijk beperkt tot het collo en leiden normalerwijze niet tot scherfwerking van noemenswaardige omvang of reikwijdte. Een van buitenaf inwerkende brand mag niet leiden tot een vrijwel ogenblikkelijke explosie van nagenoeg de gehele inhoud van het collo.
Subklasse 1.5
Zeer weinig gevoelige stoffen met gevaar voor massale explosie, die zodanig ongevoelig zijn dat er onder normale vervoersomstandigheden slechts een zeer kleine kans bestaat op inleiding of op de overgang van verbranding naar detonatie. Als minimale voorwaarde geldt dat ze niet mogen exploderen bij de uitwendige brandproef.
Subklasse 1.6
Uiterst weinig gevoelige voorwerpen, zonder gevaar voor massale explosie. Deze voorwerpen bevatten voornamelijk uiterst weinig gevoelige stoffen en er gaat een verwaarloosbaar kleine kans op accidentele inleiding of voortplanting van uit.
OPMERKING: Het gevaar dat uitgaat van voorwerpen van subklasse 1.6 beperkt zich tot de explosie van één enkel voorwerp.

2.2.1.1.6

Definitie van de compatibiliteitsgroepen van de stoffen en voorwerpen
A
Inleispringstof.
B
Voorwerp dat een inleispringstof bevat en niet voorzien is van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen. Enkele voorwerpen (zoals de slagpijpjes, de slagpijpjes, samengesteld en de slaghoedjes) zijn hierbij inbegrepen, ofschoon ze geen inleispringstoffen bevatten.
C
Voortdrijvende lading of andere deflagrerende ontplofbare stof, of voorwerp dat een dergelijke lading of stof bevat.
D
Springstof, zwart buskruit, voorwerp dat een springstof bevat zonder inleimiddel en zonder voortdrijvende lading, of voorwerp dat een inleispringstof bevat en voorzien is van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen.
E
Voorwerp dat een springstof bevat, zonder inleimiddel maar met voortdrijvende lading (niet bestaande uit een brandbare vloeistof of brandbare gel of hypergolische vloeistoffen).
F
Voorwerp dat een springstof bevat, met zijn eigen inleimiddel en ofwel met voortdrijvende lading (niet bestaande uit een brandbare vloeistof of brandbare gel of hypergolische vloeistoffen) ofwel zonder voortdrijvende lading.
G
Pyrotechnische stof, voorwerp dat een pyrotechnische stof bevat, of voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als een lichtverspreidend, brandstichtend, traanverwekkend of rook producerend mengsel bevat (met uitzondering van een door water te activeren voorwerp of een voorwerp dat witte fosfor, fosfiden, een pyrofore stof, een brandbare vloeistof, een brandbare gel of hypergolische vloeistoffen bevat).
H
Voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als witte fosfor bevat.
J
Voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als een brandbare vloeistof of brandbare gel bevat.
K
Voorwerp dat zowel een ontplofbare stof als een giftige scheikundige stof bevat.
L
Ontplofbare stof, of voorwerp dat een ontplofbare stof bevat, die een bijzonder gevaar oplevert (bijvoorbeeld vanwege zijn activering door water of vanwege de aanwezigheid van hypergolische vloeistoffen, fosfiden of een pyrofore stof) en die de afzondering van elk type vereist.
N
Voorwerp dat voornamelijk uiterst weinig gevoelige stoffen bevat.
S
Stof of voorwerp, zodanig verpakt of ontworpen dat alle gevaarlijke effecten ten gevolge van het onopzettelijk in werking treden beperkt blijven tot het inwendige van het collo, tenzij de verpakking aangetast is door brand; in dit laatste geval moeten alle effecten van luchtdruk of scherfwerking dermate beperkt zijn dat ze de brandbestrijding en de andere noodmaatregelen in de onmiddellijke omgeving van het collo niet aanmerkelijk hinderen of beletten.
OPMERKINGEN:
1. Elke stof of elk voorwerp, verpakt in een welbepaalde verpakking, kan slechts bij één enkele compatibiliteitsgroep ingedeeld worden. Aangezien het criterium voor de compatibiliteitsgroep S van empirische aard is, is de indeling bij deze groep noodzakelijkerwijze gebonden aan de beproevingen voor de indeling bij een classificatiecode.
 
2. Voorwerpen van de compatibiliteitsgroep D en E mogen voorzien zijn van hun eigen inleimiddelen of er gezamenlijk mee verpakt worden; dit op voorwaarde dat deze iddelen voorzien zijn van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen die een ontploffing verhinderen wanneer het ontstekingsmechanisme van het inleimiddel onopzettelijk in werking treedt. Dergelijke voorwerpen en colli worden in de compatibiliteitsgroep D of E ingedeeld.
 
3. Voorwerpen van de compatibiliteitsgroep D of E mogen gezamenlijk verpakt worden met hun eigen inleimiddelen die niet voorzien zijn van twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen (d.w.z. inleimiddelen ingedeeld bij de compatibiliteitsgroep B), mits voldaan wordt aan de voorschriften van bijzondere bepaling MP21 van onderafdeling 4.1.10. Dergelijke colli worden bij de compatibiliteitsgroep Dof E ingedeeld.
 
4. Voorwerpen mogen voorzien zijn van hun eigen ontstekingsmiddelen of er gezamenlijk mee verpakt worden, op voorwaarde dat die ontstekingsmiddelen onder normale vervoersomstandigheden niet in werking kunnen treden.
 
5. Voorwerpen van de compatibiliteitsgroepen C, D en E mogen gezamenlijk verpakt worden. Dergelijke colli moeten bij de compatibiliteitsgroep E ingedeeld worden.

2.2.1.1.7

Indeling van vuurwerk bij de subklassen

2.2.1.1.7.1

Vuurwerk moet normalerwijze ingedeeld worden bij de subklassen 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4 op basis van de resultaten van de beproevingen van beproevingsserie 6 van het Handboek van testen en criteria. Echter:
a)
de watervallen die een flitspoeder bevatten (zie opmerking 2 van 2.2.1.1.7.5), moeten worden ingedeeld bij de subklasse 1.1G, ongeacht de resultaten van “Test Series 6”.
b)
omdat het bij vuurwerk om zeer uiteenlopende voorwerpen gaat en laboratoria om de beproevingen uit te voeren niet steeds ter beschikking staan, mag deze indeling ook gemaakt worden aan de hand van de in 2.2.1.1.7.2 beschreven procedure.

2.2.1.1.7.2

De indeling van vuurwerk bij de UN-nummers 0333, 0334, 0335 of 0336, en de indeling aan UN nummer 0431 van voorwerpen bestemd voor toneeleffecten, die beantwoorden aan een type beschreven in de tabel voor de vooropgestelde klassificatie van vuurwerk van 2.2.1.1.7.5. en aan de kenmerken waardoor zij kunnen worden ingedeeld bij 1.4G volgens deze tabel, kan gemaakt worden door analogie, zonder dat het nodig is om de beproevingen van beproevingsserie 6 uit te voeren, met behulp van de tabel voor de vooropgestelde Massificatie van vuurwerk in 2.2.1.1.7.5. Deze indeling dient met toestemming van de bevoegde overheid gemaakt te worden. Niet in de tabel vermelde voorwerpen moeten geklassificeerd worden op basis van de resultaten van de beproevingen van beproevingsserie 6.
OPMERKINGEN:
1. Andere types vuurwerk mogen slechts in kolom 1 van de tabel in 2.2.1.1.7.5 toegevoegd worden op basis van volledige beproevingsresultaten die aan het Subcomité van experten voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de UNO ter beoordeling worden voorgelegd.
 
2. Door de bevoegde overheden verkregen beproevingsresultaten, die de indeling van het in kolom 4 van de tabel in 2.2.1.1.7.5 gespecificeerd vuurwerk bij de subklassen in kolom 5 staven of tegenspreken, dienen ter informatie voorgelegd te worden aan het Subcomité van Experten voor het vervoer van gevaarlijke goederen van de UNO.

2.2.1.1.7.3

Wanneer vuurwerk van meer dan één subklasse in éénzelfde collo verpakt wordt, moet het geklassificeerd worden in de meest gevaarlijke subklasse, tenzij de resultaten van de beproevingen van beproevingsserie 6 anders aantonen.

2.2.1.1.7.4

De classificatie die in de tabel in 2.2.1.7.5 is aangegeven geldt enkel voor voorwerpen die verpakt zijn in kisten uit karton (4G).

2.2.1.1.7.5

Tabel voor de vooropgestelde classificatie van vuurwerk (40)
OPMERKINGEN:
1. Behalve wanneer uitdrukkelijk anders wordt vermeld, hebben de aangegeven percentages betrekking op de totale massa van de pyrotechnische stoffen (bijvoorbeeld vuurpijlaandrijvingen, voortdrijvende ladingen, springladingen en effectladingen).
 
2. Het begrip “flitspoeder” in deze tabel slaat op pyrotechnische stoffen in poedervorm of als pyrotechnische eenheden, zoals ze in het vuurwerk voorhanden zijn, die gebruikt worden om een geluidseffect te veroorzaken of als springlading of voortdrijvende lading, tenzij aangetoond wordt dat de drukstijgingstijd van deze stoffen meer dan 6 ms bedraagt voor 0,5 g pyrotechnische stof in de “HSL Flash Composition Test” in aanhangsel 7 van het handboek van testen en criteria.
 
3. De aangegeven afmetingen in mm hebben,
 
 a)  bij de bolvormige vuurwerkbommen en de cylindrische gestapelde vuurwerkbommen (peanut shells), betrekking op de diameter van de bol van de bom;
 
 b)  bij cylindrische vuurwerkbommen, betrekking op de lengte van de vuurwerkbom;
 
 c)  bij een vuurwerkbom in een mortier, Romeinse kaarsen, enkelschotsbuizen of mijnen, betrekking op de inwendige diameter van de buis die het vuurwerk omsluit of bevat;
 
 d)  bij losse mijnen of cylindervormige losse mijnen, betrekking op de inwendige diameter van de mortier die de mijn zal dienen te bevatten.
Type
Omvat: / Synoniem van:
Definitie
Specificatie
Classificatie
Vuurwerkbom, bolvormig of cylindrisch
Bolvormige slagbom (spherical display shell): aerial shell, colour shell, kleureffectslagbom (dye shell),multi-breakshell,multi-effectshell,nauticalshell, parachute shell, smoke shell, star shell;
knaleffect slagbom (report shell): theaterknal (maroon),salute, sound shell,thunderclap,aerial shell kit
Voorwerp met of zonder voortdrijvende lading, met vertragende lont en springlading, pyrotechnische basiscomponent(en) of losse pyrotechnische stof, ontworpen om vanuit een mortier afgeschoten te worden
Alle knaleffect slagbommen
1.1G
Kleureffectbom: ≥ 180 mm
1.1G
Kleureffectbom: < 180 mm met > 25 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.1G
Kleureffectbom: < 180 mm met ≤ 25 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.3G
Kleureffectbom: ≤ 50 mm of ≤ 60 g pyrotechnische stof met ≤ 2 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.4G
Gestapelde vuurwerkbom (peanut shell)
Voorwerp met twee of meer bolvormige vuurwerkbommen in een gemeenschappelijk omhulsel, voortgedreven door dezelfde voortdrijvende lading en met afzonderlijke uitwendige vertragende lonten
De gevaarlijkste bolvormige vuurwerkbom bepaalt de classificatie.
Voorgeladen mortier (preloaded mortar), vuurwerkbom in mortier (shell in mortar)
Assemblage bestaande uit een bolvormige of cylindrische vuurwerkbom, die geplaatst is in een mortier en die ontworpen is om vanuit deze mortier afgeschoten te worden.
Alle slagbommen
1.1G
Kleureffectbom: ≥ 180 mm
1.1G
Kleureffectbom: > 25 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.1G
Kleureffectbom: > 50 mm en < 180 mm
1.2G
Kleureffectbom: ≤ 50 mm of ≤ 60 g pyrotechnische stof met ≤ 25 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.3G
Shell of shells (bolvormig)
(de bij “shell of shells” aangegeven percentages hebben betrekking op de brutomassa van het vuurwerkartikel)
Voorwerp zonder voortdrijvende lading, met een vertragende lont en een springlading, dat slagbommen en inerte materialen bevat en dat ontworpen is om vanuit een mortier afgeschoten te worden.
> 120 mm
1.1G
Voorwerp zonder voortdrijvende lading, met een vertragende lont en een springlading, dat ≤ 25 g flitspoeder bevat per knalsamenstelling, met ≤ 33 % flitspoeder en ≥ 60 % inerte materialen, en dat ontworpen is om vanuit een mortier afgeschoten te worden.
≤ 120 mm
1.3G
Voorwerp zonder voortdrijvende lading, met een vertragende lont en een springlading, dat kleureffectbommen en/of pyrotechnische basiscomponenten bevat en dat ontworpen is om vanuit een mortier afgeschoten te worden.
> 300 mm
1.1G
Voorwerp zonder voortdrijvende lading, met een vertragende lont en een springlading, dat kleureffectbommen ≤ 70 mm en/of pyrotechnische basiscomponenten bevat, met ≤ 25 % flitspoeder en ≤ 60 % pyrotechnische stof en ontworpen om vanuit een mortier afgeschoten te worden.
> 200mm en ≤ 300 mm
1.3G
Voorwerp met voortdrijvende lading, met een vertragende lont en een springlading, dat kleureffectbommen ≤ 70 mm en/of pyrotechnische basiscomponenten bevat, met ≤ 25 % flitspoeder en ≤ 60 % pyrotechnische stof en ontworpen om vanuit een mortier afgeschoten te worden.
≤ 200 mm
1.3G
Batterij/Combinatie
Spervuur (barrage), bombardos, cakebox (cakes), finalebox, flowerbed, hybrid, multiple tubes, shell cakes, banger batteries, flash banger batteries
Assemblage die meerdere elementen van hetzelfde type of van verschillende types bevat, waarbij elk type overeenstemt met één van de types vuurwerk die in deze tabel zijn opgesomd, met één of twee ontstekingspunten.
Het gevaarlijkste type vuurwerk bepaalt de classificatie.
Romeinse kaars
Evenementenkaars (exhibition candle),kaars (candle), bombettes
Buis die een reeks pyrotechnische basiscomponenten bevat, dewelke afwisselend bestaan uit pyrotechnische stof, voortdrijvende lading en overdragende lont.
Inwendige diameter ≥ 50 mm, bevat flitspoeder, of
Inwendige diameter < 50 mm, met > 25 % flitspoeder
1.1G
Inwendige diameter ≥ 50 mm, bevat geen flitspoeder
1.2G
Inwendige diameter < 50 mm, met ≤ 25 % flitspoeder
1.3G
Inwendige diameter ≤ 30 mm, iedere pyrotechnische basiscomponent ≤ 25 g en ≤ 5 % flitspoeder
1.4G
Enkelschotsbuis (shot tube)
Kleine vuurwerkbom in mortier (single shot Roman candLe, small preloaded mortar)
Buis die een pyrotechnische basiscomponent bevat, dewelke bestaat uit pyrotechnische stof en voortdrijvende lading met of zonder een overdragende lont.
Inwendige diameter ≤ 30 mm en pyrotechnische basiscomponent > 25 g, of > 5 % en ≤ 25 % flitspoeder
1.3G
Inwendige diameter ≤ 30 mm, pyrotechnische basiscomponent ≤ 25 g en ≤ 5 % flitspoeder
1.4G
Vuurpijl
Lawinepijl (avalanche rocket), signaalpijl (signal rocket), vuurpijl met fluitsignaal (whistling rocket), bottle rocket, sky rocket, op raket gelijkende vuurpijl (missile type rocket), table rocket
Buis, die een pyrotechnische stof en/of pyrotechnische componenten bevat, voorzien van één of meerdere stokken of van een ander middel om de vlucht te stabiliseren en ontworpen om voortgedreven te worden door de lucht.
Uitsluitend flitspoedereffecten
1.1G
Flitspoeder > 25 % van de pyrotechnische stof
1.1G
Pyrotechnische stof > 20 g en flitspoeder ≤ 25 %
1.3G
Pyrotechnische stof ≤ 20 g, springlanding van zwart buskruit en ≤ 0,13 g flitspoeder per knaleffect, ≤ 1 g in totaal
1.4G
Mijn
Pot-à-feu, grondmijn (ground mine, zakmijn (bag mine), cylindermijn
Buis die een voortdrijvende lading en pyrotechnische componenten bevat en ontworpen is om op de grond geplaatst te worden of in de grond vastgezet te worden. Het voornaamste effect is de uitstoot van alle pyrotechnische componenten in één keer, waarbij in de lucht een wijdverspreid visueel- en/of geluidseffect wordt geproduceerd, of
een zak of een cylinder uit papier of textiel die een voortdrijvende lading en pyrotechnische componenten bevat en ontworpen is om in een mortier geplaatst te worden en te functioneren als een mijn.
> 25 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.1G
≥ 180 mm en ≤ 25 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.1G
< 180 mm en ≤ 25 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten
1.3G
≤ 150 g pyrotechnische stof, die ≤ 5 % flitspoeder als los poeder en/of knaleffecten bevat. Iedere pyrotechnische component ≤ 25 g, elk knaleffect < 2 g; elk fluiteffect (in voorkomend geval) ≤ 3 g
1.4G
Fontein
Vulkaan (volcano), bundel (gerb), lances, Bengaals vuur (Bengal fire), flitter sparkle, cylindrische fontein, kegelfontein, lichtfakkel (illuminating torch)
Niet-metalen omhulsel dat een samengeperste of compact gemaakte pyrotechnische stof bevat die vonken en vlammen produceert.
Opmerking: de fonteinen die ontworpen zijn om een verticale waterval of een vonkengordijn te produceren, worden als watervallen beschouwd (zie volgende rubriek).
≥ 1 kg pyrotechnische stof
1.3G
< 1 kg pyrotechnische stof
1.4G
Waterval
 
Pyrotechnische fontein ontworpen om een verticale waterval of een vonkengordijn te produceren
Bevat een flitspoeder ongeacht het resultaat van de beproevingen van “Test Series 6” (zie 2.2.1.1.7.1 a)).
1.1G
Bevat geen flitspoeder.
1.3G
Sterretjes
Sterretjes om in de hand te houden (handheld sparklers), sterretjes die niet in de hand kunnen worden gehouden (non-handheld sparklers), wiresparklers
Stijve draad, gedeeltelijk (aan één uiteinde) gecoat met een langzaam brandende pyrotechnische stof, met of zonder ontstekingskop.
Sterretjes op basis van perchloraat: > 5 g per item of > 10 items per pak.
1.3G
Sterretjes op basis van perchloraat: ≤ 5 g per item en ≤10 g per pak;
1.4G
Sterretjes op basis van nitraat: ≤ 30 g per item
 
Bengaalse stok
Dipped stick
Niet-metalen stok, gedeeltelijk (aan één uiteinde) gecoat met een langzaam brandende pyrotechnische stof en ontworpen om in de hand gehouden te worden.
Items op basis van perchloraat: > 5 g per item of > 10 items per pak
1.3G
Items op basis van perchloraat: ≤ 5 g per item en ≤ 10 items per pak
1.4G
Items op basis van nitraat: ≤ 30 g per item
 
Vuurwerk met gering gevaar en novelties
Tafelbommen (table bombs), knalerwten (throwdowns), knetter pellets (cracling granules), smokes, log, snakes, glow worm, slangen (serpents), snaps, trekbommetjes en confettibommen (party poppers)
Voorwerp ontworpen om zeer beperkte visuele- en/of geluidseffecten te produceren, dat kleine hoeveelheden pyrotechnische stof en/of explosieve samenstelling bevat.
Knalerwten (throwdowns) en snaps mogen tot 1,6 mg zilverfulminaat bevatten;
Snaps, trekbommetjes en confettibommen (party poppers) mogen tot 16 mg van een mengsel van kaliumchloraat met rode fosfor bevatten;
Andere artikelen mogen tot 5 g pyrotechnische stof bevatten, maar geen flitspoeder.
1.4G
Stijgtol (spinner)
Aerial spinner, helicopter, chaser, grondtol (ground spinner)
Niet-metalen buis of buizen, die een gas- of vonkproducerende pyrotechnische stof bevatten, met of zonder geluidsproducerende samenstelling en met of zonder vleugels.
Pyrotechnische stof per item > 20 g, die ≤ 3 % flitspoeder voor knaleffect bevat of ≤ 5 g samenstelling met fluiteffect.
1.3G
Pyrotechnische stof per item ≤ 20 g, die ≤ 3 % flitspoeder voor knaleffect bevat of ≤ 5 g samenstelling met fluiteffect.
1.4G
Wiel
Catharinawielen (catherine wheels), draaizon (saxon)
Assemblage, met voortstuwende buizen dewelke een pyrotechnische stof bevatten, die voorzien is van een middel om aan een steun bevestigd te worden zodat ze kan draaien.
In totaal ≥ 1 kg pyrotechnische stof, geen knaleffect, elk fluiteffect (in voorkomend geval) ≤ 25 g en ≤ 50 g samenstelling met fluiteffect per wiel.
1.3G
In totaal < 1 kg pyrotechnische stof, geen knaleffect, elk fluiteffect (in voorkomend geval) ≤ 5g en ≤ 10 g samenstelling met fluiteffect per wiel.
1.4G
Luchtwiel
Flying saxon, UFO's, stijgkroon (rising crown)
Buizen die voortdrijvende ladingen en vonken-, vlammen- en/of geluidproducerende pyrotechnische stoffen bevatten, waarbij de buizen aan een steunring bevestigd zijn.
In totaal > 200 g pyrotechnische stof of > 60 g pyrotechnische stof per voortstuwende buis, ≤ 3 % flitspoeder als knaleffect, elk fluiteffect (in voorkomend geval) ≤ 25 g en ≤ 50 g samenstelling met fluiteffect per wiel.
1.3G
In totaal ≤ 200 g pyrotechnische stof en ≤ 60 g pyrotechnische stof per voortstuwende buis, ≤ 3 % flitspoeder als knaleffect, elk fluiteffect (in voorkomend geval) ≤ 5 g en ≤ 10 g samenstelling met fluiteffect per wiel.
1.4G
Keuzepakket
Display selection box, display selection pack, garden selection box, indoor selection box; assortiment
Een pakket met vuurwerk van meer dan één type, waarbij elk type overeenstemt met één van de types vuurwerk die in deze tabel zijn opgesomd.
Het gevaarlijkste type vuurwerk bepaalt de classificatie.
Firecracker
Celebration Cracker, celebration roll, Chinese rol (string cracker)
Assemblage van buizen (papier of karton) die verbonden zijn door een pyrotechnische lont, waarbij iedere buis bestemd is om een geluidseffect te produceren.
Elke buis ≤ 140 mg flitspoeder of ≤ 1 g zwart buskruit
1.4G
Rotje (banger)
Salute, flash banger, lady cracker
Niet-metalen buis die een samenstelling met geluidseffect bevat, en ontworpen is om een geluidseffect te produceren.
> 2 g flitspoeder per item.
1.1G
≤ 2 g flitspoeder per item en ≤ 10 g per binnenverpakking.
1.3G
≤ 1 g flitspoeder per item en ≤ 10 g per binnenverpakking of ≤ 10 g zwart buskruit per item.
1.4G

2.2.1.1.8

Uitzondering van klasse 1

2.2.1.1.8.1

Een voorwerp of stof mag op grond van beproevingsresultaten en de definitie van klasse 1 van de voorschriften van die klasse worden uitgezonderd met goedkeuring van de bevoegde overheid van een Verdragspartij van het ADR, die eveneens een goedkeuring verleend door de bevoegde overheid van een land dat geen Verdragspartij van het ADR is kan erkennen, mits die goedkeuring is verleend in overeenstemming met de procedures die volgens het RID, het ADR, het ADN, de IMDG-Code of de Technische Instructies van de ICAO van toepassing zijn.

2.2.1.1.8.2

Met goedkeuring van de bevoegde overheid overeenkomstig 2.2.1.1.8.1 mag een voorwerp van de voorschriften van klasse 1 worden uitgesloten wanneer drie onverpakte exemplaren die elk afzonderlijk met het eigen inlei- of ontstekingsmiddel of met een extern middel in werking worden gesteld om op de beoogde wijze te functioneren, aan de volgende beproevingscriteria voldoen:
a)
Geen enkel uitwendig oppervlak mag een temperatuur bereiken van meer dan 65°C. Een tijdelijke temperatuurpiek van maximaal 200°C is toelaatbaar;
b)
Geen scheuring of versplintering van de uitwendige behuizing of verplaatsing van het voorwerp of losgekomen delen daarvan over een afstand van meer dan één meter in eender welke richting;
Opmerking: Indien de goede staat van het voorwerp bij een externe brand in gevaar kan komen, moeten deze criteria door een brandproef zoals beschreven in ISO 12097-3 worden onderzocht. Een dergelijke methode is beschreven in de norm ISO 14451-2, met toepassing van een verwarmingssnelheid van 80 K/min.
c)
Geen hoorbare knal met een piek van meer dan 135 dB(C) op een afstand van één meter;
d)
Geen flits of vlam die een materiaal zoals een vel van 80 ± 10 g/m2-papier dat contact maakt met het voorwerp kan doen ontsteken; en
e)
Geen vorming van rook, damp of stof in zodanige hoeveelheden dat het zicht in een met explosiepanelen van passende grootte uitgeruste ruimte van één kubieke meter meer dan 50% vermindert volgens meting met een gekalibreerde lichtmeter (luxmeter) of radiometer die zich op één meter afstand bevindt van een in het midden van de tegenoverstaande wand opgestelde permanente lichtbron. Gebruik van de algemene leidraad voor de optische-dichtheidsbeproeving van ISO 5659-1 en de algemene leidraad voor het fotometrisch systeem als beschreven in sectie 7.5 van ISO 5659-2 is toegestaan, evenals dat van vergelijkbare methoden voor optische-dichtheidsmeting die voor hetzelfde doel ontwikkeld zijn. De lichtmeter moet aan de achterzijde en zijkanten van een passende afschermkap zijn voorzien om de effecten van verstrooid of lekkend licht dat niet rechtstreeks door de bron wordt afgegeven tot een minimum te beperken.
Opmerking 1: Als tijdens de beproevingen voor criteria a), b), c) en d) nauwelijks of geen rook wordt waargenomen, mag van de beproeving als bedoeld in e) worden afgezien.
Opmerking 2: De in 2.2.1.1.8.1 bedoelde bevoegde autoriteit kan beproeving in verpakte vorm verlangen indien is vastgesteld dat het voorwerp zoals verpakt voor vervoer een groter gevaar kan vormen.

2.2.1.1.9

Classificatiedocument

2.2.1.1.9.1

De bevoegde overheid die een voorwerp of een stof indeelt bij klasse 1, moet deze indeling schriftelijk bevestigen aan de aanvrager.

2.2.1.1.9.2

Het classificatiedocument dat door de bevoegde overheid voorgelegd wordt, mag bestaan uit om het even welke vorm en meer dan één pagina tellen, op voorwaarde dat de pagina's achtereenvolgens genummerd worden en één en hetzelfde referentienummer dragen.

2.2.1.1.9.3

De inlichtingen die voorkomen op dit document moeten makkelijk herkenbaar, leesbaar en duurzaam zijn.

2.2.1.1.9.4

Voorbeelden van inlichtingen die kunnen voorkomen op het classificatiedocument zijn de volgende:
a)
De naam van de bevoegde overheid en de wettelijke bepalingen waarop haar legitimiteit gebaseerd is;
b)
De “modal regulations” of de nationale reglementering waarop het classificatiedocument van toepassing is;
c)
De bevestiging dat de classificatie goedgekeurd, gebeurd en bekrachtigd is overeenkomstig de Modelvoorschriften van de VN of de relevante “modal regulations”;
d)
De naam en adres van de rechtspersoon aan wie de classificatie verleend werd en elke registratie van de onderneming die het mogelijk maakt om volgens de nationale wetgeving specifiek een onderneming of haar filialen te identificeren;
e)
De naam waaronder de explosieve stof of het explosieve voorwerp op de markt zal gebracht of verzonden zal worden;
f)
De officiële vervoersnaam, het UN-nummer, de klasse, de subklasse en de overeenstemmende compatibiliteitsgroep van de explosieve stof of het explosieve voorwerp;
g)
In voorkomend geval, de maximum netto massa van de explosieve stof die bevat is in de colli of het voorwerp;
h)
De naam, de handtekening, de zegel, de stempel of een ander identificatieteken van de persoon die door de bevoegde overheid gemachtigd is om het classificatiedocument af te leveren. Deze moeten duidelijk zichtbaar zijn;
i)
Wanneer de veiligheid van het transport of de devisie beschouwd wordt afhankelijk te zijn van de verpakking, de aanduiding van de toegelaten binnenverpakkingen, de tussenverpakkingen en buitenverpakkingen;
j)
Het stuknummer, het stockagenummer of elk ander referentienummer waaronder de explosieve stof of het explosieve voorwerp op de markt zal gebracht worden of verzonden worden;
k)
De naam en het adres van de rechtspersoon die de explosieven gefabriceerd heeft en elke registratie van de onderneming die het mogelijk maakt om volgens de nationale wetgeving specifiek een onderneming of haar filialen te identificeren;
l)
Elke bijkomende inlichting betreffende de verpakkingsvoorschriften en in voorkomend geval de toepasselijke bijzondere verpakkingsvoorschriften;
m)
Verrechtvaardiging van de classificatie, bijvoorbeeld testresultaten, vooropgestelde classificatie van vuurwerk, analogie met een als explosief geklasseerde stof of voorwerp, definitie die voorkomt in tabel A van hoofdstuk 3.2, enz.;
n)
Speciale voorwaarden of beperkingen die de bevoegde overheid vastgesteld heeft relevant voor de veiligheid van het vervoer van de explosieven, het melden van van het gevaar en het internationaal vervoer;
o)
Als de bevoegde overheid dit noodzakelijk acht, de vervaldatum van het classificatiedocument.

(40)
Deze tabel bevat een lijst van klassificaties van vuurwerk die gebruikt mogen worden wanneer gegevens betreffende beproevingsserie 6 ontbreken (zie 2.2.1.1.7.2).
2.2.1.2 Stoffen en voorwerpen die niet tot het vervoer zijn toegelaten

2.2.1.2.1

Ontplofbare stoffen die buitengewoon gevoelig zijn volgens de criteria van deel I van het Handboek van testen en criteria of die onderhevig kunnen zijn aan een spontane reactie, alsmede ontplofbare stoffen en voorwerpen die niet bij een benaming of een n.e.g.-rubriek van tabel A in hoofdstuk 3.2 kunnen worden ingedeeld, zijn niet tot het vervoer toegelaten.

2.2.1.2.2

De voorwerpen van de compatibiliteitsgroep K zijn niet tot het vervoer toegelaten (1.2 K, UN 0020 en 1.3 K, UN 0021).
2.2.1.3 Lijst van de collectieve rubrieken
Classificatiecode
(zie 2.2.1.1.4)
UN-Nummer
Benaming van de stof of van het voorwerp
1.1A
0473
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G. (nietten vervoer toegelaten over het spoor, zie 2.2.1.2.2)
1.1B
0461
BESTANDDELEN VAN EEN PYROTECHNISCHE KETEN, N.E.G.
1.1C
0474
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0497
VOORTDRIJVENDE STOF, VLOEIBAAR
 
0498
VOORTDRIJVENDE STOF, VAST
 
0462
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.1D
0475
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0463
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.1E
0464
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.1F
0465
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.1G
0476
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
1.1L
0357
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0354
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.2B
0382
BESTANDDELEN VAN EEN PYROTECHNISCHE KETEN, N.E.G.
1.2C
0466
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.2D
0467
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.2E
0468
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.2F
0469
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.2L
0358
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0248
INRICHTINGEN, DOOR WATER TE ACTIVEREN, met verspreidings, uitstoot- of voordrijvende lading
 
0355
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
1.3C
0132
DEFLAGRERENDE METAALZOUTEN VAN AROMATISCHE NITROVERBINDINGEN,
 
 
N.E.G.
 
0477
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0495
VOORTDRIJVENDE STOF, VLOEIBAAR
 
0499
VOORTDRIJVENDE STOF, VAST
 
0470
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.3G
0478
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
1.3L
0359
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0249
INRICHTINGEN, DOOR WATER TE ACTIVEREN, met verspreidings, uitstoot- of voordrijvende lading
 
0356
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.4B
0350
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
 
0383
BESTANDDELEN VAN EEN PYROTECHNISCHE KETEN, N.E.G.
1.4C
0479
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0501
VOORTDRIJVENDE STOF, VAST
 
0351
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.4D
0480
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0352
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.4E
0471
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.4F
0472
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.4G
0485
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0353
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
1.4S
0481
ONTPLOFBARE STOFFEN, N.E.G.
 
0349
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, N.E.G.
 
0384
BESTANDDELEN VAN EEN PYROTECHNISCHE KETEN, N.E.G.
1.5D
0482
ONTPLOFBARE STOFFEN, ZEER WEINIG GEVOELIG (STOFFEN EVI ), N.E.G.
1.6N
0486
VOORWERPEN, EXTREEM WEINIG GEVOELIG (VOORWERPEN EEI )
 
0190
ONTPLOFBARE STOF, MONSTER, met uitzondering van inleispringstof
OPMERKING: De subklasse en de compatibiliteitsgroep worden in overeenstemming met de bevoegde overheid en volgens de principes in 2.2.1.1.4 vastgesteld.
2.2.1.4 Glossarium van benamingen
OPMERKINGEN:
1. De omschrijvingen in dit glossarium zijn niet bedoeld om de beproevingsprocedures te vervangen en evenmin om de indeling van een stof of voorwerp van klasse 1 vast te leggen. De indeling bij de juiste subklasse en de beslissing of de compatibiliteitsgroep S van toepassing is, moeten ofwel gebaseerd zijn op de beproevingen volgens deel I van het Handboek van testen en criteria die het product heeft ondergaan, ofwel vastgesteld worden door analogie met soortgelijke producten die reeds beproefd en ingedeeld zijn in overeenstemming met de procedures, vermeld in het Handboek van testen en criteria.
 
2. De getallen achter de benamingen zijn de gepaste UN-nummers [hoofdstuk 3.2, tabel A, kolom (1)]. Zie 2.2.1.1.4 voor wat betreft de classificatiecode.
AANVULLINGSSPRINGLADINGEN: UN 0060
Voorwerpen bestaande uit een zwakke verwijderbare overdrachtslading die in het buisgat van een projectiel tussen de buis en de hoofdspringlading wordt geplaatst.
BOMMEN met springlading: UN 0034; UN 0035
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
BOMMEN met springlading: UN 0033; UN 0291
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen, met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
BOMMEN, BRANDBARE VLOEISTOF BEVATTEND, met springlading: UN 0399; UN 0400
Voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen, en die bestaan uit een reservoir met brandbare vloeistof en een springlading.
BRANDMUNITIE, met of zonder verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0009; UN 0010;UN 0300
Munitie die een brandstichtende stof bevat. Deze munitie bevat bovendien één of meerdere van de volgende componenten, behalve wanneer de brandstichtende stof zelf een ontplofbare stof is: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
BRANDMUNITIE, met vloeistof of gel, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0247
Munitie die een vloeibare of gelatineuze brandstichtende stof bevat. Deze munitie bevat bovendien één of meerdere van de volgende componenten, behalve wanneer de brandstichtende stof zelf een ontplofbare stof is: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
BRANDMUNITIE, WITTE FOSFOR, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0243; UN 0244
Munitie die witte fosfor als brandstichtende stof bevat. Deze munitie bevat bovendien één of meerdere van de volgende componenten: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
BRANDSTOF, VLOEIBAAR: UN 0495; UN 0497
Stof die bestaat uit een deflagrerende vloeibare springstof, gebruikt voorde voortstuwing.
BRANDSTOF, VAST: UN 0498; UN 0499; UN 0501
Stof die bestaat uit een deflagrerende vaste springstof, gebruikt voor de voortstuwing.
BUIZEN, DETONEREND: UN 0106; UN 0107; UN 0257; UN 0367
Voorwerpen die ontplofbare bestanddelen bevatten en die ontworpen zijn om een detonatie in munitie teweeg te brengen. Ze bevatten mechanisch, elektrisch, chemisch of hydrostatisch activeerbare inrichtingen om de detonatie in te leiden. Gewoonlijk bevatten ze veiligheidsvoorzieningen.
BUIZEN, DETONEREND met veiligheidsvoorzieningen: UN 0408; UN 0409; UN 0410
Voorwerpen die ontplofbare bestanddelen bevatten en die ontworpen zijn om een detonatie in munitie teweeg te brengen. Ze bevatten mechanisch, elektrisch, chemisch of hydrostatisch activeerbare inrichtingen om de detonatie in te leiden. De detonerende buis moet ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
BUIZEN, NIET DETONEREND: UN 0316; UN 0317; UN 0368
Voorwerpen die inleispringstoffen bevatten en ontworpen zijn om een deflagratie in munitie teweeg te brengen. Ze bevatten mechanisch, elektrisch, chemisch of hydrostatisch activeerbare inrichtingen om de deflagratie te starten. Gewoonlijk bevatten ze veiligheidsvoorzieningen.
COMPONENTEN VAN PYROTECHNISCHE KETEN, N.E.G.: UN 0382; UN 0383; UN 0384; UN 0461
Voorwerpen die een springstof bevatten en ontworpen zijn om een detonatie of een deflagratie in een pyrotechnische keten over te dragen.
DIEPTEBOMMEN: UN 0056
Voorwerpen bestaande uit een springstoflading in een vat of een projectiel, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om onder water te detoneren.
DIEPTEPEILVOORWERPEN, ONTPLOFBAAR: UN 0374; UN 0375
Voorwerpen met een springstoflading zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden vanaf schepen geworpen en ontploffen op een van tevoren ingestelde diepte of wanneer ze de zeebodem bereiken.
DIEPTEPEILVOORWERPEN, ONTPLOFBAAR: UN 0204; UN 0296
Voorwerpen met een springstoflading met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden vanaf schepen geworpen en ontploffen op een van te voren bepaalde diepte of wanneer ze de zeebodem bereiken.
FAKKELS VOOR VLIEGTUIGEN: UN 0420; UN 0421; UN 0093; UN 0403; UN 0404
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten en die ontworpen zijn om uit een vliegtuig te worden geworpen om te verlichten, te identificeren, te seinen ofte waarschuwen.
FLITSLICHTBOMMEN: UN 0038
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen om een kortstondige, intense verlichting voor fotografische doeleinden te bewerkstelligen. Ze bevatten een springstoflading zonder inleimiddelen, of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
FLITSLICHTBOMMEN: UN 0037
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen om een kortstondige, intense verlichting voor fotografische doeleinden te bewerkstelligen. Ze bevatten een springstoflading met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
FLITSLICHTBOMMEN: UN 0039; UN 0299
Ontplofbare voorwerpen die uit een vliegtuig worden geworpen om een kortstondige, intense verlichting voor fotografische doeleinden te bewerkstelligen. Ze bevatten een flitslichtmengsel.
FLITSLICHTPATRONEN: UN 0049; UN 0050
Voorwerpen bestaande uit een huls, een ontsteker en flitslichtsas die klaar zijn om te worden afgevuurd.
FLITSLICHTPOEDER: UN 0094; UN 0305
Pyrotechnische stof die na ontsteking een intens licht geeft.
GEZWINDE LONT, NIET DETONEREND: UN 0101
Voorwerp bestaande uit katoendraden, geïmpregneerd met fijn zwart buskruit. Het brandt met een uitwendige vlam en wordt gebruikt in de ontstekingsketens voor vuurwerk, enz.
GRANATEN, hand- of geweer-, met springlading: UN 0284; UN 0285
Voorwerpen die ontworpen zijn om met de hand te worden geworpen of met een vuurwapen te worden afgevuurd. Ze bevatten ofwel geen inleimiddelen ofwel inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
GRANATEN, hand- of geweer-, met springlading: UN 0292; UN 0293
Voorwerpen die zijn bestemd om met de hand te worden geworpen of met een vuurwapen te worden afgevuurd. Ze zijn voorzien van inleimiddelen die geen of minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
GRONDFAKKELS: UN 0418; UN 0419; UN 0092
Voorwerpen die samengesteld zijn uit pyrotechnische stoffen en die ontworpen zijn om van op de grond te worden gebruikt om te verlichten, te identificeren, te seinen ofte waarschuwen.
GRONDSTOF VOOR ROOKZWAK BUSKRUIT, BEVOCHTIGD met ten minste 17 massa- % alcohol: UN 0433; GRONDSTOF VOOR ROOKZWAK BUSKRUIT, BEVOCHTIGD met ten minste 25 massa- % water: UN 0159
Stoffen bestaande uit nitrocellulose, geïmpregneerd metten hoogste 60 massa- % nitroglycerine, andere vloeibare organische nitraten of mengsels van deze vloeistoffen.
HANDSEINMIDDELEN: UN 0191; UN 0373
Draagbare voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten en die visuele signalen of alarmseinen voortbrengen. Kleine grondfakkels, zoals fakkels voor gebruik op de weg, de spoorweg en het water, vallen onder deze benaming.
HEXOLIET (HEXOTOL), droog of bevochtigd met minder dan 15 massa- % water: UN 0118
Een stof bestaande uit een innig mengsel van cyclotrimethyleentrinitramine (RDX) en trinitrotolueen (TNT). “Compositie B” valt onder deze benaming.
HEXOTONAL: UN 0393
Een stof bestaande uit een innig mengsel van cyclotrimethyleentrinitramine (RDX), trinitrotolueen (TNT) en aluminium.
HOLLE LADINGEN, BUIGZAAM, GESTREKT: UN 0288; UN 0237
Voorwerpen bestaande uit een kern van springstof met V-vormige doorsnede, omgeven door een buigzame mantel.
HOLLE LADINGEN, zonder slagpijpje: UN 0059; UN 0439; UN 0440; UN 0441
Voorwerpen bestaande uit een huls die een springstoflading bevat, zonder inleimiddelen. De springstoflading heeft een uitholling die omgeven is door onbuigzaam materiaal. De voorwerpen zijn bestemd om een krachtig, perforerend holle lading-effect teweeg te brengen.
HYDROACTIEVE PROJECTIELEN, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0248; UN 0249
Voorwerpen waarvan de werking gebaseerd is op een fysico-chemische reactie van hun inhoud met water.
INRICHTINGEN VOOR VERSPREIDEN VAN BRANDBLUSMIDDEL, UN-nummer 0514
Voorwerpen die een pyrotechnische stof bevatten die bij activering een blusmiddel (of aerosol) verspreiden en geen andere gevaarlijke goederen bevatten.
KABELSNIJDERS, ONTPLOFBAAR: UN 0070
Voorwerpen bestaande uit een snijinrichting, die door een kleine deflagrerende lading tegen een aambeeld wordt geperst.
KLINKNAGELPATRONEN: UN 0174
Voorwerpen bestaande uit een kleine lading ontplofbare stof in een metalen klinknagel.
KNALSEINEN VOOR SPOORWEGDOELEINDEN: UN 0192; UN 0492; UN 0493; UN 0193
Voorwerpen die een pyrotechnische stof bevatten, dewelke met een harde knal ontploft als het voorwerp wordt platgedrukt. Ze zijn ontworpen om op een spoorstaaf te worden gelegd.
LICHTMUNITIE, met of zonder verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0171; UN 0254; UN 0297
Munitie ontworpen om één enkele bron van intens licht voort te brengen, teneinde een gebied te verlichten. Lichtpatronen, lichtgranaten en lichtprojectielen, alsmede verlichtings- en doelmarkeringsbommen vallen onder deze benaming.
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: FAKKELS VOOR VLIEGTUIGEN, GRONDFAKKELS, HANDSEINMIDDELEN, SCHEEPSNOODSIGNALEN, SEINPATRONEN. Deze zijn apart in onderhavige lijst opgenomen.
LICHTSPOORELEMENTEN VOOR MUNITIE: UN 0212; UN 0306
Gesloten voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten. Ze zijn ontworpen om de baan van een projectiel zichtbaar te maken.
LIJNWERPRAKETTEN: UN 0238; UN 0240; UN 0453
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en ontworpen om een lijn uitte werpen.
LOSSE PATRONEN VOOR KLEINKALIBERWAPENS: UN 0327; UN 0338; UN 0014
Munitie bestaande uit een gesloten patroonhuls met een centraal slaghoedje of randvuurontsteking en een voortdrijvende lading van rookzwak of zwart buskruit. De patroonhulzen bevatten geen projectielen. Ze zijn bestemd om afgevuurd te worden door wapens met een kaliber van ten hoogste 19,1 mm en dienen om een harde knal te geven; ze worden gebruikt bij oefeningen, bij het brengen van saluutschoten, als voortdrijvende ladingen, voorstartpistolen, enz.
LOSSE PATRONEN VOOR WAPENS: UN 0326; UN 0413; UN 0327; UN 0338; UN 0014
Munitie bestaande uit een gesloten patroonhuls met een centraal slaghoedje of randvuurontsteking en een lading rookzwak of zwart buskruit, maar zonder projectiel. Ze geven een harde knal en worden gebruikt bij oefeningen, bij het brengen van saluutschoten, als voortdrijvende ladingen, voorstartpistolen, enz. Deze benaming omvat losse flodders.
LOSSE PATRONEN VOOR WERKTUIGEN: UN-nummer 0014
Voorwerp, gebruikt in werktuigen, bestaande uit een gesloten patroonomhulsel met een centrale of randvuurontsteking, met of zonder een lading van rookzwak of zwart kruit, maar zonder projectiel.
MIJNEN, MET SPRINGLADING: UN 0137; UN 0138
Voorwerpen die gewoonlijk bestaan uit recipiënten uit metaal of compositiemateriaal, gevuld met een springstof zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om bij het passeren van schepen, voertuigen of personen in werking te treden. “Bangalore torpedo's” vallen onder deze benaming.
MIJNEN, MET SPRINGLADING: UN 0136; UN 0294
Voorwerpen die gewoonlijk bestaan uit recipiënten uit metaal of compositiemateriaal, gevuld met een springstof met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om bij het passeren van schepen, voertuigen of personen in werking te treden. “Bangalore torpedo's” vallen onder deze benaming.
MUNITIE VOOR BEPROEVINGEN: UN 0363
Munitie die een pyrotechnische stof bevat en gebruikt wordt om de doelmatigheid of de kracht van nieuwe munitie of nieuwe onderdelen van wapens of wapensystemen te testen.
OCTONAL: UN 0496
Stof die bestaat uit een innig mengsel van cyclotetramethyleentetranitramine (HMX), trinitrotolueen (TNT) en aluminium.
OCTOLIET, droog of bevochtigd met minder dan 15 massa- % water: UN 0266
Stof die bestaat uit een innig mengsel van cyclotetramethyleentetranitramine (HMX) en trinitrotolueen (TNT).
OEFENGRANATEN, hand- of geweer-: UN 0372; UN 0318; UN 0452; UN 0110
Voorwerpen zonder hoofdspringlading, die ontworpen zijn om met de hand te worden geworpen of met een vuurwapen te worden afgevuurd. Ze bevatten het ontstekingsmechanisme en eventueel een markeringslading.
OEFENMUNITIE: UN 0362; UN 0488
Munitie die geen hoofdspringlading bevat, maar wel een verspreidings- of uitstootlading. Gewoonlijk is de munitie ook voorzien van een buis en een voortdrijvende lading.
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: OEFENGRANATEN. Deze zijn apart in onderhavige lijst opgenomen.
OLIEPIJPDOORBORINGSAPPARATEN, zonder slagpijpje: UN 0124; UN 0494
Voorwerpen bestaande uit een stalen koker of een metalen strip, waarop holle ladingen zonder inleimiddelen zijn geplaatst, die door slagsnoer met elkaar zijn verbonden.
ONTPLOFBARE STOFFEN, ZEER WEINIG GEVOELIG, N.E.G. (OZWG STOFFEN, N.E.G.): UN 0482
Stoffen die gevaar opleveren voor massale explosie, maar die zo weinig gevoelig zijn dat er onder normale vervoersomstandigheden slechts een zeer kleine kans bestaat op inleiding of op de overgang van verbranding naar detonatie, en die de testen van reeks 5 hebben doorstaan.
ONTPLOFBARE STOF, MONSTER, die geen inleispringstof is: UN 0190
Nieuwe of bestaande ontplofbare stoffen of voorwerpen, die nog niet ingedeeld zijn bij een benaming van tabel A van hoofdstuk 3.2 en die overeenkomstig de instructies van de bevoegde overheid vervoerd worden; dit gewoonlijk in kleine hoeveelheden voor test-, indelings-, kwaliteitscontrole – of onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden of als commerciële monsters.
OPMERKING: Ontplofbare stoffen of voorwerpen die reeds bij een andere benaming van tabel A van hoofdstuk 3.2 ingedeeld zijn, vallen niet onder deze benaming.
ONTPLOFBARE VOORWERPEN, UITERST WEINIG GEVOELIG (OUWG VOORWERPEN): UN 0486
Voorwerpen die hoofzakelijk extreem weinig gevoelige stoffen bevatten en die onder normale vervoersomstandigheden slechts een verwaarloosbaar kleine kans uitgaat op accidentele inleiding of voortplanting, en die de testen van reeks 7 hebben doorstaan.
ONTSPANNINGSONTSTEKERS, ONTPLOFBAAR: UN 0173
Voorwerpen bestaande uit een kleine explosieve lading, hun eigen inleimiddelen en een stang of verbindingsstuk. Ze dienen om toestellen snel te ontkoppelen door de stangen of verbindingsstukken te breken.
ONTSTEKERS: UN 0121; UN 0314; UN 0315; UN 0325; UN 0454
Voorwerpen die één of meer ontplofbare stoffen bevatten en die gebruikt worden om een deflagratie in een ontstekingsketen teweeg te brengen. Ze kunnen chemisch, mechanisch of elektrisch in werking worden gesteld.
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: AANSTEKERS VOOR VUURKOORD; BUIZEN, NIET DETONEREND; GEZWINDE LONT, NIET DETONEREND; ONTSTEKINGSDOPPEN; SLAGHOEDJES; SNELKOORD; VUURKOORD. Deze zijn apart in onderhavige lijst opgenomen.
ONTSTEKERS VOOR VUURKOORD: UN 0131
Voorwerpen van verschillend ontwerp, die in werking worden gesteld door wrijving, door een schok of elektrisch en die gebruikt worden om vuurkoord te ontsteken.
ONTSTEKINGSDOPPEN: UN 0319; UN 0320; UN 0376
Voorwerpen die bestaan uit een ontstekingsmiddel en een deflagrerende hulplading, zoals zwart buskruit. Ze worden gebruikt om de voortdrijvende lading te ontsteken in de hulzen van geschutmunitie, enz.
OVERDRACHTSLADINGEN MET SLAGPIJPJE: UN 0225; UN 0268
Voorwerpen bestaande uit een detonerende springstoflading met inleimiddelen. Ze worden gebruikt om het inleidend vermogen van slagpijpjes of slagsnoerte versterken.
OVERDRACHTSLADINGEN, zonder slagpijpje: UN 0042; UN 0283
Voorwerpen bestaande uit een detonerende springstoflading zonder inleimiddelen. Ze worden gebruikt om het inleidend vermogen van slagpijpjes of slagsnoerte versterken.
PATRONEN VOOR KLEINKALIBERWAPENS: UN 0417; UN 0339; UN 0012
Munitie bestaande uit een patroonhuls – met een centraal slaghoedje of randvuurontsteking – die een voortdrijvende lading en een massief projectiel bevat. De patronen zijn bestemd om te worden afgevuurd uit vuurwapens met een kaliber van maximaal 19,1 mm. Deze benaming omvat jachtpatronen (hagelpatronen) van elk kaliber.
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: LOSSE PATRONEN VOOR WAPENS; deze zijn afzonderlijk in onderhavige lijst opgenomen. Deze benaming omvat evenmin bepaalde patronen voor militaire kleinkaliberwapens, die onder de BENAMING PATRONEN VOOR WAPENS, MET INERT PROJECTIEL van onderhavige lijst vallen.
PATRONEN VOOR OLIEBORINGEN: UN 0277; UN 0278
Voorwerpen bestaande uit een dunne huls van karton, metaal of een ander materiaal, die uitsluitend een voortdrijvende lading bevat dewelke een gehard projectiel wegslingert om de wand van een olieboorput te doorboren.
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: HOLLE LADINGEN VOOR INDUSTRIËLE DOELEINDEN. Deze zijn apart in onderhavige lijst opgenomen.
PATRONEN VOOR TECHNISCHE DOELEINDEN: UN 0381; UN 0275; UN 0276; UN 0323
Voorwerpen bestemd om mechanische bewegingen tot stand te brengen. Ze bestaan uit een huls met een deflagrerende lading en een ontstekingsmiddel. De bij de deflagratie vrijkomende gassen dienen om een uitzetting of een rechtlijnige of draaiende beweging teweeg te brengen, om schuiven, kleppen of schakelaars te activeren of om bevestigingselementen of blusmiddelen uitte stoten.
PATRONEN VOOR WAPENS, MET INERT PROJECTIEL: UN 0328; UN 0417; UN 0339; UN 0012
Munitie bestaande uit een projectiel zonder springlading, maar met een voortdrijvende lading met of zonder ontsteker. De munitie mag voorzien zijn van een lichtspoorelement, op voorwaarde dat het hoofdgevaar uitgaat van de voortdrijvende lading.
PATRONEN VOOR WAPENS, met springlading: UN 0006; UN 0321; UN 0412
Munitie bestaande uit een projectiel met een springlading – zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten – en een voortdrijvende lading met of zonder een ontsteker. Deze benaming omvat gepatroneerde munitie, gescheiden munitie, en munitie met gescheiden lading waarvan de samenstellende delen gezamenlijk zijn verpakt.
PATRONEN VOOR WAPENS, met springlading: UN 0005; UN 0007; UN 0348
Munitie bestaande uit een projectiel met een springlading – met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten – en een voortdrijvende lading met of zonder een ontsteker. Deze benaming omvat gepatroneerde munitie, gescheiden munitie, en munitie met gescheiden lading waarvan de samenstellende delen gezamenlijk zijn verpakt.
PATROONHULZEN, LEEG, MET ONTSTEKER: UN 0379; UN 0055
Voorwerpen bestaande uit een huls uit metaal, kunststof of een ander niet brandbaar materiaal, waarin de ontsteker het enig explosief onderdeel is.
PATROONHULZEN, MEEBRANDEND, LEEG, ZONDER ONTSTEKER: UN 0447; UN 0446
Voorwerpen bestaande uit een patroonhuls, die gedeeltelijk of helemaal vervaardigd is uit nitrocellulose.
PENTOLIET, droog of bevochtigd met minder dan 15 massa- % water: UN 0151
Een stof bestaande uit een innig mengsel van pentaerythriettetranitraat (PETN) en trinitrotolueen (TNT).
PROJECTIELEN, inert, met lichtspoorelementen: UN 0424; UN 0425; UN 0345
Voorwerpen zoals granaten of kogels die worden verschoten uit een kanon, een ander stuk geschut, een geweer of een ander kleinkaliberwapen.
PROJECTIELEN, met springlading: UN 0168; UN 0169; UN 0344
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze bevatten ofwel geen inleimiddelen ofwel hun eigen inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
PROJECTIELEN, met springlading: UN 0167; UN 0324
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze zijn voorzien van inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
PROJECTIELEN, met verspreidings- of uitstootlading: UN 0346; UN 0347
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze bevatten ofwel geen inleimiddelen ofwel inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden gebruikt om kleurstoffen voor markeringsdoeleinden of andere inerte stoffen te verspreiden.
PROJECTIELEN, met verspreidings- of uitstootlading: UN 0426; UN 0427
Voorwerpen zoals granaten of kogels die uit een kanon of een ander stuk geschut worden verschoten. Ze zijn voorzien van inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze worden gebruikt om kleurstoffen voor markeringsdoeleinden of andere inerte stoffen te verspreiden.
PROJECTIELEN, met verspreidings- of uitstootlading: UN 0434; UN 0435
Voorwerpen zoals granaten of kogels die worden verschoten uit een kanon, een ander stuk geschut, een geweer of een ander kleinkaliberwapen. Ze worden gebruikt om kleurstoffen voor markeringsdoeleinden of andere inerte stoffen te verspreiden.
PYROFORE VOORWERPEN: UN 0380
Voorwerpen die een pyrofore stof bevatten (voor zelfontbranding vatbaar bij blootstelling aan de lucht) en een explosieve stof of component. De voorwerpen die witte fosfor bevatten vallen niet onder deze benaming.
PYROTECHNISCHE VEILIGHEIDSINRICHTINGEN: UN 0305
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen of gevaarlijke goederen van andere klassen bevatten en die gebruikt worden in voertuigen, boten of luchtvaarttuigen om de veiligheid van personen te verbeteren. Voorbeelden van dergelijke veiligheidsinrichtingen zijn gasgeneratoren voor airbags, airbagmodules, aanspaninrichtingen voor veiligheidsgordels en pyromechanische systemen. Deze pyrotechnische systemen zijn onderdelen die geassembleerd worden om onder andere de afscheiding, de vergrendeling of de bevestiging van de inzittenden te verzekeren.
PYROTECHNISCHE VOORWERPEN voor technische doeleinden: UN 0428; UN 0429; UN 0430; UN 0431; UN 0432
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten en die bestemd zijn voor technische doeleinden (zoals ontwikkeling van warmte of gassen, toneeleffecten, enz.).
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: elke soort munitie; FAKKELS VOOR VLIEGTUIGEN, GRONDFAKKELS, HANDSEINMIDDELEN, KABELSNIJDERS, ONTPLOFBAAR, KLINKNAGELPATRONEN, KNALSEINEN VOOR SPOORWEGDOELEINDEN, ONTSPANNINGSONTSTEKERS, ONTPLOFBAAR, ROOKSIGNALEN, SCHEEPSNOODSIGNALEN, SEINPATRONEN, VUURWERK. Deze zijn apart in onderhavige lijst opgenomen.
RAKETAANDRIJVINGEN: UN 0280; UN 0281; UN 0510; UN 0186
Voorwerpen bestaande uit een ontplofbare lading, gewoonlijk in vaste vorm, die zich in een cilinder bevindt die uitgerust is met één of meer straalpijpen. Ze zijn ontworpen om een raket of een geleid projectiel voort te stuwen.
RAKETAANDRIJVINGEN MET VLOEIBARE BRANDSTOF: UN 0395; UN 0396
Voorwerpen bestaande uit een cilinder, uitgerust met één of meer straalpijpen, die een vloeibare brandstof bevat. Ze zijn ontworpen om een raket of een geleid projectiel voort te stuwen.
RAKETKOPPEN, met springlading: UN 0286; UN 0287
Voorwerpen bestaande uit detonerende springstof, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om op een rakette worden gemonteerd. Raketkoppen voorgeleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETKOPPEN, met springlading: UN 0369
Voorwerpen bestaande uit detonerende springstof, met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om op een raket te worden gemonteerd. Raketkoppen voorgeleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETKOPPEN, met verspreidings- of uitstootlading: UN 0370
Voorwerpen bestaande uit een inerte nuttige lading en een kleine lading detonerende of deflagrerende stof, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om op een raketaandrijving te worden gemonteerd teneinde de inerte lading te verspreiden. Raketkoppen voor geleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETKOPPEN, met verspreidings- of uitstootlading: UN 0371
Voorwerpen bestaande uit een inerte nuttige lading en een kleine lading detonerende of deflagrerende stof, met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om op een raketaandrijving te worden gemonteerd teneinde de inerte lading te verspreiden. Raketkoppen voorgeleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETTEN, met inerte kop: UN 0183; UN 0502
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een inerte raketkop. Geleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETTEN, met springlading: UN 0181; UN 0182
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een raketkop, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Geleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETTEN, met springlading: UN 0180; UN 0295
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een raketkop, met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Geleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETTEN, met uitstootlading: UN 0436; UN 0437; UN 0438
Voorwerpen bestaande uit een raketaandrijving en een lading om de nuttige lading uit de raketkop te stoten. Geleide projectielen vallen onder deze benaming.
RAKETTEN MET VLOEIBARE BRANDSTOF, met springlading: UN 0397; UN 0398
Voorwerpen bestaande uit een cilinder met één of meer straalpijpen, die een vloeibare brandstof en een raketkop bevat. Geleide projectielen vallen onder deze benaming.
ROOKMUNITIE, met of zonder verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0015; UN 0016;UN 0303
Munitie die een rookverwekkende stof bevat zoals een chloorsulfonzuurmengsel, titaantetrachloride of een pyrotechnisch preparaat dat rook voortbrengt op basis van hexachloorethaan of rode fosfor. De munitie bevat bovendien één of meerdere van de volgende componenten, behalve wanneer de rookverwekkende stof zelf een ontplofbare stof is: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading. Rookgranaten vallen onder deze benaming.
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: ROOKSIGNALEN. Deze zijn apart in onderhavige lijst opgenomen.
ROOKMUNITIE, WITTE FOSFOR, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0245; UN 0246
Munitie die witte fosfor als rookverwekkende stof bevat. Ze bevat bovendien één of meer van de volgende componenten: een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading. Rookgranaten vallen onder deze benaming.
ROOKSIGNALEN: UN 0196; UN 0313; UN 0487; UN 0197; UN 0507
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten, dewelke rook voortbrengen. Ze kunnen daarenboven inrichtingen bevatten die geluidssignalen voortbrengen.
ROOKZWAK BUSKRUIT: UN 0160; UN 0161; 0509
Stoffen op basis van nitrocellulose, die als voortdrijvende lading worden gebruikt. Kruit op enkelvoudige basis (alleen nitrocellulose), op dubbele basis (zoals nitrocellulose en nitroglycerine) en op drievoudige basis (zoals nitrocellulose/nitroglycerine/nitroguanidine) vallen onder deze benaming.
OPMERKING: Ladingen van rookzwak buskruit in gegoten of geperste vorm of in kardoeszakken vallen onder de in onderhavige lijst opgenomen benamingen VOORTDRIJVENDE LADINGEN VOOR GESCHUT en VOORTDRIJVENDE LADINGEN VOOR RAKETAANDRIJVINGEN
SCHEEPSNOODSIGNALEN: UN 0194; UN 0195; UN 0505; UN 0506
Voorwerpen die pyrotechnische stoffen bevatten en die ontworpen zijn om signalen te geven met behulp van geluid, vlammen of rook, of een combinatie daarvan.
SCHEURVORMENDE MIDDELEN, ONTPLOFBAAR, voor olieboringen, zonder slagpijpje: UN 0099
Voorwerpen bestaande uit een detonerende lading in een omhulsel, zonder inleimiddelen. Ze worden gebruikt om het gesteente rondom het boorgat te scheuren teneinde het toestromen van de ruwe olie uit dit gesteente te vergemakkelijken.
SEINPATRONEN: UN 0054; UN 0312; UN 0405
Voorwerpen ontworpen om gekleurde lichtsignalen of andere signalen af te vuren uit seinpistolen, enz.
SLAGHOEDJES: UN 0377; UN 0378; UN 0044
Voorwerpen die bestaan uit een dopje uit metaal of kunststof, dat een kleine hoeveelheid ontsteeksas bevat die door een schok wordt ontstoken. Ze worden gebruikt als onstekingsmiddel in patronen voor kleinkaliberwapens en in ontstekingsdoppen voor voortdrijvende ladingen.
SLAGPIJPJES, ELEKTRISCH: UN 0030; UN 0255; UN 0456
Voorwerpen, speciaal bestemd voor de inleiding van (industriële) springstoffen. Ze kunnen ontworpen zijn om onmiddellijk te detoneren of een vertragingselement bevatten. Elektrische slagpijpjes worden door middel van een elektrische stroom in werking gesteld.
SLAGPIJPJES, ELEKTRONISCH, programmeerbaar UN 0511; UN 0512; UN 0513
Slagpijpjes voorzien van verbeterde veiligheids- en beveiligingsvoorzieningen, die gebruik maken van elektronische componenten om een ontstekingssignaal door te sturen met gevalideerde commando's en beveiligde communicatie. Slagpijpjes van dit type mogen niet met andere middelen worden ingeleid.
SLAGPIJPJES, NIET ELEKTRISCH: UN 0029; UN 0267; UN 0455
Voorwerpen, speciaal bestemd voor de inleiding van (industriële) springstoffen. Ze kunnen ontworpen zijn om onmiddellijk te detoneren of een vertragingselement bevatten. Niet-elektrische slagpijpjes worden in werking gesteld door elementen zoals een schokbuis, een vlambuis, een veiligheidsvuurkoord, andere (niet-detonerende) ontstekingsmiddelen of een buigzaam slagsnoer. Overdrachtspijpjes zonder slagsnoer vallen onder deze benaming.
SLAGPIJPJES, SAMENGESTELD, NIET ELEKTRISCH: UN 0360; UN 0361; UN 0500
Niet-elektrische slagpijpjes, verbonden met en in werking gesteld door elementen zoals een veiligheidsvuurkoord, schokbuis, vlambuis of slagsnoer. Ze kunnen ontworpen zijn om onmiddellijk te detoneren of een vertragingselement bevatten. Overdrachtspijpjes verbonden met slagsnoer vallen onder deze benaming.
SLAGPIJPJES VOOR MUNITIE: UN 0073; UN 0364; UN 0365; UN 0366
Voorwerpen bestaande uit een klein buisje uit metaal of kunststof, gevuld met ontplofbare stoffen zoals loodazide, pentriet (PETN) of een combinatie van ontplofbare stoffen. Ze zijn ontworpen om een detonatieketen in te leiden.
SLAGSNOER, buigzaam: UN 0065; UN 0289
Voorwerp bestaande uit een kern van detonerende springstof, omsloten door een omhulsel uit geweven textiel dat al dan niet voorzien is van een bekleding uit kunststof. De bekleding is niet vereist indien het omhulsel uit geweven textiel stofdicht is.
SLAGSNOER, MET METALEN BEKLEDING: UN 0290; UN 0102
Voorwerp bestaande uit een kern van detonerende springstof, omsloten door een buis uit zacht metaal die al dan niet voorzien is van een beschermende bekleding.
SLAGSNOER MET GERING EFFECT, met metalen bekleding: UN 0104
Voorwerp bestaande uit een kern van detonerende springstof, omsloten door een buis uit zacht metaal die al dan niet voorzien is van een beschermende bekleding. De hoeveelheid ontplofbare stof is zodanig beperkt dat buiten het slagsnoer slechts een gering effect optreedt.
SNELKOORD: UN 0066
Voorwerp dat ofwel bestaat uit met zwart buskruit of een ander snelbrandend pyrotechnisch mengsel overdekte textieldraden die omgeven zijn door een buigzaam beschermend omhulsel, ofwel uit een kern van zwart buskruit die omgeven is door een buigzame textielbekleding. Het voorwerp verbrandt in de lengterichting met een uitwendige vlam en dient om de ontsteking van een ontstekingsinrichting over te brengen op een lading of een ontsteker.
SPRINGLADINGEN: UN 0048
Voorwerpen die een springstoflading bevatten in een omhulsel uit karton, kunststof, metaal of een ander materiaal. De voorwerpen zijn niet voorzien van inleimiddelen of zijn voorzien van inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
OPMERKING: De volgende voorwerpen vallen niet onder deze benaming: BOMMEN, MIJNEN, PROJECTIELEN. Deze zijn apart in onderhavige lijst opgenomen.
SPRINGLADINGEN, KUNSTSTOFGEBONDEN: UN 0457; UN 0458; UN 0459; UN 0460
Voorwerpen bestaande uit een kunststofgebonden springstoflading – vervaardigd in een specifieke vorm – zonder omhulsel en zonder inleimiddelen. Ze worden gebruikt als een onderdeel van munitie (zoals raketkoppen).
SPRINGLADINGEN VOOR INDUSTRIËLE DOELEINDEN, zonder slagpijpje: UN 0442; UN 0443; UN 0444; UN 0445
Voorwerpen bestaande uit een springstoflading zonder inleimiddelen, gebruikt voor het lassen, het verbinden, het vormgeven en andere metallurgische processen die met behulp van springstoffen kunnen uitgevoerd worden.
SPRINGSTOFFEN, TYPE A: UN 0081
Stoffen bestaande uit vloeibare organische nitraten (zoals nitroglycerine) of een mengsel van deze stoffen met één of meer van de volgende componenten: nitrocellulose, ammoniumnitraat of andere anorganische nitraten, aromatische nitroverbindingen of brandbare materialen zoals zagemeel en aluminiumpoeder. Ze mogen inerte bestanddelen bevatten zoals kiezelgoer, en andere additieven zoals kleurstoffen en stabilisatoren. Deze springstoffen moeten in poedervormige, gelatineuze of elastische toestand voorkomen. Dynamiet, springgelatine en gelatinedynamiet vallen onder deze benaming.
SPRINGSTOFFEN, TYPE B: UN 0082; UN 0331 Stoffen bestaande uit:
a)
ofwel een mengsel van ammoniumnitraat of andere anorganische nitraten met een ontplofbare stof zoals trinitrotolueen (TNT), al dan niet met andere stoffen zoals zagemeel en aluminiumpoeder;
b)
ofwel een mengsel van ammoniumnitraat of andere anorganische nitraten met brandbare en niet-ontplofbare stoffen.
In beide gevallen mogen ze inerte bestanddelen bevatten zoals kiezelgoer, en additieven zoals kleurstoffen en stabilisatoren. Deze springstoffen mogen geen nitroglycerine, geen soortgelijke vloeibare organische nitraten en geen chloraten bevatten.
SPRINGSTOFFEN, TYPE C: UN 0083
Stoffen bestaande uit een mengsel van kaliumchloraat of natriumchloraat, of kalium-, natrium- of ammoniumperchloraat enerzijds, met organische nitroverbindingen of brandbare stoffen (zoals zagemeel, aluminiumpoeder of een koolwaterstof) anderzijds. Ze mogen inerte bestanddelen bevatten zoals kiezelgoer, en additieven zoals kleurstoffen en stabilisatoren. Deze springstoffen mogen geen nitroglycerine of soortgelijke vloeibare organische nitraten bevatten.
SPRINGSTOFFEN, TYPE D: UN 0084
Stoffen bestaande uit een mengsel van genitreerde organische verbindingen met brandbare stoffen zoals koolwaterstoffen of aluminiumpoeder. Ze mogen inerte bestanddelen bevatten zoals kiezelgoer, en additieven zoals kleurstoffen en stabilisatoren. Deze springstoffen mogen geen nitroglycerine, geen soortgelijke vloeibare organische nitraten, geen chloraten en geen ammoniumnitraat bevatten. Kneedspringstoffen vallen onder deze benaming.
SPRINGSTOFFEN, TYPE E: UN 0241; UN 0332
Stoffen met water als hoofdbestanddeel en met een hoog gehalte aan ammoniumnitraat of andere geheel of gedeeltelijk opgeloste oxiderende stoffen. De andere bestanddelen kunnen nitroverbindingen zijn (zoals trinitrotolueen), koolwaterstoffen of aluminiumpoeder. De springstoffen mogen inerte bestanddelen bevatten zoals kiezelgoer, en additieven zoals kleurstoffen en stabilisatoren. “Slurry springstoffen”, “emulsie springstoffen” en “watergel springstoffen” vallen onder deze benaming.
TORPEDOKOPPEN, met springlading: UN 0221
Voorwerpen bestaande uit detonerende springstof, zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten. Ze zijn ontworpen om op een torpedo te worden gemonteerd.
TORPEDO'S, met springlading: UN 0451
Voorwerpen bestaande uit een systeem zonder ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
TORPEDO'S, met springlading: UN 0329
Voorwerpen bestaande uit een systeem met ontplofbare stoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop zonder inleimiddelen of met inleimiddelen die ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
TORPEDO'S, met springlading: UN 0330
Voorwerpen bestaande uit een systeem – al dan niet met ontplofbare stoffen – bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop met inleimiddelen die minder dan twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen bevatten.
TORPEDO'S MET VLOEIBARE BRANDSTOF, met inerte kop: UN 0450
Voorwerpen bestaande uit een systeem met ontplofbare vloeistoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een inerte kop.
TORPEDO'S MET VLOEIBARE BRANDSTOF, met of zonder springlading: UN 0449
Voorwerpen die ofwel bestaan uit een systeem met ontplofbare vloeistoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, met of zonder een torpedokop, ofwel uit een systeem met niet ontplofbare vloeistoffen, bestemd om de torpedo door het water voort te stuwen, en een torpedokop.
TRAANVERWEKKENDE MUNITIE, met verspreidings-, uitstoot- of voortdrijvende lading: UN 0018;UN 0019; UN 0301
Munitie die een traanverwekkende stof bevat. Ze bevat ook één of meerdere van de volgende bestanddelen: een pyrotechnische stof; een voortdrijvende lading met ontsteker en aanvuurlading; een buis met verspreidings- of uitstootlading.
TRITONAL: UN 0390
Een stof bestaande uit een mengsel van trinitrotolueen (TNT) en aluminium.
VEILIGHEIDSVUURKOORD: UN 0105
Voorwerp bestaande uit een kern van fijnkorrelig zwart buskruit, omgeven door een omhulsel van soepel textiel dat bekleed is met één of meer beschermende buitenlagen. Na het aansteken brandt het met een van te voren bepaalde snelheid zonder een uitwendig explosief effect.
VERSPREIDINGSLADINGEN: UN 0043
Voorwerpen, bestaande uit een kleine lading ontplofbare stof, die dienen om projectielen of andere munitie te openen teneinde de inhoud ervan te verspreiden.
VOORTDRIJVENDE LADINGEN VOOR GESCHUT: UN 0279; UN 0414; UN 0242 Voortdrijvende ladingen in alle mogelijke vormen, voorgeschutmunitie met gescheiden lading.
VOORTDRIJVENDE LADINGEN: UN 0271; UN 0415; UN 0272; UN 0491.
Voorwerpen bestaande uit een lading voortdrijvend poeder, in om het even welke vorm, met of zonder omhulsel; ze worden gebruikt als onderdeel van raketaandrijvingen of om de afremmende krachten van projectielen te wijzigen.
VOORTSTUWERS DIE HYPERGOLISCHE VLOEISTOFFEN BEVATTEN, met of zonder uitstootlading: UN 0322,: UN 0250.
Voorwerpen die bestaan uit een hypergolische brandstof, vervat in een cylinder die uitgerust is met één of meerdere straalpijpen. Ze zijn ontworpen om een raket of een geleid projectiel voort te stuwen.
VUURKOORD, KOKERVORMIG, met metalen bekleding: UN 0103
Voorwerpen bestaande uit een metalen koker die een kern van deflagrerende ontplofbare stof bevat.
VUURWERK: UN 0333; UN 0334; UN 0335; UN 0336; UN 0337 Pyrotechnische voorwerpen bestemd voor amusementsdoeleinden.
ZWART BUSKRUIT, korrels of poeder: UN 0027
Een stof bestaande uit een innig mengsel van houtskool of andere kool en kalium- of natriumnitraat, met of zonder zwavel.
ZWART BUSKRUIT, GEPERST, of ZWART BUSKRUIT IN PELLETS: UN 0028
Een stof bestaande uit samengeperst zwart buskruit.