Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

2.2.42.1 Criteria

2.2.42.1.1

De hoofding van klasse 4.2 omvat:
de pyrofore stoffen; dit zijn stoffen, met inbegrip van mengsels en oplossingen (vloeibare of vaste), die zelfs in kleine hoeveelheden in minder dan vijf minuten ontbranden in contact met de lucht. Van de stoffen van klasse 4.2 zijn deze het meest voor zelfontbranding vatbaar; en
de voor zelfverhitting vatbare stoffen en voorwerpen; dit zijn stoffen en voorwerpen, met inbegrip van mengsels en oplossingen, die in contact met de lucht en zonder toevoer van energie kunnen opwarmen. Deze stoffen kunnen slechts in grote hoeveelheden (meerdere kilogram) en na lange tijd (uren of dagen) ontbranden.

2.2.42.1.2

De stoffen en voorwerpen van klasse 4.2 zijn als volgt onderverdeeld:
S
Voor zelfontbranding vatbare stoffen, zonder bijkomend gevaar, en voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten
 
S1
organisch, vloeistof
 
S2
organisch, vaste stof
 
S3
anorganisch, vloeistof
 
S4
anorganisch, vaste stof
 
S5
metaalorganische
 
S6
voorwerpen
SW
Voor zelfontbranding vatbare stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen en voorwerpen die dergelijke stoffen bevatten:
 
SW1
stoffen;
 
SW2
voorwerpen
SO
Voor zelfontbranding vatbare stoffen, oxiderend
ST
Voor zelfontbranding vatbare stoffen, giftig
 
ST1
organisch, giftig, vloeistof
 
ST2
organisch, giftig, vaste stof
 
ST3
anorganisch, giftig, vloeistof
 
ST4
anorganisch, giftig, vaste stof
SC
Voor zelfontbranding vatbare stoffen, bijtend
 
SC1
organisch, bijtend, vloeistof
 
SC2
organisch, bijtend, vaste stof
 
SC3
anorganisch, bijtend, vloeistof
 
SC4
anorganisch, bijtend, vaste stof

Eigenschappen

2.2.42.1.3

De zelfverhitting van een stof is een proces waarbij de geleidelijke reactie van deze stof met zuurstof (uit de lucht) warmte produceert. Indien het debiet van de warmteproductie het debiet van het warmteverlies overschrijdt, verhoogt de temperatuur van de stof hetgeen, na een inductietijd, kan leiden tot zelfontbranding en verbranding.

Indeling

2.2.42.1.4

De bij klasse 4.2 ingedeelde stoffen en voorwerpen worden in tabel A van hoofdstuk 3.2 opgesomd. De indeling van de niet in tabel A van hoofdstuk 3.2 met name genoemde stoffen en voorwerpen bij de gepaste specifieke n.e.g.-rubriek van 2.2.42.3, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2.1, geschiedt op basis van ervaring of op basis van de resultaten van de beproevingsmethode volgens het Handboek van testen en criteria, deel III, afdeling 33.4. De indeling bij de gepaste algemene n.e.g.-rubriek van klasse 4.2 moet op basis van de resultaten van de beproevingsmethode volgens het Handboek van testen en criteria, deel III, afdeling 33.4 geschieden; met ervaring moet ook rekening worden gehouden, indien deze tot een strengere indeling leidt.

2.2.42.1.5

Wanneer de niet met name genoemde stoffen en voorwerpen op basis van de beproevingsmethode volgens het Handboek van testen en criteria, deel III, afdeling 33.4 bij een van de in 2.2.42.3 opgesomde rubrieken ingedeeld worden, zijn de volgende criteria van toepassing:
a)
voor zelfontbranding vatbare (pyrofore) vaste stoffen moeten bij de klasse 4.2 ingedeeld worden indien zij tijdens de val van 1 meter hoogte of minder dan 5 minuten daarna ontbranden;
b)
voor zelfontbranding vatbare (pyrofore) vloeistoffen moeten bij de klasse 4.2 ingedeeld worden indien zij:
i)
na op een inerte drager te zijn gegoten, in minder dan 5 minuten ontbranden, of
ii)
bij een negatief beproevingsresultaat volgens i) een droog ingescheurd filterpapiertje (Whatman filter nr 3) doen ontbranden of verkolen, minder dan 5 minuten nadat ze er werden op gegoten;
c)
de stoffen waarbij, in een kubusvormig monster met ribben van 10 cm en bij een beproevingstemperatuur van 140 °C, na minder dan 24 uur een zelfontbranding of een temperatuurverhoging tot meer dan 200 °C wordt waargenomen, moeten in de klasse 4.2 ingedeeld worden. Dit criterium is gebaseerd op de zelfontbrandingstemperatuur van houtskool, die 50 °C bedraagt voor een kubusvormig monster van 27 m3. Stoffen waarvan de zelfontbrandingstemperatuur voor een volume van 27 m3 hoger is dan 50 °C, moeten niet bij de klasse 4.2 ingedeeld worden.
OPMERKINGEN:
1. De stoffen die vervoerd worden in verpakkingen waarvan het volume niet groter is dan 3 m3 vallen niet onder de klasse 4.2 indien bij een test, uitgevoerd op een kubusvormig monster met ribben van 10 cm en bij 120 °C, geen zelfontbranding of temperatuursverhoging tot meer dan 180 °C wordt waargenomen gedurende 24 uur.
 
2. De stoffen die vervoerd worden in verpakkingen waarvan het volume niet groter is dan 450 liter vallen niet onder de klasse 4.2 indien bij een test, uitgevoerd op een kubusvormig monster met ribben van 10 cm en bij 100 °C, geen zelfontbranding of temperatuursverhoging tot meer dan 160 X) wordt waargenomen gedurende 24 uur.
 
3. Omdat de organometallische stoffen in functie van hun eigenschappen ingedeeld kunnen worden bij klasse 4.2 of 4.3 met supplementaire bijkomende gevaren, wordt in 2.3.5 een specifiek beslissingsdiagram gegeven voor de indeling van deze stoffen.

2.2.42.1.6

Wanneer de stoffen van klasse 4.2 door het toevoegen van andere stoffen naar andere gevaarscategorieën overgaan dan diegene waartoe de in tabel A van hoofdstuk 3.2 met name genoemde stoffen behoren, dienen deze mengsels ingedeeld te worden bij de rubrieken waartoe ze op basis van hun werkelijk gevaar behoren.
OPMERKING: Zie ook 2.1.3 voor de classificatie van oplossingen en mengels (zoals preparaten en afvalstoffen).

2.2.42.1.7

Op basis van de beproevingsmethode volgens het Handboek van testen en criteria, deel III, afdeling 33.4 en van de criteria van 2.2.43.1.5 kan ook bepaald worden of de aard van een met name genoemde stof dusdanig is dat deze stof niet onderworpen is aan de voorschriften van onderhavige klasse.

Indeling bij de verpakkingsgroepen

2.2.42.1.8

De stoffen en voorwerpen die bij de diverse rubrieken van tabel A in hoofdstuk 3.2 ingedeeld zijn, moeten overeenkomstig de volgende criteria bij de verpakkingsgroep I, II of III ingedeeld worden, op basis van de beproevingsmethodes van het Handboek van testen en criteria, deel III, afdeling 33.4:
a)
de voor zelfontbranding vatbare (pyrofore) stoffen moeten ingedeeld worden bij verpakkingsgroep I;
b)
de voor zelfverhitting vatbare stoffen en voorwerpen waarbij, in een kubusvormig monster met ribben van 2,5 cm en bij een beproevingstemperatuur van 140 °C, na minder dan 24 uur een zelfontbranding of een temperatuurverhoging tot meer dan 200 °C wordt waargenomen, moeten ingedeeld worden bij verpakkingsgroep II; de stoffen met een zelfontbrandingstemperatuur boven 50 °C voor een volume van 450 liter moeten niet bij verpakkingsgroep II ingedeeld worden;
c)
de in mindere mate voor zelfverhitting vatbare stoffen, waarbij de in b) genoemde verschijnselen niet worden waargenomen in een kubusvormig monster met ribben van 2,5 cm en onder de gegeven voorwaarden, moeten ingedeeld worden bij verpakkingsgroep III indien in een kubusvormig monster met ribben van 10 cm en bij een beproevingstemperatuur van 140 °C, na minder dan 24 uur een zelfontbranding of een temperatuurverhoging tot meer dan 200 °C wordt waargenomen.