Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

4.1.4.3 Verpakkingsinstructies met betrekking tot het gebruik van de grote verpakkingen
LP01
VERPAKKINGSINSTRUCTIE (VLOEISTOFFEN)
LP01
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
Binnenverpakkingen
Grote buitenverpakkingen
Verpakkingsgroep I
Verpakkingsgroep II
Verpakkingsgroep III
Uit glas
10 liter
uit staal (50A)
Niet toegelaten
Niet toegelaten
Maximaal volume: 3 m3
Uit kunststof
30 liter
uit aluminium (50B)
Uit metaal
40 liter
uit metaal behalve staal of aluminium (50N)
 
 
uit stijve kunststof (50H)
 
 
uit massief hout (50C)
 
 
uit gelamineerd hout (50D)
 
 
uit spaanplaat (50F)
 
 
uit stijf karton (50G)
LP02
VERPAKKINGSINSTRUCTIE (VASTE STOFFEN)
LP02
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
Binnenverpakkingen
Grote buitenverpakkingen
Verpakkingsgroep I
Verpakkingsgroep II
Verpakkingsgroep III
Uit glas
10 kg
uit staal (50A)
Niet toegelaten
Niet toegelaten
Maximaal volume: 3 m3
Uit kunststof (b)
50 kg
uit aluminium (50B)
Uit metaal
50 kg
uit metaal behalve staal of aluminium (50N)
uit papier (a) , (b)
50 kg
uit soepele kunststof (51H) (c)
uit karton (a) , (b)
50 kg
uit stijve kunststof (50H)
 
 
uit massief hout (50C)
 
 
uit gelamineerd hout (50D)
 
 
uit spaanplaat (50F)
 
 
uit stijf karton (50G)
Bijzondere verpakkingsvoorschriften:
L2
(Afgeschaft)
L3
OPMERKING: Voor de UN-nummers 2286 en 3486 is het zeevervoer in grote verpakkingen verboden.
Bijzonder verpakkingsvoorschrift specifiek voor het RID en het ADR
LL1
Voor UN 3509, worden de grote verpakkingen niet geacht te voldoen aan de voorschriften van paragraaf 4.1.1.3.
 
De grote verpakkingen moeten voldoen aan de voorwaarden van 6.6.4, en lekdicht zijn of voorzien zijn van een gesloten lekdichte liner of binnenzak die bestand zijn tegen doorboring.
 
Er mogen flexibele grote verpakkingen worden gebruikt als de residu's uitsluitend bestaan uit vaste stoffen, die niet vloeibaar kunnen worden bij temperaturen die tijdens het vervoer kunnen optreden.
 
Als er vloeistofresidu's aanwezig zijn, moeten stijve grote verpakkingen gebruikt worden die van een retentiemiddel voorzien zijn (bvb absorberend materiaal).
 
Voorafgaand aan het vullen en het ten vervoer aanbieden, moet iedere grote verpakking gecontroleerd worden om ervan verzekerd te zijn dat deze vrij is van corrosie, verontreiniging of andere beschadigingen. Iedere grote verpakking die tekenen vertoont van verminderde sterkte, mogen niet langer worden gebruikt (kleine deukjes en krasjes worden niet beschouwd als beschadigingen die de sterkte aantast van de grote verpakking).
 
Grote verpakkingen bestemd voor het vervoer van afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd verontreinigd met residu's van klasse 5.1, dienen zodanig vervaardigd of aangepast te zijn, dat de goederen niet in contact kunnen komen met hout of enig ander brandbaar materiaal.
(a)
Deze binnenverpakkingen mogen niet gebruikt worden wanneer de vervoerde stoffen tijdens het vervoer vloeibaar kunnen worden.
(b)
Deze binnenverpakkingen moeten stofdicht zijn.
(c)
Deze verpakkingen mogen enkel met soepele binnenverpakkingen gebruikt worden.
LP03
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP03
Deze instructie is van toepassing op de UN-nummers 3537 tot en met 3548.
 1)  De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
staal (50A);
aluminium (50B);
ander metaal dan staal of aluminium (50N);
stijve kunststof (50H);
massief hout (50C);
gelamineerd hout (50D);
spaanplaat (50F);
stijf karton (50G).
 2)  Bovendien moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:
 a)  Recipiënten vervat in voorwerpen die zelf vloeibare of vaste stoffen bevatten moeten vervaardigd worden uit een geschikt materiaal en op een zodanige wijze in het voorwerp worden vastgezet dat breuk of doorboring of vrijkomen van de inhoud in het voorwerp zelf of in de buitenverpakking onder normale vervoersomstandigheden vermeden wordt;
 b)  Recipiënten die vloeistoffen bevatten en uitgerust zijn met sluitingen, moeten op een zodanige wijze verpakt worden dat hun sluitingen correct georiënteerd zijn. Bovendien moeten de recipiënten in overeenstemming zijn met de bepalingen met betrekking tot de interne beproevingsdruk van 6.1.5.5;
 c)  Recipiënten die makkelijk vatbaar zijn voor breuk of doorboring, zoals recipiënten uit glas, porcelein of aardewerk alsook uit bepaalde kunststoffen, moeten correct vastgezet worden. Geen enkel lek van de inhoud mag de beschermingseigenschappen van het voorwerp of van zijn buitenverpakking aanzienlijk verzwakken;
 d)  Recipiënten die gassen bevatten en die binnen in een voorwerp geplaatst zijn, moeten voldoen aan de voorschriften van afdeling 4.1.6 en van hoofdstuk 6.2, al naar gelang het geval, of een equivalent beschermingsniveau bieden aan de verpakkingsinstructies P200 of P208;
 e)  Indien het voorwerp geen enkel recipiënt bevat, moet het de gevaarlijke goederen volledig insluiten en elk verlies van deze gevaarlijke goederen verhinderen onder normale vervoersomstandigheden.
 3)  De voorwerpen moeten op een zodanige wijze verpakt worden dat elke verplaatsing van de voorwerpen en het ongewild in werking stellen onder normale vervoersomstandigheden wordt verhinderd.
 4)  Voorwerpen die prototypen van lithiumcellen of -batterijen, natrium-ion cellen of -batterijen uit de pre-productie bevatten en die worden vervoerd voor beproeving, of lithiumcellen of -batterijen of natium-ion cellen of -batterijen die worden geproduceerd voor een serie van niet meer dan 100 cellen of batterijen, van een type waarvan niet is aangetoond dat het voldoet aan de beproevingsvereisten van subsectie 38.3 van deel III van het Handboek van testen en criteria, moeten bovendien aan de volgende vereisten voldoen:
 a)  De verpakkingen moeten voldoen aan de voorschriften van punt 1) van deze instructie;
 b)  Er moeten geschikte maatregelen worden getroffen om de gevolgen van trillingen en schokken zoveel mogelijk te beperken en om elke beweging van het voorwerp in het collo, die het zou kunnen beschadigen en het vervoer gevaarlijk zou kunnen maken, te verhinderen. Wanneer voor deze doeleinden opvulmateriaal wordt gebruikt, moet dit onbrandbaar en elektrisch niet-geleidend zijn;
 c)  De niet-brandbaarheid van het opvulmateriaal moet worden beoordeeld aan de hand van een norm die erkend is in het land waar de verpakking is ontworpen of vervaardigd.
LP99
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP99
Enkel de grote verpakkingen die door de bevoegde overheid voor deze goederen goedgekeurd werden mogen gebruikt worden. Ofwel moet een exemplaar van de door de bevoegde overheid afgeleverde goedkeuring elke zending vergezellen, ofwel vermeldt het vervoerdocument dat deze verpakkingen goedgekeurd werden door de bevoegde overheid.
LP101
 
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP101
De volgende verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 en aan de bijzondere bepalingen van afdeling 4.1.5 is voldaan:
Binnenverpakkingen
Tussenverpakkingen
Grote buitenverpakkingen
Niet vereist
Niet vereist
uit staal (50A)
uit aluminium (50B)
uit metaal behalve staal of aluminium (50N)
uit stijve kunststof (50H)
uit massief hout (50C)
uit gelamineerd hout (50D)
uit spaanplaat (50F)
uit stijf karton (50G)
Bijzonder verpakkingsvoorschrift:
L1
Voor de UN-nummers 0006, 0009, 0010, 0015, 0016, 0018, 0019, 0034, 0035, 0038, 0039, 0048, 0056, 0137, 0138, 0168, 0169, 0171, 0181, 0182, 0183, 0186, 0221, 0243, 0244, 0245, 0246, 0254, 0280, 0281, 0286, 0287, 0297, 0299, 0300, 0301, 0303, 0321, 0328, 0329, 0344, 0345, 0346, 0347, 0362, 0363, 0370, 0412, 0424, 0425, 0434, 0435, 0436, 0437, 0438, 0451, 0488, 0502 en 0510 geldt het volgende:
 
Normaal voor militair gebruik bestemde grote en robuuste ontplofbare voorwerpen die geen inleimiddelen bevatten of waarvan de inleimiddelen voorzien zijn van ten minste twee doeltreffende veiligheidsvoorzieningen, mogen zonder verpakking vervoerd worden. Indien deze voorwerpen voorzien zijn van voortdrijvende ladingen of zelfaandrijvend zijn, moeten hun ontstekingssystemen beschermd zijn tegen stimulantia die onder normale vervoersvoorwaarden kunnen voorkomen. Wanneer de resultaten van de beproevingen van testserie 4 op een onverpakt voorwerp negatief zijn komt het transport van deze voorwerpen zonder verpakking in aanmerking. Dergelijke onverpakte voorwerpen mogen op onderstellen bevestigd worden of in kratten of andere geschikte manipulatieinrichtingen geplaatst zijn.
LP102
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP102
De volgende verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 en aan de bijzondere bepalingen van afdeling 4.1.5 is voldaan:
Binnenverpakkingen
Tussenverpakkingen
Grote buitenverpakkingen
Zakken
waterbestendig
Niet vereist
uit staal (50A)
uit aluminium (50B)
uit metaal behalve staal of aluminium (50N)
uit stijve kunststof (50H)
uit massief hout (50C)
uit gelamineerd hout (50D)
uit spaanplaat (50F)
uit stijf karton (50G)
Recipiënten
uit karton
uit metaal
uit kunststof
uit hout
Bladen
uit golfkarton
Kokers
uit karton
LP200
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP200
Deze instructie is van toepassing op UN-nummer 1950 en 2037
De volgende verpakkingen zijn toegelaten voor spuitbussen en gaspatronen indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan :
Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep II:
 
uit staal (50A)
 
uit aluminium (50B)
 
uit metaal behalve staal of aluminium (50N)
 
uit stijve kunststof (50H)
 
uit massief hout (50C)
 
uit gelamineerd hout (50D)
 
uit spaanplaat (50F)
 
uit stijf karton (50G)
Bijzondere verpakkingsvoorschrift:
L2
De grote verpakkingen moeten op zodanige wijze ontworpen en vervaardigd worden om elke gevaarlijke beweging en elke accidentele ontlading onder normale vervoersvoorwaarden, te vermijden. Voor afgedankte spuitbussen die vervoerd worden in overeenstemming met bijzondere bepaling 327, moeten de grote verpakkingen voorzien zijn van middelen om elke vrijgekomen vloeistof die kan ontsnappen, vast te houden, bijvoorbeeld een absorberend materiaal. Voor de tot afval geworden spuitbussen (aërosolen) en gaspatronen vervoerd in overeenstemming met bijzondere bepaling 327 moeten de grote verpakkingen afdoende geventileerd worden om de vorming van gevaarlijke atmosferen en de opbouw van druk te voorkomen.
LP621
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP621
Deze instructie is van toepassing op UN-nummer 3291.
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
 1)  Voor ziekenhuisafval dat zich in binnenverpakkingen bevindt: stijve en lekdichte grote verpakkingen die op het beproevingsniveau van verpakkingsgroep II voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 6.6 voor vaste stoffen, op voorwaarde dat er voldoende absorberend materiaal is om de gehele hoeveelheid aanwezige vloeistof te absorberen en de grote verpakking in staat is vloeistoffen binnen te houden.
 2)  Voor colli die grotere hoeveelheden vloeistof bevatten: Grote, stijve verpakkingen die op het beproevingsniveau van verpakkingsgroep II voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 6.6 voor vloeistoffen.
Bijkomende bepalingen:
De grote verpakkingen die bestemd zijn om scherpe of puntige voorwerpen (zoals gebroken glas of naalden) te bevatten, moeten bestand zijn tegen perforatie en moeten de vloeistoffen kunnen vasthouden onder de beproevingsvoorwaarden van hoofdstuk 6.6.
LP622
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP622
Deze instructie is van toepassing op afvalstoffen van UN3549 die met het oog op hun eliminatie vervoerd worden.
De volgende verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
Binnenverpakkingen
Tussenverpakkingen
Buitenverpakkingen
Uit metaal
Uit metaal
uit staal (50A)
Uit kunststof
Uit kunststof
uit aluminium (50B)
 
 
uit metaal behalve staal of aluminium (50N)
 
 
uit gelamineerd hout (50D)
 
 
uit stijf karton (50G)
 
 
uit stijve kunststof (50H)
De buitenverpakkingen moeten voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep I voor vaste stoffen.
Bijkomende bepalingen :
 1.  Breekbare voorwerpen moeten vervat te zijn in ofwel een stijve binnenverpakking of een stijve tussenverpakking.
 2.  De binnenverpakkingen die bestemd zijn om scherpe voorwerpen (zoals gebroken glas of naalden), moeten stijf zijn en bestand tegen perforatie.
 3.  De binnen-, tussen- en buitenverpakkingen moeten in staat zijn de vloeistoffen vast te houden. Buitenverpakkingen die omwille van hun constructue geen vloeistoffen kunnen vasthouden moeten uitgerust worden met een voering of voorzien worden van passende maatregelen om de vloeistoffen te kunnen vasthouden.
 4.  De binnen- en de tussenverpakking mogen flexiebel zijn. Wanneer flexiebele verpakkingen gebruikt worden, dienen deze te voldoen aan de valproef van minstens 165g volgens ISO norm 7765-1:1988 “Plastics films and sheeting- Determination of impact resistance by the free-falling dart method- Part 1: Staircase methods” en voldoen aan de scheurweerstandstest van minimum 480 g op vlakken die loodrecht en evenwijdig aan het langsvlak van de zak staan volgens ISO norm 6383-2:1983 “Plastics – Film and sheeting – Determination of tear resistance – Part 2: Elmendorf method”. De maximum netto massa van iedere collo bedraagt 30 kg.
 5.  Elke flexibele tussenverpakking mag niet meer dan één binnenverpaking bevatten
 6.  De binnenverpakkingen die een kleine hoeveelheid vrije vloeistof bevatten, mogen in een tussenverpakking zitten op voorwaarde dat er voldoende absorberend of stollend materiaal materiaal in de binnen- of tussenverpakking aanwezig is om de volledige inhoud te absorberen of te doen stollen.Er moet geschikt absorberend materiaal worden gebruikt dat bestand is tegen temperaturen en trillingen die onder normale vervoersomstandigheden kunnen optreden.
 7.  Tussenverpakkingen moeten geplaatst worden in buitenverpakkingen met daartussen het geschikte opvul- of absorberend materiaal.
LP902
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP902
Deze instructie is van toepassing op UN-nummer 3268.
1) Verpakte voorwerpen:
De volgende verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep III:
staal (50A);
aluminium (50B);
ander metaal dan staal of aluminium (50N);
stijve kunststof (50H);
massief hout (50C);
gelamineerd hout (50D);
spaanplaat (50F);
stijf karton (50G).
De verpakkingen moeten zodanig ontworpen en vervaardigd zijn dat onder normale vervoersomstandigheden de verplaatsing van de voorwerpen en het ongewild afgaan wordt verhinderd.
2) Onverpakte voorwerpen:
De voorwerpen mogen ook onverpakt vervoerd worden in speciale manipulatieinrichtingen en in speciaal ingerichte laadeenheden, wanneer ze van de plaats van fabricage naar de assemblagefabriek of vice-versa, met inbegrip van het traject van en naar intermediaire behandelingsplaatsen, vervoerd worden.
Bijkomende bepaling:
Elk drukrecipiënt moet voldoen aan de bepalingen van de bevoegde overheid voor de stof of de stoffen die het bevat.
LP903
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP903
Deze instructie is van toepassing op grote cellen met een brutomassa van meer dan 500 g, grote batterijen met een brutomassa van meer dan 12 kg en apparatuur die grote cellen of batterijen van UN-nummers 3090, 3091, 3480, 3481, 3551 en 3552 bevat.
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten voor cellen, voor batterijen en voor uitrusting die cellen of batterijen bevat, indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep II, uit:
Staal (50A);
Aluminium (50B);
Metaal behalve staal of aluminium (50N);
Stijve kunststof (50H);
Massief hout (50C);
Gelamineerd hout (50D);
Spaanplaat (50F);
Stijf karton (50G).
De cellen, batterijen of uitrustingen moeten in binnenverpakkingen worden geplaatst of op andere geschikte manieren worden gescheiden, zoals door middel van plateaus (trays?) of scheidingen, om de bescherming te verzekeren tegen schade die onder normale vervoersomstandigheden zou kunnen worden veroorzaakt door:
 a)  verplaatsing of plaatsing binnenin de grote verpakking;
 b)  contact met andere cellen, batterijen of apparatuur binnenin de grote verpakking; en
 c)  de spanningen die worden uitgeoefend door het stapelen binnen de grote verpakking, op deze elementen, van de massa's van andere cellen, batterijen, apparatuur en verpakkingsonderdelen.
Wanneer cellen, batterijen of meerdere apparaten in grote verpakkingen worden verpakt, is het niet voldoende om alleen zakken (bijv. plastic) te gebruiken om aan deze voorschriften te voldoen.
Bijkomende bepaling:
De batterijen moeten beschermd zijn tegen kortsluitingen.
LP904
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP904
Deze instructie is van toepassing op één enkele beschadigde of één enkele defecte batterij en één enkele uitrusting die beschadigde of defecte cellen en batterijen bevat van de UN-nummers 3090, 3091, 3480, 3481, 3551 en 3552.
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten voor één enkele beschadigde of defecte batterij of voor één enkele uitrusting die beschadigde of defecte cellen of batterijen bevat, indien aan de algemene bepalingen van de afdelingen 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan.
Voor de batterijen en voor de uitrustingen die cellen en batterijen bevatten:
Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep II, uit:
Staal (50A);
Aluminium (50B);
Metaal behalve staal of aluminium (50N);
Stijve kunststof (50H);
Gelamineerd hout (50D)
De grote verpakkingen moeten ook aan de volgende voorschriften voldoen:
 a)  De beschadigde of defecte batterij of de uitrusting die beschadigde of defecte cellen of batterijen bevat, moet individueel worden verpakt in een binnenverpakking die geplaatst is in een buitenverpakking. De binnenverpakking of de buitenverpakking moeten lekdicht zijn om het eventueel vrijkomen van elektrolyt te vermijden.
 b)  De binnenverpakking moet omgeven zijn door niet-brandbare of elektrisch niet-geleidende isolatie om de verpakking te beschermen tegen gevaarlijke warmteontwikkeling.
 c)  De hermetisch afgesloten verpakkingen moeten voorzien zijn van een beschermingsinrichting tegen overdruk, indien noodzakelijk.
 d)  Er moeten gepaste maatregelen moeten genomen worden om de effecten van trillingen en schokken tot een minimum te herleiden en te verhinderen dat de batterijen de batterij of de uitrusting zich binnen de colli zou verplaatsen wat aanleiding zou kunnen geven tot bijkomende beschadigingen en een gevaarlijke situatie tijdens het transport. Niet-brandbaar en elektrisch niet-geleidend vulmateriaal kan ook gebruikt worden om te beantwoorden aan dit voorschrift.
 e)  De niet-brandbaarheid van het thermische isolatiemateriaal en het opvulmateriaal moet geëvalueerd worden in overeenstemming met een norm die erkend is het land waar de verpakking ontworpen of vervaardigd is.
Voor de cellen en batterijen die lekken, moet er een voldoende hoeveelheid inert absorptiemateriaal toegevoegd worden aan de binnen- of buitenverpakking teneinde elke verlies van elektrolyt te absorberen.
Bijkomende bepaling:
De cellen en batterijen moeten beschermd zijn tegen kortsluitingen.
LP905
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP905
Deze instructie is van toepassing op productiereeksen bestaande uit maximum 100 cellen en batterijen van de UN-nummers 3090, 3091, 3480, 3481, 3551 en 3552 en op pre-productie prototypes van cellen en batterijen van deze UN-nummers wanneer deze prototypes vervoerd worden om beproefd te worden.
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten voor één enkele batterij en voor één enkele uitrusting die cellen of batterijen bevat indien aan de algemene bepalingen van 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
 1)  Voor één individuele batterij:
Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep II, uit:
staal (50A);
aluminium (50B);
ander metaal dan staal of aluminium (50N);
stijve kunststof (50H);
massief hout (50C);
gelamineerd hout (50D);
spaanplaat (50F);
stijf karton (50G).
De grote verpakkingen moeten eveneens voldoen aan de volgende voorschriften:
 a)  Een batterij van verschillende grootte, vorm of massa mag in een hierboven vermelde buitenverpakking van een beproefd constructietype verpakt worden, op voorwaarde dat de totale bruto massa van het collo niet hoger is dan de bruto massa waarvoor het constructietype werd goedgekeurd;
 b)  De batterij is verpakt in een binnenverpakking die geplaatst werd in een buitenverpakking;
 c)  De binnenverpakking wordt volledig omringd door voldoende niet-brandbaar en elektrisch niet-geleidend materiaal dat een voldoende thermische isolatie om ze te beschermen tegen gevaarlijke warmteontwikkeling verzekerd;
 d)  Er worden gepaste maatregelen genomen om de batterij te beschermen tegen trillingen en schokken en elke verplaatsing van de batterij te verhinderen in het collo die kunnen leiden tot beschadiging en gevaarlijke omstandigheden tijdens het vervoer. Wanneer om aan deze voorwaarden te voldoen, vulmateriaal gebruikt wordt, moet dit niet-brandbaar en elektrisch niet-geleidend zijn; en
 e)  De niet-brandbaarheid van het thermische isolatiemateriaal en het opvulmateriaal moet beoordeeld worden in overeenstemming met een norm die erkend is in het land waar de grote verpakking ontworpen of vervaardigd is.
 2)  Voor één afzonderlijke uitrusting die cellen of batterijen bevat:
Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep II uit:
staal (50A);
aluminium (50B);
ander metaal dan staal of aluminium (50N);
stijve kunststof (50H);
massief hout (50C);
gelamineerd hout (50D);
spaanplaat (50F);
stijf karton (50G).
De grote verpakkingen moeten eveneens voldoen aan de volgende voorschriften:
 a)  Een uitrusting van verschillende grootte, vorm of massa mag in een hierboven vermelde buitenverpakking van een beproefd constructietype verpakt worden, op voorwaarde dat de totale bruto massa van het collo niet hoger is dan de bruto massa waarvoor het constructietype werd goedgekeurd;
 b)  De uitrusting moet zodanig vervaardigd of verpakt worden dat een ongewilde activering gedurende het vervoer verhinderd word;
 c)  Er worden gepaste maatregelen genomen om de uitrusting te beschermen tegen trillingen en schokken en elke verplaatsing van de uitrusting te verhinderen in het collo die kunnen leiden tot beschadiging en gevaarlijke omstandigheden tijdens het vervoer. Wanneer om aan deze voorwaarden te voldoen, vulmateriaal gebruikt wordt, moet dit niet-brandbaar en elektrisch niet geleidend zijn; en
 d)  De niet-brandbaarheid van het opvulmateriaal moet beoordeeld worden in overeenstemming een norm die erkend is in het land waar de grote verpakking ontworpen of vervaardigd is.
Bijkomende bepaling:
De cellen en batterijen moeten tegen kortsluiting beschermd worden.
LP906
VERPAKKINGSINSTRUCTIE
LP906
Deze instructie is van toepassing op beschadigde of defecte batterijen van UN-nummers 3090, 3091, 3480, 3481, 3551 en 3552 die onder normale vervoersomstandigheden vatbaar zijn om snel te ontleden, gevaarlijk te reageren, een vlam, een gevaarlijke warmteontwikkeling of een gevaarlijke emissie van giftig, bijtend of brandbaar gas of dampen te produceren.
De volgende grote verpakkingen zijn toegelaten indien aan de algemene bepalingen van 4.1.1 en 4.1.3 is voldaan:
Voor de batterijen en de uitrustingen die batterijen bevatten:
Stijve grote verpakkingen die voldoen aan het beproevingsniveau van verpakkingsgroep I uit:
staal (50A);
aluminium (50B);
ander metaal dan staal of aluminium (50N);
stijve kunststof (50H);
massief hout (50C);
gelamineerd hout (50D);
spaanplaat (50F);
stijf karton (50G).
 1)  In het geval dat de batterij vatbaar is om snel te ontleden, gevaarlijk te reageren, een vlam, een gevaarlijke warmteontwikkeling of een gevaarlijke emissie van giftig, bijtend of brandbaar gas of dampen te produceren, moet de grote verpakking aan de volgende bijkomende prestatievereisten kunnen voldoen:
 a)  De temperatuur van het buitenoppervlak van het complete collo mag niet hoger zijn dan 100°C. Een tijdelijke piek tot 200°C is aanvaardbaar;
 b)  Geen enkele gevaarlijke vlam mag uitgestoten worden buiten het collo;
 c)  Geen enkel gevaarlijk fragment mag buiten het collo geprojecteerd worden;
 d)  De structurele integriteit van het collo moet behouden worden; en
 e)  De grote verpakkingen moeten over een gasbeheerssysteem beschikken (bvb. een filtersysteem, een ventilatiesysteem, een opsluitingssysteem voor gas, een gasdichte verpakking, enz.), al naar gelang het geval
 2)  De bijkomende prestatievereisten moeten aan de hand van beproevingen gecontroleerd worden, zoals gespecificeerd door de bevoegde overheid van elke Verdragspartij van het ADR, die ook de beproevingen die gespecificeerd worden door de bevoegde overheid van een land dat geen Verdragspartij van het ADR is, kan erkennen, mits deze beproevingen gespecificeerd werden in overeenstemming met de procedures die volgens het RID, het ADR, het ADN, de IMDG-Code of de Technische Instructies van de ICAO van toepassing zijn.
Een controlerapport dat naar aanleiding van de controle opgesteld werd, moet op aanvraag beschikbaar zijn. Hierin moeten ten minste de volgende gegevens opgesomd zijn: de naam van de batterijen, hun type zoals gedefiniëerd in afdeling 38.3.2.3 van het Handboek van testen en criteria, het maximum aantal batterijen, de totale massa van de batterijen, de totale energetische inhoud van de batterijen, de identificatie van de grote verpakking en de gegevens van de beproevingen volgens de controlemethode zoals bepaald door de bevoegde overheid. Het controlerapport moet eveneens een geheel aan specifieke instructies bevatten die de wijze beschrijven waarop het collo gebruikt dient te worden.
 3)  Als droog ijs of vloeibare stikstof als koelmiddel gebruikt wordt, zijn de voorschriften van 5.5.3 van toepassing. De binnen- en buitenverpakkingen moeten bij de temperatuur van het gebruikte koelmiddel alsook bij de temperaturen en drukken die zouden kunnen optreden in het geval dat de koeling wegvalt, hun integriteit bewaren.
 4)  De specifieke instructies betreffende het gebruik van de verpakking moeten - door de fabrikant van de verpakkingen en de daaropvolgende verdeler - ter beschikking gesteld worden aan de afzender. Ze moeten ten minste de identificatie van de batterijen en van de uitrustingen die zich in de verpakking kunnen bevinden, het maximum aantal batterijen vervat in het collo en de totale maximale energetische inhoud van de batterijen verduidelijken, alsook hun plaatsing binnenin het collo, met inbegrip van de scheidings- en beschermingsmiddelen die gebruikt werden tijdens de beproeving ter controle van het prestatieniveau.
Bijkomende bepaling:
De cellen en batterijen moeten tegen kortsluiting beschermd worden.
(a)
De volgende criteria kunnen, naargelang het geval, voor de evaluatie van de prestatie van de grote verpakking in rekening gebracht worden:
a)
De evaluatie moet plaatsvinden in het kader van een kwaliteitsbeheerssysteem (zoals bvb beschreven in 2.2.9.1.7.1 e)), zodat de traceerbaarheid van de beproevingsresultaten, de referentiegegevens en de modellen voor de bepaling van de kenmerken, verzekerd is.
b)
De verwachte gevaren in geval van thermische run-away voor het vervoerde type van batterij in de voorziene vervoersomstandigheden (bvb. het gebruik van een binnenverpakking, het ladingsniveau, het gebruik van onbrandbaar, elektrisch niet-geleidend en absorberend vulmateriaal, enz.), moeten duidelijk gedefineerd en gekwantificeerd worden; de referentielijst van mogelijke gevaren voor batterijen (bijvoorbeeld vatbaar voor snel te ontleden, gevaarlijk te reageren, een vlam, een gevaarlijke warmteontwikkeling of een gevaarlijke emissie van giftig, bijtend of brandbaar gas of dampen te produceren) kan hiervoor gebruikt worden. De kwantificatie van deze gevaren moet op de beschikbare wetenschappelijke literatuur gebaseerd zijn;
c)
De verzwakkende effecten op deze gevaren, die eigen zijn aan de grote verpakking, moeten in functie van de aard van bescherming die de verpakking biedt en de eigenschappen van de constructiematerialen, bepaald en gekenschetst worden. Deze evaluatie moet vergezeld zijn van een lijst van de technische eigenschappen en technische schema's (soortelijk gewicht [kg.m-3], soortelijke warmte [J.kg-1.K-1], verbrandingswarmte [kJ.kg-1], thermische geleidbaarheid [W.m-1.K-1], smeltpunt en ontbrandingstemperatuur [K], warmte-overdrachtscoëfficient van de buitenverpakking [W.m-2.K-1], ...);
d)
De beproeving en alle ondersteunende berekeningen moeten het resultaat van de thermische run-away van de batterij in de grote verpakking onder normale vervoersomstandigheden, inschatten;
e)
Als het ladingsniveau van de batterij niet gekend is, moet de evaluatie uitgevoerd worden op basis van het hoogst mogelijke ladingsniveau dat overeenstemt met de gebruiksomstandigheden van de batterij;
f)
De omgevingsomstandigheden waarin de grote verpakking mag gebruikt en vervoerd worden, moeten worden beschreven (met inbegrip van de mogelijke gevolgen van gas- of rookemissies op de omgeving, zoals ventilatie, of andere methoden) in relatie tot het gasbeheerssysteem van de grote verpakking;
g)
De beproevingen of de modelberekening moeten rekening houden met het slechtst mogelijke scenario voor wat betreft het ontstaan en de verspreiding van de thermische run-away in de batterij; dit scenario omvat ook het ergst mogelijke defect onder normale vervoersomstandigheden, alsook het maximale warmteniveau en de emissie van de hoogste vlammen, ten einde de voortzetting van de reactie te beoordelen;
h)
Deze scenario's moeten over een voldoende lange periode beoordeerld worden opdat alle mogelijke gevolgen zich kunnen voordoen (bvb. 24 uur).
i)
In het geval van meerdere batterijen en meerdere uitrustingen die batterijen bevatten, moet men rekening houden met bijkomende voorschriften betreffende bijvoorbeeld het maximum aantal batterijen en uitrustingen, de totale maximale energetische inhoud van de batterijen en – met inbegrip van de scheidings- en beschermingsmiddelen - hun plaatsing binnenin het collo.