![]() | ![]() | |||||
Meer info | ||||||
OPMERKINGEN:
|
1. Zie hoofdstuk 4.3 voor de vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks waarvan de houders vervaardigd zijn uit metaal, en voor de batterijvoertuigen en de gascontainers met verscheidene elementen (MEGC's); zie hoofdstuk 4.4 voor de tanks uit vezelversterkte kunststof; zie hoofdstuk 4.5 voorde druk/vacuümtanks voor afvalstoffen.
|
|
2. Mobiele tanks en “UN”–MEGC’s waarvan het merkteken overeenstemt met de ter zake doende bepalingen van hoofdstuk 6.7, maar die werden erkend in een Staat die geen Verdragspartij is bij het ADR of erkend is in overeenstemming met hoofdstuk 6.7 van het IMDG, mogen eveneens voor het door het ADR gereglementeerd vervoer gebruikt worden.
|
97 |
1 + α (tr – tf) % |
95 |
1 + α (tr – tf) % |
d15 – d50 |
35 × d50 |
dr |
df |
waarin:
|
K = warmtegeleiding van de laag isolatie [W.m-1.K-1]
|
|
L = dikte van de laag isolatie [m]
|
|
U = K/L = warmteoverdrachtscoëfficiënt van de isolatie [W.m-2.K-1];
|
|
T = temperatuur van het peroxide op het ogenblik van de drukontlasting [K]
|
Aangegeven instructie betreffende het vervoer in mobiele tanks
|
Andere toegelaten instructies betreffende het vervoer in mobiele tanks
|
T1
|
T2, T3, T4, T5, T6, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T2
|
T4, T5, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T3
|
T4, T5, T6, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T4
|
T5, T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T5
|
T10, T14, T19, T20, T22
|
T6
|
T7, T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T7
|
T8, T9, T10, T11, T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T8
|
T9, T10, T13, T14, T19, T20, T21, T22
|
T9
|
T10, T13, T14, T19, T20, T21, T22
|
T10
|
T14, T19, T20, T22
|
T11
|
T12, T13, T14, T15, T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T12
|
T14, T16, T18, T19, T20, T22
|
T13
|
T14, T19, T20, T21.T22
|
T14
|
T19, T20, T22
|
T15
|
T16, T17, T18, T19, T20, T21, T22
|
T16
|
T18, T19, T20, T22
|
T17
|
T18, T19, T20, T21.T22
|
T18
|
T19, T20, T22
|
T19
|
T20, T22
|
T20
|
T22
|
T21
|
T22
|
T22
|
Geen
|
T23
|
Geen
|
T1 tot en met T22
|
INSTRUCTIES BETREFFENDE HET VERVOER IN MOBIELE TANKS
|
T1 tot en met T22
|
||
Deze instructies zijn van toepassing op de vloeistoffen en vaste stoffen van de klasse 1 en van de klassen 3 tot en met 9. Er moet voldaan zijn aan de algemene bepalingen van 4.2.1 en aan de voorschriften van 6.7.2. De instructies betreffende mobiele tanks met een houder uit VVK zijn van toepassing op stoffen van klasse 1, 3, 5.1, 6.1, 6.2, 8 en 9. Bovendien zijn de voorschriften van hoofdstuk 6.9 van toepassing op mobiele tanks met een houder uit VVK.
|
||||
Instructie betreffende het vervoer in mobiele tanks
|
Minimale beproevingsdruk (bar)
|
Minimale wanddikte van de houder (in mm referentiestaal)
(zie 6.7.2.4)
|
Drukontspanningsinrichtingen
(a)
(zie 6.7.2.8)
|
Openingen in het
onderste gedeelte
(b)
(zie 6.7.2.6)
|
T1
|
1,5
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.2
|
T2
|
1,5
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T3
|
2,65
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.2
|
T4
|
2,65
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T5
|
2,65
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Niet toegelaten
|
T6
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.2
|
T7
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T8
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Niet toegelaten
|
T9
|
4
|
6 mm
|
Normaal
|
Niet toegelaten
|
T10
|
4
|
6 mm
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Niet toegelaten
|
T11
|
6
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T12
|
6
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T13
|
6
|
6 mm
|
Normaal
|
Niet toegelaten
|
T14
|
6
|
6 mm
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Niet toegelaten
|
T15
|
10
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T16
|
10
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T17
|
10
|
6 mm
|
Normaal
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T18
|
10
|
6 mm
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Zie 6.7.2.6.3
|
T19
|
10
|
6 mm
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Niet toegelaten
|
T20
|
10
|
8 mm
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Niet toegelaten
|
T21
|
10
|
10 mm
|
Normaal
|
Niet toegelaten
|
T22
|
10
|
10 mm
|
Zie 6.7.2.8.3
|
Niet toegelaten
|
(a) |
Wanneer de vermelding “Normaal” is aangegeven, zijn alle voorschriften van 6.7.2.8 van toepassing, met uitzondering van 6.7.2.8.3.
|
(b) |
Wanneer in deze kolom de vermelding “Niet toegelaten” is aangegeven, zijn openingen in het onderste gedeelte niet toegelaten wanneer de te vervoeren stof een vloeistof is (zie 6.7.2.6.1). Wanneer de te vervoeren stof een vaste stof is bij alle temperaturen die onder normale vervoersomstandigheden kunnen voorkomen, zijn openingen in het onderste gedeelte die beantwoorden aan de voorschriften van 6.7.2.6.2 wel toegelaten.
|
T23
|
INSTRUCTIES BETREFFENDE HET VERVOER IN MOBIELE TANKS
|
T23
|
||||||
Onderhavige instructie is van toepassing op de zelfontledende stoffen van klasse 4.1 en de organische peroxides van klasse 5.2. Er moet voldaan zijn aan de algemene bepalingen van 4.2.1 en aan de voorschriften van 6.7.2. Aan de in 4.2.1.13 opgenomen bijkomende bepalingen die van toepassing zijn op de zelfontledende stoffen van klasse 4.1 en de organische peroxides van klasse 5.2 moet eveneens voldaan worden. De preparaten die niet opgesomd zijn in 2.2.41.4 noch in 2.2.52.4 maar die hierna opgesomd zijn mogen eveneens vervoerd worden indien zij verpakt zijn in overeenstemming met de verpakkingsmethode OP8 van de verpakkingsinstructie P520 van 4.1.4.1, met, in voorkomend geval, dezelfde regelingstemperaturen en kritieke temperaturen.
|
||||||||
UN-nr.
|
STOF
|
Minimale beproevingsdruk (bar)
|
Minimale wanddikte van de houder (in mm referentiestaal)
|
Openingen in het onderste gedeelte
|
Drukontspanningsinrichtingen
|
Vullingsgraad
|
Regelingstemperatuur
|
Kritieke temperatuur
|
3109
|
ORGANISCH
|
4
|
Zie
|
Zie
|
Zie
|
Zie
|
|
|
|
PEROXIDE, TYPE F, VLOEIBAAR
tert-Butylhydroperoxide
(a)
, ten hoogste 72 % in water
tert-Butylhydroperoxide
(b)
, niet meer dan 56% in een verdunnings-middel van type B
(b)
Cumylhydroperoxide, ten hoogste 90 % in een verdunningsmiddel van type A Di-tert-butylperoxide, ten hoogste 32 % in een verdunningsmiddel van type A
Isopropylcumyl-hydroperoxide, ten hoogste 72 % in een verdunningsmiddel van type A
p-Menthylhydroperoxide, ten hoogste 72 % in een verdunningsmiddel van type A
Pinanylhydroperoxide ten hoogste 56 % in een verdunningsmiddel van type A
|
|
6.7.2.4.2
|
6.7.2.6.3
|
6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
4.2.1.13.13
|
|
|
3110
|
ORGANISCH
|
4
|
Zie
|
Zie
|
Zie
|
Zie
|
|
|
|
PEROXIDE, TYPE F, VAST
Dicumylperoxide
(c)
|
|
6.7.2.4.2
|
6.7.2.6.3
|
6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
4.2.1.13.13
|
|
|
3119
|
ORGANISCH
|
4
|
Zie
|
Zie
|
Zie
|
Zie
|
(d)
|
(d)
|
|
PEROXIDE, TYPE F, VLOEIBAAR, MET TEMPERATUURBEHEERSING
tert-Butylperoxy-2-ethylhexanoaat, ten hoogste 32 % in een verdunningsmiddel
|
|
6.7.2.4.2
|
6.7.2.6.3
|
6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
4.2.1.13.13
|
+ 15 °C
|
+ 20°C
|
|
van type B
|
|
|
|
|
|
|
|
|
tert-Butylperoxyacetaat, ten hoogste 32 % in een verdunningsmiddel van type B
di-(3,5,5-trimethyl-hexanoyl)peroxide, ten hoogste 38 % in een verdunningsmiddel van type A of B
tert-Amylperoxyneo-decanoaat, ten hoogste 47 % in een verdunningsmiddel van type A
tert-Butylperoxypivalaat, ten hoogste 27 % in een verdunningsmiddel van type B
tert-Butylperoxy-hexanoaat, ten hoogste 32 % in een verdunningsmiddel van type B
|
|
|
|
|
|
+ 30°C 0°C
-10°C + 5°C + 35°C
|
+ 35°C + 5°C
-5°C + 10 °C + 40°C
|
|
Peroxyazijnzuur met water, type F, gestabiliseerd
(d)
|
|
|
|
|
|
+ 30°C
|
+ 35°C
|
3120
|
ORGANISCH PEROXIDE, TYPE F, VAST, MET TEMPERATUUR-BEHEERSING
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.6.3
|
Zie 6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
Zie 4.2.1.13.13
|
(d)
|
(d)
|
3229
|
ZELFONTLEDENDE VLOEISTOF, TYPE F
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.6.3
|
Zie 6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
Zie 4.2.1.13.13
|
|
|
3230
|
ZELFONTLEDENDE VASTE STOF, TYPE
F
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.6.3
|
Zie 6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
Zie 4.2.1.13.13
|
|
|
3239
|
ZELFONTLEDENDE VLOEISTOF, TYPE F, MET TEMPERATUURBEHEERSING
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.6.3
|
Zie 6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
Zie 4.2.1.13.13
|
(d)
|
(d)
|
3240
|
ZELFONTLEDENDE VASTE STOF, TYPE F, METTEMPERATUURBEHEERSING
|
4
|
Zie 6.7.2.4.2
|
Zie 6.7.2.6.3
|
Zie 6.7.2.8.2 4.2.1.13.6 4.2.1.13.7 4.2.1.13.8
|
Zie 4.2.1.13.13
|
(d)
|
(d)
|
(a) |
Op voorwaarde dat maatregelen werden genomen om een veiligheidsniveau te bekomen dat gelijkwaardig is aan dat van een preparaat met 65 % tert-butylhydroperoxide en 35 % water.
|
(b) |
tert-Butylalcohol.
|
(c) |
Maximale hoeveelheid per mobiele tank: 2000 kg.
|
(d) |
Te bepalen door de bevoegde overheid.
|
(e) |
Preparaat afgeleid van de distillatie van peroxyazijnzuur, met een initiële concentratie aan peroxyazijnzuur (na distillatie) van niet meer dan 41 % in water en met een totaal actief zuurstofgehalte (peroxyazijnzuur + H202) ≤ 9,5 %, dat voldoet aan de criteria van 20.4.3 f) van het handboek van testen en criteria. Een groot etiket van het bijkomend gevaar “BIJTEND” (Model nr. 8, zie 5.2.2.2.2) is vereist.
|
T50
|
INSTRUCTIES BETREFFENDE HET VERVOER IN MOBIELE TANKS
|
T50
|
|||
Onderhavige instructie is van toepassing op niet gekoelde vloeibaar gemaakte gassen en chemische stoffen onder druk (UN-nummers 3500, 3501, 3502, 3503, 3504, 3505). Er moet voldaan zijn aan de algemene bepalingen van 4.2.2 en aan de voorschriften van 6.7.3.
|
|||||
UN-nr.
|
Niet gekoelde vloeibaar gemaakte gassen
|
Hoogst toelaatbare bedrijfsdruk (bar)
Kleine tank;
niet geïsoleerde tank;
tank met zonnewering;
tank met warmteisolatie
respectievelijk
(a)
|
Openingen onder de vloeistofspiegel
|
Drukontspanningsinrichtingen
(b)
(zie 6.7.3.7)
|
Maximale vulverhouding
|
1005
|
Ammoniak, watervrij
|
29,0
25,7
22,0
19,7
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
0,53
|
1009
|
Broomtrifluormethaan (koelgas R 13B1)
|
38,0
34,0
30,0
27,5
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,13
|
1010
|
Butadiënen, gestabiliseerd
|
7,5
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,55
|
1010
|
Mengsel van butadiënen en koolwaterstoffen, gestabiliseerd
|
Zie de definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
Zie 4.2.2.7
|
1011
|
Butaan
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,51
|
1012
|
Buteen
|
8,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,53
|
1017
|
Chloor
|
19,0
17,0
15,0
13,5
|
Niet toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,25
|
1018
|
Chloordifluormethaan (koelgas R 22)
|
26,0
24,0
21,0
19,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,03
|
1020
|
Chloorpentafluorethaan (koelgas R 115)
|
23,0
20,0
18,0
16,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,06
|
1021
|
1 -Chloor-1,2,2,2-tetrafluorethaan (koelgas R 124)
|
10,3
9,8
7,9
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,20
|
1027
|
Cyclopropaan
|
18,0
16,0
14,5
13,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,53
|
1028
|
Dichloordifluormetaan (koelgas R 12)
|
16,0
15,0
13,0
11,5
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,15
|
1029
|
Dichloorfluormethaan (koelgas R21)
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,23
|
1030
|
1,1-Difluorethaan (koelgas R 152a)
|
16,0
14,0
12,4
11,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,79
|
1032
|
Dimethylamine, watervrij
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,59
|
1033
|
Dimethylether
|
15,5
13,8
12,0
10,6
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,58
|
1036
|
Ethylamine
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,61
|
1037
|
Ethylchloride
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,80
|
1040
|
Ethyleenoxide of ethyleenoxide met
|
_
|
Niet
|
Zie 6.7.3.7.3
|
0,78
|
|
stikstof tot een totale druk van ten hoogste 1 MPa (10 bar) bij 50 °C
|
10,0
|
toegelaten
|
|
|
1041
|
Mengsel van ethyleenoxide en koolstofdioxide (kooldioxide) (koolzuur) met meer dan 9 % maar ten hoogste 87 % ethyleenoxide
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
Zie 4.2.2.7
|
1055
|
Isobuteen
|
8,1
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,52
|
1060
|
Mengsel van methylacetyleen en propadieen, gestabiliseerd
|
28,0
24,5
22,0
20,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,43
|
1061
|
Methylamine, watervrij
|
10,8
9,6
7,8
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,58
|
1062
|
Methylbromide metten hoogste 2 %
|
7,0
|
Niet
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,51
|
|
chloorpikrine
|
7,0
7,0
7,0
|
toegelaten
|
|
|
1063
|
Methylchloride (koelgas R 40)
|
14,5
12,7
11,3
10,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,81
|
1064
|
Methyl mercaptaan
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Niet toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
0,78
|
1067
|
Distikstoftetroxide (Stikstofdioxide)
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Niet toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,30
|
1075
|
Petroleumgassen, vloeibaar gemaakt
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
Zie 4.2.2.7
|
1077
|
Propeen (propyleen)
|
28,0
24,5
22,0
20,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,43
|
1078
|
Koelgas, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
Zie 4.2.2.7
|
1079
|
Zwaveldioxide
|
11,6
10,3
8,5
7,6
|
Niet toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,23
|
1082
|
Chloortrifluorethyleen (chloortri-
|
17,0
|
Niet
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,13
|
|
fluoretheen), gestabiliseerd (koelgas R 1113)
|
15,0
13,1
11,6
|
toegelaten
|
|
|
1083
|
Trimethylamine, watervrij
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,56
|
1085
|
Vinylbromide, gestabiliseerd
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,37
|
1086
|
Vinylchloride, gestabiliseerd
|
10,6
9,3
8,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,81
|
1087
|
Vinylmethylether, gestabiliseerd
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,67
|
1581
|
Chloorpikrine en methylbromide,
|
7,0
|
Niet
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,51
|
|
mengsel, met meer dan 2 % chloorpikrine
|
7,0
7,0
7,0
|
toegelaten
|
|
|
1582
|
Chloorpikrine en methylchoride,
|
19,2
|
Niet
|
Zie 6.7.3.7.3
|
0,81
|
|
mengsel
|
16,9
15,1
13,1
|
toegelaten
|
|
|
1858
|
Hexafluorpropeen (koelgas R 1216)
|
19,2
16,9
15,1
13,1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,11
|
1912
|
Mengsel van methylchloride en dichloormethaan
|
15,2
13,0
11,6
10,1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,81
|
1958
|
1,2-Dichloor-1,1,2,2-tetrafluorethaan (koelgas R 114)
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,30
|
1965
|
Mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
Zie 4.2.2.7
|
1969
|
Isobutaan
|
8,5
7,5
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,49
|
1973
|
Mengsel van chloordifluormethaan en chloorpentafluorethaan met een vast kookpunt, dar ca. 49 % chloordifluormethaan bevat (koelgas R 502)
|
28,3
25,3
22,8
20,3
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,05
|
1974
|
Broomchloordifluormethaan (koelgas R 12B1)
|
7,4
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,61
|
1976
|
Octafluorcyclobutaan (koelgas RC 318)
|
8,8
7,8
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,34
|
1978
|
Propaan
|
22,5
20,4
18,0
16,5
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,42
|
1983
|
1-Chloor-2,2,2-trifluorethaan (koelgas R 133a)
|
7,0
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,18
|
2035
|
1,1,1-Trifluorethaan (koelgas R 143a)
|
31,0
27,5
24,2
21,8
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,76
|
2424
|
Octafluorpropaan (koelgas R218)
|
23,1
20,8
18,6
16,6
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,07
|
2517
|
1-Chloor-1,1-difluorethaan (koelgas R 142b)
|
8,9
7,8
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,99
|
2602
|
Azeotropisch mengsel van dichloordifluormethaan en 1,1-difluorethaan, dat ca. 74 % dichloordifluormethaan bevat (koelgas R 500)
|
20,0
18,0
16,0
14,5
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,01
|
3057
|
Trifluoracetylchloride
|
14,6
12,9
11,3
9,9
|
Niet toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,17
|
3070
|
Mengsel van ethyleenoxide en dichloordifluormethaan, dat ten hoogste 12,5 % ethyleenoxide bevat
|
14,0
12,0
11,0
9,0
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
1,09
|
3153
|
Perfluor(methylvinyl)ether
|
14,3
13,4
11,2
10,2
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,14
|
3159
|
1,1,1,2-Tetrafluorethaan (koelgas R 134a)
|
17,7
15,7
13,8
12,1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,04
|
3161
|
Vloeibaar gemaakt gas, brandbaar, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
Zie 4.2.2.7
|
3163
|
Vloeibaar gemaakt gas, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Normaal
|
Zie 4.2.2.7
|
3220
|
Pentafluorethaan (koelgas R 125)
|
34,4
30,8
27,5
24,5
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,87
|
3252
|
Difluormethaan (koelgas R 32)
|
43,0
39,0
34,4
30,5
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,78
|
3296
|
Heptafluorpropaan (koelgas R 227)
|
16,0
14,0
12,5
11,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,20
|
3297
|
Mengsel van ethyleenoxide en chloortetrafluorethaan, dat ten hoogste 8,8 % ethyleenoxide bevat
|
8,1
7,0
7,0
7,0
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,16
|
3298
|
Mengsel van ethyleenoxide en pentafluorethaan, dat ten hoogste 7,9 % ethyleenoxide bevat
|
25,9
23,4
20,9
18,6
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,02
|
3299
|
Mengsel van ethyleenoxide en tetrafluorethaan, dat ten hoogste 5,6 % ethyleenoxide bevat
|
16,7
14,7
12,911,2
|
Toegelaten
|
Normaal
|
1,03
|
3318
|
Ammoniak, oplossing in water, met een densiteit bij 15 °C lager dan 0,880, die meer dan 50 % ammoniak bevat
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
Zie 4.2.2.7
|
3337
|
Koelgas R 404A
|
31,6
28,3
25,3
22,5
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,84
|
3338
|
Koelgas R 407A
|
31,3
28,1
25,1
22,4
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,95
|
3339
|
Koelgas R 407B
|
33,0
29,6
26,5
23,6
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,95
|
3340
|
Koelgas R 407C
|
29,9
26,8
23,9
21,3
|
Toegelaten
|
Normaal
|
0,95
|
3500
|
Chemische stof onder druk, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
TP4
(c)
|
3501
|
Chemische stof onder druk, brandbaar, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
TP4
(c)
|
3502
|
Chemische stof onder druk, giftig, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
TP4
(c)
|
3503
|
Chemische stof onder druk, bijtend, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
TP4
(c)
|
3504
|
Chemische stof onder druk, brandbaar, giftig, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
TP4
(c)
|
3505
|
Chemische stof onder druk, brandbaar, bijtend, n.e.g.
|
Zie definitie van MAWP in 6.7.3.1
|
Toegelaten
|
Zie 6.7.3.7.3
|
TP4
(c)
|
(a) |
Onder “kleine tank” verstaat men een tank waarvan de houder een diameter heeft die niet groter is dan 1,5 m; onder “niet geïsoleerde tank” verstaat men een tank waarvan de houder een diameter heeft die groter is dan 1,5 m, zonder zonnewering of warmteisolatie (zie 6.7.3.2.12); onder “tank met zonnewering” verstaat men een tank waarvan de houder een diameter heeft die groter is dan 1,5 m, voorzien van een zonnewering (zie 6.7.3.2.12); onder “tank met warmteisolatie” verstaat men een tank waarvan de houder een diameter heeft die groter is dan 1,5 m, voorzien van een warmteisolatie (zie 6.7.3.2.12); (zie de definitie van “Referentietemperatuur voor de berekening” in 6.7.3.1).
|
(b) |
De vermelding “Normaal” in de kolom met betrekking tot de drukontspanningsinrichtingen geeft aan dat een breekplaat, zoals gespecificeerd in 6.7.3.7.3, niet voorgeschreven is.
|
(c) |
Voor UN-nummers 3500, 3501, 3502, 3503, 3504 en 3505 zal de vullingsgraad beschouwd worden in plaats van de maximale vulverhouding.
|
T75
|
INSTRUCTIES BETREFFENDE HET VERVOER IN MOBIELE TANKS
|
T75
|
Deze instructie betreffende het vervoer in mobiele tanks is van toepassing op sterk gekoelde vloeibare gassen. Er moet voldaan zijn aan de algemene bepalingen van 4.2.3 en aan de voorschriften van 6.7.4.
|
TP1
|
De vullingsgraad van 4.2.1.9.2 mag niet overschreden worden
|
|
|
TP2
|
De vullingsgraad van 4.2.1.9.3 mag niet overschreden worden
|
|
|
TP3
|
Voor de vaste stoffen die vervoerd worden bij temperaturen boven hun smeltpunt en voor de vloeistoffen bij hoge temperatuur moet de maximale vullingsgraad (in %) bepaald worden conform 4.2.1.9.5.
|
TP4
|
De vullingsgraad mag niet hoger zijn dan 90 % of dan elke andere door de bevoegde overheid goedgekeurde waarde (zie 4.2.1.16.2).
|
TP5
|
De vulbeperkingen van 4.2.3.6 moeten nageleefd worden.
|
TP6
|
Teneinde het barsten van de tank te vermijden onder alle omstandigheden – met inbegrip van zijn insluiting door vlammen – moet de tank uitgerust zijn met drukontspanningsinrichtingen die aangepast zijn aan zijn inhoud en aan de aard van de vervoerde stoffen. De inrichtingen moeten ook verenigbaar zijn met de stof.
|
TP7
|
De lucht moet uit de dampfase verdreven worden met behulp van stikstof of van andere middelen.
|
TP8
|
De beproevingsdruk mag verlaagd worden tot 1,5 bar indien het vlampunt van de vervoerde stof hoger is dan 0 °C.
|
TP9
|
Een stof die aan deze omschrijving beantwoordt mag enkel maar in mobiele tanks vervoerd worden mits toestemming van de bevoegde overheid.
|
TP10
|
Er is een loden bekleding met een dikte van ten minste 5 mm vereist die aan een jaarlijkse beproeving moet onderworpen worden, of een door de bevoegde overheid goedgekeurde bekleding uit een ander geschikt materiaal. Een mobiele tank, mag, na lediging maar voor reiniging, gedurende een periode die drie maand na het verstrijken van de vervaldatum van de laatste controle van de bekleding niet overschrijdt, voor het vervoer aangeboden worden om onderworpen te worden aan de volgende beproeving of controle vooraleer opnieuw gevuld te worden.
|
TP11
|
(Voorbehouden)
|
TP12
|
(Afgeschaft)
|
TP13
|
(Voorbehouden)
|
TP14-TP15
|
(Voorbehouden)
|
TP16
|
De tank moet voorzien zijn van een speciale inrichting die belet dat er onder normale vervoersvoorwaarden onder- of overdruk kan ontstaan. Deze inrichting moet goedgekeurd worden door de bevoegde overheid. De voorschriften met betrekking tot de drukontspanningsinrichtingen zijn deze die in 6.7.2.8.3 zijn aangegeven, teneinde de kristallisatie van het product in de drukontspanningsinrichting te vermijden.
|
TP17
|
Voor de warmteisolatie van de tank mag enkel niet brandbaar anorganisch materiaal gebruikt worden.
|
TP18
|
De temperatuur moet tussen 18 °C en 40 °C gehouden worden. De mobiele tanks die gestold methacrylzuur bevatten, mogen tijdens het vervoer niet opnieuw opgewarmd worden.
|
TP19
|
Op het moment van de bouw moet de minimale wanddikte van de houder, bepaald in overeenstemming met 6.7.3.4 met 3 mm vermeerderd worden om een extra corrosietoeslag te voorzien. De wanddikte van de houder moet, halverwege tussen de periodieke hydraulische drukproeven, ultrasoon nagezien worden en mag nooit minder bedragen dan de minimale wanddikte bepaald in overeenstemming met 6.7.3.4.
|
TP20
|
Deze stof mag alleen maar vervoerd worden in tanks met warmteïsolatie en onder een stikstofatmosfeer.
|
TP21
|
De wanddikte van de houder mag niet kleiner zijn dan 8 mm. De tanks moeten uiterlijk om de twee en een halfjaar onderworpen worden aan een hydraulische drukproef en een inwendige inspectie.
|
TP22
|
De smeermiddelen voor de pakkingen en de andere inrichtingen moeten verenigbaar zijn met zuurstof.
|
TP23
|
(Afgeschaft)
|
TP24
|
De mobiele tank mag uitgerust worden met een inrichting die zich in de gasfase van de houder bevindt wanneer deze tot zijn maximaal peil is gevuld en die verhindert dat een overmatige druk wordt opgebouwd door de de langzame ontleding van de vervoerde stof. Deze inrichting moet er bovendien voor zorgen dat het weglekken van vloeistof bij het omkantelen of het binnendringen van vreemde stoffen in de tank binnen aanvaardbare grenzen blijven. Deze inrichting moet goedgekeurd worden door de bevoegde overheid of dooreen door haar erkende instelling.
|
TP25
|
Zwaveltrioxide met een zuiverheid van 99,95 % of meer mag zonder inhibitor in tanks vervoerd worden op voorwaarde dat zijn temperatuur op ten minste 32,5 °C wordt gehouden.
|
TP26
|
Bij het vervoer in verwarmde toestand moet de verwarmingsinrichting buiten de houder geïnstalleerd zijn. Voor UN-nummer 3176 geldt dit voorschrift enkel wanneer de stof gevaarlijk met water reageert.
|
TP27
|
Men mag een mobiele tank met een minimale beproevingsdruk van 4 bar gebruiken indien aangetoond werd dat een beproevingsdruk toelaatbaar is kleiner dan of gelijk aan deze waarde, rekening houdend met de in 6.7.2.1 gegeven definitie van beproevingsdruk.
|
TP28
|
Men mag een mobiele tank met een minimale beproevingsdruk van 2,65 bar gebruiken indien aangetoond werd dat een beproevingsdruk toelaatbaar is kleiner dan of gelijk aan deze waarde, rekening houdend met de in 6.7.2.1 gegeven definitie van beproevingsdruk.
|
TP29
|
Men mag een mobiele tank met een minimale beproevingsdruk van 1,5 bar gebruiken indien aangetoond werd dat een beproevingsdruk toelaatbaar is kleiner dan of gelijk aan deze waarde, rekening houdend met de in 6.7.2.1 gegeven definitie van beproevingsdruk.
|
TP30
|
Deze stof moet vervoerd worden in tanks met warmteisolatie.
|
TP31
|
Deze stof mag enkel in vaste toestand in tanks vervoerd worden.
|
TP32
|
De mobiele tanks mogen voor de UN-nummers 0331, 0332 en 3375 gebruikt worden wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
|
a) om overmatige insluiting te voorkomen moeten de mobiele tanks uit metaal of uit vezelversterkte kunststof (VVK) uitgerust zijn met een veerbelaste drukontspanningsinrichting, een breekplaat of een smeltelement. De afsteldruk of de barstdruk, al naargelang het geval, mag niet groter zijn dan 2,65 bar voor mobiele tanks met beproevingsdrukken groter dan 4 bar;
|
|
b) Uitsluitend voor het UN-nummer 3375 moet de geschiktheid om in tanks vervoerd te worden aangetoond worden. Een methode om deze geschiktheid te evalueren is test 8 d) van serie 8 (zie Handboek van testen en criteria, deel 1, onderafdeling 18.7);
|
|
c) de stoffen mogen niet in de tank blijven gedurende een periode die zou kunnen leiden tot het samenklonteren ervan. Gepaste maatregelen (reiniging, enz.) moeten getroffen worden om accumulatie en afzetting van de stoffen in de tank te verhinderen.
|
TP33
|
De instructie betreffende het vervoer in mobiele tanks die aan deze stof is toegewezen is van toepassing op de korrelvormige of poedervormige vaste stoffen, en op de vaste stoffen die geladen en gelost worden bij temperaturen boven hun smeltpunt en dan afgekoeld en vervoerd worden als een vaste massa. Zie 4.2.1.19 voor wat betreft de vaste stoffen die vervoerd worden bij temperaturen boven hun smeltpunt.
|
TP34
|
De mobiele tanks moeten niet onderworpen worden aan de oploopproef van 6.7.4.14.1 indien de vermelding “NIET VOOR SPOORVERVOER” voorkomt op het in 6.7.4.15.1 beschreven kenplaatje, en – in letters en cijfers van minstens 10 cm hoog – op de twee zijkanten van het buitenste omhulsel.
|
TP35
|
(Afgeschaft)
|
TP36
|
Smeltelementen in de danpfase zijn toegelaten op mobiele tanks.
|
TP37
|
(Afgeschaft)
|
|
a) voor UN-nummers 1810, 2474 en 2668 instructie T7 mag gebruikt worden;
|
|
b) voor UN-nummer 2486 instructie T8 mag gebruikt worden;
|
|
c) voor UN-nummer 1838 instructie T10 mag gebruikt worden.
|
TP38
|
(Afgeschaft)
|
TP39
|
(Afgeschaft)
|
TP40
|
Mobiele tanks mogen niet vervoerd worden wanneer ze zijn aangesloten op apparatuur voor sproeitoepassingen.
|
TP41
|
Met het akkoord van de bevoegde overheid kan het intern onderzoek met intervallen van twee en een half jaar wegvallen of vervangen worden door andere beproevingsmethodes of controleprocedures, op voorwaarde dat de mobiele tank enkel gebruikt wordt voor het vervoer van organometallische stoffen waarop deze bijzondere bepaling betrekking heeft. Desalnietemin is dit onderzoek vereist als de voorwaarden van 6.7.2.19.7 zijn vervuld.
|
TP42
|
De mobiele tanks zijn niet toegestaan voor het vervoer van cesium- of rubidiumdispersies.
|