Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

Hoofdstuk 5.3 Etiketteren met grote etiketten en oranje signalisatie van de containers, MEGC's, MEMU's, tankcontainers, mobiele tanks en voertuigen

OPMERKING:
1. Zie ook 1.1.4.2.1 voor de signalisatie en het etiketteren van containers, containers voor losgestort vervoer, MEGC's, tankcontainers en mobiele tanks, wanneer hun vervoer deel uitmaakt van een transportketen die een zeetraject omvat. Indien de bepalingen van 1.1.4.2.1 c) toegepast worden, zijn van onderhavig hoofdstuk enkel 5.3.1.3 en 5.3.2.1.1 van toepassing.
 
2. In overeenstemming met het GHS moet een GHS-pictogram dat niet vereist is door het ADR tijdens het transport slechts aangebracht worden in het kader van een volledig GHS-etiket en niet op een onafhankelijke wijze (zie GHS 1.4.10.4.4).
 
3. De verwijderbare laadbakken die niet voldoen aan hoofdstuk 6.11 worden beschouwd als containers krachtens dit hoofdstuk.
5.3.1 Etiketteren met grote etiketten
5.3.1.1 Algemene bepalingen

5.3.1.1.1

De grote etiketten moeten aangebracht worden op de buitenwand van de containers, containers voor losgestort vervoer, MEGC's, MEMU's, tankcontainers, mobiele tanks en voertuigen volgens de voorschriften van onderhavige afdeling. De grote etiketten moeten overeenstemmen met de etiketten die in kolom (5) en – in voorkomend geval – in kolom (6) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voorgeschreven zijn voorde gevaarlijke goederen die in de grote container, de container voor losgestort vervoer, de MEGC, de MEMU, de tankcontainer, de mobiele tank of het voertuig vervat zijn, en ze moeten beantwoorden aan de specificaties van 5.3.1.7. De grote etiketten moeten aangebracht worden op een achtergrond van een contrasterende kleur, of omgeven worden dooreen boord in volle lijn of in streepjeslijn. De grote etiketten moeten weerbestendig zijn en moeten een duurzame signalisatie gedurenden de volledige duur van het transport garanderen.

5.3.1.1.2

Bij klasse 1 worden de compatibiliteitsgroepen niet aangegeven op de grote etiketten indien het voertuig, de container of de speciale compartimenten van de MEMU stoffen of voorwerpen van meerdere compatibiliteitsgroepen bevatten. De voertuigen, de containers of de speciale compartimenten van de MEMU's die stoffen of voorwerpen van verschillende subklassen bevatten, mogen slechts voorzien zijn van de grote etiketten die overeenstemmen met het model van de gevaarlijkste subklasse; daarbij geldt volgende rangorde:
1.1 (de gevaarlijkste), 1.5, 1.2, 1.3, 1.6, 1.4 (de minst gevaarlijke).
Wanneer stoffen van subklasse 1.5, compatibiliteitsgroep D samen met stoffen of voorwerpen van subklasse 1.2 vervoerd worden, moet het voertuig of de container voorzien zijn van grote etiketten die subklasse 1.1 aangeven.
Grote etiketten zijn niet vereist voor het vervoer van de ontplofbare stoffen en voorwerpen van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep S.

5.3.1.1.3

Bij de klasse 7 moet het groot etiket van het hoofdgevaar overeenstemmen met het in 5.3.1.7.2 gespecificeerd model nr. 7D. Dit groot etiket is niet vereist voor voertuigen of containers die uitgezonderde colli vervoeren en evenmin voor kleine containers.
Wanneer voorgeschreven wordt om op de voertuigen, containers, MEGC's, tankcontainers of mobiele tanks zowel etiketten als grote etiketten van klasse 7 aan te brengen, is het mogelijk om enkel vergrote modellen van de voorgeschreven etiketten van het model 7A, 7B en 7C aan te brengen, die enerzijds dienst doen als de voorgeschreven etiketten en anderzijds als de grote etiketten van het model nr. 7D. In dit geval mogen de afmetingen niet kleiner zijn dan 250 mm × 250 mm.

5.3.1.1.4

Voor klasse 9 moet het groot etiket conform zijn aan het model nr. 9 van 5.2.2.2.2; het etiket model Nr. 9A mag niet gebruikt worden voor de etikettering met grote etiketten.

5.3.1.1.5

Het is niet nodig om op containers, MEGC's, MEMU's, tankcontainers, mobiele tanks en voertuigen die goederen van meerdere klassen bevatten een groot etiket van een nevengevaar aan te brengen, indien het gevaar dat overeenstemt met dit groot etiket reeds door een groot etiket van een hoofd- of nevengevaar aangegeven is.

5.3.1.1.6

De grote etiketten die geen betrekking hebben op de vervoerde gevaarlijke goederen of op de restanten van deze goederen, moeten verwijderd of afgedekt worden.

5.3.1.1.7

Wanneer de grote etiketten aangebracht zijn op neerklapbare borden, moeten deze zodanig ontworpen en vastgezet zijn dat ze gedurende het vervoer niet kunnen neerklappen of loskomen van hun houder (in het bijzonder ten gevolge van schokken of niet bedoelde handelingen).
5.3.1.2 Etiketteren met grote etiketten van containers, containers voor losgestort vervoer, MEGC's, tankcontainers en mobiele tanks
OPMERKING: Deze onderafdeling is niet van toepassing op wissellaadbakken, met uitzondering van de wissellaadbakken die gebruikt worden voor gecombineerd vervoer (weg/spoor) en de wissellaadtanks.
De grote etiketten moeten aangebracht worden op de beide zijkanten en op de beide uiteinden van de containers, de container voor losgestort vervoer, de MEGC, de tankcontainer of de mobiele tank en op de twee tegenoverliggende kanten in het geval van soepele containers voor losgestort vervoer.
Wanneer de tankcontainer of mobiele tank meerdere compartimenten bezit en twee of meer gevaarlijke goederen vervoert dienen op beide zijkanten, ter hoogte van de compartimenten in kwestie, de gepaste grote etiketten aangebracht te worden; op de twee uiteinden moet een groot etiket aangebracht worden van elk model dat op iedere zijkant voorkomt.
Als alle compartimenten dezelfde grote etiketten moeten dragen, is het mogelijk om de grote etiketten slechts één keer aan te brengen op iedere zijkant en op de twee uiteinden van de tankcontainer of de mobiele tank.
5.3.1.3 Etiketteren met grote etiketten van de voertuigen die containers, containers voor losgestort vervoer, MEGC's, tankcontainers of mobiele tanks vervoeren
OPMERKING: Deze onderafdeling is niet van toepassing op het etiketteren met grote etiketten van de voertuigen die wissellaadbakken vervoeren, met uitzondering van de wissellaadbakken die gebruikt worden voor gecombineerd vervoer (weg/spoor) en de wissellaadtanks; zie 5.3.1.5 voor deze voertuigen.
Indien de grote etiketten die aangebracht zijn op de containers, containers voor losgestort vervoer, MEGC's, tankcontainers of mobiele tanks van buiten het dragend voertuig niet zichtbaar zijn, moeten dezelfde grote etiketten bovendien op de beide zijkanten en op de achterkant van het voertuig aangebracht worden. Op deze uitzondering na is het niet nodig om grote etiketten op het dragend voertuig aan te brengen.
5.3.1.4 Etiketteren met grote etiketten van voertuigen wanneer deze voor losgestort vervoer gebruikt worden, tankvoertuigen, batterijvoertuigen, MEMU?s en voertuigen met afneembare tanks

5.3.1.4.1

De grote etiketten moeten aangebracht worden op de beide zijkanten en op de achterkant van het voertuig.
Wanneer het tankvoertuig of de op het voertuig vervoerde afneembare tank meerdere compartimenten bezit en twee of meer gevaarlijke goederen vervoert dienen op beide zijkanten, ter hoogte van de compartimenten in kwestie, de gepaste grote etiketten aangebracht te worden; achteraan op het voertuig moet een groot etiket aangebracht worden van elk model dat op iedere zijkant voorkomt. Indien dezelfde grote etiketten vereist zijn voor alle compartimenten worden ze slechts één keer aangebracht op beide zijkanten en op de achterkant van het voertuig.
Wanneer meerdere grote etiketten vereist zijn voor éénzelfde compartiment moeten die grote etiketten naast elkaar aangebracht worden.
OPMERKING: Indien – tijdens een aan het ADR onderworpen traject of op het einde van een dergelijk traject – een tankoplegger gescheiden wordt van zijn trekker om aan boord van een schip of van een binnenschip geladen te worden, moeten de grote etiketten ook vooraan op de tankoplegger aangebracht worden.

5.3.1.4.2

De MEMU's die tanks en containers voor losgestort vervoer vervoeren, moeten conform 5.3.1.4.1 voorzien zijn van de grote etiketten voor de stoffen die er in vervat zijn. Bij de tanks met een capaciteit van minder dan 1000 liter mogen de grote etiketten vervangen worden door etiketten die overeenstemmen met 5.2.2.2.

5.3.1.4.3

Bij de MEMU's die colli vervoeren dewelke stoffen of voorwerpen van klasse 1 bevatten (andere dan die van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep S), moeten de grote etiketten aangebracht worden op de beide zijkanten en op de achterkant van de MEMU.
De speciale compartimenten voor ontplofbare stoffen moeten conform de bepalingen van 5.3.1.1.2 voorzien zijn van grote etiketten. De laatste zin van 5.3.1.1.2 is niet van toepassing.
5.3.1.5 Etiketteren met grote etiketten van voertuigen die uitsluitend colli vervoeren
OPMERKING: Deze onderafdeling is ook van toepassing op voertuigen die met colli geladen wissellaadbakken vervoeren, met uitzondering van het gecombineerd vervoer (weg/spoor); zie 5.3.1.2 en 5.3.1.3 voor het gecombineerd vervoer (weg/spoor.

5.3.1.5.1

Bij de voertuigen die colli vervoeren die stoffen of voorwerpen van klasse 1 bevatten (behalve deze van subklasse 1.4, compatibiliteitsgroep S), moeten grote etiketten aangebracht worden op de beide zijkanten en op de achterkant van het voertuig.

5.3.1.5.2

De voertuigen die radioactieve stoffen van klasse 7 vervoeren in verpakkingen of IBC's die geen uitgezonderde colli zijn, moeten op de beide zijkanten en op de achterkant van het voertuig voorzien zijn van grote etiketten.
5.3.1.6 Etiketteren met grote etiketten van lege tankvoertuigen, batterijvoertuigen, tankcontainers, MEGC's, MEMU's en mobiele tanks en van lege voertuigen en containers voor losgestort vervoer

5.3.1.6.1

Op de lege, niet gereinigde en niet ontgaste tankvoertuigen, voertuigen met afneembare tanks, batterijvoertuigen, tankcontainers, MEGC's, MEMU's en mobiele tanks, en op de lege, niet gereinigde voertuigen en containers voor losgestort vervoer moeten de voor de voorgaande lading vereiste grote etiketten aangebracht blijven.
5.3.1.7 Karakteristieken van de grote etiketten

5.3.1.7.1

Behalve wanneer het grote etiketten van de klasse 7 betreft, zoals aangegeven in 5.3.1.7.2 en als het het merkteken milieugevaarlijke stof betreft, zoals aangegeven in 5.3.6.2, moet een groot etiket ontworpen worden op de wijze zoals die aangegeven is in figuur 5.3.1.7.1.
Het groot etiket moet de vorm hebben van een op de punt geplaatst vierkant (ruitvormig). De minimale afmetingen moeten 250 mm × 250 mm (tot aan de rand van het groot etiket) bedragen. De lijn binnen de rand moet parallel zijn aan de rand van het groot etiket en zich op 12,5 mm van deze rand bevinden. Het symbool en de lijn binnen de rand van het groot etiket moeten van dezelfde kleur zijn als het etiket van de klasse of de subklasse waarvan de gevaarlijke stoffen in kwestie deel uitmaken. Het symbool/cijfer van de klasse of subklasse moet geplaatst en geproportioneerd worden in overeenstemming met deze die voorgeschreven zijn in 5.2.2.2 voor de gevaarlijke stoffen in kwestie. Het groot etiket moet het nummer van de klasse of de subklasse (en voor stoffen van de klasse 1, de letter die overeenstemt met de compatibiliteitsgroep) van de gevaarlijke stoffen in kwestie dragen, op de wijze die voorgeschreven is in 5.2.2.2 voor het overeenstemmende etiket, de hoogte van de karakters mag niet minder zijn dan 25 mm. Indien er geen afmetingen zijn bepaald, moeten alle elementen de weergegeven afmetingen benaderen.
De afwijkingen die gespecifieerd zijn in 5.2.2.2.1, tweede zin, 5.2.2.2.1.3, derde zin en 5.2.2.2.1.5 voor de gevaarsetiketten zijn ook van toepassing op de grote etiketten.

5.3.1.7.2

Bij de klasse 7 moet het groot etiket ten minste 250 mm op 250 mm meten, met een zwarte omtreklijn op 5 mm van de rand en – voor het overige – zoals weergegeven op de afbeelding hieronder (model nr. 7D). Het cijfer “7” moet ten minste 25 mm hoog zijn. De achtergrond van de bovenste helft van het groot etiket is geel en die van de onderste helft wit; het klaverblad en de tekst zijn zwart. Het gebruik van het woord “RADIOACTIVE” in de onderste helft is optioneel, zodat deze plaats gebruikt kan worden om het UN-nummer van de zending weer te geven.
Groot etiket voor de radioactieve stoffen van de klasse 7
(nr. 7D)
Symbool (klaverblad): zwart;
achtergrond: bovenste helft geel met een witte rand, onderste helft wit:
In de onderste helft: het woord “RADIOACTIVE” of
in plaats daarvan het toepasselijke UN-nummer;
cijfer “7” in de benedenhoek

5.3.1.7.3

Bij de tanks met een capaciteit van niet meer dan 3 m3 en bij de kleine containers mogen de grote etiketten vervangen worden door etiketten die overeenstemmen met 5.2.2.2. In het geval dat deze etiketten niet zichtbaar zijn langs de buitenkant van het dragende voertuig, moeten er eveneens grote etiketten conform 5.3.1.7.1 op de 2 zijkanten en de achterkant van het voertuig aangebracht worden.

5.3.1.7.4

Indien voor de klasse 1 en 7 de grootte en de constructie van het voertuig zodanig zijn dat het beschikbaar oppervlak niet volstaat om de voorgeschreven grote etiketten te bevestigen, mogen de afmetingen ervan teruggebracht worden tot 100 mm voor de zijde.
5.3.2 Oranje signalisatie
5.3.2.1 Algemene bepalingen met betrekking tot de oranje signalisatie

5.3.2.1.1

Transporteenheden die gevaarlijke goederen vervoeren, moeten voorzien zijn van twee rechthoekige oranje schilden die beantwoorden aan 5.3.2.2.1. Een van de schilden moet aan de voorzijde, het andere aan de achterzijde van de transporteenheid worden aangebracht, in een verticaal vlak, loodrecht op de lengte-as van het voertuig. Zij moeten goed zichtbaar zijn. Wanneer de tanks signalisatie dragen in overeenstemming met 5.3.2.1.3, moet dit oranje schild beantwoorden aan de meest gevaarlijke stof die vervoerd wordt in de tank.
In het geval dat een oplegger die gevaarlijke goederen bevat losgekoppeld wordt van het trekkend voertuig gedurende het transport van gevaarlijke goederen, moet op de achterzijde van deze oplegger een oranje bord bevestigd blijven of UN 3475, indien van toepassing.

5.3.2.1.2

Indien in kolom (20) van tabel A in hoofdstuk 3.2 een identificatienummer van het gevaar voorkomt, moeten – bij de tankvoertuigen, batterijvoertuigen of transporteenheden die één of meerdere tanks omvatten die gevaarlijke goederen vervoeren – bovendien op de zijkanten van elke tank, van elk tankcompartiment of van elk element van de batterijvoertuigen goed zichtbare oranje schilden worden aangebracht, evenwijdig met de lengteas van het voertuig. Deze schilden zjn identiek aan degene die voorgeschreven zijn in 5.3.2.1.1; ze moeten voorzien zijn van het identificatienummer van het gevaar en van het UN-nummer die respectievelijk in kolom (20) en (1) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voor elk van de in de tank, in het tankcompartiment of in het element van het batterijvoertuig vervoerde stoffen worden voorgeschreven. Bij de MEMU's zijn deze voorschriften slechts van toepassing op de tanks met een inhoud van ten minste 1000 liter en op de containers voor losgestort vervoer.

5.3.2.1.3

Het is niet nodig om de in 5.3.2.1.2 voorgeschreven oranje schilden aan te brengen op de tankvoertuigen of transporteenheden die één of meerdere tanks omvatten, en die stoffen van de UN-nummers 1202, 1203, 1223 of 3475 vervoeren of bij de UN-nummers 1268 of 1863 ingedeelde vliegtuigbrandstof, maar geen enkele andere gevaarlijke stof, indien de oranje schilden die overeenkomstig 5.3.2.1.1 aan de voorzijde en aan de achterzijde zijn aangebracht voorzien zijn van het identificatienummer van het gevaar en het voorgeschreven UN nummer:
a)
voor het UN nummer 3475; of
b)
voor de meest gevaarlijke stof die vervoerd wordt, met andere woorden deze waarvan het vlampunt het laagst is, in afwezigheid van stoffen van UN 3475.

5.3.2.1.4

Indien in kolom (20) van tabel A in hoofdstuk 3.2 een identificatienummer van het gevaar voorkomt, moeten – bij voertuigen of containers of containers voor losgestort vervoer die onverpakte vaste stoffen of voorwerpen vervoeren, of verpakte radioactieve stoffen met één enkel UN-nummer die bestemd zijn om onder exclusief gebruik vervoerd te worden en in afwezigheid van andere gevaarlijke goederen – bovendien op de zijkanten van elk voertuig of elke container goed zichtbare oranje schilden worden aangebracht, evenwijdig met de lengteas van het voertuig. Deze oranje schilden zijn identiek aan degene die voorgeschreven zijn in 5.3.2.1.1 ; ze moeten voorzien zijn van het identificatienummer van het gevaar en van het UN-nummer die respectievelijk in kolom (20) en (1) van tabel A in hoofdstuk 3.2 worden voorgeschreven voor elk van de in het voertuig of in de container of in de container voor losgestort vervoer losgestorte vervoerde gevaarlijke stoffen of voor de verpakte radioactieve stof die bestemd is om onder exclusief gebruik in het voertuig of in de container of in de container voor losgestort vervoer vervoerd te worden.

5.3.2.1.5

Indien de in 5.3.2.1.2 en 5.3.2.1.4 voorgeschreven oranje schilden, aangebracht op de containers, containers voor losgestort vervoer, tankcontainers, MEGC's en mobiele tanks, van buiten het dragend voertuig niet goed zichtbaar zijn, moeten dezelfde schilden bovendien op de beide zijkanten van het voertuig aangebracht worden.
OPMERKING: Deze paragraaf moet niet toegepast worden op voertuigen die containers voor losgestort vervoer, tanks of MEGC's met een maximale capaciteit van 3.000 liter vervoeren.

5.3.2.1.6

Op transporteenheden die slechts één enkele gevaarlijke stof vervoeren en geen enkele niet gevaarlijke stof, zijn de in 5.3.2.1.2, 5.3.2.1.4 en 5.3.2.1.5 voorgeschreven oranje schilden niet nodig indien deze die overeenkomstig 5.3.2.1.1 op de voor- en de achterkant aangebracht zijn, voorzien zijn van het identificatienummer van het gevaar en van het UN-nummer die respectievelijk in kolom (20) en (1) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voor deze stof worden voorgeschreven.

5.3.2.1.7

De voorschriften van 5.3.2.1.1 tot en met 5.3.2.1.5 zijn ook van toepassing op de lege, niet-gereinigde, niet-ontgaste of niet-ontsmette vaste of afneembare tanks, tankcontainers, MEGC's, mobiele tanks en batterijvoertuigen, op de niet-gereinigde MEMU's evenals op de lege, niet-gereinigde of niet-ontsmette voertuigen en containers voor losgestort vervoer.

5.3.2.1.8

De oranje schilden die geen betrekking hebben op de vervoerde gevaarlijke goederen of op de restanten van deze goederen, moeten verwijderd of afgedekt worden. Indien de schilden afgedekt worden, moet de afdekking totaal zijn en afdoend blijven na een brand van 15 minuten.
5.3.2.2 Specificaties betreffende de oranje schilden

5.3.2.2.1

De oranje schilden moeten retroflecterend zijn, een basis van 40 cm hebben en een hoogte van 30 cm; ze moeten voorzien zijn van een zwarte boord van 15 mm. Het gebruikt materiaal moet weerbestendig zijn en een duurzame signalisatie garanderen. Het schild mag niet loskomen van zijn bevestiging wanneer het gedurende 15 minuten omsloten is door een brand. Het moet bevestigd blijven bij om het even welke oriëntatie van het voertuig. De oranje schilden mogen in het midden voorzien zijn van een zwarte horizontale band van 15 mm dik.
Indien de grootte en de constructie van het voertuig zodanig zijn dat het beschikbaar oppervlak niet volstaat om deze oranje borden te bevestigen, mogen hun afmetingen teruggebracht worden tot mimimum 300 mm voor de basis, 120 mm voor de hoogte en 10 mm voor de zwarte boord. In dat geval mogen de in 5.3.2.1.1 beschreven oranje schilden afwijkende afmetingen binnen de voorgeschreven limieten hebben.
Indien de oranje schilden met beperkte afmetingen gebruikt worden voor een verpakte radioactieve stof die onder exclusief gebruik vervoerd wordt, is in dit geval enkel het UN-nummer vereist en mogen de in 5.3.2.2.2 voorziene afmetingen van de cijfers verminderd worden tot 65 mm hoog en 10 mm dikte.
Op containers die gevaarlijke vaste stoffen losgestort vervoeren en op tankcontainers, MEGC's en mobiele tanks mag de in 5.3.2.1.2, 5.3.2.1.4 en 5.3.2.1.5 voorgeschreven signalisatie vervangcn worden door een zelfklever, een schildering of elk ander gelijkwaardig procédé.
Deze alternatieve signalisatie moet overeenstemmen met de specificaties die in onderhavige onderafdeling voorzien zijn, met uitzondering van die betreffende de in 5.3.2.2.1 en 5.3.2.2 2 vermelde weerstand tegen brand.
OPMERKING: De trichromatische coördinaten van de oranje kleur van de schilden moeten in normale gebruiksomstandigheden in het kleurgebied vallen dat men in de kleurendriehoek afbakent door de volgende coördinaten met elkaar te verbinden:
Trichromatische coördinaten van de hoekpunten van het gebied in de kleurendriehoek
X
0,52
0,52
0,578
0,618
y
0,38
0,40
0,422
0,38
Luminiscentiefactor van de retroflecterende kleur: β > C.12
Referentiemiddelpunt E, standaard lichtbron C, normale inval 45°, divergentie 0°.
Coëfficient van lichtintensiteit onder een invalshoek van 5° en een spreidingshoek van 0,2°: ten minste 20 candela per lux en per m2.

5.3.2.2.2

Het identificatienummer van het gevaar en het UN-nummer moeten samengesteld zijn uit zwarte cijfers van 100 mm hoog en 15 mm dik. Het identificatienummer van het gevaar moet op het bovenste deel van het schild voorkomen en het UN-nummer op het onderste; zij moeten van elkaar gescheiden zijn door een horizontale zwarte band van 15mm dik die het schild middendoor deelt (zie 5.3.2.2 3). Het identificatienummer van het gevaar en het UN-nummer moeten onuitwisbaar zijn en leesbaar blijven na een brand van 15 minuten. Verwisselbare cijfers en letters op de schilden, die het identifictienummer van het gevaar en het UN-nummer weergeven, moeten op hun plaats blijven tijdens het vervoer en bij om het even welke oriëntatie van het voertuig,

5.3.2.2.3 Voorbeeld van oranje schild met een identificatienummer van het gevaar en een UN-nummer

Oranje achtergrond.
Boord, horizontale lijn en cijfers zwart,
dikte 15 mm.

5.3.2.2.4

Alle afmetingen die in deze onderafdeling gespecificeerd worden mogen een tolerantie vertonen van ± 10 %.

5.3.2.2.5

Wanneer het oranje schild aangebracht is op neerklapbare borden, moeten deze zodanig ontworpen en vastgezet zijn dat ze gedurende het vervoer niet kunnen neerklappen of loskomen van hun houder (in het bijzonder ten gevolge van schokken of niet bedoelde handelingen).
5.3.2.3 Betekenis van de identificatienummers van het gevaar

5.3.2.3.1

Het identificatienummer van het gevaar bestaat uit twee of drie cijfers, die in het algemeen op volgende gevaren wijzen:
2
ontsnappen van gas ten gevolge van druk of van een scheikundige reactie
3
brandbaarheid van vloeistoffen (dampen) en gassen, of voor zelfverhitting vatbare vloeistof
4
brandbaarheid van vaste stoffen, of voor zelfverhitting vatbare vaste stof
5
oxiderende werking (brandbevorderend)
6
giftigheid of gevaar voor besmetting
7
radioactiviteit
8
corrosiviteit (bijtende werking)
9
gevaar voor een hevige spontane reactie
OPMERKING: Het gevaar voor een hevige spontane reactie in de zin van cijfer 9 om vat de met de aard van de stof samenhangende mogelijkheid dat een gevaar voor explosie, ontbinding of polymerisatiereactie bestaat, ten gevolge van het vrijkomen van een aanmerkelijke hoeveelheid warmte of brandbare en/of giftige gassen.
De verdubbeling van een cijfer duidt op een toename van het overeenstemmend gevaar.
Wanneer het gevaar van een stof op afdoende wijze met één enkel cijfer kan weergegeven worden, wordt aan dit cijfer rechts een nul toegevoegd.
De cijfercombinaties 22, 323, 333, 362, 382, 423, 44, 446, 462, 482, 539, 606, 623, 642, 823, 842, 90 en 99 hebben evenwel een speciale betekenis (zie 5.3.2.3.2 hieronder).
Wanneer het identificatienummer van het gevaar voorafgegaan wordt door de letter X betekent dit dat de stof op een gevaarlijke wijze met water reageert. Bij dergelijke stoffen mag water slechts mits de toestemming van experten gebruikt worden.
Voor de stoffen van klasse 1 wordt de classificatiecolde volgens kolom (3b) van tabel A in hoofdstuk 3.2 gebruikt als identificatienummer van het gevaar. De classificatiecode bestaat uit:
het nummer van de subklasse volgens 2.2.1.1.5, en
de letter van de compatibiliteitsgroep volgens 2.2.1.1.6.

5.3.2.3.2

De in kolom (20) van tabel A van hoofdstuk 3.2 voorkomende identificatienummers van het gevaar hebben de volgende betekenis:
20
verstikkend gas of gas dat geen bijkomend gevaar vertoont
22
sterk gekoeld vloeibaar gas, verstikkend
223
sterk gekoeld vloeibaar gas, brandbaar
225
sterk gekoeld vloeibaar gas, oxiderend (brandbevorderend)
23
brandbaar gas
238
ontvlambaar en bijtend gas
239
brandbaar gas, dat spontaan hevig kan reageren
25
oxiderend (brandbevorderend) gas
26
giftig gas
263
giftig en brandbaar gas
265
giftig en oxiderend (brandbevorderend) gas
268
giftig en bijtend gas
28
bijtend gas
30
 –  brandbare vloeistof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen), of
 
 –  brandbare vloeistof of vaste stof in gesmolten toestand, met een vlampunt hoger dan 60 °C en verwarmd tot een temperatuur gelijk aan of hoger dan zijn vlampunt, of
 
 –  voor zelfverhitting vatbare vloeistof
323
brandbare vloeistof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
X323
brandbare vloeistof die op een gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen (1)
33
zeer brandbare vloeistof (vlampunt onder 23 °C)
333
pyrofore vloeistof
X333
pyrofore vloeistof, die op een gevaarlijke wijze met water reageert (1)
336
zeer brandbare en giftige vloeistof
338
zeer brandbare en bijtende vloeistof
X338
zeer brandbare en bijtende vloeistof, die op een gevaarlijke wijze met water reageert (1)
339
zeer brandbare vloeistof, die spontaan hevig kan reageren
36
brandbare vloeistof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen) die in geringe mate giftig is, of voor zelfverhitting vatbare en giftige vloeistof
362
brandbare en giftige vloeistof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
X362
brandbare en giftige vloeistof die op een gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen (1)
368
brandbare, giftige en bijtende vloeistof
38
brandbare vloeistof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen) die in geringe mate bijtend is, of voor zelfverhitting vatbare en bijtende vloeistof
382
brandbare en bijtende vloeistof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
X382
brandbare en bijtende vloeistof die op een gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen (1)
39
brandbare vloeistof, die spontaan hevig kan reageren
40
brandbare vaste stof, zelfontledende stof of voor zelfverhitting vatbare stof, of polymeriserende stof
423
vaste stof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen, of brandbare vaste stof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen, of voor zelfverhitting vatbare vaste stof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
X423
brandbare vaste stof die op een gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen, of brandbare vaste stof die op een gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen, of voor zelfverhitting vatbare vaste stof die op een gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen (1)
43
voor zelfontbranding vatbare (pyrofore) vaste stof
X432
voor zelfontbranding vatbare (pyrofore) vaste stof die op een gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen (1)
44
brandbare vaste stof bij hoge temperatuur en in gesmolten toestand
446
brandbare en giftige vaste stof bij hoge temperatuur en in gesmolten toestand
46
brandbare en giftige, of voor zelfverhitting vatbare en giftige vaste stof
462
giftige vaste stof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
X462
vaste stof die op gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij giftige gassen vrijkomen (1)
48
brandbare en bijtende, of voor zelfverhitting vatbare en bijtende vaste stof
482
bijtende vaste stof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
X482
vaste stof die op gevaarlijke wijze met water reageert, waarbij bijtende gassen vrijkomen (1)
50
oxiderende (brandbevorderende) stof
539
brandbaar organisch peroxide
55
sterk oxiderende (brandbevorderende) stof
556
sterk oxiderende (brandbevorderende) en giftige stof
558
sterk oxiderende (brandbevorderende) en bijtende stof
559
sterk oxiderende (brandbevorderende) stof, die spontaan hevig kan reageren
56
oxiderende (brandbevorderende) en giftige stof
568
oxiderende(brandbevorderende), giftige en bijtende stof
58
oxiderende (brandbevorderende) en bijtende stof
59
oxiderende (brandbevorderende) stof, die spontaan hevig kan reageren
60
giftige of in geringe mate giftige stof
606
infectueuze (besmettelijke) stof
623
giftige vloeistof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
63
giftige en brandbare stof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen)
638
giftige, brandbare (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen) en bijtende stof
639
giftige en brandbare stof (vlampunt van ten hoogste 60 °C) die spontaan hevig kan reageren
64
giftige vaste stof, brandbaar of voor zelfverhitting vatbaar
642
giftige vaste stof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
65
giftige en oxiderende (brandbevorderende) stof
66
zeer giftige stof
663
zeer giftige en brandbare stof (vlampunt niet hoger dan 60 °C)
664
zeer giftige vaste stof, brandbaar of voor zelfverhitting vatbaar
665
zeer giftige en oxiderende (brandbevorderende) stof
668
zeer giftige en bijtende stof
X668
zeer giftige en bijtende stof, die met water op een gevaarlijke wijze reageert (1)
669
zeer giftige stof, die spontaan hevig kan reageren
68
giftige en bijtende stof
69
giftige of in geringe mate giftige stof, die spontaan hevig kan reageren
70
radioactieve stof
768
radioactieve giftige en bijtende stof
78
radioactieve en bijtende stof
80
bijtende of in geringe mate bijtende stof
X80
bijtende of in geringe mate bijtende stof, die met water op een gevaarlijke wijze reageert (1)
823
bijtende vloeistof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
83
bijtende of in geringe mate bijtende en brandbare stof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen)
X83:
bijtende of in geringe mate bijtende en brandbare stof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen) die op een gevaarlijke wijze met water reageert (1)
836
bijtende of zwak bijtende brandbare (vlampunt van 23°C t/m 60°C) en giftige stof;
839
bijtende of in geringe mate bijtende en brandbare stof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen) die spontaan hevig kan reageren
X839
bijtende of in geringe mate bijtende en brandbare stof (vlampunt van 23 tot 60 °C, grenswaarden inbegrepen) die spontaan hevig kan reageren en op een gevaarlijke wijze met water reageert
84
bijtende vaste stof, brandbaar of voor zelfverhitting vatbaar
842
bijtende vaste stof die met water reageert, waarbij brandbare gassen vrijkomen
85
bijtende of in geringe mate bijtende en oxiderende (brandbevorderende) stof
856
bijtende of in geringe mate bijtende, oxiderende (brandbevorderende) en giftige stof
86
bijtende of in geringe mate bijtende en giftige stof
88
sterk bijtende stof
X88
sterk bijtende stof, die op aen gevaarlijke wijze met water reageert
883
sterk bijtende en brandbare stof (vlampunt van 23 tot 60°C, grenswaarden inbegrepen)
884
sterk bijtende vaste stof, brandbaar of voor zelfverhitting vatbaar
885
sterk bijtende en oxiderende (brandbevorderende) stof
886
sterk bijtende en giftige stof
X886
sterk bijtende en giftige stof, die op een gevaarlijke wijze met water reageert
89
bijtende of in geringe mate bijtende stof, die spontaan hevig kan reageren
90
milieugevaarlijke stof diverse gevaarlijke stoffen
99
diverse gevaarlijke stoffen, warm vervoerd
(1)
Water mag slechts gebruikt worden wanneer de experten zulks toestaan.
5.3.3 Merkteken voor de stoffen op hoge temperatuur
Op de tankvoertuigen, de tankcontainers, de mobiele tanks of de speciale of speciaal uitgeruste voertuigen of containers, die een stof bevatten die vervoerd wordt of voor vervoer aangeboden wordt in een vloeibare toestand bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan 100 °C of in een vaste toestand bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan 240 °C, moet – op elke zijkant en op de achterkant voor de voertuigen en op beide zijkanten en beide uiteinden voor de containers, tankcontainers en mobiele tanks – het merkteken dat weergegeven is in 5.3.3, aangebracht worden.
Het merkteken moet de vorm hebben van een rode gelijkzijdige driehoek zijn. De zijden moeten ten minste 250 mm bedragen. Voor tankcontainers of mobiele tanks met een capaciteit van niet meer dan 3000 liter en waarvan de beschikbare oppervlakte niet volstaat om de voorgeschreven merktekens aan te brengen, mogen de minimale afmetingen herleid worden tot 100 mm. Indien er geen afmetingen zijn bepaald, moeten alle elementen de weergegeven afmetingen benaderen. Het merkteken moet weerbestendig zijn en moet een duurzame signalisatie gedurenden de volledige duur van het transport garanderen.
5.3.4
(Voorbehouden)
5.3.5
(Voorbehouden)
5.3.6 Merkteken ?milieugevaarlijke stof?

5.3.6.1

Wanneer conform de bepalingen van afdeling 5.3.1 een groot etiket moet aangebracht worden, dienen de containers, containers voor losgestort vervoer, MEGC's, tankcontainers, mobiele tanks en voertuigen, die milieugevaarlijke stoffen bevatten dewelke voldoen aan de criteria van 2.2.9.1.10 voorzien te zijn van het in 5.2.1.8.3 weergegeven merkteken “milieugevaarlijke stof. Dit voorschrift is niet van toepassing op de uitzonderingen die voorzien zijn in 5.2.1.8.1.

5.3.6.2

Het merkteken voor milieugevaarlijke stoffen voor containers, containers voor losgestort vervoer, MEGC's, tankcontainers, mobiele tanks en voertuigen, moet in overeenstemming zijn aan het merkteken dat beschreven is in 5.2.1.8.3 en weergegeven is in figuur 5.2.1.8.3, behalve dat de minimale afmetingen 250 mm × 250 mm moeten bedragen. Voor tankcontainers of mobiele tanks met een capaciteit van niet meer dan 3000 liter en waarvan de beschikbare oppervlakte niet volstaat om de voorgeschreven merktekens aan te brengen, mogen de minimale afmetingen herleid worden tot 100 mm × 100 mm. De andere bepalingen van afdeling 5.3.1 betreffende de grote etiketten zijn mutatis mutandis van toepassing op het merkteken.