Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

5.4.1 Vervoerdocument voor gevaarlijke goederen en bijhorende informatie
5.4.1.1 Algemene gegevens die op het vervoerdocument moeten voorkomen

5.4.1.1.1

Het vervoerdocument of de vervoerdocumenten dient (dienen) de volgende gegevens te bevatten voor elke gevaarlijke stof of voorwerp die voor het vervoer wordt aangeboden:
a)
het UN-nummer, voorafgegaan door de letters “UN”;
b)
de officiële vervoersnaam, in voorkomend geval (zie 3.1.2.8.1) aangevuld met de technische naam (zie 3.1.2.8.1.1) tussen haakjes, bepaald overeenkomstig 3.1.2;
c)
voor de stoffen en voorwerpen van klasse 1: de classificatiecode die in kolom (3b) van tabel A in hoofdstuk 3.2 is aangegeven.
Indien in kolom (5) van tabel A in hoofdstuk 3.2 andere nummers van modellen van etiketten voorkomen dan deze van modellen 1, 1.4, 1.5 of 1.6, moeten deze nummers tussen haakjes de classificatiecode volgen.
voor de radioactieve stoffen van klasse 7: het nummer van de klasse, te weten: “7”.
OPMERKING: Zie ook bijzondere bepaling 172 in hoofdstuk 3.3 voor de radioactieve stoffen die een bijkomend gevaar opleveren.
voor batterijen van UN-nummers 3090, 3091, 3480 3481, 3551 en 3552 en voor door batterijen aangedreven voertuigen van UN-nummers 3556, 3557 en 3558: het nummer van de klasse, te weten: “9”.
voor de andere stoffen en voorwerpen van de andere klassen: de nummers van modellen van etiketten die in kolom (5) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voorkomen of die vereist zijn in toepassing van een bijzondere bepaling waarnaar in kolom (6) wordt verwezen. Bij meerdere nummers van modellen moeten de nummers die het eerste volgen tussen haakjes geplaatst worden. Voor de stoffen en voorwerpen waarvoor geen enkel nummer van model van etiket in kolom (5) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voorkomt, moet in plaats daarvan hun klasse volgens kolom (3a) aangeven worden.
d)
in voorkomend geval, de verpakkingsgroep die aan de stof werd toegekend; deze mag voorafgegaan worden door de letters “VG” (bijvoorbeeld “VG II”) of door de afkorting van “Verpakkingsgroep” in de talen die conform 5.4.1.4.1 gebruikt worden;
OPMERKING: Zie bijzondere bepaling 172 d) in hoofdstuk 3.3 voor de radioactieve stoffen van de klasse 7 met bijkomende gevaren.
e)
in voorkomend geval, het aantal en de beschrijving van de colli; de UNO-codes voor de verpakking mogen enkel gebruikt worden om de beschrijving van de aard van het collo aan te vullen [bijvoorbeeld één kist (4G)];
OPMERKING: Het aantal, de beschrijving en de inhoud van elke binnenverpakking die vervat is in de buitenverpakking van een samengestelde verpakking moet niet aangegeven worden.
f)
de totale hoeveelheid van elk gevaarlijk goed dat een verschillend UN-nummer,een verschillende officiële vervoersnaam of een verschillende verpakkingsgroep heeft (al naargelang van het geval in volume of in bruto- of netto massa);
OPMERKINGEN:
1. Wanneer men van plan is om 1.1.3.6 toe te passen, dienen de totale hoeveelheid en de berekende waarde van de gevaarlijke goederen voor elke vervoerscategorie in het vervoerdocument vermeld te worden, conform 1.1.3.6.3 en 1.1.3.6.4.
 
2. Voor de in machines of in apparaten vervatte gevaarlijke goederen die in onderhavige bijlage gespecificeerd zijn, moet de vermelde hoeveelheid de totale hoeveelheid daarin vervatte gevaarlijke goederen zijn, in kilogram of in liter al naargelang het geval.
g)
de naam en het adres van de afzender;
h)
de naam en het adres van de bestemmeling(en); wanneer gevaarlijke goederen vervoerd worden voor levering aan meerdere bestemmelingen die bij de start van het vervoer niet kunnen geïdentificeerd worden, mogen – indien de bevoegde overheden van de landen die bij het vervoer betrokken zijn er mee instemmen – in de plaats daarvan de woorden “Levering-verkoop” aangegeven worden;
i)
een verklaring overeenkomstig de bepalingen van elke eventuele bijzondere overeenkomst.
j)
(Voorbehouden)
k)
voor een transport dat een doorgang door een tunnel met doorgangsbeperkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen omvat, de tunnelbeperkingscode vermeld in kolom (15) van tabel A van hoofdstuk 3.2, in hoofdletters en tussen haakjes, of de vermelding (-), of zoals gespecificeerd in een speciale regeling overeenkomstig 1.7.4.2.
De plaats en de volgorde van deze gegevens op het vervoerdocument mogen vrij gekozen worden. De gegevens a), b), c), d), k) moeten echter in de hierboven gebruikte volgorde vermeld worden [met andere woorden a), b), c), d), k)]; dit zonder tussenvoeging van andere gegevens, behalve die welke in het ADR voorzien zijn.
Voorbeelden van toegelaten omschrijvingen van gevaarlijke goederen:
“UN 1098 ALLYLALCOHOL, 6.1 (3), I, (C/D)” of
“UN 1098, ALLYLALCOHOL, 6.1, (3), VG I, (C/D)”

5.4.1.1.2

De op het vervoerdocument vereiste gegevens moeten leesbaar zijn. Ofschoon in hoofdstuk 3.1 en in tabel A van hoofdstuk 3.2 gebruik gemaakt wordt van hoofdletters om de elementen aan te duiden die deel moeten uitmaken van de officiële vervoersnaam, en ofschoon hoofdletters en kleine letters gebruikt worden in onderhavig hoofdstuk om de gegevens aan te duiden die vereist zijn in het vervoerdocument, mag men vrij kiezen of men deze gegevens in hoofdletters of in kleine letters in het vervoerdocument vermeldt, met uitzondering van de bepalingen van 5.4.1.1.1 k).

5.4.1.1.3.1 Bijzondere bepalingen betreffende de afvalstoffen

Wanneer afvalstoffen worden vervoerd die gevaarlijke goederen bevatten (met uitzondering van de radioactieve afvalstoffen), moet de officiële vervoersnaam voorafgegaan worden door het woord “AFVAL”, tenzij deze term al deel uitmaakt van de officiële vervoersnaam, bijvoorbeeld:
“UN 1230 AFVAL, METHANOL, 3 (6.1), II, (D/E)” of
“UN 1230 AFVAL, METHANOL, 3 (6.1), VG II, (D/E)” of
“UN 1993 AFVAL, BRANDBARE VLOEISTOF, N.E.G. (tolueen en ethanol), 3, II, (D/E)”, of
“UN 1993 AFVAL, BRANDBARE VLOEISTOF, N.E.G. (tolueen en ethanol), 3, VG II, (D/E)”.
Wanneer de bepalingen die in 2.1.3.5.5 uiteengezet zijn, toegepast worden, moet de volgende vermelding aan de officiële vervoersnaam zoals vereist in 5.4.1.1.1 a) tot en met d) en k) toegevoegd worden:
“AFVAL VOLGENS 2.1.3.5.5” (bijvoorbeeld “UN 3264, BIJTENDE ZURE ANORGANISCHE VLOEISTOF, N.E.G, 8, II, (E), AFVAL VOLGENS 2.1.3.5.5”).
Indien de bepaling betreffende afvalstoffen van 2.1.3.5.5 wordt toegepast, is het niet nodig de in hoofdstuk 3.3, bijzondere bepaling 274, voorgeschreven technische benaming toe te voegen.

5.4.1.1.3.2

Wanneer het niet mogelijk is om de exacte hoeveelheid te vervoeren afvalstof te meten op de laadplaats, mag de hoeveelheid in overeenstemming met 5.4.1.1.1 (f) geschat worden voor de volgende gevallen, rekening houdend met de volgende voorwaarden:
a)
voor verpakkingen wordt een lijst toegevoegd aan het vervoerdocument die het type van de verpakkingen en het nominale volume specifieert;
b)
voor containers wordt de schatting gebaseerd op hun nominaal volume en andere beschikbare informatie, zoals bijvoorbeeld het soort van afval, de gemiddelde dichtheid, de vullingsgraad;
c)
voor vacuümtanks voor afvalstoffen moet de schatting gemotiveerd worden, bijvoorbeeld door middel van een schatting die door de afzender of door de uitrusting van het voertuig aangegeven wordt.
Een dergelijke schatting van de hoeveelheid is niet toegestaan voor:
vrijstellingen waarvoor de exacte hoeveelheid essentieel is (bijvoorbeeld. 1.1.3.6)
afval dat stoffen vermeld in 2.1.3.5.3, (met uitzondering van UN-nummer 3291 ziekenhuisafval, ongespecificeerd, n.e.g. of (bio)medisch afval, n.e.g. of gereglementeerd medisch afval n.e.g., verpakt overeenkomstig verpakkingsinstructie P621) of stoffen van klasse 4.3 bevat;
andere tanks dan vacuümtanks voor afvalstoffen.
De volgende vermelding moet opgenomen worden in het vervoerdocument : “GESCHATTE HOEVEELHEID VOLGENS 5.4.1.1.3.2”

5.4.1.1.3.3

Bijzondere bepalingen voor het vervoer van afval in binnenverpakkingen die samen in een buitenverpakking zijn verpakt
Voor vervoer overeenkomstig 4.1.1.5.3 moet het vervoersdocument de volgende vermelding bevatten: “Vervoer overeenkomstig 4.1.1.5.3”. De aanvullende informatie in 5.4.1.1.3.2 is niet nodig. Bijvoorbeeld:
“UN 1993 AFVAL, BRANDBARE VLOEISTOF, N.E.G., 3, III, (E); VERVOER OVEREENKOMSTIG 4.1.1.5.3”
De informatie in het vervoersdocument overeenkomstig 5.4.1.1 moet gebaseerd zijn op de rubriek(en) die is (zijn) toegewezen aan de buitenverpakking overeenkomstig 4.1.1.5.3 d). Het is niet nodig om de technische benaming toe te voegen zoals voorgeschreven in hoofdstuk 3.3, bijzondere bepaling 274.

5.4.1.1.4

Bijzondere bepalingen voor afval dat met vrij asbest is verontreinigd (UN-nummers 2212 en 2590)
Wanneer bijzondere bepaling 678 van hoofdstuk 3.3 wordt toegepast, moet op het vervoersdocument worden vermeld “Vervoer overeenkomstig bijzondere bepaling 678”.
De beschrijving van het afval dat wordt vervoerd overeenkomstig de bijzondere bepaling 678 b) van hoofdstuk 3.3 moet worden toegevoegd aan de beschrijving van gevaarlijke goederen voorgeschreven in 5.4.1.1 a) tot en met d) en k). Het vervoersdocument moet ook vergezeld gaan van de volgende documenten:
a)
Een kopie van de technische fiche voor het gebruikte type containerbag, op briefhoofd van de fabrikant of distributeur, met vermelding van de afmetingen van deze verpakking en het maximaal massa ervan;
b)
Een kopie van de losprocedure in overeenstemming met bijzondere bepaling CV38 van 7.5.11, in voorkomend geval.

5.4.1.1.5 Bijzondere bepalingen betreffende bergingsverpakkingen, met inbegrip van grote bergingsverpakkingen, bergingsdrukrecipiënten

Voor gevaarlijke goederen die in overeenstemming met 4.1.1.19 vervoerd worden in een bergingsverpakking (met inbegrip van een grote bergingsverpakking), verpakkingen of grote verpakkingen van grotere afmetingen, van een type en een beproevingsniveau dat hen geschikt maakt om gebruikt te worden als een bergingsverpakking, moet het woord “BERGINGSVERPAKKING” toegevoegd worden.
Voor gevaarlijke goederen die in overeenstemming met 4.1.1.20 vervoerd worden in een bergingsdrukrecipiënt moet het woord “BERGINGSDRUKRECIPIËNT” toegevoegd worden.

5.4.1.1.6

Bijzondere bepalingen betreffende de lege, niet gereinigde omsluitingsmiddelen

5.4.1.1.6.1

Bij de lege, niet gereinigde omsluitingsmiddelen die residuen van andere gevaarlijke goederen bevatten dan die van klasse 7, dienen de woorden “LEEG, NIET GEREINIGD” of “RESIDU, VORIGE INHOUD” aangegeven te worden voor of achter de omschrijving van het gevaarlijk goed die in 5.4.1.1.1 a) tot d) en k) wordt vereist. Bovendien is 5.4.1.1.1 f) niet van toepassing.

5.4.1.1.6.2

De bijzondere bepalingen van 5.4.1.1.6.1 mogen, al naargelang van het geval, vervangen worden door de bepalingen van 5.4.1.1.6.2.1, 5.4.1.1.6.2.2 of 5.4.1.1.6.2.3.

5.4.1.1.6.2.1

Bij de lege, niet gereinigde verpakkingen – met inbegrip van de lege, niet gereinigde gasrecipiënten met een capaciteit van niet meer dan 1000 liter – die residuen van andere gevaarlijke goederen bevatten dan die van klasse 7, worden de vermeldingen die conform 5.4.1.1.1 a), b), c), d), e) en f) dienen aangegeven te worden vervangen door “LEGE VERPAKKING”, “LEEG RECIPIËNT”, “LEGE IBC” of “LEGE GROTE VERPAKKING”, al naargelang van het geval, gevolgd door de informatie met betrekking tot de laatst geladen goederen, zoals voorgeschreven in 5.4.1.1.1 c).
Voorbeeld: “LEGE VERPAKKING, 6.1 (3)”
Bovendien mag in dat geval:
a)
Indien de laatst geladen goederen, goederen van klasse 2 zijn, de informatie die voorgeschreven is in 5.4.1.1.1 c) bovendien vervangen worden door het nummer van de klasse “2”.
b)
Indien de laatst geladen goederen, goederen zijn van de klasse 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1, 8 of 9, de daarop betrekking hebbende informatie zoals ze voorzien is in 5.4.1.1.1 c), vervangen worden door de vermelding “MET RESIDU'S VAN [...]”gevolgd door in volgorde van de nummering van de klasse, de klasse(n) en de bijkomend(e) geva(a)r(en) die beantwoorden aan het betrokken residu.
Bijvoorbeeld lege ongereinigde verpakkingen die stoffen van klasse 3 hebben bevat en vervoerd worden met lege ongereinigde verpakkingen die stoffen van klasse 8 met een bijkomend gevaar van klasse 6.1 hebben bevat, moeten als volgt aangegeven worden in het vervoerdocument:
“LEGE VERPAKKINGEN MET RESIDU'S van 3, 6.1, 8”.

5.4.1.1.6.2.2

Bij de andere lege, niet gereinigde omsluitingsmiddelen dan de verpakkingen, die residu's van andere gevaarlijke goederen bevatten dan die van klasse 7, evenals bij de lege, niet gereinigde gasrecipiënten met een capaciteit van meer dan 1000 liter, worden de vermeldingen die conform 5.4.1.1.1 a) tot en met d) en k) dienen aangegeven te worden voorafgegaan door de vermelding “LEEG TANKVOERTUIG”, “LEGE AFNEEMBARE TANK”, “LEGE TANKCONTAINER”, “LEGE MOBIELE TANK”, “LEEG BATTERIJVOERTUIG”, “LEGE MEGC”, “LEGE MEMU”, “LEEG VOERTUIG”, “LEGE CONTAINER” of “LEEG RECIPIËNT”, al naargelang van het geval, gevolgd door de woorden “LAATST GELADEN GOED:”. Bovendien is 5.4.1.1.1 f) niet van toepassing.
Voorbeelden:
“LEEG TANKVOERTUIG, LAATST GELADEN GOED: UN 1098 ALLYLALCOHOL, 6.1 (3), I, (C/D)” of “LEEG TANKVOERTUIG, LAATST GELADEN GOED: UN 1098 ALLYLALCOHOL, 6.1 (3), VG I, (C/D)”.

5.4.1.1.6.2.3

Wanneer lege, niet gereinigde omsluitingsmiddelen, die residus van andere gevaarlijke goederen bevatten dan die van klasse 7, naar de afzender teruggezonden worden, mogen de vervoerdocumenten die opgesteld werden voor het vervoer van deze goederen in deze omsluitingsmiddelen in gevulde toestand ook gebruikt worden. In dat geval dient de vermelding van de hoeveelheid verwijderd te worden (door ze uit te wissen, door te halen of op om het even welke andere wijze) en vervangen te worden door de woorden “LEGE, NIET GEREINIGDE RETOUR”.

5.4.1.1.6.3

a)
Wanneer lege, niet gereinigde tanks, batterijvoertuigen of MEGC's overeenkomstig de bepalingen van 4.3.2.4.3 vervoerd worden naar de dichtstbijzijnde geschikte plaats waar de reiniging of de herstelling kan plaatsvinden, moet de volgende bijkomende vermelding in het vervoerdocument opgenomen worden: “Vervoer volgens 4.3.2.4.3”.
b)
Wanneer lege, niet gereinigde voertuigen of containers overeenkomstig de bepalingen van 7.5.8.1 vervoerd worden naar de dichtstbijzijnde geschikte plaats waar de reiniging of de herstelling kan plaatsvinden, moet de volgende bijkomende vermelding in het vervoerdocument opgenomen worden: “Vervoer volgens 7.5.8.1”.

5.4.1.1.6.4

Bij het vervoer van vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks, batterijvoertuigen, tankcontainers en MEGC's onder de voorwaarden van 4.3.2.4.4, moet de volgende vermelding in het vervoerdocument opgenomen worden: “Vervoer volgens 4.3.2.4.4”.

5.4.1.1.7 Bijzondere bepalingen betreffende transporten in een transportketen die een zee- of luchttraject omvat

Voor de transporten overeenkomstig 1.1.4.2.1 moet volgende vermelding in het vervoerdocument voorkomen: “Vervoer volgens 1.1.4.2.1”.

5.4.1.1.8 en 5.4.1.1.9

(Voorbehouden)

5.4.1.1.10

(Afgeschaft)

5.4.1.1.11 Bijzondere bepalingen betreffende het vervoer van IBC's, tanks, batterijvoertuigen, mobiele tanks en MEGC's na het vervallen van de geldigheid van de laatste periodieke beproeving of de laatste periodieke inspectie

Voor de transporten overeenkomstig 4.1.2.2 b), 4.3.2.3.7 b) 6.7.2.19.6.1 b), 6.7.3.15.6.1 b) of 6.7.4.14.6.1 b) moet volgende vermelding in het vervoerdocument voorkomen :
“VERVOER VOLGENS 4.1.2.2 b)”,
“VERVOER VOLGENS 4.3.2.3.7 b)”,
“VERVOER VOLGENS 6.7.2.19.6.1 b)”,
“VERVOER VOLGENS 6.7.3.15.6.1 b)” of
“VERVOER VOLGENS 6.7.4.14.6.1 b)”, al naargelang het geval.

5.4.1.1.12

(Voorbehouden)

5.4.1.1.13

Bijzondere bepalingen met betrekking tot het vervoer in tankvoertuigen met meerdere compartimenten of in transporteenheden die één of meerdere tanks omvatten
Wanneer, in afwijking van 5.3.2.1.2, de signalisatie van een tankvoertuig met meerdere compartimenten of van een transporteenheid die één of meerdere tanks omvat conform 5.3.2.1.3 uitgevoerd wordt, moet het vervoerdocument preciseren welke stoffen in iedere tank of ieder tankcompartiment vervat zijn

5.4.1.1.14 Bijzondere bepalingen voor de stoffen die op hoge temperatuur vervoerd worden

Indien – voor een stof die in vloeibare toestand vervoerd of voor vervoer aangeboden wordt bij een temperatuur van ten minste 100 °C, of in vaste toestand bij een temperatuur van ten minste 240 °C – de officiële vervoersnaam niet aangeeft dat het gaat over een stof die op hoge temperatuur vervoerd wordt (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van de woorden “GESMOLTEN” of “WARM VERVOERD” als onderdeel van de officiële vervoersnaam), moet de vermelding “BIJ HOGE TEMPERATUUR” onmiddellijk achter de officiële vervoersnaam voorkomen.

5.4.1.1.15 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van gestabiliseerde stoffen en stoffen met temperatuurbeheersing.

Tenzij deze term al deel uitmaakt van de officiële vervoersnaam, moet – in het geval van stabilisatie - het woord “GESTABILISEERD”, en – wanneer de stabilisatie verkregen wordt door temperatuurbeheersing of door een combinatie van chemische stabilisatie en temperatuurbeheersing (zie 3.1.2.6) – de woorden “MET TEMPERATUURBEHEERSING” toegevoegd worden aan de officiële vervoersnaam.
Wanneer de woorden “MET TEMPERATUURBEHEERSING” deel uitmaken van de officiële vervoersnaam (zie ook 3.1.2.6) moeten de regelingstemperatuur en de kritieke temperatuur (zie 7.1.7) als volgt vermeld worden op het vervoerdocument:
“REGELINGSTEMPERATUUR : ...°C KRITIEKE TEMPERATUUR : ...°C”

5.4.1.1.16

(Afgeschaft)

5.4.1.1.17 Bijzondere bepalingen voor het losgestort vervoer van vaste stoffen in containers overeenkomstig 6.11.4

Wanneer vaste stoffen losgestort vervoerd worden in containers overeenkomstig 6.11.4 dient het vervoerdocument de volgende vermelding te bevatten (zie de OPMERKING aan het begin van 6.11.4):
“Container voor losgestort vervoer “BKx (101) ” goedgekeurd door de bevoegde overheid van ...”

5.4.1.1.18 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van milieugevaarlijke stoffen (aquatisch milieu)

Wanneer een stof die behoort tot een van de klassen 1 tot 9 voldoet aan de classificatiecriteria van 2.2.9.1.10, moet het vervoerdocument de bijkomende vermelding “MILIEUGEVAARLIJK” of “MARINE POLLUANT/MILIEUGEVAARLIJK” dragen. Deze bijkomende vereiste is niet van toepassing op de UN-nummers 3077 en 3082 of op de in 5.2.1.8.1 opgesomde vrijstellingen.
De vermelding “MARINE POLLUTANT” (overeenkomstig 5.4.1.4.3 van de IMDG Code is toegelaten voor de transporten in een transportketen die een zeetraject omvat.

5.4.1.1.19 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd (UN-nummer 3509)

Voor afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd moet de officiële vervoersnaam die voorkomt in paragraaf 5.4.1.1.1 b) aangevuld worden met de woorden “(MET RESIDU'S VAN [...])” gevolgd door in volgorde van de nummering van de klasse, de klasse(n) en de bijkomend(e) geva(a)r(en) die beantwoorden aan het betrokken risidu, Bovendien zijn de bepalingen van paragraaf 5.4.1.1.1 f) niet van toepassing.
Bijvoorbeeld afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd die stoffen van klasse 4.1 hebben bevat en verpakt zijn met afgedankte verpakkingen, leeg, ongereinigd die stoffen van klasse 3 met een bijkomend gevaar van klasse 6.1 hebben bevat, moeten als volgt aangegeven worden in het vervoersdocument:
“UN 3509 AFGEDANKTE VERPAKKINGEN, LEEG, ONGEREINIGD (MET RESIDU'S VAN 3, 4.1, 6.1), 9”.

5.4.1.1.20 Bijzondere bepalingen voor het vervoer van stoffen die ingedeeld zijn in overeenstemming met 2.1.2.8

Voor het vervoer in overeenstemming met 2.1.2.8 moet de volgende vermelding in het vervoerdocument geplaatst worden “Ingedeeld in overeenstemming met 2.1.2.8”.

5.4.1.1.21 Informatie die vereist is voor specifieke gevallen die in andere delen van het ADR zijn gedefinieerd

Wanneer informatie is vereist op grond van de bepalingen van de hoofdstukken 3.3, 3.5, 4.1, 4.2, 4.3 en 5.5, moet deze informatie worden opgenomen in het vervoersdocument.

5.4.1.1.22

(Voorbehouden)

5.4.1.1.23 Bijzondere bepalingen voor het transport van in gesmolten toestand vervoerde stoffen.

Wanneer een stof die - volgens de definitie van 1.2.1 - een vaste stof is in gesmolten toestand voor vervoer aangeboden wordt, moet het woord “GESMOLTEN” toegevoegd worden aan de officiële vervoersnaam, behalve wanneer het hier al in voorkomt (zie 3.1.2.5).

5.4.1.1.24 Bijzondere bepalingen betreffende hervulbare drukrecipiënten die goedgekeurd zijn door het ministerie van transport van de Verenigde Staten van Amerika.

Voor vervoer in overeenstemming met 1.1.4.7, moet de volgende vermelding opgenomen worden in het vervoerdocument:
“VERVOER VOLGENS 1.1.4.7.1” of
“VERVOER VOLGENS 1.1.4.7.2”, al naargelang het geval.

(101)
x moet vervangen worden door “1” of “2”, zoals toepasselijk.
5.4.1.2 Bijkomende of speciale inlichtingen vereist voor bepaalde klassen

5.4.1.2.1 Bijzondere bepalingen voor de klasse 1

a)
Naast datgene wat in 5.4.1.1.1 f) is voorgeschreven, moet het vervoerdocument:
de totale netto massa van de vervatte explosieve stoffen (103) in kg bevatten, voor elke stof of voor elk voorwerp dat gekenschetst wordt door zijn UN-nummer;
de totale netto massa van de vervatte explosieve stoffen (104) in kg bevatten, voor alle stoffen en voorwerpen waarop het vervoerdocument van toepassing is.
b)
Indien twee verschillende goederen gezamenlijk verpakt zijn, moet de omschrijving van het goed in het vervoerdocument de UN-nummers en de in hoofdletters gedrukte benamingen van de kolommen (1) en (2) van tabel A in hoofdstuk 3.2 omvatten van de twee stoffen of voorwerpen. Indien meer dan twee verschillende goederen overeenkomstig de bepalingen betrteffende de gezamenlijke verpakking, weergegeven in de bijzondere bepalingen MP1, MP2 en MP20 tot en met MP24 van 4.1.10, in éénzelfde collo bijeengebracht zijn, moeten in het vervoerdocument – als omschrijving van de goederen – de UN-nummers van alle in het collo aanwezige stoffen en voorwerpen als volgt worden aangegeven: “Goederen van de de UN-nummers ...”.
c)
Wanneer stoffen en voorwerpen vervoerd worden die ingedeeld zijn bij een n.e.g. rubriek of bij de rubriek “0190 ONTPLOFBARE STOF, MONSTER” of die verpakt zijn volgens verpakkingsinstructie P101 van 4.1.4.1, moet een copie van het akkoord van de bevoegde overheid m. b. t. de vervoersvoorwaarden aan het vervoerdocument gehecht worden. Het moet in een officiële taal van het land van verzending gesteld zijn en daarenboven in het Frans, het Engels of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen anders bepalen.
d)
Indien colli die stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroepen B en D bevatten overeenkomstig de bepalingen van 7.5.2.2 in één en hetzelfde voertuig samengeladen worden, moet een kopie van de goedkeuring door de bevoegde overheid – die op basis van voetnoot a bij de tabel in 7.5.2.2 voor het afzonderlijk beschermend compartiment of het speciaal beschermend omsluitingssysteem werd afgeleverd – aan het vervoerdocument gehecht worden. Ze moet in een officiële taal van het land van vertrek gesteld zijn en daarenboven in het Frans, het Engels of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen anders bepalen.
e)
Wanneer ontplofbare stoffen of voorwerpen vervoerd worden in verpakkingen die beantwoorden aan verpakkingsinstructie P101 moet de volgende vermelding in het vervoerdocument voorkomen: “Verpakking goedgekeurd door de bevoegde overheid van ...” (zie 4.1.4.1, verpakkingsinstructie P101).
f)
(Voorbehouden)
g)
Wanneer vuurwerk van de UN-nummers 0333, 0334, 0335, 0336 en 0337 vervoerd wordt, moet de volgende vermelding in het vervoerdocument voorkomen:
” Classificatie van het vuurwerk door de bevoegde overheid van XX, met de classificatiereferentie XX/YYZZZZ”
Het goedkeuringscertificaat voor de classificatie moet de zending niet vergezellen, maar de afzender moet het ter controle aan de vervoerder of de bevoegde overheid kunnen voorleggen. Het goedkeuringscertificaat voor de classificatie of een kopie ervan moet in een officiële taal van het land van verzending gesteld zijn en daarenboven in het Frans, het Engels of het Duits indien deze officiële taal geen van de drie genoemde is
OPMERKINGEN:
1. De commerciële of technische benaming van de goederen mag bij wijze van aanvulling aan de officiële vervoersnaam in het vervoerdocument toegevoegd worden.
 
2. De classificatiereferentie(s) bestaan uit de aanduiding, met het kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (XX) (1) , van de Verdragspartij bij het ADR in dewelke de classificatiecode overeenkomstig bijzondere bepaling 645 van 3.3.1 werd goedgekeurd, de identificatie van de bevoegde overheid (YY) en een unieke reeksreferentie (ZZZZ). Voorbeelden van dergelijke classificatiereferenties zijn:
 
GB/HSE123456
 
D/BAM1234.
(1)
Kenteken van het staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het Wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het Wegverkeer van 1968.

5.4.1.2.2 Bijkomende bepalingen voor de klasse 2

a)
Bij het vervoer van mengsels (zie 2.2.2.1.1) in tanks (afneembare tanks, vaste tanks, mobiele tanks, tankcontainers, elementen van batterijvoertuigen of MEGC's) dient de samenstelling van het mengsel in volume- % of in massa- % aangegeven te worden. Componenten met een concentratie van minder dan 1 % moeten niet vermeld worden (zie ook 3.1.2.8.1.2). De samenstelling van het mengsel moet niet aangegeven worden wanneer de door de bijzondere bepalingen 581, 582 of 583 toegelaten technische benamingen gebruikt worden als aanvulling op de officiële vervoersnaam;
b)
Wanneer flessen, cylinders, drukvaten, cryogene recipiënten en flessenbatterijen volgens de voorwaarden van 4.1.6.10 vervoerd worden, moet volgende vermelding in het vervoerdocument voorkomen: “Vervoer volgens 4.1.6.10”.
c)
(Voorbehouden)
d)
In het geval van tankcontainers en mobiele tanks die sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen vervoeren, moet de verzender als volgt de datum waarop de reële verblijfstijd verstrijkt aangeven in het vervoerdocument:
“Einde van de verblijfstijd: ... (DD/MM/YYYY)”
Indien de berekening van de reële verblijfstijd niet vereist is volgens 4.2.3.7.1 of 4.3.3.5, is deze bepaling niet van toepassing;
e)
Voor het vervoer van UN-nummer 1012 moet op het vervoerdocument na de officiële vervoersnaam - tussen haakjes - de naam van het specifiek vervoerde vermeld worden (zie bijzondere bepaling 398 van hoofdstuk 3.3).

5.4.1.2.3 Bijkomende bepalingen met betrekking tot de zelfontledende stoffen en polymeriserende stoffen van klasse 4.1 en de organische peroxides van klasse 5.2

5.4.1.2.3.1

Voor de zelfontledende stoffen en de polymeriserende stoffen van klasse 4.1 en voor de organische peroxides van klasse 5.2 die tijdens het vervoer een temperatuurbeheersing vereisen (zie 2.2.41.1.17 voor de zelfontledende stoffen en 2.2.52.1.15 tot en met 2.2.52.1.17 voor de organische peroxides; zie 2.2.41.1.21 voor de polymeriserende stoffen), moeten de regelingstemperatuur en de kritieke temperatuur als volgt in het vervoerdocument vermeld worden: “Regelingstemperatuur: ....°C Kritieke temperatuur: °C”

5.4.1.2.3.2

Wanneer de bevoegde overheid bij bepaalde zelfontledende stoffen van de klasse 4.1 en bij bepaalde organische peroxides van de klasse 5.2 toestemming heeft verleend om voor een welbepaalde verpakking het etiket dat overeenstemt met model nr. 1 weg te laten (zie 5.2.2.1.9), moet de volgende vermelding in het vervoerdocument geplaatst worden: “Het etiket dat overeenstemt met model nr. 1 is niet vereist”

5.4.1.2.3.3

Wanneer het vervoer van zelfontledende stoffen en organische peroxides uitgevoerd wordt onder voorwaarden waarbij een goedkeuringsverklaring vereist is (zie 2.2.41.1.13 en 4.1.7.2.2 voor de zelfontledende stoffen; zie 2.2.52.1.8, 4.1.7.2.2 en de bijzondere bepaling TA2 van 6.8.4 voor de organische peroxides), moet een vermelding dienaangaande in het vervoerdocument voorkomen, bijvoorbeeld: “Vervoer volgens 2.2.52.1.8”.
Een kopie van de goedkeuringsverklaring van de bevoegde overheid, vergezeld van de vervoersvoorwaarden, moet bij het vervoerdocument gevoegd worden. Ze moet in een officiële taal van het land van vertrek gesteld zijn en daarenboven in het Frans, het Engels of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen anders bepalen.

5.4.1.2.3.4

Wanneer een monster van een zelfontledende stof (zie 2.2.41.1.15) of van een organisch peroxide (zie 2.2.52.1.9) vervoerd wordt, moet dit in het vervoerdocument vermeld worden, bijvoorbeeld: “Vervoer volgens 2.2.52.1.9”.

5.4.1.2.3.5

Wanneer zelfontledende stoffen van type G [zie het Handboek van testen en criteria, deel II, paragraaf 20.4.2 g)] vervoerd worden, mag de volgende vermelding in het vervoerdocument geplaatst worden: “Zelfontledende stof, niet onderworpen aan klasse 4.1”.
Wanneer organische peroxides van type G [zie het Handboek van testen en criteria, deel II, paragraaf 20.4.3 g)] vervoerd worden, mag de volgende vermelding in het vervoerdocument geplaatst worden: “Stof die niet onderworpen is aan klasse 5.2”.

5.4.1.2.4 Bijkomende bepalingen met betrekking tot de klasse 6.2

Naast de informatie met betrekking tot de bestemmeling [zie 5.4.1.1.1 h)] moeten bovendien de naam van een verantwoordelijk persoon en zijn telefoonnummer vermeld worden.

5.4.1.2.5

Bijkomende bepalingen met betrekking tot de klasse 7

5.4.1.2.5.1

De volgende inlichtingen moeten – voor zover ze van toepassing zijn – vermeld worden in het vervoerdocument voor elke zending van stoffen van klasse 7, in de hieronder aangegeven volgorde en onmiddellijk achter de informatie die in 5.4.1.1.1 (a) tot en met (c) en k) wordt voorgeschreven:
a)
De naam of het symbool van ieder radionuclide, of - voor mengsels van radionucliden - een gepaste algemene beschrijving of een lijst van de meest beperkende radionucliden ;
b)
De beschrijving van de fysische toestand en de chemische vorm van de stof, of de vermelding dat het een radioactieve stof in speciale vorm of een moeilijk verspreidbare radioactieve stof betreft. Voor de chemische vorm is een chemische soortnaam aanvaardbaar. Zie alinea c) van bijzondere bepaling 172 van hoofdstuk 3.3 voor de radioactieve stoffen die een bijkomend gevaar opleveren;
c)
De maximale activiteit van de radioactieve inhoud tijdens het vervoer, uitgedrukt in becquerel (Bq) met het geëigend SI-symbool als voorvoegsel (zie 1.2.2.1). Voor de splijtstoffen mag men in plaats van de activiteit de massa splijtstof (of de massa van ieder splijtbaar nuclide voor mengsels, in voorkomend geval) aangeven, uitgedrukt in gram (g) of in veelvouden ervan;
d)
De categorie van het collo, de oververpakking of de container, zoals bepaald overeenkomstig 5.1.5.3.4 t.t.z. I-WIT, II-GEEL of III-GEEL-;
e)
De transportindex TI, zoals bepaald overeenkomstig 5.1.5.3.1 en 5.1.5.3.2 (behalve voor de categorie I-WIT);
f)
Voor splijtstoffen:
i)
Verzonden onder een uitzondering van 2.2.7.2.3.5 (a) tot en met (f), een verwijzing naar de relevante alinea;
ii)
Verzonden onder 2.2.7.2.3.5 (c) tot (e), de totale massa van de splijtbare nucliden;
iii)
Vervat in een collo waar één van de alinea's van 6.4.11.2 a) tot en met c) of van paragraaf 6.4.11.3 van toepassing zijn, een verwijzing naar de relevante alinea of naar deze paragraaf;
iv)
De criticaliteits-veiligheidsindex, indien van toepassing;
g)
Het identiteitsmerk van ieder goedkeuringscertificaat van een bevoegde overheid (radioactieve stoffen in speciale vorm, moeilijk verspreidbare radioactieve stoffen, splijtstoffen uitgezonderd onder 2.7.2.3.5 f), speciale regeling, model van collo of verzending) dat van toepassing is op de zending ;
h)
Voor zendingen van meerdere colli moet de informatie, die in 5.4.1.1.1 en in bovenstaande alineas a) tot en met g) wordt vereist, voor elk collo gegeven worden. Voor colli in een oververpakking, in een container of in een voertuig moet een gedetailleerde verklaring van de inhoud van ieder collo dat zich in de oververpakking, de container of het voertuig bevindt – en, in voorkomend geval, van iedere oververpakking, container of voertuig – bijgevoegd worden. Wanneer colli op een tussentijdse losplaats uit de oververpakking, uit de container of uit het voertuig moeten uitgeladen worden, dienen gepaste vervoerdocumenten afgeleverd te worden;
i)
De vermelding “Zending onder exclusief gebruik” wanneer de zending onder exclusief gebruik moet verstuurd worden ; en
j)
De totale activiteit van de zending, uitgedrukt onder de vorm van een veelvoud van A2, bij de LSA-II en LSA-III stoffen, de SCO-I, SCO-II en SCO-III. Voor een radioactieve stof waarvoor de A2 waarde ongelimiteerd is, is het veelvoud van A2 nul.

5.4.1.2.5.2

De afzender moet bij de vervoerdocumenten een verklaring voegen betreffende de maatregelen die, in voorkomend geval, door de vervoerder moeten getroffen worden. De verklaring moet opgesteld worden in de talen die door de vervoerder of door de betrokken overheden nodig geacht worden en moet ten minste de volgende inlichtingen bevatten:
a)
De bijkomende maatregelen voorgeschreven voor het laden, het stouwen, het vervoer, de manipulatie en het lossen van het collo, van de oververpakking of van de container, in voorkomend geval met inbegrip van de bijzondere stouwingsvoorschriften om een goede evacuatie van de warmte te verzekeren [zie bijzondere bepaling CV33 (3.2) van 7.5.11]; indien dergelijke voorschriften niet vereist zijn moet een verklaring dit aangeven;
b)
Beperkingen betreffende de vervoerwijze of het voertuig en eventueel instructies in verband met de te volgen reisweg;
c)
Te nemen noodmaatregelen, rekening houdend met de aard van de zending.

5.4.1.2.5.3

In alle gevallen van internationaal vervoer van colli waarvoor goedkeuring van het model of van de verzending door de bevoegde overheid vereist is en waarvoor verschillende goedkeuringsmodaliteiten van toepassing zijn in de diverse landen die bij de verzending betrokken zijn, dienen het UN-nummer en de officiële vervoersnaam die in 5.4.1.1.1 vereist worden overeen te stemmen met het certificaat van het land van oorsprong van het model.

5.4.1.2.5.4

De certificaten van de bevoegde overheid moeten de zending niet noodzakelijk vergezellen. De afzender moet evenwel bereid en in staat zijn om ze voor het laden en het lossen aan de vervoerder(s) over te maken.

(103)
Onder “vervatte explosieve stoffen” wordt – voor de voorwerpen – de explosieve stof bedoeld die in het voorwerp vervat is.
(104)
Onder “vervatte explosieve stoffen” wordt – voor de voorwerpen – de explosieve stof bedoeld die in het voorwerp vervat is.
5.4.1.3
(Voorbehouden)
5.4.1.4 Vorm en taalgebruik

5.4.1.4.1

Het document dat de inlichtingen van 5.4.1.1 en 5.4.1.2 bevat mag datgene zijn dat vereist wordt door andere voorschriften die op andere vervoerswijzen van kracht zijn. Wanneer er meerdere bestemmelingen zijn mogen de naam en het adres van de bestemmelingen en de afgeleverde hoeveelheden – die het mogelijk maken om op ieder ogenblik de aard en hoeveelheid van de vervoerde goederen te bepalen – vermeld worden op andere documenten die moeten gebruikt worden of op om het even welke andere documenten die opgelegd worden door andere reglementeringen, en die zich aan boord van het voertuig dienen te bevinden.
De in het document te vermelden aanduidingen moeten in een officiële taal van het land van verzending gesteld zijn en daarenboven in het Frans, het Engels of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is; dit tenzij internationale tarieven betreffende het wegvervoer, indien er bestaan, of overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen anders bepalen.

5.4.1.4.2

Als een zending omwille van zijn omvang niet in één enkele transporteenheid kan worden geladen, moeten op zijn minst evenveel afzonderlijke vervoerdocumenten of afschriften van het enig vervoerdocument opgemaakt worden als er transporteenheden werden beladen. Voor zendingen of gedeelten van zendingen, die omwille van de samenladingsverboden in 7.5.2 niet in éénzelfde voertuig mogen geladen worden, dienen daarenboven steeds afzonderlijke vervoerdocumenten te worden opgemaakt.
De gegevens betreffende de gevaren, eigen aan de te vervoeren goederen (overeenkomstig 5.4.1.1) mogen opgenomen worden in – of gecombineerd worden met een bestaand vervoerdocument of goederenbehandelingsdocument. De presentatie van de gegevens op het document [of de volgorde voor het doorzenden van de overeenstemmende data met behulp van technieken die gebaseerd zijn op de electronische gegevensverwerking (EDP) of de electronische gegevensuitwisseling (EDI)] moet voldoen aan de vereisten van 5.4.1.1.1.
Wanneer geen bestaand vervoerdocument of goederenbehandelingsdocument gebruikt kan worden als multimodaal vervoerdocument voor gevaarlijke goederen, is het aan te raden om een document te gebruiken dat overeenstemt met het voorbeeld in 5.4.5 (107) .

(107)
Indien men dit document gebruikt, kan men de ter zake doende aanbevelingen van het UNECE United Nations Centre for Trade Facilitation and Electronic Business (UN/CEFACT) raadplegen, in het bijzonder Aanbeveling nr. 1 (United Nations Layout Key for Trade Documents) (ECE/TRADE/137, uitgave 81.3), United Nations Layout Key for Trade Documents – Guidelines for Applications (ECE/TRADE/270, uitgave 2002), Aanbeveling nr. 11 (Documentary Aspects of the International Transport of Dangerous Goods) (ECE/TRADE/204, uitgave 96.1 – momenteel in herziening) en Aanbeveling nr. 22 (Layout Key for Standard Consignment Instructions) (ECE/TRADE/168, uitgave 1989). Zie ook de UN/CEFACT Summary of Trade Facilitation Recommendations (ECE/TRADE/346, uitgave 2006) en de United Nations Trade Data Elements Directory (UNTDED) (ECE/TRADE/362, uitgave 2005).
5.4.1.5 Niet gevaarlijke goederen
Wanneer goederen die met name genoemd zijn in tabel A van hoofdstuk 3.2 niet onderworpen zijn aan de bepalingen van het ADR omdat ze volgens deel 2 als niet gevaarlijk beschouwd worden, mag de afzender in het vervoerdocument een verklaring in dit verband opnemen, bijvoorbeeld: “Deze goederen behoren niet tot de klasse ...”
OPMERKING: Deze bepaling kan in het bijzonder gebruikt worden wanneer de afzender van oordeel is – omwille van de chemische aard van de vervoerde goederen (bijvoorbeeld oplossingen en mengsels) of omdat deze goederen als gevaarlijk aanzien worden voor andere reglementaire doeleinden – dat de zending tijdens het vervoer waarschijnlijk gecontroleerd zal worden.