Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

6.1.5.5 Hydraulische drukproef

6.1.5.5.1

Verpakkingen die aan de beproevingen moeten onderworpen worden
De hydraulische drukproef moet uitgevoerd worden op de constructietypes van alle verpakkingen uit metaal of kunststof en op alle composietverpakkingen die bestemd zijn om vloeistoffen te bevatten; ze is echter niet nodig voor:
de binnenverpakkingen van samengestelde verpakkingen;
de binnenrecipiënten van composietverpakkingen (glas, porselein of aardewerk) met de vermelding “RID/ADR” overeenkomstig 6.1.3.1 a) ii);
de lichte metalen verpakkingen met de vermelding “RID/ADR” overeenkomstig 6.1.3.1 a) ii), bestemd om stoffen te bevatten wier viscositeit bij 23 °C hoger is dan 200 mm2/s.

6.1.5.5.2

Aantal proefmonsters: drie monsters per constructietype en per fabrikant.

6.1.5.5.3

Speciale voorbereiding van de proefmonsters op de beproeving: de sluitingen voorzien van een ventilatieinrichting moeten vervangen worden doorsluitingen zondereen dergelijke inrichting, of de ventilatieinrichting moet afgedicht worden.

6.1.5.5.4

Beproevingsmethode en toe te passen beproevingsdruk: de verpakkingen uit metaal en de composietverpakkingen (glas, porselein of aardewerk) moeten met hun sluitingen gedurende 5 minuten aan de beproevingsdruk onderworpen worden. De verpakkingen uit kunststof en de composietverpakkingen (kunststof) moeten met hun sluitingen gedurende 30 minuten aan de beproevingsdruk onderworpen worden. Deze druk is die dewelke in het in 6.1.3.1 d) vereist merkteken moet opgenomen worden. De manier waarop de verpakkingen worden vast gehouden, mag het resultaat van de beproeving niet vervalsen. De beproevingsdruk moet onafgebroken en gelijkmatig toegepast worden; hij moet tijdens de hele duur van de proef constant blijven. De toegepaste hydraulische druk (manometerdruk), zoals bepaald via één van de volgende methodes, moet:
a)
ten minste gelijk zijn aan de totale manometrische druk in de verpakking (d.w.z. de dampspanning van de vulvloeistof + de partieeldruk van de lucht of van de andere inerte gassen – 100 kPa) bij 55 °C, vermenigvuldigd met een veiligheidscoëfficiënt van 1,5. Bij de vaststelling van die totale manometrische druk wordt uitgegaan van de maximale vullingsgraad, opgegeven in 4.1.1.4 en een vultemperatuur van 15 °C; of
b)
ten minste gelijk zijn aan de dampspanning van de te vervoeren vloeistof bij 50 °C × 1,75 -100 kPa; hij moet echter minstens 100 kPa bedragen; of
c)
ten minste gelijk zijn aan de dampspanning van de te vervoeren vloeistof bij 55 °C × 1,5 -100 kPa; hij moet echter minstens 100 kPa bedragen.

6.1.5.5.5

Bovendien moeten de verpakkingen die bestemd zijn om vloeistoffen van verpakkingsgroep I te bevatten gedurende 5 of 30 minuten, afhankelijk van het constructiemateriaal van de verpakking, onderworpen worden aan een beproevingsdruk van ten minste 250 kPa (manometerdruk).

6.1.5.5.6

Goedkeuringscriterium: er mag geen enkel lek worden waargenomen.