Meer info
 

30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)

Hoofdstuk 6.2 Voorschriften met betrekking tot de constructie van drukrecipiënten, spuitbussen (aerosolen), recipiënten, klein, met gas (gaspatronen) en patronen voor brandstofcellen die een brandbaar vloeibaar gemaakt gas bevatten, en tot de beproevingen die ze moeten ondergaan

OPMERKING: De spuitbussen (aërosolen), de recipiënten, klein, met gas (gaspatronen) en de patronen voor brandstofcellen die een brandbaar vloeibaar gemaakt gas bevatten zijn niet onderworpen aan de voorschriften van 6.2.1 tot en met 6.2.5.
6.2.1 Algemene voorschriften
6.2.1.1 Ontwerp en constructie

6.2.1.1.1

De drukrecipiënten moeten zodanig ontworpen, vervaardigd, getest en uitgerust zijn dat ze kunnen weerstaan aan alle condities, inclusief moeheid, waaraan ze onderworpen zullen worden tijdens normale vervoersomstandigheden en tijdens hun beoogd gebruik.

6.2.1.1.2

(Voorbehouden)

6.2.1.1.3

De minimale wanddikte mag in geen geval kleiner zijn dan deze die in de technische ontwerp- en constructienormen is vastgelegd.

6.2.1.1.4

Voor gelaste drukrecipiënten mogen slechts metalen worden gelast die voortreffelijk lasbaar zijn.

6.2.1.1.5

De beproevingsdruk van de hulzen van drukrecipiënten moet beantwoorden aan verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 of, voor chemische stoffen onder druk, aan de verpakkingsinstructie P206 in 4.1.4.1. Voor gesloten cryogene drukrecipiënten moet hij beantwoorden aan verpakkingsinstructie P203 in 4.1.4.1. De beproevingsdruk van een opslagsysteem met metaalhydriden moet beantwoorden aan verpakkingsinstructie P205 in 4.1.4.1. De beproevingsdruk van de mantel van een fles voor een geadsorbeerd gas moet beantwoorden aan verpakkingsinstructie P208 in 4.1.4.1.

6.2.1.1.6

De tot een batterij gebundelde flessen of mantels van flessen moeten geschraagd worden door een structuur en onderling zo verbonden zijn dat ze een eenheid vormen. Ze moeten zodanig vastgezet worden dat elke beweging ten opzichte van de structurele eenheid vermeden wordt, evenals elke beweging die tot een concentratie van gevaarlijke lokale spanningen kan leiden. De ensembles van verzamelleidingen (bijvoorbeeld verzamelleidingen, kranen en manometers) moeten zodanig ontworpen en gebouwd worden dat ze beschermd zijn tegen schokken en tegen de spanningen die onder normale vervoersomstandigheden optreden. De verzamelleidingen moeten op zijn minst dezelfde proefdruk hebben als de flessen. Voor de giftige vloeibaar gemaakte gassen moet elke mantel van een fles voorzien zijn van een isolatiekraan opdat elke fles afzonderlijk gevuld kan worden en opdat gedurende het vervoer geen inhoud kan uitgewisseld worden tussen de flessen.
OPMERKING: De classificatiecodes van de giftige vloeibaar gemaakte gassen zijn 2T, 2TF, 2TC, 2TO, 2TFC of 2TOC

6.2.1.1.7

Elk contact tussen verschillende metalen, dat beschadigingen door galvanische inwerking zou kunnen veroorzaken, dient vermeden te worden.

6.2.1.1.8

Bijkomende voorschriften voor de constructie van de gesloten cryogene drukrecipiënten voor het vervoer van sterk gekoelde vloeibaar gemaakte gassen

6.2.1.1.8.1

De mechanische eigenschappen van het gebruikt metaal, met inbegrip van de kerfslagwaarde en de buigingscoëfficiënt, dienen voor ieder drukrecipiënt bepaald te worden.
OPMERKING: Onderafdeling 6.8.5.3 geeft in detail beproevingsvoorschriften die voor wat betreft de kerfslagwaarde kunnen gebruikt worden.

6.2.1.1.8.2

De drukrecipiënten moeten thermisch geïsoleerd zijn. De warmteisolatie moet tegen schokken beschermd worden door middel van een mantel. Indien de ruimte tussen het binnenrecipiënt en de mantel luchtledig is (vacuumisolatie), moet de mantel zo ontworpen worden dat hij zonder permanente vervorming aan een uitwendige druk van ten minste 100 kPa (1 bar) kan weerstaan, berekend overeenkomstig een erkende technische code, of aan een berekende kritische vervormingsdruk van ten minste 200 kPa (2 bar) (manometerdruk). Indien de mantel gasdicht is (bijvoorbeeld in het geval van vacuumisolatie), moet een inrichting er voor zorgen dat er zich in de isolatielaag geen gevaarlijke druk opbouwt wanneer het binnenrecipiënt of zijn bedrijfsuitrusting onvoldoende dicht is. Die inrichting moet het binnendringen van vocht in de warmteisolatie beletten.

6.2.1.1.8.3

De gesloten cryogene recipiënten die ontworpen zijn voor het vervoer van sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen met een kookpunt beneden -182 °C bij atmosferische druk, mogen niet uit materialen bestaan die op een gevaarlijke manier kunnen reageren met de zuurstof uit de lucht of uit met zuurstof verrijkte atmosferen wanneer deze materialen zich in delen van de warmteisolatie bevinden waar er gevaar bestaat voor contact met de zuurstof uit de lucht of met een met zuurstof verrijkte vloeistof.

6.2.1.1.8.4

De gesloten cryogene recipiënten moeten ontworpen en gebouwd zijn met geschikte vasthechtingspunten voor het hijsen en stapelen.

6.2.1.1.9

Bijkomende voorschriften voor de constructie van flessen voor acetyleen (ethyn).
Mantels van flessen voor UN-nummer 1001 acetyleen, opgelost (ethyn, opgelost) en UN-nummer 3374 acetyleen, oplosmiddelvrij (ethyn, oplosmiddelvrij) moeten gevuld worden met een gelijkmatig verdeelde poreuze materie, van een type dat in overeenstemming is met de voorschriften en dat voldoet aan de beproevingen die gedefinieerd zijn door een norm of een technische code die erkend is door de bevoegde overheid, en die :
a)
de mantel van de fles niet aantast en noch met het acetyleen (ethyn), noch met het oplosmiddel in het geval van UN 1001, schadelijke of gevaarlijke verbindingen vormt ;
b)
in staat is te verhinderen dat een ontbinding van het acetyleen (ethyn) in de poreuze materie zich voortzet.
In het geval van UN 1001 moet het oplosmiddel compatibel zijn met die delen van de fles die ermee in contact komen.
6.2.1.2 Materialen

6.2.1.2.1

De gedeelten van de drukrecipiënten die in rechtstreeks contact komen met de gevaarlijke goederen moeten uit een materiaal vervaardigd zijn dat niet door de inhoud van de recipiënten aangetast of verzwakt wordt en dat geen gevaarlijke effecten dreigt te veroorzaken (bijvoorbeeld door de rol van katalysator bij een reactie te vervullen of door met de gevaarlijke goederen te reageren).

6.2.1.2.2

De drukrecipiënten moeten vervaardigd zijn uit de materialen die gespecificeerd zijn in de technische ontwerp- en constructienormen en in de van toepassing zijnde verpakkingsinstructie voor de stoffen waarvan het de bedoeling is om ze in het drukrecipiënt te vervoeren. Deze materialen dienen, op de in de technische ontwerp- en constructienormen aangegeven wijze, ongevoelig te zijn voor brosse breuk en voor barstverwekkende spanningscorrosie.
6.2.1.3 Bedrijfsuitrusting

6.2.1.3.1

Bedrijfsuitrustingen die onder druk komen te staan, met uitzondering van poreuze, absorberende of adsorberende stoffen, drukontlastingsinrichtingen, manometers en peilmeters, moeten zodanig ontworpen en geconstrueerd zijn dat de barstdruk ten minste 1,5 maal de beproevingsdruk van de drukrecipiënten bedraagt.

6.2.1.3.2

De bedrijfsuitrusting moet zodanig geplaatst of ontworpen zijn dat alle beschadigingen of elke onopzettelijke opening die zou kunnen leiden tot een vrijgave van de inhoud van het recipiënt onder normale vervoersomstandigheden of bij normale manipulatie, vermeden worden. Alle sluitingen moeten op dezelfde manier beschermd worden zoals voorgeschreven voor de kranen in 4.1.6.8. De aan afsluitkranen gekoppelde verzamelleidingen moeten voldoende soepel zijn om de kranen en de leidingin te beschermen tegen een breuk door afschuiving of tegen lekkage van de inhoud van het drukrecipiënt.

6.2.1.3.3

De drukrecipiënten die niet manueel gemanipuleerd of gerold kunnen worden, moeten uitgerust zijn met behandelingsinrichtingen (sleden, ogen, beugels) die een veilige behandeling met mechanische middelen garanderen en die zodanig zijn aangebracht dat zij het drukrecipiënt niet verzwakken en er geen ontoelaatbare belastingen op veroorzaken.

6.2.1.3.4

Elk drukrecipiënt moet uitgerust zijn met een drukontlastingsinrichting, zoals bepaald door verpakkingsinstructie P200 (2) of P205 van 4.1.4.1 of door 6.2.1.3.6.4 en 6.2.1.3.6.5. De drukontlastingsinrichtingen moeten zodanig ontworpen zijn dat het binnendringen van vreemd materiaal, het weglekken van gas en de opbouw van een gevaarlijke overdruk verhinderd worden. De drukontlastingsinrichtingen op drukrecipiënten die met brandbare gassen gevuld zijn en die in horizontale toestand via een verzamelleiding onderling verbonden zijn moeten – wanneer ze bestaan – zodanig geplaatst worden dat ze ongehinderd in de open lucht kunnen afblazen en dat vermeden wordt dat het vrijkomend gas onder normale vervoersomstandigheden in contact komt met het drukrecipiënt zelf.

6.2.1.3.5

De drukrecipiënten die volumetrisch gevuld worden moeten uitgerust zijn met een peilmeter.

6.2.1.3.6

Bijkomende voorschriften voorde gesloten cryogene recipiënten

6.2.1.3.6.1

Alle laad- en losopeningen van gesloten cryogene recipiënten die gebruikt worden voor het vervoer van brandbare gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen moeten voorzien zijn van ten minste twee in serie geplaatste en van elkaar onafhankelijke afsluitinrichtingen, waarvan de eerste een afsluiter moet zijn en de tweede een stop of een gelijkwaardige inrichting.

6.2.1.3.6.2

Op de secties van leidingen die aan beide uiteinden kunnen afgesloten worden en waarin de vloeistof opgesloten kan blijven, moet een automatisch werkende drukontlastingsinrichting worden voorzien om een overdruk in de leidingen te verhinderen.

6.2.1.3.6.3

Alle aansluitingspunten van een gesloten cryogeen recipiënt moeten voorzien zijn van duidelijke merktekens die hun functie aangeven (bijvoorbeeld dampfase of vloeistoffase).

6.2.1.3.6.4

Drukontlastingsinrichtingen

6.2.1.3.6.4.1

Alle gesloten cryogene drukrecipiënten moeten van ten minste één drukontlastingsinrichting voorzien zijn. De drukontlastingsinrichting moet van een type zijn dat weerstaat aan dynamische krachten, met inbegrip van reflux.

6.2.1.3.6.4.2

Om te voldoen aan de voorschriften van 6.2.1.3.6.5 mogen de gesloten cryogene drukrecipiënten bovendien voorzien zijn van een breekplaat die parallel aan de veerbelaste inrichting(en) geïnstalleerd is.

6.2.1.3.6.4.3

De verbindingen naar de drukontlastingsinrichtingen moeten zodanig gedimensioneerd zijn dat het vereist debiet onbelemmerd bij de veiligheidsinrichting kan toekomen.

6.2.1.3.6.4.4

Alle inlaten van de drukontlastingsinrichtingen moeten zich in de dampfase van het gesloten cryogeen drukrecipiënt bevinden wanneer dit maximaal gevuld is, en de inrichtingen moeten zodanig geïnstalleerd zijn dat de dampen onbelemmerd kunnen ontsnappen.

6.2.1.3.6.5

Debiet en afstelling van de drukontlastingsinrichtingen
OPMERKING: Onder maximaal toelaatbare bedrijfsdruk (MAWP) in verband met de drukontlastingsinrichtingen van gesloten cryogene drukrecipiënten verstaat men de maximaal toelaatbare effectieve manometerdruk bovenaan in een gevuld gesloten cryogeen recipiënt wanneer dat zich in zijn stand tijdens gebruik bevindt, met inbegrip van de maximale effectieve druk tijdens het vullen en het lossen.

6.2.1.3.6.5.1

De drukontlastingsinrichting moet zich automatisch openen bij een druk die niet lager mag zijn dan de MAWP en moet volledig geopend zijn bij een druk die gelijk is aan 110 % van de MAWP. Na het afblazen moet deze inrichting opnieuw sluiten bij een druk die niet meer dan 10 % onder de druk mag liggen waarbij het afblazen begint en ze moet bij alle lagere drukken gesloten blijven.

6.2.1.3.6.5.2

De breekplaten moeten afgesteld zijn om te barsten bij een nominale druk die gelijk is aan 150 % van de MAWP, of aan de beproevingsdruk indien deze laatste lager is.

6.2.1.3.6.5.3

Indien het vacuüm verdwijnt bij een gesloten cryogeen recipiënt met vacuümisolatie, moet de gecombineerde afblaascapaciteit van alle geïnstalleerde drukontlastingsinrichtingen voldoende zijn om de druk in het gesloten cryogeen recipiënt (met inbegrip van de geaccumuleerde druk) niet hoger te laten oplopen dan 120 % van de MAWP.

6.2.1.3.6.5.4

De vereiste capaciteit van de drukontlastingsinrichtingen moet berekend worden volgens een door de bevoegde overheid erkende deugdelijke technische code (132) .

(132)
Zie bijvoorbeeld de CGA publicaties S-1.2-2003 “Pressure Relief Device Standards – Part 2 – Cargo and Portable Tanks for Compressed Gases” en S-1.1-2003 “Pressure Relief Device Standards – Part 1 – Cylinders for Compressed Gases”.
6.2.1.4 Goedkeuring van de drukrecipiënten

6.2.1.4.1

De overeenstemming van de drukrecipiënten moet op het ogenblik van hun bouw beoordeeld worden overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid. De technische documentatie moet alle technische details bevatten met betrekking tot het ontwerp en de constructie, evenals de documenten die betrekking hebben op de bouw en de beproeving.

6.2.1.4.2

De systemen voor kwaliteitsgarantie moeten voldoen aan de voorschriften van de bevoegde overheid.

6.2.1.4.3

De mantels van drukrecipiënten en de binnenreservoirs van gesloten cryogene recipiënten moeten geïnspecteerd, beproefd en goedgekeurd worden door een controle-instelling.

6.2.1.4.4

In het geval van hervulbare flessen, drukvaten en cilinders, mag de overeenstemmingsbeoordeling van de mantel en van de sluiting(en) afzonderlijk uitgevoerd worden. Er is dan geen enkele bijkomende beoordeling van de assemblage vereist.
Voor flessenbatterijen mogen de mantels van de flessen en de sluiting(en) afzonderlijk beoordeeld worden, maar is een bijkomende beoordeling van de assemblage vereist.
Voor gesloten cryogene recipiënten mogen de binnenreservoirs en de sluitingen afzonderlijk beoordeeld worden, maar is een bijkomende beoordeling van de volledige assemblage vereist.
Voor acetyleen flessen moet de overeenstemmingsbeoordeling ofwel bestaan uit:
a)
een overeenstemmingsbeoordeling die zowel de mantel van de fles als het erin vervatte poreuze materiaal omvat; of
b)
een afzonderlijke overeenstemmingsbeoordeling op de lege mantel van de fles en een bijkomende overeenstemmingsbeoordeling op de houder van de fles met het erin vervatte poreuze materiaal.
6.2.1.5 Eerste onderzoek en beproeving

6.2.1.5.1

De nieuwe drukrecipiënten, met uitzondering van gesloten cryogene recipiënten, opslagsystemen uit metaalhydriden en flessenbatterijen, moeten gedurende en na de fabricage onderzoeken en beproevingen ondergaan conform de er op van toepassing zijnde ontwerpnormen of erkende technische codes, met inbegrip van volgende bepalingen :
op een voldoende aantal mantels van drukrecipiënten :
a)
uittesten van de mechanische eigenschappen van het constructiemateriaal;
b)
nazicht van de minimale wanddikte;
c)
nazicht van de homogeniteit van het materiaal voor elk gefabriceerd lot;
d)
nazicht van de uitwendige en de inwendige toestand ;
e)
inspectie van de schroefdraden gebruikt voor het aanpassen van de sluitingen ;
f)
nazicht van de conformiteit met de ontwerpnorm;
op alle mantels van drukrecipiënten :
g)
hydraulische drukproef ; de mantel van drukrecipiënten moeten in overeenstemming gebracht worden met de aanvaardingscriteria die opgesomd zijn in de technische norm voor het concept en de vervaardiging of in de technische code ;
OPMERKING: Mits de bevoegde overheid er mee instemt en zulks geen gevaar oplevert, mag de hydraulische drukproef vervangen worden door een beproeving met een gas.
h)
onderzoek en evaluatie van de fabricagefouten, en ofwel de mantel van drukrecipiënten repareren, ofwel ze onbruikbaar maken. In het geval van gelaste mantel van drukrecipiënten dient bijzondere aandacht geschonken te worden aan de kwaliteit van de lasnaden ;
i)
nazicht van de merktekens op de mantels van drukrecipiënten ;
j)
daarenboven dient bij de mantel van drukrecipiënten, bestemd voor het vervoer van UN 1001 acetyleen, opgelost (ethyn, opgelost) en UN 3374 acetyleen zonder oplosmiddel (ethyn zonder oplosmiddel), de plaatsing en de staat van de poreuze materie en – in voorkomend geval – de hoeveelheid oplosmiddel geïnspecteerd te worden.
Op een voldoende steekproef van sluitingen:
k)
nazicht van de materialen;
l)
nazicht van de afmetingen;
m)
nazicht van de reinheid;
n)
inspectie van de volledige assemblage;
o)
nazicht van de aanwezigheid van de merktekens.
Voor alle sluitingen:
p)
een dichtheidsbeproeving

6.2.1.5.2

Gesloten cryogene recipiënten moeten onderworpen worden aan beproevingen en inspecties tijdens en na de fabricage, en dit in overeenstemming met de van toepassing zijnde ontwerpnormen of erkende technische codes, en met name de volgende:
Op een voldoende steekproef van binnenreservoirs:
a)
uittesten van de mechanische eigenschappen van het constructiemateriaal;
b)
nazicht van de minimale wanddikte;
c)
nazicht van de uitwendige en inwendige toestand;
d)
nazicht van de conformiteit met de ontwerpnorm of de technische code;
e)
controle van de lasnaden door middel van radiografische, ultrasone of andere niet-destructieve beproevingsmethodes, en dit in overeenstemming met de ontwerp- en constructienorm of de technische code;
Op alle binnenreservoirs:
f)
een hydraulische drukproef: het binnenreservoir moet voldoen aan de goedkeuringscriteria gespecificeerd in de technische norm van het ontwerp en de vervaardiging of in de technische code;
OPMERKING: Mits toestemming van de bevoegde overheid en wanneer een dergelijke actie geen gevaar oplevert, mag de hydraulische drukproef vervangen worden door een beproeving met een gas.
g)
een onderzoek en evaluatie van de fabricagefouten en ofwel de binnenreservoirs herstellen, ofwel ze ongeschikt voor gebruik verklaren;
h)
nazicht van de merktekens.
Op een voldoende steekproef van sluitingen:
i)
nazicht van de materialen;
j)
nazicht van de afmetingen;
k)
nazicht van de reinheid;
l)
controle van de volledige assembtage;
m)
nazicht van de aanwezigheid van de merktekens.
Voor alle sluitingen:
n)
een dichtheidsbeproeving;
Op een voldoende steekproef van complete gesloten cryogene recipiënten:
o)
een test van de goede werking van de uitrusting;
p)
nazicht van de conformiteit met de ontwerpnorm of de technische code;
Voor alle volledig gesloten cryogene recipiënten:
q)
een dichtheidsbeproeving.

6.2.1.5.3

Voor de opslagsystemen met metaalhydriden moet nagezien worden of de in 6.2.1.5.1 a), b), c), d), in voorkomend geval e), f), g), h) en i) voorgeschreven onderzoeken en beproevingen uitgevoerd werden op een adequaat staal van de mantels van drukrecipiënten die in het opslagsysteem met metaalhydriden gebruikt worden. Bovendien moeten de in 6.2.1.5.1 c), f) en in voorkomend geval e) voorgeschreven onderzoeken en beproevingen, en het nazicht van de uitwendige toestand van het opslagsysteem met metaalhydriden, uitgevoerd worden op een adequaat staal van opslagsystemen met metaalhydriden.
Bovendien moeten alle opslagsystemen met metaalhydriden de in 6.2.1.5.1 h) en i) voorgeschreven eerste onderzoeken en beproevingen ondergaan, evenals een dichtheidsbeproeving en een test om zich te vergewissen van de goede werking van de bedrijfsuitrusting.

6.2.1.5.4

Voor flessenbatterijen moeten de mantels en de sluitingen van de flessen onderworpen worden aan de in 6.2.1.5.1 voorgeschreven initiële onderzoeken en beproevingen. Een voldoende steekproef van raamwerken moet een stapelproef ondergaan met een belasting gelijk aan twee maal het maximale bruto massa van de flessenbatterijen.
Bovendien moeten alle verzamelleidingen van de flessenbatterijen onderworpen worden aan een hydraulische drukproef en moeten alle volledige flessenbatterijen een dichtheidsbeproeving ondergaan.
OPMERKING: Mits toestemming van de bevoegde overheid en wanneer een dergelijke actie geen gevaar oplevert, mag de hydraulische drukproef vervangen worden door een beproeving met een gas.
6.2.1.6 Periodieke onderzoeken en beproevingen

6.2.1.6.1

De hervulbare drukrecipiënten, met uitzondering van de cryogene recipiënten, moeten periodieke onderzoeken en beproevingen ondergaan die uitgevoerd worden door een door de bevoegde overheid erkende instelling, overeenkomstig volgende modaliteiten:
a)
onderzoek van de uitwendige toestand van het drukrecipiënt en nazicht van de uitrusting en van de uitwendige merktekens;
b)
onderzoek van de inwendige toestand van het drukrecipiënt (bijvoorbeeld inwendig onderzoek, controle van de minimale wanddikte);
c)
onderzoek van de schroefdraad:
i)
wanneer er tekenen van corrosie zijn; of
ii)
wanneer de sluitingen of andere bedrijfsuitrustingen verwijderd werden ;
d)
een hydraulische drukproef op de mantel van het drukrecipiënt en, indien nodig, nazicht van de eigenschappen van het materiaal door middel van daartoe geschikte testen.
e)
een onderzoek van de bedrijfsuitrusting, indien ze terug in dienst genomen moeten worden. Dit onderzoek mag afzonderlijk van het onderzoek van de mantel van het drukrecipiënt uitgevoerd worden, en
e)
een dichtheidsbeproeving op de flessenbatterijen nadat ze terug in elkaar gezet werden.
OPMERKINGEN:
1. Mits de bevoegde overheid er mee instemt, mag de hydraulische drukproef vervangen worden door een beproeving met een gas, indien zulks geen gevaar oplevert.
 
2. Voor de mantels van naadloze stalen flessen en cylinders, mogen de controle van 6.2.1.6.1 b) en de hydraulische drukproef van 6.2.1.6.1 d) vervangen worden door een procedure in overeenstemming met de ISO-norm ISO 16148:2016 + Amd 1:2020 “Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Acoustic emission examination (AT) and follow-up ultrasonic examination (UT) for perodic inspection and testing”.
 
3. Het nazicht van de inwendige toestand van 6.2.1.6.1 (b) en de hydraulische drukproef van 6.2.1.6.1 (d) mogen vervangen worden door een ultrasoon onderzoek dat uitgevoerd word in overeenstemming met de ISO-norm ISO 18119:2018 + Amd 1:2021 voor de mantels van naadloze flessen uit staal en uit aluminiumlegeringen.
 
4 Voor flessenbatterijen moet de hierboven in alinea d) vermelde hydraulische drukproef uitgevoerd worden op de mantels van de flessen en op de verzamelleidingen.
 
5 Zie verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1 of, voor chemische stoffen onder druk, verpakkingsinstructie P206 in 4.1.4.1 voor de frequenties van de periodieke onderzoeken en beproevingen.

6.2.1.6.2

Bij de flessen die bestemd zijn voor het vervoer van UN 1001 acetyleen, opgelost (ethyn, opgelost) en UN 3374 acetyleen zonder oplosmiddel (ethyn zonder oplosmiddel) zijn enkel de onderzoeken van 6.2.1.6.1 a), c) en e) vereist. Bovendien moet de toestand van de poreuze materie (bijvoorbeeld barsten, vrije ruimte bovenaan, loskomen, inzakking) onderzocht worden.

6.2.1.6.3

De drukontlastingsinrichtingen van gesloten cryogene recipiënten moeten aan periodieke controles en beproevingen onderworpen worden.
6.2.1.7 Eisen gesteld aan de fabrikanten

6.2.1.7.1

De fabrikant dient technisch in staat te zijn om op bevredigende wijze de drukrecipiënten te vervaardigen en moet daartoe over al de gepaste middelen beschikken; hiertoe dient hij in het bijzonder te beschikken over personeel dat bekwaam is om:
a)
toezicht te houden op het volledig fabricageproces;
b)
de verbindingen tussen de materialen uit te voeren; en
c)
de pertinente beproevingen uit te voeren.

6.2.1.7.2

Een beoordeling van de geschiktheid van de fabrikanten van mantels van drukrecipiënten en binnenreservoirs van gesloten cryogene recipiënten moet in alle gevallen uitgevoerd worden door een controle-instelling die gemachtigd is door de bevoegde overheid van het land van goedkeuring. Een beoordeling van de geschiktheid van de fabrikanten van sluitingen moet uitgevoerd worden indien de bevoegde overheid het eist. Deze beoordeling moet ofwel plaatsvinden op het moment van de goedkeuring van het ontwerptype ofwel in het kader van de controle op de vervaardiging en de certificatie.
6.2.1.8 Eisen gesteld aan de controle-instellingen

6.2.1.8.1

De controle-instellingen moeten onafhankelijk zijn van de fabricagebedrijven en over de vereiste competenties te beschikken om de voorgeschreven onderzoeken en beproevingen uit te voeren en de goedkeuringen te verlenen.
6.2.2 Voorschriften voor de ?UN? drukrecipiënten
Naast de algemene voorschriften van 6.2.1 moeten de “UN” drukrecipiënten ook voldoen aan de voorschriften van onderhavige afdeling, in voorkomend geval met inbegrip van de normen. De fabricage van nieuwe drukrecipiënten of bedrijfsuitrustingen in overeenstemming met de normen die geciteerd zijn in 6.2.2.1 en 6.2.2.3 is niet toegelaten na de datum die aangegeven is in de rechterkolom van de tabel
OPMERKING:
1. De “UN” drukrecipiënten die ontworpen zijn in overeenstemming met de normen die van toepassing op de datum van fabricage, mogen verder worden gebruikt onder voorbehoud van de bepalingen betreffende de periodieke controle van het ADR.
 
2. Als de EN ISO-versies van de hierna vermelde ISO-normen beschikbaar zijn, kunnen ze gebruikt worden om te voldoen aan de voorschriften van 6.2.2.1, 6.2.2.2, 6.2.2.3 en 6.2.2.4.
6.2.2.1 Ontwerp, constructie en eerste onderzoeken en beproevingen

6.2.2.1.1

De hierna volgende normen zijn van toepassing op het ontwerp, de constructie en de eerste onderzoeken en beproevingen van de mantels van hervulbare “UN” flessen, zij het dat de voorschriften betreffende het nazicht van het evaluatiesysteem voor de conformiteit en de goedkeuring moeten beantwoorden aan 6.2.2.5 :
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 9809-1:1999
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strength less than 1100 MPa
OPMERKING: De opmerking met betrekking tot de factor F in afdeling 7.3 van onderhavige norm is niet van toepassing op de “UN” drukrecipiënten.
Tot en met 31 december 2018
ISO 9809-1:2010
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strength less than 1100 MPa
Tot en met 31 december 2026
ISO 9809-1: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength less than 1100 MPa
Tot nader order
ISO 9809-2:2000
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 2: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strength greater than or equal to 1100 MPa
Tot en met 31 december 2018
ISO 9809-2:2010
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 2: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strength greater than or equal to 1100 MPa
Tot en met 31 december 2026
ISO 9809-2: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 2: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength greater than or equal to 1100 MPa
Tot nader order
ISO 9809-3:2000
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 3: Normalized steel cylinders
Tot en met 31 december 2018
ISO 9809-3:2010
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 3: Normalized steel cylinders
Tot en met 31 december 2026
ISO 9809-3: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 3: Normalized steel cylinders and tubes.
Tot nader order
ISO 9809-4:2014
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 4: Stainless steel cylinders with an Rm value of less than 1100 Mpa
Tot 31 december 2028
ISO 9809-4:2021
Gas Cylinders — Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes — Part 4: Stainless steel cylinders with an Rm value of less than 1100 MPa.
OPMERKING: “Kleine hoeveelheden” worden gedefinieerd als partijen die niet meer dan 200 flessen bevatten.
Tot nader order
ISO 7866:1999
Gas cylinders – Refillable seamless aluminium alloy gas cylinders -Design, construction and testing
OPMERKING: De opmerking met betrekking tot de factor F in afdeling 7.2 van onderhavige norm is niet van toepassing op de “UN” drukrecipiënten.
Het gebruik van aluminiumlegering 6351A-T6 of haar equivalent is niet toegelaten
Tot en met 31 december 2020
ISO 7866:2012
+ Cor 1:2014 G
Gas cylinders – Refillable seamless aluminium alloy gas cylinders – Désign, construction and testing
OPMERKING: De aluminiumlegering 6351A of het equivalent moet niet worden gebruikt.
Tot nader order
ISO 4706:2008
Gas cylinders – Refillable welded steel cylinders – Test pressure 60 bar and below
Tot nader order
ISO 18172-1:2007
Gas cylinders – Refillable welded stainless steel cylinders – Part 1: Test pressure 6 MPa and below
Tot nader order
ISO 20703:2006
Gas cylinders – Refillable welded aluminium-alloy cylinders – Design, construction and testing
Tot nader order
ISO 11118:1999
Gas cylinders – Non refillable metallic gas cylinders – Specifications and test methods.
Tot en met 31 december 2020
ISO 11118:2015
Gas cylinders – Non-refillable metallic gas cylinders – specification and test methods
Tot nader order
ISO 11119-1:2002
Gas cylinders of composite construction – Specification and test methods – Part 1: Hoop wrapped composite gas cylinders
Tot en met 31 december 2020
ISO 11119-1:2012
Gas cylinders – Refillable composite gas cylinders and tubes – Design, construction and testing – Part 1: Hoop wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l.
Tot nader order
ISO 11119-2:2002
Gas cylinders of composite construction – Specification and test methods – Part 2: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders with load-sharing metal liners
Tot en met 31 december 2020
ISO 11119-2:2012
+ Amd 1:2014
Gas cylinders – Refillable composite gas cylinders and tubes – Design, construction and testing – Part 2: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with load-sharing metal liners
Tot 31 december 2028
ISO 11119-2:2020
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable composite gas cylinders and tubes – Part 2: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with load sharing metal liners
Tot nader order
ISO 11119-3:2002
Gas cylinders of composite construction – Specification and test methods – Part 3: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders with non-load-sharing metallic or non-metallic liners
Tot en met 31 december 2020
OPMERKING: Deze norm mag niet gebruikt worden voor gasflessen zonder binnenbekleding, gebouwd uit 2 samengevoegde delen.
ISO 11119-3:2013
Gas cylinders – Refillable composite gas cylinders and tubes – Design, construction and testing – Part 3: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with non-load-sharing metallic or non-metallic liners
Tot 31 december 2028
OPMERKING: Deze norm mag niet gebruikt worden voor gasflessen zonder binnenbekleding, gebouwd uit 2 samengevoegde delen.
ISO 11119-3:2020
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable composite gas cylinders and tubes – Part 3: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with non-load-sharing metallic or non-metallic liners or without liners
Tot nader order
ISO 11119-4:2016
Gas cylinders – Refillable composite gas cylinders – Design, construction and testing – Part 4: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders up to 150 l with load-sharing welded metallic liner
Tot nader order
OPMERKINGEN:
1. 1. In de normen waarnaar hierboven wordt verwezen moeten de mantels van gasflessen uit composietmaterialen ontworpen worden voor een nominale levensduur van minstens 15 jaar.
 
2. De mantels van composietflessen met een nominale levensduur van meer dan 15 jaar moeten niet gevuld worden als meer dan 15 jaar verstreken is na hun fabricatiedatum tenzij het model met succes onderworpen werd aan een beproevingsprogramma van de bedrijfsduur. Dit programma moet deel uitmaken van de oorspronkelijke goedkeuring van het typemodel en moet de controles en de beproevingen preciseren die moeten uitgevoerd worden om aan te tonen dat de mantels van flessen uit composietmaterialen die vervaardigd zijn in overeenstemming met het typemodel veilig blijven tot aan het einde van hun nominale levensduur. Het beproevingsprogramma van de bedrijfsduur en de resultaten moeten goedgekeurd worden door de bevoegde autoriteit van het land van goedkeuring dat verantwoordelijk is voor de initiële goedkeuring van het modeltype van de flessen. De bedrijfsduur van een mantel van composietfles mag niet langer verlengd worden dan haar initieel goedgekeurde nominale levensduur.

6.2.2.1.2

De hierna volgende normen zijn van toepassing op het ontwerp, de constructie en de eerste onderzoeken en beproevingen van de mantels van “UN” cylinders, zij het dat de voorschriften betreffende het nazicht van het evaluatiesysteem voor de conformiteit en de goedkeuring moeten beantwoorden aan 6.2.2.5 :
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 11120:1999
Gas cylinders – Refillable seamless steel tubes for compressed gas transport, of water capacity between 150 I and 3000 I – Design, construction and testing
OPMERKING: De opmerking met betrekking tot de factor F in afdeling 7.1 van onderhavige norm is niet van toepassing op de “UN” cylinders.
Tot en met 31 december 2022
ISO 11120:2015
Gas cylinders – Refillable seamless steel tubes of water capacity between 150 l and 3000 l – Design, construction and testing
Tot nader order
ISO 11119-1:2012
Gas cylinders – Refillable composite gas cylinders and tubes – Design, construction and testing – Part 1: Hoop wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l.
Tot nader order
ISO 11119-2:2012 + Amd 1:2014
Gas cylinders – Refillable composite gas cylinders and tubes – Design, construction and testing – Part 2: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with load-sharing metal liners
Tot 31 december 2028
ISO 11119-2:2020
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable composite gas cylinders and tubes – Part 2: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with load sharing metal liners
Tot nader order
ISO 11119-3:2013
Gas cylinders – Refillable composite gas cylinders and tubes – Design, construction and testing – Part 3: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with non-load sharing metallic or non-metallic liners
OPMERKING: Deze norm mag niet gebruikt worden voor gasflessen zonder binnenbekleding, gebouwd uit 2 samengevoegde delen
Tot 31 december 2028
ISO 11119-3:2020
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable composite gas cylinders and tubes – Part 3: Fully wrapped fibre reinforced composite gas cylinders and tubes up to 450 l with non-load-sharing metallic or non-metallic liners or without liners
Tot nader order
ISO 11515:2013
Gas cylinders – Refillable composite reinforced tubes of water capacity between 450 l and 3000 l – Design, construction and testing.
Tot en met 31 december 2026
ISO 11515: 2013 + Amd 1:2018
Gas cylinders – Refillable composite reinforced tubes of water capacity between 450 l and 3000 l – Design, construction and testing.
Tot nader order
ISO 9809-1: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength less than 1100 MPa
Tot nader order
ISO 9809-2: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 2: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength greater than or equal to 1100 MPa
Tot nader order
ISO 9809- 3: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 3: Normalized steel cylinders and tubes
Tot nader order
OPMERKINGEN:
1. In de normen waarnaar hierboven wordt verwezen moeten de mantels van cylinders uit composietmaterialen ontworpen worden voor een nominale levensduur van minstens 15 jaar.
 
2. De mantels van composietcylinders met een nominale levensduur van meer dan 15 jaar moeten niet gevuld worden als meer dan 15 jaar verstreken is na hun fabricatiedatum tenzij het model met succes onderworpen werd aan een beproevingsprogramma van de bedrijfsduur. Dit programma moet deel uitmaken van de oorspronkelijke goedkeuring van het typemodel en moet de controles en de beproevingen preciseren die moeten uitgevoerd worden om aan te tonen dat de mantels van cylinders die vervaardigd zijn in overeenstemming met het typemodel veilig blijven tot aan het einde van hun nominale levensduur. Het beproevingsprogramma van de bedrijfsduur en de resultaten moeten goedgekeurd worden door de bevoegde autoriteit van het land van goedkeuring dat verantwoordelijk is voor de initiële goedkeuring van het modeltype van de cylinders. De bedrijfsduur van een mantel van een composietcylinder mag niet langer verlengd worden dan haar initieel goedgekeurde nominale levensduur.

6.2.2.1.3

De hierna volgende normen zijn van toepassing op het ontwerp, de constructie en de eerste onderzoeken en beproevingen van de “UN” acetyleenflessen, zij het dat de voorschriften betreffende het nazicht van het evaluatiesysteem voor de conformiteit en de goedkeuring moeten beantwoorden aan 6.2.2.5:
voor de houder van de flessen:
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 9809-1:1999
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strength less than 1100 MPa.
OPMERKING: De opmerking met betrekking tot de factor F in afdeling 7.3 van onderhavige norm is niet van toepassing op de “UN” drukrecipiënten.
Tot en met 31 december 2018
ISO 9809-1:2010
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strength less than 1100 MPa
Tot en met 31 december 2026
ISO 9809-1: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength less than 1100 MPa
Tot nader order
ISO 9809-3:2000
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 3: Normalized steel cylinders.
Tot en met 31 december 2018
ISO 9809-3:2010
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 3: Normalized steel cylinders
Tot en met 31 december 2026
ISO 9809-3: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 3: Normalized steel cylinders and tubes.
Tot nader order
ISO 4706:2008
Gas cylinders – Refillable welded steel cylinders – Test pressure 60 bar and below
Tot nader order
ISO 7866:2012 + Cor 1:2014
Gas cylinders – Refillable seamless aluminium alloy gas cylinders – Design, construction and testing
OPMERKING: Aluminium legering 6351A of gelijkwaardig mag niet gebruikt worden.
Tot nader order
voor de acetyleenflessen, daarin inbegrepen, de poreuze materie in de flessen :
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 3807-1:2000
Cylinders for acetylene – Basic requirements – Part 1: Cylinders without fusible plugs.
Tot en met 31 december 2020
ISO 3807-2:2000
Cylinders for acetylene – Basic requirements – Part 2: Cylinders with fusible plugs.
Tot en met 31 december 2020
ISO 3807:2013
Gas cylinders – Acetylene cylinders – Basic requirements and type testing.
Tot nader order

6.2.2.1.4

De hierna volgende norm is van toepassing op het ontwerp, de constructie en de eerste onderzoeken en beproevingen van de gesloten cryogene “UN” recipiënten, zij het dat de voorschriften betreffende het nazicht van het evaluatiesysteem voor de conformiteit en de goedkeuring moeten beantwoorden aan 6.2.2.5 :
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 21029-1:2004
Cryogenic vessels – Transportable vacuüm insulated vessels of not more than 1000 I volume – Part 1: Design, fabrication, inspection and tests
Tot en met 31 december 2026
ISO 21029- 1:2018 + Amd 1:2019
Cryogenic vessels – Transportable vacuum insulated vessels of not more than 1000 litres volume – Part 1: Design, fabrication, inspection and tests.
Tot nader order

6.2.2.1.5

De hierna volgende norm is van toepassing op het ontwerp, de constructie en de eerste onderzoeken en beproevingen van de opslagsystemen met metaalhydriden, zij het dat de voorschriften betreffende het nazicht van het evaluatiesysteem voor de conformiteit en de goedkeuring moeten beantwoorden aan 6.2.2.5:
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 16111:2008
Transportable gas storage devices – Hydrogen absorbed in reversible metal hydride
Tot en met 31 december 2026
ISO 16111:2018
Transportable gas storage devices – Hydrogen absorbed in reversible metal hydride.
Tot nader order

6.2.2.1.6

De hierna volgende norm is van toepassing op het ontwerp, de constructie evenals op de initiële beproevingen en controles van “UN” flessenbatterijen. Elke fles die vervat is in een “UN” flessenbatterij moet een “UN” fles of een mantel van een “UN”-fles zijn in overeenstemming met de voorschriften van 6.2.2. De voorschriften betreffende het nazicht van het evaluatiesysteem voor de conformiteit en de goedkeuring van “UN” flessenbatterijen moeten beantwoorden aan 6.2.2.5.
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 1O961:2010
Gas cylinders – Cylinder bundles – Conception, manufacture, testing and inspection
Tot en met 31 december 2026
ISO 10961:2019
Gas cylinders – cylinder bundles – Design, manufacture, testing and inspection
Tot nader order
OPMERKING: Het is niet nodig om terug een conformiteitsbeoordeling uit te voeren op een flessenbatterij voorzien van een “UN”-merkteken waarin één of meerdere flessen of één of meerdere mantels van flessen van hetzelfde ontwerptype – met inbegrip van dezelfde beproevingsdruk – vervangen werden. De bedrijfsuitrusting van de flessenbatterij kan ook vervangen worden zonder dat het nodig is om een nieuwe conformiteitsbeoordeling uit te voeren wanneer deze uitrusting voldoet aan het ontwerptype

6.2.2.1.7

De hierna volgende normen zijn van toepassing op het ontwerp, de constructie evenals op de initiële beproevingen en controles van “UN” flessen voor geadsorbeerd gas met uitzondering van het feit dat de controlevoorschriften betreffende de goedkeuring en het evaluatiesysteem voor de conformiteit moeten beantwoorden aan 6.2.2.5.
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 11513:2011
Gas cylinders – Refillable welded steel cylinders containing materials for sub-atmospheric gas packaging (excluding acetylene) – Design, construction, testing, use and periodic inspection
Tot en met 31 december 2026
ISO 11513:2019
Gas cylinders – Refillable welded steel cylinders containing materials for sub-atmospheric gas packaging (excluding acetylene) – Design, construction, testing, use and periodic inspection
Tot nader order
ISO 9809-1:2010
Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strength less than 1100 MPa
Tot en met 31 december 2026
ISO 9809-1: 2019
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength less than 1100 MPa
Tot nader order

6.2.2.1.8

De hiernavolgende normen zijn van toepassing op het ontwerp, de constructie evenals op de initiële beproevingen en controles van UN-drukvaten met uitzondering van het feit dat de controlevoorschriften betreffende de goedkeuring en het evaluatiesysteem voor de conformiteit moeten beantwoorden aan 6.2.2.5:
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 21172-1:2015
Gas cylinders – Welded steel pressure drums up to 3000 litres capacity for the transport of gases – Design and construction – Part 1: Capacities up to 1000 litres
Opmerking: Onafhankelijk van de afdeling 6.3.3.4 van de huidige norm, mogen stalen gelaste drukvaten met een convexe gewelfde bodem voor druk, gebruikt worden voor het vervoer van bijtende stoffen, op voorwaarde dat aan alle toepasselijke voorschriften van het ADR voldaan is.
Tot en met 31 december 2026
ISO 21172-1:2015 + Amd 1:2018
Gas cylinders – Welded steel pressure drums up to 3000 litres capacity for the transport of gases – Design and construction – Part 1: Capacities up to 1000 litres.
Tot nader order
ISO 4706:2008
Gas cylinders – Refillable welded steel cylinders – Test pressure 60 bar and below.
Tot nader order
ISO 18172-1:2007
Gas cylinders – Refillable welded stainless steel cylinders – Part 1 Test pressure 6 MPa and below
Tot nader order

6.2.2.1.9

De hierna volgende normen zijn van toepassing op het ontwerp, de constructie evenals op de initiële beproevingen en controles van niet hervulbare flessen voorzien van een “UN”-merkteken, met uitzondering van het feit dat de controlevoorschriften betreffende de goedkeuring en het evaluatiesysteem voor de conformiteit moeten beantwoorden aan 6.2.2.5.
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 11118:1999
Gas cylinders – Non-refillable metallic gas cylinders – Specification and test methods
Tot en met 31 december 2020
ISO 13340:2001
Transportable gas cylinders – Cylinder valves for non- refillable cylinders – Specification and prototype testing
Tot en met 31 december 2020
ISO 11118:2015
Gas cylinders – Non-refillable metallic gas cylinders – Specification and test methods
Tot en met 31 december 2026
ISO 11118:2015 + Amd.1:2019
Gas cylinders – Non-refillable metallic gas cylinders – Specification and test methods.
Tot nader order
6.2.2.2 Materialen
Naast de materiaalvoorschriften die in de normen betreffende het ontwerp en de constructie voorkomen en de beperkingen die aangegeven zijn in de verpakkingsinstructie die geldt voor het (de) gas(sen) (zie bijvoorbeeld verpakkingsinstructie P200 of P205 in 4.1.4.1), moeten de materialen bovendien voldoen aan de onderstaande compatibiliteitsnormen :
Norm
Titel
ISO 11114-1:2020
Transportable gas cylinders – Compatibility of cylinder and valve materials with gas contents – Part 1: Metallic materials
ISO 11114-2:2021
Gas cylinders – Compatibility of cylinder and valve materials with gas contents – Part 2: Non-metallic materials
6.2.2.3 Sluitingen en hun bescherming
De onderstaande normen zijn van toepassing op de sluitingen en hun bescherming:
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 11117:1998
Gas cylinders – Valve protection caps and valve guards for industrial and medical gas cylinders – Design, construction and tests
Tot en met 31 december 2014
ISO 11117:2008 + Cor 1:2009
Gas cylinders - Valve protection caps and valve guards - Design, construction and tests
Tot en met 31 december 2026
ISO 11117:2019
Gas cylinders – Valve protection caps and guards – Design, construction and tests
Tot nader order
ISO 10297:1999
Gas cylinders – Refillable gas cylinder valves – Specification and type testing.
Tot en met 31 december 2008
ISO 10297:2006
Gas cylinders – Refillable gas cylinder valves – Specification and type testing
Tot en met 31 december 2020
ISO 10297:2014
Gas cylinders – Cylinder valves – Specification and type testing
Tot en met 31 december 2020
ISO 10297:2014 + Amd 1:2017
Gas cylinders – Cylinder valves – Specification and type testing
Tot nader order
ISO 13340:2001
Transportable gas cylinders – cylinder valves for non-refillable cylinders – Spécification and prototype testing
Tot en met 31 december 2020
ISO 14246:2014
Gas cylinders – Cylinder valves – Manufacturing tests and examination
Tot en met 31 december 2024
ISO 14246:2014 + Amd 1:2017
Gas cylinders – Cylinder valves – Manufacturing tests and examinations
Tot nader order
ISO 17871:2015
Gas cylinders – Quick-release cylinders valves – Specification and type testing
Tot en met 31 december 2026
OPMERKING: Deze norm mag niet gebruikt worden voor brandbare gassen.
ISO 17871:2020
Gas cylinders – Quick-release cylinder valves – Specification and type testing.
Tot nader order
ISO 17879:2017
Gas cylinders – Self-closing cylinder valves – Specification and type testing
OPMERKING: Deze norm mag niet gebruikt worden voor de kranen van acetyleenflessen, die uitgerust zijn met zelfsluitende kleppen.
Tot nader order
ISO 23826:2021
Gas cylinders – Ball valves – Specification and testing
Tot nader order
Voor de “UN” opslagsystemen met metaalhydriden zijn de in de onderstaande norm opgenomen vereisten van toepassing op de sluitingen en hun bescherming:
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 16111:2008
Transportable gas storage devices – Hydrogen absorbed in reversible metal hydride
Tot en met 31 december 2026
ISO 16111:2018
Transportable gas storage devices – Hydrogen absorbed in reversible metal hydride.
Tot nader order
6.2.2.4 Periodieke onderzoeken en beproevingen
De hierna volgende normen zijn van toepassing op de periodieke onderzoeken en beproevingen van “UN” drukrecipiënten:
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 6406:2005
Periodic inspection and testing of seamless steel gas cylinders
Tot en met 31 december 2026
ISO 18119:2018
Gas cylinders – Seamless steel and seamless aluminium-alloy gas cylinders and tubes – Periodic inspection and testing.
Tot 31 december 2026
ISO 18119:2018 +Amd 1:2021
Gas cylinders – Seamless steel and seamless aluminium-alloy gas cylinders and tubes – Periodic inspection and testing
Tot nader order
ISO 10460:2005
Gas cylinders – Welded carbon-steel gas cylinders – Periodic inspection and testing
OPMERKING: De herstellingen van lasnaden zoals beschreven in het artikel 12.1 van onderhavige norm zijn niet toegestaan. De herstellingen beschreven in het artikel 12.2 vereisen de goedkeuring van de bevoegde overheid die de instelling voor periodieke controles en beproevingen conform 6.2.2.6 heeft erkend.
Tot en met 31 december 2024
ISO 10460:2018
Gas cylinders – Welded aluminium-alloy, carbon and stainless steel gas cylinders – Periodic inspection and testing.
Tot nader order
ISO 10461:2005 + Amd 1:2006
Seamless aluminium-alloy gas cylinders – Periodic inspection and testing
Tot en met 31 december 2026
ISO 10462:2005
Cylinders for dissolved acetylene – Periodic inspection and maintenance
Tot en met 31 december 2018
ISO 10462:2013
Gas cylinders – Acetylene cylinders – Perodic inspection and maintenance.
Tot en met 31 december 2024
ISO 10462:2013 + Amd1:2019
Gas cylinders – Acetylene cylinders – Periodic inspection and maintenance.
Tot nader order
ISO 11513:2011
Gas cylinders – Refillable welded steel cylinders containing materials for sub-atmospheric gas packaging (excluding acetylene) – Design, construction, testing, use and periodic inspection
Tot en met 31 december 2024
ISO 11513:2019
Gas cylinders – Refillable welded steel cylinders containing materials for sub-atmospheric gas packaging (excluding acetylene) – Design, construction, testing, use and periodic inspection.
Tot nader order
ISO 11623:2015
Gascylinders – Composite construction – Periodic inspection and testing
Tot nader order
ISO 22434:2006
Transportable gas cylinders – Inspection and maintenance of cylinder valves
OPMERKING: Er kan aan deze voorschriften op andere tijdstippen dan de periodieke controles en beproevingen van de UN-flessen voldaan worden.
Tot nader order
ISO 20475:2018
Gascylinder – Cylinder bundles – Periodic inspection and testing
Tot nader order
ISO 23088:2020
Gas cylinders – Periodic inspection and testing of welded steel pressure drums – Capacities up to 1000 L.
Tot nader order
De onderstaande normen zijn van toepassing op de periodieke onderzoeken en beproevingen die de “UN” – opslagsystemen met metaalhydriden moeten ondergaan:
Norm
Titel
Van toepassing op de fabricage
ISO 16111:2008
Transportable gas storage devices – Hydrogen absorbed in reversible metal hydride
Tot en met 31 december 2024
ISO 16111:2018
Transportable gas storage devices – Hydrogen absorbed in reversible metal hydride.
Tot nader order
6.2.2.5 Evaluatiesysteem voor de conformiteit en goedkeuring voor de fabricage van de drukrecipiënten

6.2.2.5.0

Definities
Voor de doeleinden van onderhavige onderafdeling verstaat men onder :
evaluatiesysteem voor de conformiteit, een systeem voor de goedkeuring van een fabrikant door de bevoegde overheid, via de goedkeuring van het ontwerptype van de drukrecipiënten, de goedkeuring van het kwaliteitssysteem van de fabrikant en de erkenning van de controle-instellingen ;
nazien, aan de hand van een onderzoek of via de voorlegging van objectieve bewijzen bevestigen dat de gespecificeerde voorschriften nageleefd werden ;
ontwerptype, een ontwerp van drukrecipiënt dat ontwikkeld werd overeenkomstig een welbepaalde norm voor drukrecipiënten.
OPMERKING: Wanneer in de huidige onderafdeling afzonderlijke evaluaties worden uitgevoerd, verwijst de term “drukrecipiënt” naar – al naargelang het geval – een drukrecipiënt, de mantel van een drukrecipiënt, het binnenreservoir van een gesloten cryogeen recipiënt of een sluiting.

6.2.2.5.1

De voorschriften van 6.2.2.5 moeten toegepast worden voor de overeenstemmingsbeoordeling van drukrecipiënten. 6.2.1.4.4 geeft in detail aan welke delen van de drukrecipiënten onderworpen mogen worden aan een afzonderlijke overeenstemmingsbeoordeling. In de volgende gevallen mogen de voorschriften van 6.2.2.5 echter vervangen worden door andere door de bevoegde overheid gespecificeerde voorschriften:
a)
overeenstemmingsbeoordeling van de sluitingen;
b)
overeenstemmingsbeoordeling van de volledige assemblage van de flessenbatterijen, op voorwaarde dat de conformiteit van de mantels van de flessen waaruit de batterij is samengesteld beoordeeld werd in overeenstemming met de voorschriften van 6.2.2.5; en
c)
overeenstemmingsbeoordeling van de volledige assemblage van gesloten cryogene recipiënten, op voorwaarde dat de conformiteit van de binnenreservoirs beoordeeld werd in overeenstemming met de voorschriften van 6.2.2.5.

6.2.2.5.2

Algemene voorschriften

Bevoegde overheid

6.2.2.5.2.1

De bevoegde overheid die de drukrecipiënten heeft goedgekeurd moet het evaluatiesysteem voor de conformiteit goedkeuren, teneinde te garanderen dat de drukrecipiënten voldoen aan de voorschriften van het ADR. Wanneer de bevoegde overheid die het drukrecipiënt heeft goedgekeurd niet de bevoegde overheid van het land van fabricage is, moeten de merktekens van het land van goedheuring en van het land van fabricage onder de merktekens van het drukrecipiënt voorkomen (zie 6.2.2.7 en 6.2.2.8).
De bevoegde overheid van het land van goedkeuring is er toe gehouden om, wanneer haar tegenhanger van het land van gebruik er om verzoekt, aan deze laatste bewijzen te leveren die aantonen dat ze het evaluatiesysteem voor de conformiteit effectief toepast.

6.2.2.5.2.2

De bevoegde overheid kan haar functies in het evaluatiesysteem voor de conformiteit geheel of gedeeltelijk delegeren.

6.2.2.5.2.3

De bevoegde overheid moet er voor zorgen dat een bijgewerkte lijst van erkende controle-instellingen en hun waarmerk en van fabrikanten en hun merk beschikbaar is.

Controle-instelling

6.2.2.5.2.4

De controle-instelling moet erkend worden door de overheid die bevoegd is voor de controle van de drukrecipiënten en dient:
a)
te beschikken over personeel dat werkt binnen een gepaste organisatorische structuur en dat bekwaam, opgeleid, competent en gequalificeerd is om zich op correcte wijze van zijn technische taken te kwijten;
b)
te kunnen beschikken over de benodigde installaties en uitrusting;
c)
op een onpartijdige wijze te werken en vrij te zijn van invloeden die ze dit zou kunnen beletten;
d)
de commerciële vertrouwelijkheid te garanderen van de handelsactiviteiten en van de door exclusieve rechten beschermde activiteiten van de fabrikanten en andere instellingen;
e)
de eigenlijke activiteiten als controle-instelling strikt te scheiden van de andere activiteiten;
f)
een gedocumenteerd kwaliteitssysteem in te voeren;
g)
er op toe te zien dat de onderzoeken en beproevingen, die in de desbetreffende drukrecipiëntnorm en in het ADR voorzien zijn, uitgevoerd worden; en
h)
een efficiënt en gepast rapporterings- en registratiesysteem te hebben dat beantwoordt aan 6.2.2.5.6.

6.2.2.5.2.5

De controle-instelling moet de goedkeuring van het ontwerptype verrichten, evenals de onderzoeken en beproevingen van de drukrecipiënten tijdens de productie en de overeenstemming nagaan met de desbetreffende drukrecipiëntnorm (zie 6.2.2.5.4 en 6.2.2.5.5).

Fabrikant

6.2.2.5.2.6

De fabrikant dient:
a)
een gedocumenteerd kwaliteitssysteem in te voeren overeenkomstig 6.2.2.5.3;
b)
de goedkeuring van de ontwerptypes aan te vragen overeenkomstig 6.2.2.5.4;
c)
een controle-instelling te kiezen uit de lijst van erkende controle-instellingen die door de bevoegde overheid van het land van goedkeuring is opgesteld; en
d)
aantekeningen bij te houden overeenkomstig 6.2.2.5.6.

Testlaboratorium

6.2.2.5.2.7

Het testlaboratorium dient:
a)
te beschikken over voldoende personeel met een gepaste organisatorische structuur, dat de nodige competentie en qualificaties bezit; en
b)
te beschikken over de benodigde installaties en uitrusting om, in overeenstemming met de criteria van de controle-instelling, de beproevingen te verrichten die door de fabricagenorm vereist worden.

6.2.2.5.3

Kwaliteitssysteem van de fabrikant

6.2.2.5.3.1

Het kwaliteitssysteem moet alle elementen, voorschriften en bepalingen bevatten die door de fabricant werden aangenomen. Het moet op een systematische en ordelijke wijze gedocumenteerd zijn met schriftelijke besluiten, procedures en instructies.
Het moet onder meer adequate beschrijvingen bevatten van de volgende elementen:
a)
de organisatorische structuur en de verantwoordelijkheden van het personeel inzake het ontwerp en de kwaliteit van de producten;
b)
de technieken en procedures om het ontwerp te controleren en te verifiëren, en de te volgen procedures bij het ontwerpen van drukrecipiënten;
c)
de instructies die zullen gebruikt worden bij de fabricage van drukrecipiënten, de kwaliteitscontrole, de kwaliteitswaarborg en het verloop van de verrichtingen;
d)
de evaluatiebestanden van de kwaliteit, zoals controlerapporten, testgegevens en ijkgegevens;
e)
het nazicht van de doeltreffendheid van het kwaliteitssysteem door de directie, aan de hand van de in 6.2.2.5.3.2 gedefinieerde revisering;
f)
de procedure die beschrijft hoe aan de eisen van de klanten tegemoet gekomen wordt;
g)
de procedure voorde controle van de documenten en van hun bijwerking;
h)
de middelen om niet-conforme drukrecipiënten, aangekochte onderdelen, materialen in de loop van hun productie en afgewerkte materialen te controleren; en
i)
de opleidingsprogramma's en de qualificatieprocedures voor het personeel.

6.2.2.5.3.2

Revisering van het kwaliteitssysteem
Het kwaliteitssysteem moet initieel geëvalueerd worden om er zich van te vergewissen dat het beantwoordt aan de voorschriften van 6.2.2.5.3.1 en de bevoegde overheid voldoening schenkt.
De fabrikant moet op de hoogte gebracht worden van de resultaten van de revisering. De notificatie moet de conclusies van de revisering bevatten en alle eventuele corrigerende maatregelen.
Er moeten periodieke reviseringen doorgevoerd worden die de bevoegde overheid voldoening schenken, om er zich van te vergewissen dat de fabrikant het kwaliteitssysteem in stand houdt en toepast. Er moeten rapporten van de periodieke reviseringen aan de fabrikant overgemaakt worden.

6.2.2.5.3.3

Instandhouding van het kwaliteitssysteem
De fabrikant moet het kwaliteitssysteem in stand houden zoals het is goedgekeurd, opdat het adequaat en efficiënt blijft.
De fabrikant moet de bevoegde overheid die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte brengen van alle geplande wijzigingen aan het systeem. De voorgestelde wijzigingen dienen geëvalueerd te worden om te weten of het systeem na de wijzigingen nog steeds zal beantwoorden aan de voorschriften van 6.2.2.5.3.1.

6.2.2.5.4

Goedkeuringsprocedure

Initiële goedkeuring van de ontwerptypes

6.2.2.5.4.1

De initiële goedkeuring van het ontwerptype moet bestaan uit de goedkeuring van het kwaliteitssysteem van de fabrikant en uit een goedkeuring van het ontwerp van het drukrecipiënt dat geproduceerd moet worden. De aanvraag tot initiële goedkeuring van een ontwerptype moet beantwoorden aan de voorschriften van 6.2.2.5.4.2 tot en met 6.2.2.5.4.6 en 6.2.2.5.4.9.

6.2.2.5.4.2

De fabrikanten die in overeenstemming met een drukrecipiëntnorm en met het ADR drukrecipiënten wensen te produceren, moeten een goedkeuringscertificaat van ontwerptype aanvragen, bekomen en bewaren dat door de bevoegde overheid van het land van goedkeuring voor ten minste één ontwerptype van drukrecipiënt afgeleverd wordt volgens de procedure die in 6.2.2.5.4.9 is vastgelegd. Dit certificaat dient aan de bevoegde overheid van het land van gebruik voorgelegd te worden indien deze er om verzoekt.

6.2.2.5.4.3

Voor iedere fabricageinstallatie moet een goedkeuringsaanvraag ingediend worden, die de volgende gegevens dient te bevatten:
a)
de naam en het officieel adres van de fabrikant, evenals de naam en het adres van zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger indien deze laatste de aanvraag heeft ingediend;
b)
het adres van de fabricageinstallatie (indien dit verschilt van het voorgaande);
c)
de naam en de functie van de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor het kwaliteitssysteem;
d)
de vermelding van het drukrecipiënt en van de norm die er op van toepassing is;
e)
details betreffende elke weigering tot goedkeuring van een gelijkaardige aanvraag door een andere bevoegde overheid;
f)
de identiteit van de controle-instelling voorde goedkeuring van het ontwerptype;
g)
de in 6.2.2.5.3.1 gespecificeerde documentatie met betrekking tot de fabricageinstallatie; en
h)
de voor de goedkeuring van het ontwerptype benodigde technische documentatie, die zal dienen om na te zien of de drukrecipiënten beantwoorden aan de voorschriften van de desbetreffende ontwerpnorm voor drukrecipiënten. Ze moet het ontwerp en de fabricagemethode aangeven en ten minste de volgende elementen bevatten, voor zover deze relevant zijn voor de evaluatie:
i)
de ontwerpnorm voor de drukrecipiënten en de ontwerp- en fabricageplannen van de recipiënten die in voorkomend geval de elementen en intermediaire ensembles weergeven;
ii)
de beschrijvingen en de uitleg die nodig zijn om de plannen te begrijpen en voor het voorzien gebruik van de drukrecipiënten;
iii)
de lijst van de normen die nodig zijn om het fabricageprocede volledig te definiëren;
iv)
de ontwerpberekeningen en de materiaalspecificaties; en
v)
de rapporten van de beproevingen die met het oog op de goedkeuring van het ontwerptype plaatsvonden, en die de resultaten bevatten van de overeenkomstig 6.2.2.5.4.9 uitgevoerde onderzoeken en beproevingen.

6.2.2.5.4.4

Er dient een initiële revisering overeenkomstig 6.2.2.5.3.2 plaats te vinden die de bevoegde overheid voldoening schenkt.

6.2.2.5.4.5

Indien de bevoegde overheid weigert om haar goedkeuring te verlenen aan de fabrikant, moet ze dit verantwoorden door de redenen in detail en schriftelijk over te maken.

6.2.2.5.4.6

Indien na het bekomen van de goedkeuring wijzigingen worden aangebracht aan de informatie die overeenkomstig 6.2.2.5.4.3 werd overgemaakt, moet de bevoegde overheid er op de hoogte van gebracht worden.

Verdere goedkeuringen van ontwerptypes

6.2.2.5.4.7

Een aanvraag voor een verdere goedkeuring van een ontwerptype moet beantwoorden aan de voorschriften van 6.2.2.5.4.8 en 6.2.2.5.4.9, op voorwaarde dat de fabrikant al in het bezit is van een initiële goedkeuring. In een dergelijk geval dient het in 6.2.2.5.3 gedefinieerd kwaliteitssysteem van de fabrikant goedgekeurd te zijn tijdens de initiële goedkeuring van het ontwerptype en dient het toepasselijk te zijn op het nieuw ontwerp.

6.2.2.5.4.8

De aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten:
a)
de naam en het adres van de fabrikant, evenals de naam en het adres van zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger indien deze laatste de aanvraag heeft ingediend;
b)
details betreffende elke weigering tot goedkeuring van een gelijkaardige aanvraag door een andere bevoegde overheid;
c)
bewijzen die aantonen dat een initiële goedkeuring van het ontwerptype verleend werd; en
d)
de in 6.2.2.5.4.3 h) beschreven technische documentatie.

Goedkeuringsprocedure van het ontwerptype

6.2.2.5.4.9

De controle-instelling dient:
a)
de technische documentatie te onderzoeken, om er zich van te vergewissen dat:
i)
het ontwerptype overeenstemt met de pertinente bepalingen van de norm, en
ii)
het lot prototypes conform de technische documentatie gefabriceerd werd en representatief is voor het ontwerptype;
b)
na te zien of de fabricageonderzoeken uitgevoerd werden overeenkomstig 6.2.2.5.5;
c)
de desbetreffende recipiënten onderwerpen aan de beproevingen voorgeschreven voor de goedkeuring van het ontwerptype, en dit zoals voorgeschreven door de op het drukrecipiënt van toepassing zijnde norm of technische code, of toezicht houden op deze beproevingen;
d)
de onderzoeken en beproevingen uit te voeren of uitgevoerd te hebben die in de drukrecipiëntnorm vastgelegd zijn om vast te stellen dat:
i)
de norm werd toegepast en nageleefd, en
ii)
de door de fabrikant ingevoerde procedures beantwoorden aan de vereisten van de norm; en
e)
er zich van te vergewissen dat de onderzoeken en beproevingen voor de goedkeuring van het ontwerptype correct en op een competente manier uitgevoerd werden.
Nadat de beproevingen op het prototype met goed gevolg werden uitgevoerd en alle ter zake doende vereisten van 6.2.2.5.4 vervuld zijn, moet een goedkeuringscertificaat van ontwerptype afgeleverd worden dat de naam en het adres van de fabrikant vermeldt, evenals de resultaten en de besluiten van het onderzoek en de nodige gegevens om het ontwerptype te identificeren. Wanneer de compatibiliteit tussen de materialen waaruit het drukrecipiënt vervaardigd is en de inhoud ervan niet uitvoerig onderzocht kon worden op het moment dat het certificaat werd afgeleverd, moet in het goedkeuringscertificaat voor het ontwerptype een verklaring opgenomen worden die aangeeft dat de beoordeling van de compatibiliteit niet voltooid werd.
Indien de bevoegde overheid weigert om het goedkeuringscertificaat van ontwerptype af te leveren aan een fabrikant, moet ze de redenen daarvoor in detail en schriftelijk overmaken.

6.2.2.5.4.10

Het wijzigen van goedgekeurde ontwerptypes
De fabrikant dient:
a)
ofwel de bevoegde overheid die de goedkeuring heeft afgeleverd op de hoogte te brengen van elke verandering die aangebracht wordt aan het goedgekeurd ontwerptype, wanneer deze wijzigingen geen nieuw ontwerp doen ontstaan zoals dat gedefinieerd is in de drukrecipiëntnorm;
b)
ofwel een complementaire goedkeuring van het ontwerptype aan te vragen wanneer deze wijzigingen een nieuw ontwerp doen ontstaan volgens de relevante drukrecipiëntnorm. Deze complementaire goedkeuring wordt afgeleverd onder de vorm van een amendement op het initieel goedkeuringscertificaat van ontwerptype.

6.2.2.5.4.11

De bevoegde overheid is ertoe gehouden om, wanneer een andere bevoegde overheid erom verzoekt, aan deze laatste inlichtingen te verstrekken betreffende de goedkeuring van een ontwerptype, de wijzigingen aan goedkeuringen en de intrekking van goedkeuringen.

6.2.2.5.5

Onderzoeken en certificatie van de fabricage

Algemene voorschriften
Een controle-instelling of haar vertegenwoordiger dient elk drukrecipiënt te onderzoeken en te certificeren. De controle-instelling die door de fabrikant wordt aangewezen om de onderzoeken en beproevingen tijdens de productie uit te voeren is niet noorzakelijk dezelfde als die welke instond voor de beproevingen met betrekking tot de goedkeuring van het ontwerptype.
Indien op een voor de controle-instelling bevredigende wijze kan aangetoond worden dat de fabrikant beschikt over competente en gequalificeerde controleurs die onafhankelijk zijn van het fabricageproces, mogen deze laatsten de onderzoeken uitvoeren. In dit geval dient de fabrikant bewijzen te bewaren van de opleidingen die zijn inspecteurs gevolgd hebben.
De controle-instelling moet nagaan of de onderzoeken die door de fabrikant uitgevoerd worden, en beproevingen die op die drukrecipiënten uitgevoerd worden, volledig in overeenstemming zijn met de norm en met de voorschriften van het ADR. Indien iets in verband met deze onderzoeken en beproevingen niet conform bevonden wordt, kan de toelating om de onderzoeken door de eigen inspecteurs van de fabrikant te laten uitvoeren ingetrokken worden.
De fabrikant moet – met de borgstelling van de controle-instelling – een verklaring van conformiteit met het gecertificeerd ontwerptype opmaken. Het aanbrengen van het certificatiemerkteken op de drukrecipiënten dient beschouwd te worden als een verklaring van overeenstemming met de van toepassing zijnde normen, met de voorschriften van het evaluatiesysteem voor de conformiteit en met de voorschriften van het ADR. De controle-instelling moet op ieder gecertificeerd drukrecipiënt het certificatiemerkteken van het drukrecipiënt aanbrengen of door de fabrikant laten aanbrengen, evenals het waarmerk van de controle-instelling.
Vooraleer de drukrecipiënten gevuld worden, dient een zowel door de controle-instelling als door de fabrikant ondertekend certificaat van conformiteit afgeleverd te worden.

6.2.2.5.6

Registratie
De fabrikant en de controle-instelling moeten de bestanden betreffende de goedkeuringen van ontwerptypes en de certificaten van conformiteit gedurende ten minste 20 jaar bewaren.
6.2.2.6 Goedkeuringssysteem voor de periodieke controle en beproeving van de drukrecipiënten

6.2.2.6.1

Definitie
Voor de doeleinden van onderhavige afdeling verstaat men onder:
Goedkeuringssysteem, een systeem voor de goedkeuring door de bevoegde overheid van een instelling die belast is met de uitvoering van de periodieke controles en beproevingen op de drukrecipiënten (hierna “instelling voor periodieke controles en beproevingen” genoemd), dat eveneens de goedkeuring van het kwaliteitssysteem van deze instelling omvat.

6.2.2.6.2

Algemene voorschriften

Bevoegde overheid

6.2.2.6.2.1

De bevoegde overheid moet een goedkeuringssysteem invoeren teneinde te garanderen dat de periodieke controles en beproevingen op de drukrecipiënten voldoen aan de voorschriften van het ADR. Wanneer de bevoegde overheid die de instelling heeft erkend die de periodieke controles en beproevingen op het drukrecipiënt uitvoert niet de bevoegde overheid is van het land dat de bouw van dat recipiënt heeft goedgekeurd, moeten de opschriften van het land van goedkeuring van de periodieke controles en beproevingen onder de merktekens van het drukrecipiënt voorkomen (zie 6.2.2.7).
De bevoegde overheid van het land van goedkeuring is er toe gehouden om, wanneer haar tegenhanger van het land van gebruik er om verzoekt, aan deze laatste bewijzen te leveren van de naleving van dit goedkeuringssysteem, met inbegrip van de verslagen van de periodieke controles en beproevingen.
De bevoegde overheid van het land van goedkeuring kan het in 6.2.2.6.4.1 vernoemd goedkeuringscertificaat intrekken, wanneer ze over bewijzen beschikt die de niet-naleving van het goedkeuringssysteem aantonen.

6.2.2.6.2.2

De bevoegde overheid kan haar functies in het goedkeuringssysteem geheel of gedeeltelijk delegeren.
6.2.2.6.2.3 De bevoegde overheid moet er voor zorgen dat een bijgewerkte lijst van erkende instellingen voor periodieke controles en beproevingen en hun gedeponeerd waarmerk beschikbaar is.

Instelling voor periodieke controles en beproevingen

6.2.2.6.2.4

De instelling voor periodieke controles en beproevingen moet erkend worden door de bevoegde overheid en dient:
a)
te beschikken over personeel dat werkt binnen een geschikte organisatorische structuur, dat de nodige capaciteiten, opleiding, bekwaamheden en vaardigheden bezit om zich op correcte wijze van zijn technische taken te kwijten;
b)
te kunnen beschikken over de benodigde installaties en uitrusting;
c)
op een onpartijdige wijze te werken en vrij te zijn van invloeden die ze dit zou kunnen beletten;
d)
de vertrouwelijkheid te garanderen van de commerciële activiteiten;
e)
de eigenlijke activiteiten als instelling voor periodieke controles en beproevingen strikt te scheiden van de andere activiteiten;
f)
een gedocumenteerd kwaliteitssysteem toe te passen dat beantwoordt aan 6.2.2.6.3;
g)
de erkenning te bekomen overeenkomstig 6.2.2.6.4;
h)
er op toe te zien dat de periodieke onderzoeken en beproevingen overeenkomstig 6.2.2.6.5 uitgevoerd worden; en
i)
een efficiënt en gepast rapporterings – en registratiesysteem te hebben dat beantwoordt aan 6.2.2.6.6.

6.2.2.6.3

Kwaliteitssysteem en audit van de instelling voor periodieke controles en beproevingen

6.2.2.6.3.1

Kwaliteitssysteem
Het kwaliteitssysteem moet alle elementen, voorschriften en bepalingen bevatten die door de instelling voor periodieke controles en beproevingen werden aangenomen. Het moet op een systematische en ordelijke wijze gedocumenteerd zijn met schriftelijke besluiten, procedures en instructies.
Het kwaliteitssysteem moet het volgende omvatten:
a)
een beschrijving van de organisatorische structuur en van de verantwoordelijkheden;
b)
de instructies die zullen gebruikt worden bij de controles en beproevingen, de kwaliteitscontrole, de kwaliteitswaarborg en het proces;
c)
de evaluatiebestanden van de kwaliteit, zoals controlerapporten, testgegevens en ijkgegevens, en de certificaten;
d)
de evaluatie van de doeltreffendheid van het kwaliteitssysteem door de directie, aan de hand van de resultaten van de overeenkomstig 6.2.2.6.3.2 uitgevoerde audits;
e)
een procedure voorde controle van de documenten en hun bijwerking;
f)
een middel om niet-conforme drukrecipiënten te weigeren; en
g)
de opleidingsprogramma's en de qualificatieprocedures voor het personeel.

6.2.2.6.3.2

Audit
Een audit moet uitgevoerd worden om er zich van te vergewissen dat de instelling voor periodieke controles en beproevingen en haar kwaliteitssysteem beantwoorden aan de voorschriften van het ADR en de bevoegde overheid voldoening schenken.
Als onderdeel van de initiële erkenningsprocedure moet een audit uitgevoerd worden (zie 6.2.2.6.4.3). Een audit kan geëist worden als de erkenning wordt gewijzigd (zie 6.2.2.6.4.6).
Er moeten periodieke audits uitgevoerd worden die de bevoegde overheid voldoening schenken, om er zich van te vergewissen dat de instelling voor periodieke controles en beproevingen blijft beantwoorden aan de voorschriften van het ADR.
De instelling voor periodieke controles en beproevingen moet op de hoogte gebracht worden van de resultaten van elke audit. De notificatie moet de conclusies van de audit bevatten en de corrigerende maatregelen die eventueel geëist worden.

6.2.2.6.3.3

Instandhouding van het kwaliteitssysteem
De instelling voor periodieke controles en beproevingen moet het kwaliteitssysteem in stand houden zoals het is goedgekeurd, opdat het adequaat en efficiënt blijft.
De instelling voor periodieke controles en beproevingen moet de bevoegde overheid die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte brengen van alle geplande wijzigingen aan het systeem; dit overeenkomstig de in 6.2.2.6.4.6 voorziene procedure voor de wijziging van de erkenning.

6.2.2.6.4

Procedure voor de erkenning van de instellingen voor periodieke controles en beproevingen

Initiële erkenning

6.2.2.6.4.1

De instelling die controles en beproevingen op drukrecipiënten wenst uit te voeren in overeenstemming met drukrecipiëntnormen en met het ADR, moet een erkenningscertificaat aanvragen, bekomen en bewaren dat door de bevoegde overheid afgeleverd wordt.
Dit certificaat dient aan de bevoegde overheid van een land van gebruik voorgelegd te worden indien deze er om verzoekt.

6.2.2.6.4.2

De erkenningsaanvraag moet ingediend worden voor iedere instelling voor periodieke controles en beproevingen; hij dient gegevens met betrekking tot de volgende punten te bevatten:
a)
de naam en het adres van de instelling voor periodieke controles en beproevingen, evenals de naam en het adres van zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger indien deze laatste de aanvraag heeft ingediend;
b)
het adres van elk laboratorium dat de periodieke controles en beproevingen uitvoert;
c)
de naam en de functie van de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor het kwaliteitssysteem;
d)
de specificatie van de drukrecipiënten en van de bij de periodieke controles en beproevingen toegepaste methodes, en de vermelding van de drukrecipiëntnormen waarmee in het kwaliteitssysteem rekening wordt gehouden;
e)
de in 6.2.2.6.3.1 gespecificeerde documentatie betreffende ieder laboratorium, het materieel en het kwaliteitssysteem;
f)
de qualificaties en de opleiding van het personeel dat belast is met het uitvoeren van de periodieke controles en beproevingen; en
g)
details betreffende elke weigering tot goedkeuring van een gelijkaardige erkenningsaanvraag door een andere bevoegde overheid.

6.2.2.6.4.3

De bevoegde overheid dient:
a)
de documentatie te onderzoeken om er zich van te vergewissen dat de procedures overeenstemmen met de vereisten van de drukrecipiëntnormen en de bepalingen van het ADR; en
b)
overeenkomstig 6.2.2.6.3.2 een audit uit te voeren om er zich van te vergewissen dat de controles en beproevingen uitgevoerd worden zoals vereist door de drukrecipiëntnormen en de bepalingen van het ADR, en de bevoegde overheid voldoening schenken.

6.2.2.6.4.4

Wanneer de uitgevoerde audit bevredigende resultaten heeft opgeleverd en blijkt dat alle ter zake doende vereisten van 6.2.2.6.4 vervuld zijn, wordt het erkenningscertificaat afgeleverd. Het dient de naam van de instelling voor periodieke controles en beproevingen te vermelden, evenals haar gedeponeerd waarmerk, het adres van ieder laboratorium en de gegevens die nodig zijn om haar erkende activiteiten te indentificeren (specificatie van de drukrecipiënten, van de bij de periodieke controles en beproevingen toegepaste methodes, en van de drukrecipiëntnormen).

6.2.2.6.4.5

Indien de bevoegde overheid de erkenningsaanvraag afwijst, moet ze de redenen daarvoor in detail en schriftelijk overmaken aan de instelling die de aanvraag heeft ingediend.

Het wijzigen van de erkenningsvoorwaarden van een instelling voor periodieke controles en beproevingen

6.2.2.6.4.6

Eens erkend, dient de instelling voor periodieke controles en beproevingen de bevoegde overheid op de hoogte te brengen van elke wijziging aan de informatie die overeenkomstig 6.2.2.6.4.2 in het kader van de initiële erkenning werd gegeven.
De wijzigingen moeten geëvalueerd worden om vast te stellen of de vereisten van de drukrecipiëntnormen en de bepalingen van het ADR zullen nageleefd worden. Een audit overeenkomstig 6.2.2.6.3.2 kan nodig zijn. De bevoegde overheid moet de wijzigingen schriftelijk goedkeuren of weigeren en zo nodig een aangepast erkenningscertificaat afleveren.

6.2.2.6.4.7

De bevoegde overheid is er toe gehouden om, wanneer een andere bevoegde overheid er om verzoekt, aan deze laatste inlichtingen te verstrekken betreffende de initiële erkenningen, de wijzigingen aan erkenningen en de intrekkingen van erkenningen.

6.2.2.6.5

Periodieke controles en beproevingen en certificatie
Het aanbrengen van de merktekens voor periodieke controles en beproevingen op een drukrecipiënt dient beschouwd te worden als een verklaring dat dit recipiënt beantwoordt aan de van toepassing zijnde drukrecipiëntnormen en aan de bepalingen van het ADR. De instelling voor periodieke controles en beproevingen moet op ieder erkend drukrecipiënt de merktekens van de periodieke controles en beproevingen aanbrengen, met inbegrip van haar gedeponeerd waarmerk (zie 6.2.2.7.7).
Vooraleer een drukrecipiënt gevuld mag worden, dient de instelling voor periodieke controles en beproevingen een certificaat af te leveren dat verklaart dat dit recipiënt met goed gevolg de periodieke controles en beproevingen heeft doorstaan.

6.2.2.6.6

Registratie
De instelling voor periodieke controles en beproevingen moet de bestanden van al de uitgevoerde periodieke controles en beproevingen van drukrecipiënten (zowel die met positief als die met negatief resultaat), met inbegrip van het adres van het laboratorium, gedurende ten minste vijftien jaar bewaren.
De eigenaar van het drukrecipiënt moet zelf ook tot de dag van de volgende periodieke controle en beproeving eenzelfde bestand bewaren, tenzij het drukrecipiënt definitief buiten dienst wordt gesteld.
6.2.2.7 Markeren van de hervulbare ?UN?- drukrecipiënten
OPMERKING: De voorschriften voor het markeren van “UN”- opslagsystemen met metaalhydriden staan vrmeld in 6.2.2.9, de voorschriften voor het markeren van “UN”-flessenbatterijen staan vermeld in in 6.2.2.10, en de voorschriften voor het markeren staan vermeld in 6.2.2.11.

6.2.2.7.1

De mantels van hervulbare “UN”-drukrecipiënten en gesloten cryogene recipiënten moeten op een duidelijke en leesbare wijze voorzien zijn van de certificatie–, operationele en fabricagemerktekens. Deze merktekens moeten op een niet verwijderbare manier aangebracht zijn (bijvoorbeeld ingeslagen, ingegraveerd of geëtst). Ze dienen zich op de schouder, de bovenste bodem of de hals van de mantel van het drukrecipiënt te bevinden of op een van zijn niet-demonteerbare elementen (bijvoorbeeld een opgelaste kraag of een corrosiebestendig plaatje dat op de buitenmantel van een gesloten cryogeen recipiënt is gelast). De minimale hoogte van de merktekens, met uitzondering van het symbool van de UNO voor de verpakkingen, bedraagt 5 mm voor de drukrecipiënten met een diameter van ten minste 140 mm en 2,5 mm voor de drukrecipiënten met een diameter van minder dan 140 mm. Voor het UN-symbool voor verpakkingen bedraagt de minimale hoogte 10 mm voor de drukrecipiënten met een diameter van ten minste 140 mm en 5 mm voor de drukrecipiënten met een diameter van minder dan 140 mm.

6.2.2.7.2

De volgende certificatiemerktekens dienen aangebracht te worden:
a)
het UN-symbool voor verpakkingen
Dit symbool mag enkel gebruikt worden om te attesteren dat een verpakking, een flexibele container voor losgestort vervoer, een mobiele tank of een MEGC voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften van de hoofdstukken 6.1, 6.2, 6.3, 6.5, 6.6, 6.7 of 6.11. Het mag niet gebruikt worden voorde drukrecipiënten die enkel voldoen aan de voorschriften van 6.2.3 tot en met 6.2.5 (zie 6.2.3.9).
b)
de voor het ontwerp, de constructie en de beproevingen gebruikte technische norm (bijvoorbeeld ISO 9809-1);
OPMERKING: Op acetyleenflessen moet hier ook het merkteken ISO-norm 3807 aangebracht worden.
c)
de letter(s) die het land van goedkeuring aangeven; daarbij wordt gebruik gemaakt van het kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (134) ;
OPMERKING : Voor dit merkteken verstaat men onder het “land van goedkeuring” het land van de bevoegde overheid dat de initiële controle en beproeving van het individuele recipiënt op het moment van fabricage heeft toegelaten.
d)
het kenteken of het waarmerk van de controle-instelling, dat gedeponeerd is bij de bevoegde overheid van het land dat de markering heeft toegestaan;
e)
de datum van het eerste onderzoek, bestaande uit het jaar (vier cijfers) gevolgd door de maand (twee cijfers) en gescheiden dooreen schuine streep (d.w.z. “/”).
OPMERKING: Wanneer de conformiteit van een acetyleenfles beoordeeld wordt op basis van 6.2.1.4.4 b) en wanneer de mantel van de fles en de fles zelf niet beoordeeld werden door dezelfde controle-instellingen, moeten hun twee respectievelijke kentekens (alinea d)) aangebracht worden. Enkel de datum van het eerste onderzoek (alinea e)) van de volledige acetyleenfles moet aangebracht worden. Wanneer echter het land van goedkeuring van de instelling belast met het initiële onderzoek verschilt met het land van de instelling belast met de initiële beproevingen, dan moet een tweede kenteken (alinea c)) aangebracht worden.

6.2.2.7.3

De volgende operationele merktekens dienen aangebracht te worden:
f)
de beproevingsdruk in bar, voorafgegaan door de letters “PH” en gevolgd door de letters “BAR”;
g)
de massa van het leeg drukrecipiënt, met inbegrip van alle niet-demonteerbare integrale elementen (bijvoorbeeld kragen, voetringen, enz.), in kilogram en gevolgd door de letters “KG”. In deze massa mag de massa van de sluiting(en), de beschermkappen voor de kranen, de bekledingen of de poreuze materie (in het geval van acetyleen) niet inbegrepen zijn. De massa moet uitgedrukt worden tot op drie cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar boven afgerond. Voor de flessen van minder dan 1 kg moet de massa uitgedrukt worden tot op twee cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar boven afgerond ; in het geval van drukrecipiënten voor UN 1001 acetyleen, opgelost (ethyn, opgelost) en UN 3374 acetyleen zonder oplosmiddel (ethyn zonder oplosmiddel) moet ten minste één cijfer na de komma gegeven worden en voor de drukrecipiënten van minder dan 1 kg twee cijfers na de komma ;
h)
de gegarandeerde minimale wanddikte van het drukrecipiënt in millimeter, gevolgd door de letters “MM”. Dit opschrift is niet vereist voor de drukrecipiënten met een watercapaciteit van ten hoogste 1 liter, de composietflessen en de gesloten cryogene recipiënten;
i)
in het geval van drukrecipiënten voor de samengeperste gassen van UN 1001 acetyleen, opgelost (ethyn, opgelost) en van UN 3374 acetyleen zonder oplosmiddel (ethyn zonder oplosmiddel), de bedrijfsdruk in bar, voorafgegaan door de letters “PW”. In het geval van gesloten cryogene recipiënten, de maximaal toelaatbare bedrijfsdruk, voorafgegaan door de letters “MAWP”;
OPMERKING: Wanneer de mantel van een fles bestemd is om gebruikt te worden als acetyleenfles (met inbegrip van het poreuze materiaal,) is het niet verplicht om het merkteken betreffende de bedrijfsdruk aan te brengen totdat de fles volledig geassembleerd is.
j)
in het geval van drukrecipiënten voor vloeibaar gemaakte gassen, sterk gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen, de watercapaciteit in liter – uitgedrukt tot op drie cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar onder afgerond – gevolgd door de letter “L”. Wanneer de waarde van de minimale of nominale watercapaciteit een geheel getal is, mogen de cijfers na de komma weggelaten worden ;
k)
in het geval van flessen voor UN-nr. 1001 acetyleen, opgelost (ethyn, opgelost):
i)
de massa in lege toestand (in kg) gelijk aan de som van de massa's van de mantel in lege toestand, de bedrijfsuitrusting (met inbegrip van het poreuze materiaal) die tijdens het vullen niet verwijderd wordt, en van alle bekleding, van het oplosmiddel en het gas bij verzadiging - uitgedrukt tot op drie cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar onder afgerond - gevolgd door de letters “KG”. Er moet ten minste 1 cijfer na de komma vermeld worden. Voor drukrecipiënten van minder dan 1 kg, moet de massa uitgedrukt worden tot op 2 cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar onder afgerond ;
ii)
de vermelding van het gebruikte poreuze materiaal (bijvoorbeeld: de naam of het merk);
iii)
de totale massa (uitgedrukt in kg) van de gevulde acetyleenfles, gevolgd door de letters “KG”.
l)
in het geval van flessen voor UN-nr. 3374 acetyleen zonder oplosmiddel (ethyn zonder oplosmiddel):
i)
de massa in lege toestand (in kg) gelijk aan de som van de massa's van de mantel in lege toestand, de bedrijfsuitrusting (met inbegrip van het poreuze materiaal) die tijdens het vullen niet verwijderd wordt, en van alle bekleding - uitgedrukt tot op drie cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar onder afgerond - gevolgd door de letters “KG”. Er moet ten minste 1 cijfer na de komma vermeld worden. Voor drukrecipiënten van minder dan 1 kg, moet de massa uitgedrukt worden tot op 2 cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar onder afgerond ;
ii)
de vermelding van het gebruikte poreuze materiaal (bijvoorbeeld, de naam of het identificatiemerk);
iii)
de totale massa (uitgedrukt in kg) van de gevulde acetyleenfles, gevolgd door de letters “KG”.

6.2.2.7.4

De volgende fabricagemerktekens dienen aangebracht te worden:
m)
identificatie van de schroefdraad van de fles (bijvoorbeeld 25E). Dit merkteken is niet vereist voor de gesloten cryogene recipiënten;
OPMERKING: Informatie betreffende de merktekens die kunnen gebruikt worden voor de identificatie van de schroefdraad van flessen is terug te vinden in het rapport ISO/TR 11364, “Gas cylinders – Compilation of national and international valve stem/gas cylinder neck threads and their identification and marking system.
n)
het bij de bevoegde overheid gedeponeerd merk van de fabrikant. Wanneer het land van fabricage niet hetzelfde is als het land van goedkeuring, dient het merk van de fabrikant voorafgegaan te worden door de letter(s) die het land van fabricage aangeven; daarbij wordt gebruik gemaakt van het kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (135) . De letter(s) van het land en het merk van de fabrikant moeten door middel van een spatie of van een schuine streep van elkaar gescheiden worden;
OPMERKING: Voor acetyleenflessen; wanneer de acetyleenfles en de mantel van de acetyleenfles niet dezelfde fabrikant hebben, moet enkel het merkteken van de fabrikant van de volledige acetyleenfles aangebracht worden.
o)
het door de fabrikant toegekend serienummer;
p)
in het geval van drukrecipiënten uit staal en composietdrukrecipiënten met een bekleding uit staal, bestemd voor het vervoer van gassen die waterstofbrosheid kunnen veroorzaken, de letter “H” die de compatibiliteit van het staal aangeeft (zie ISO 11114-1:2020);
q)
voor de composietflessen en -cylinders waarvan de nominale levensduur beperkt is, de letters “FINAL” gevolgd door de datum van het einde van deze levensduur, aangegeven door het jaar (vier cijfers) gevolgd door de maand (twee cijfers) en gescheiden door een schuine streep (d.w.z. “/”);
r)
voor de compososietflessen en -cylinders waarvan de nominale levensduur beperkt is, maar meer is dan 15 jaar en voor de composietflessen en -cylinders waarvan de nominale levensduur onbeperkt is, de letters “SERVICE” gevolgd door de datum die overeenstemt met 15 jaar na de fabricagedatum (initiële controle), aangegeven door het jaar (vier cijfers) gevolgd door de maand (twee cijfers) en gescheiden door een schuine streep (d.w.z. “/”).
Opmerking: Eens het constructietype voldaan heeft aan het beproevingsprogramma van de bedrijfsduur in overeenstemming met opmerking 2 van 6.2.2.1.1 of met opmerking 2 van 6.2.2.1.2, is het niet meer noodzakelijk om deze initiële bedrijfsduur aan te geven op de flessen en cylinders die vervolgens vervaardigd worden. Het merkteken van de initiële bedrijfsduur moet onleesbaar gemaakt worden op de flessen en cylinders waarvan het modeltype voldaan heeft aan de vereisten van het beproevingsprogramma van de bedrijfsduur.

6.2.2.7.5

De voornoemde merktekens moeten in drie groepen aangebracht worden:
de fabricagemerktekens moeten in de bovenste groep voorkomen en dienen achter elkaar in dezelfde volgorde als in 6.2.2.7.4 aangebracht te worden, met uitzondering van de merktekens die beschreven zijn in alinea q) en r) van 6.2.2.7.4, die moeten aangebracht worden naast de kenmerken betreffende de periodieke controles en beproevingen die beoogd worden in 6.2.2.7.7;
de operationele merktekens van 6.2.2.7.3 moeten in de middenste groep voorkomen en de beproevingsdruk f) moet onmiddellijk voorafgegaan worden door de bedrijfsdruk i) wanneer die vereist is;
de certificatiemerktekens moeten in de onderste groep voorkomen, in de volgorde zoals die in 6.2.2.7.2 is aangegeven.
Voorbeeld van de op een gasfles aangebrachte merktekens:

6.2.2.7.6

Andere merktekens zijn toegelaten in andere zones dan de zijwanden, op voorwaarde dat ze aangebracht zijn in zones met weinig spanningen en dat hun afmetingen en diepte dusdanig zijn dat ze geen concentratie van gevaarlijke spanningen veroorzaken. In het geval van gesloten cryogene recipiënten mogen deze merktekens op een afzonderlijke plaat voorkomen die aan de buitenmantel is vastgehecht. Ze mogen niet onverenigbaar zijn met de voorgeschreven merktekens.

6.2.2.7.7

Buiten de bovenvermelde merktekens moet elk hervulbaar drukrecipiënt, dat voldoet aan de voorschriften inzake periodieke onderzoeken en beproevingen van 6.2.2.4, voorzien zijn van:
a)
de identificatieletter(s) van het land dat de instelling heeft erkend die belast is met het verrichten van de periodieke onderzoeken en beproevingen, conform kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (136) . Dit merkteken is niet verplicht indien deze instelling erkend werd door de bevoegde overheid van het land dat de fabricage goedkeurt;
b)
het gedeponeerd waarmerk van de door de bevoegde overheid erkende instelling voor het verrichten van de periodieke onderzoeken en beproevingen;
c)
de datum van de periodieke onderzoeken en beproevingen, bestaande uit het jaar (twee cijfers), gevolgd door de maand (twee cijfers) en gescheiden door een schuine streep (d.w.z. “/”). Het jaar mag aangegeven worden door vier cijfers.
De bovenvermelde merktekens moeten in de aangegeven volgorde voorkomen.

6.2.2.7.8

De merktekens in overeenstemming met 6.2.2.7.7 mogen gegraveerd worden in een metalen ring die zodanig aan de fles of het drukvat vastgemaakt wordt op het ogenblik dat de kraan wordt geplaatst, zodat hij enkel verwijderd kan worden door de kraan te demonteren.

6.2.2.7.9

(Afgeschaft)

(134)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
(135)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
(136)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
6.2.2.8 Markeren van de niet-hervulbare ?UN?-flessen

6.2.2.8.1

De niet-hervulbare “UN”-flessen moeten op een duidelijke en leesbare wijze voorzien zijn van een certificatiemerkteken en van de merktekens die eigen zijn aan de gassen en aan de flessen. Deze merktekens moeten op een niet verwijderbare manier op elke fles aangebracht zijn (bijvoorbeeld met een sjabloon, ingeslagen, ingegraveerd of geëtst). Wanneer ze niet met een sjabloon zijn aangebracht dienen ze zich op de schouder, de bovenste bodem of de hals van de mantel van de fles te bevinden of op één van de niet-demonteerbare elementen (bijvoorbeeld een opgelaste kraag) van de fles. De minimale hoogte van de merktekens, met uitzondering van het symbool van de UNO voor de verpakkingen en het opschrift “NIET HERVULLEN”, bedraagt 5 mm voor de flessen met een diameter van ten minste 140 mm en 2,5 mm voor de flessen met een diameter van minder dan 140 mm.
De minimale hoogte van het UN-symbool voor verpakkingen bedraagt 10 mm voor de flessen met een diameter van ten minste 140 mm en 5 mm voor de flessen met een diameter van minder dan 140 mm. Voor het opschrift “NIET HERVULLEN” bedraagt de minimale hoogte 5 mm.

6.2.2.8.2

De in 6.2.2.7.2 tot en met 6.2.2.7.4 aangegeven merktekens dienen aangebracht te worden, met uitzondering van deze van de alinea's g), h) en m). Het serienummer o) mag vervangen worden door een lotnummer. Bovendien moet het merkteken “NIET HERVULLEN” aangebracht worden in letters van ten minste 5 mm hoog.

6.2.2.8.3

De voorschriften van 6.2.2.7.5 dienen nageleefd te worden.
OPMERKING : Op niet-hervulbare flessen is het toegestaan om – omwille van hun afmetingen – de permanente merktekens door een etiket te vervangen.

6.2.2.8.4

Andere merktekens zijn toegelaten in andere zones dan de zijwanden, op voorwaarde dat ze aangebracht zijn in zones met weinig spanningen en dat hun afmetingen en diepte dusdanig zijn dat ze geen concentratie van gevaarlijke spanningen veroorzaken. Ze mogen niet onverenigbaar zijn met de voorgeschreven opschriften.
6.2.2.9 Markeren van de ?UN? opslagsystemen met metaalhydriden

6.2.2.9.1

De “UN” opslagsystemen met metaalhydriden moeten op een duidelijke en leesbare wijze voorzien zijn van de hieronder opgesomde merktekens. Deze merktekens moeten op een niet verwijderbare manier op het opslagsysteem met metaalhydriden aangebracht zijn (bijvoorbeeld ingeslagen, ingegraveerd of geëtst). Ze dienen zich op de schouder, de bovenste bodem of de hals van het opslagsysteem met metaalhydriden te bevinden of op een van zijn niet-demonteerbare elementen. De minimale hoogte van de merktekens, met uitzondering van het symbool van de UNO voor de verpakkingen, bedraagt 5 mm voor de opslagsystemen met metaalhydriden met een kleinste buitenafmeting van ten minste 140 mm en 2,5 mm voor de opslagsystemen met metaalhydriden met een kleinste buitenafmeting van minder dan 140 mm. Voor het UN-symbool voor verpakkingen bedraagt de minimale afmeting 10 mm voor de opslagsystemen met metaalhydriden met een kleinste buitenafmeting van ten minste 140 mm en 5 mm voor de opslagsystemen met metaalhydriden met een kleinste buitenafmeting van minder dan 140 mm.

6.2.2.9.2

De volgende merktekens dienen aangebracht te worden:
a)
het UN-symbool voor verpakkingen
Dit symbool mag enkel gebruikt worden om te attesteren dat een verpakking, een flexibele container voor losgestort vervoer, een mobiele tank of een MEGC voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften van de hoofdstukken 6.1, 6.2, 6.3, 6.5, 6.6, 6.7 of 6.11;
b)
ISO 16111 (de voor het ontwerp, de constructie en de beproevingen gebruikte technische norm);
c)
de letter(s) die het land van goedkeuring aangeven; daarbij wordt gebruik gemaakt van het kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (140) ;
OPMERKING : Voor dit merkteken verstaat men onder het “land van goedkeuring” het land van de bevoegde overheid dat de initiële controle en beproeving van het individuele recipiënt op het moment van fabricage heeft toegelaten.
d)
het kenteken of het waarmerk van de controle-instelling, dat gedeponeerd is bij de bevoegde overheid van het land dat de markering heeft toegestaan;
e)
de datum van het eerste onderzoek, bestaande uit het jaar (vier cijfers) gevolgd door de maand (twee cijfers) en gescheiden door een schuine streep (d.w.z. “/”);
f)
de beproevingsdruk in bar, voorafgegaan door de letters “PH” en gevolgd door de letters “BAR”;
g)
de nominale vuldruk van het opslagsysteem met metaalhydriden in bar, voorafgegaan door de letters “RCP” en gevolgd door de letters “BAR”;
h)
het bij de bevoegde overheid gedeponeerd merk van de fabrikant. Wanneer het land van fabricage niet hetzelfde is als het land van goedkeuring, dient het merk van de fabrikant voorafgegaan te worden door de letter(s) die het land van fabricage aangeven; daarbij wordt gebruik gemaakt van het kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (141) . De letter(s) van het land en het merk van de fabrikant moeten door middel van een spatie of van een schuine streep van elkaar gescheiden worden;
i)
het door de fabrikant toegekend serienummer;
j)
in het geval van recipiënten uit staal en composietrecipiënten met een bekleding uit staal, de letter “H” die de compatibiliteit van het staal aangeeft (zie ISO 11114-1:2020); en
k)
in het geval van opslagsystemen met metaalhydriden met een beperkte levensduur, de vervaldatum aangegeven door de letters “FINAL”, gevolgd door eerst het jaar (vier cijfers) en dan de maand (twee cijfers) en gescheiden door een schuine streep (d.w.z.”/”).
De in a) tot en met c) hierboven opgesomde certificatiemerktekens moeten achter elkaar in de aangegeven volgorde voorkomen. De beproevingsdruk f) moet onmiddellijk voorafgegaan worden door de nominale vuldruk g). De in h) tot en met k) hierboven opgesomde fabricagemerktekens moeten achterelkaar in de aangegeven volgorde voorkomen.

6.2.2.9.3

Andere merktekens zijn toegelaten in andere zones dan de zijwanden, op voorwaarde dat ze aangebracht zijn in zones met weinig spanningen en dat hun afmetingen en diepte dusdanig zijn dat ze geen concentratie van gevaarlijke spanningen veroorzaken. Ze mogen niet onverenigbaar zijn met de voorgeschreven merktekens.

6.2.2.9.4

Buiten de bovenvermelde merktekens moet elk opslagsysteem met metaalhydriden, dat voldoet aan de voorschriften inzake periodieke onderzoeken en beproevingen van 6.2.2.4, voorzien zijn van:
a)
de identificatieletter(s) van het land dat de instelling heeft erkend die belast is met het verrichten van de periodieke onderzoeken en beproevingen; daarbij wordt gebruik gemaakt van het kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (142) . Dit merkteken is niet verplicht indien deze instelling erkend werd door de bevoegde overheid van het land dat de fabricage goedkeurt;
b)
het gedeponeerd waarmerk van de door de bevoegde overheid erkende instelling voor het verrichten van de periodieke onderzoeken en beproevingen;
c)
de datum van de periodieke onderzoeken en beproevingen, bestaande uit het jaar (twee cijfers), gevolgd door de maand (twee cijfers) en gescheiden door een schuine streep (d.w.z. “/”). Het jaar mag aangegeven worden door vier cijfers.
De bovenvermelde merktekens moeten achter elkaar in de aangegeven volgorde voorkomen.

(140)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
(141)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
(142)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
6.2.2.10 Markeren van ?UN? flessenbatterijen

6.2.2.10.1

Elke mantel van een fles die vervat is in een flessenbatterij moet gemarkeerd worden in overeenstemming met 6.2.2.7. Bij een flessenbatterij moeten alle sluitingen gemarkeerd zijn volgens 6.2.2.11.

6.2.2.10.2

De hervulbare “UN”-flessenbatterijen moeten op een duidelijke en leesbare wijze voorzien zijn van de certificatie-, operationele en fabricagemerktekens. Deze merktekens moeten op een permanente wijze (bijvoorbeeld ingeslagen, ingegraveerd of geëtst) aangebracht zijn op een plaat die op een permanente wijze vastgemaakt is aan het frame van de flessenbatterij. Met uitzondering van het UN-symbool voor verpakkingen, bedraagt de minimale hoogte van het merkteken 5mm. Voor het UN-symbool voor verpakkingen bedraagt de minimale afmeting 10 mm.

6.2.2.10.3

De volgende merktekens dienen aangebracht te worden:
a)
de certificatiemerktekens die gespecificeerd zijn in 6.2.2.7.2 a), b), c), d) en e);
b)
de operationale merktekens die gespecificeerd zijn in 6.2.2.7.3 f), i), j) evenals de totale massa van het frame van het kader en alle elementen die op een permanente wijze vastgemaakt zijn (mantel van flessen en bedrijfsuitrusting). De kaders die bestemd zijn voor het vervoer van UN-nummer 1001 acetyleen, opgelost en UN-nummer 3374 acetyleen, oplosmiddelvrij moeten de vermelding van de tarra dragen zoals is gespecificeerd is artikel B.4.2 van de norm ISO 10961:2010; en
c)
de fabricagemerktekens die gespecificeerd zijn in 6.2.2.7.4 n), o) en, als er plaats is, p).

6.2.2.10.4

De merktekens moeten in drie groepen aangebracht worden:
a)
de fabricagevoorschriften moeten in de bovenste groep voorkomen en dienen achter elkaar in dezelfde volgorde als in 6.2.2.10.3 c) aangebracht te worden;
b)
de operationele merktekens van 6.2.2.10.3 b) moeten in de middelste groep voorkomen en het operationeel merkteken dat gespecificeerd is in 6.2.2.7.3 f) moet voorafgegaan worden door het operationeel merkteken in 6.2.2.7.3 i) wanneer dit laatste vereist is;
c)
de certificatiemerktekens moeten in de onderste groep voorkomen, in de volgorde zoals die in 6.2.2.10.3 a) is aangegeven.
6.2.2.11 Markering van sluitingen van hervulbare ?UN?-drukrecipiënten
Voor de sluitingen moeten de hiernavolgende duurzame merktekens op een duidelijke en leesbare wijze aangebracht worden (bijvoorbeeld gestempeld of gegraveerd):
a)
identificatiemerk van de fabrikant;
b)
de norm betreffende het ontwerp of vermelding van deze norm;
c)
fabricagedatum (jaar en maand of jaar en week); en
d)
kenteken van de instelling verantwoordelijk voor de initiële controles en beproevingen, indien van toepassing.
De beproevingsdruk van de kraan moet gemarkeerd worden wanneer zijn waarde lager is dan de beproevingsdruk die aangegeven wordt door de nominale druk van de vulopening van de kraan.
6.2.2.12 Gelijkwaardige procedures voor de beoordeling van de conformiteit, de periodieke controles en beproevingen.
Voor “UN”-drukrecipiënten gaat men ervan uit dat aan de voorschriften van 6.2.2.5 en 6.2.2.6 voldaan wordt wanneer de volgende procedures toegepast worden:
Procedure
Bevoegde instelling
Onderzoek van het type en afgifte van het goedkeuringscertificaat van het type (1.8.7.2) (a)
Xa
Toezicht op de fabricage (1.8.7.3) en initiële controles en beproevingen (1.8.7.4)
Xa of IS
Periodieke keuringen (1.8.7.5)
Xa of Xb of IS
(a)
Wanneer een controle-instelling door de bevoegde overheid aangesteld is om het goedkeuringscertificaat voor het type af te leveren, moet het onderzoek van het type uitgevoerd worden door deze controle-instelling.
Elke in de tabel gedefinieerde procedure moet – zoals aangegeven in deze tabel - uitgevoerd worden door één enkele bevoegde instelling.
Voor de afzonderlijke overeenstemmingsbeoordelingen ( b.v.: mantel van de fles en sluitingen) zie 6.2.1.4.4.
Xa staat voor de bevoegde overheid of de controle instelling in overeenstemming met 1.8.6.3 en geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17020:2012 (behalve artikel 8.1.3) type A.
Xb staat voor de controle instelling in overeenstemming met 1.8.6.3 en geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17020: 2012 (behalve artikel 8.1.3) type B, en die uitsluitend werkt voor de eigenaar of de exploitant van de drukrecipiënten.
IS staat voor een interne inspectiedienst van de fabrikant of het testcentrum onder het toezicht van een controle instelling in overeenstemming met 1.8.6.3 en geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17020: 2012 (behalve artikel 8.1.3) type A. De interne inspectiedienst moet onafhankelijk zijn van het ontwerpproces, en van de fabricage-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden.
Wanneer een interne inspectiedienst gebruikt werd voor de initiële controles en beproevingen, moet het in 6.2.2.7.2 d) gespecificeerde kenteken aangevuld worden met het kenteken van de interne inspectiedienst.
Wanneer een interne inspectiedienst de periodieke keuring heeft uitgevoerd, moet de in 6.2.2.7.7 b) gespecificeerde kenteken aangevuld worden met het kenteken van de interne controle-instelling.
6.2.3 Algemene voorschriften voor de ?niet UN? drukrecipiënten
6.2.3.1 Ontwerp en constructie

6.2.3.1.1

De drukrecipiënten en hun sluitingen die niet conform de voorschriften van 6.2.2 ontworpen, gebouwd, gecontroleerd, beproefd en goedgekeurd worden, moeten ontworpen, gebouwd, gecontroleerd, beproefd en goedgekeurd worden conform de algemene voorschriften van 6.2.1, zoals vervolledigd of gewijzigd door de voorschriften van onderhavige afdeling en door die van 6.2.4 of 6.2.5.

6.2.3.1.2

De wanddikte moet in de mate van het mogelijke bepaald worden via berekeningen, zo nodig aangevuld met een experimentele spanningsanalyse. Anders mag de wanddikte ook op experimentele wijze bepaald worden.
Bij het ontwerp van de drukrecipiënten of de mantel van drukrecipiënten met inbegrip van alle onderdelen (zoals bijvoorbeeld de kraag of de voetring) moeten gepaste berekeningen uitgevoerd worden om de veiligheid van de drukrecipiënten te garanderen.
Opdat de wand aan de druk kan weerstaan, moet bij de berekening van zijn minimale dikte in het bijzonder rekening gehouden worden met:
de berekeningsdruk, die niet lager mag zijn dan de proefdruk;
de berekeningstemperaturen, die voldoende veiligheidsmarges bieden;
de maximale spanningen en de maximale spanningsconcentraties, indien nodig;
de factoren die inherent zijn aan de eigenschappen van het materiaal.

6.2.3.1.3

Voor gelaste drukrecipiënten mogen slechts metalen worden gebruikt die voortreffelijk lasbaar zijn en waarvoor een voldoende kerfslagwaarde bij een omgevingstemperatuur van -20 °C kan gewaarborgd worden.

6.2.3.1.4

Voor de gesloten cryogene drukrecipiënten dient de conform 6.2.1.1.8.1 te bepalen kerfslagwaarde beproefd te worden zoals aangegeven in 6.8.5.3.

6.2.3.1.5

Acetyleenflessen mogen niet voorzien zijn van zekeringsstoppen of andere drukontlastings- inrichtingen.
6.2.3.2
(Voorbehouden)
6.2.3.3 Bedrijfsuitrusting

6.2.3.3.1

De bedrijfsuitrusting moet voldoen aan 6.2.1.3.

6.2.3.3.2

De drukvaten mogen openingen bezitten voor het vullen en voor het ledigen, en andere openingen voor peilmeters, manometers of drukontlastingsinrichtingen. Het aantal openingen moet zo klein zijn als mogelijk bij een veilig gebruik. De drukvaten mogen bovendien voorzien zijn van een inspectieopening, die door middel van een doelmatige sluiting afgedicht moet worden.

6.2.3.3.3

a)
Indien de flessen voorzien zijn van een inrichting die het rollen belet, mag deze inrichting geen geheel vormen met de beschermkap;
b)
De drukvaten die kunnen worden gerold, moeten voorzien zijn van rolbanden of van een andere bescherming tegen beschadiging als gevolg van het rollen (bijvoorbeeld door het buitenoppervlak van de drukrecipiënten te bespuiten met een laag corrosiebestendig metaal);
c)
De flessenbatterijen moeten uitgerust zijn met inrichtingen die een betrouwbare behandeling en transport garanderen.
d)
Indien peilmeters, manometers of drukontlastingsinrichtingen geïnstalleerd zijn, moeten ze beschermd worden op dezelfde manier als deze die in 4.1.6.8 voor de kranen wordt vereist.
6.2.3.4 Eerste onderzoek en beproeving

6.2.3.4.1

De nieuwe drukrecipiënten moeten de onderzoeken en beproevingen gedurende en na de fabricage conform de bepalingen van 6.2.1.5 ondergaan.

6.2.3.4.2

Specifieke bepalingen die van toepassing zijn op mantels van drukrecipiënten uit aluminiumlegeringen
a)
Naast het eerste onderzoek dat in 6.2.1.5.1 wordt voorgeschreven, moet de binnenwand van de mantel van het drukrecipiënt ook op mogelijke interkristallijne corrosie worden onderzocht indien een koperhoudende aluminiumlegering gebruikt wordt, of een magnesium– en mangaanhoudende aluminiumlegering met een magnesiumgehalte hoger dan 3,5 % of een mangaangehalte lager dan 0,5 %.
b)
In het geval van een aluminium/koperlegering wordt het onderzoek uitgevoerd door de producent bij de goedkeuring van een nieuwe legering door de bevoegde overheid; het onderzoek moet vervolgens tijdens de productie bij iedere gieting van de legering herhaald worden.
c)
In het geval van een aluminium/magnesiumlegering wordt het onderzoek uitgevoerd door de producent bij de goedkeuring van een nieuwe legering en van het productieproces door de bevoegde overheid. Het onderzoek moet herhaald worden indien de samenstelling van de legering of het productieproces wordt gewijzigd.
6.2.3.5 Periodieke onderzoeken en beproevingen

6.2.3.5.1

De periodieke onderzoeken en beproevingen moeten voldoen aan 6.2.1.6.
OPMERKING:
1. Mits de bevoegde overheid van het land dat de typegoedkeuring heeft afgeleverd er mee instemt, mag de hydraulische drukproef op iedere mantel van een gelaste stalen fles die bestemd is voor het vervoer van de gassen met UN-nummer 1965 mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g. en een capaciteit heeft van minder dan 6,5 liter, vervangen worden door een andere beproeving die een gelijkwaardig veiligheidsniveau garandeert.
 
2. Voor de mantels van stalen flessen en cylinders zonder lasnaad, kunnen de controle van 6.2.1.6.1 b) en de hydraulische drukproef van 6.2.1.6.1 d) vervangen worden door een procedure in overeenstemming met de norm EN ISO 16148:2016 + A1:2020 “Gas cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Acoustic emission examination (AT) and follow-up ultrasonic examination (UT) for periodic inspection and testing”.
 
3. De controle van 6.2.1.6.1 b) en de hydraulische drukproef van 6.2.1.6.1 d) mogen worden vervangen door een ultrasoon onderzoek in overeenstemming met de norm EN ISO 18119:2018 + A1:2021 voor de mantels van flessen en cilinders, zonder lasnaad, uit staal of uit een aluminiumlegering. Niettegenstaande artikel B.1 van deze norm, moeten alle mantels van flessen en cilinders met een wanddikte die kleiner is dan de minimale ontwerp wanddikte, afgekeurd worden.

6.2.3.5.2

Gesloten cryogene recipiënten moeten periodieke controles en beproevingen ondergaan volgens de periodiciteit die gedefinieerd is in verpakkingsinstructie P203 8) b) van 4.1.4.1, dit in overeenstemming met de volgende bepalingen:
a)
Controle van de uitwendige staat van het drukrecipiënt en nazicht van de bedrijfsuitrusting en van de merktekens aan de buitenkant;
b)
Een dichtheidsbeproeving.

6.2.3.5.3

Algemene bepalingen van toepassing voor de vervanging van de specifieke controles die vereist zijn voor de periodieke controles en beproevingen voorgeschreven 6.2.3.5.1

6.2.3.5.3.1

Deze paragraaf is enkel van toepassing op types van drukrecipiënten die ontworpen en gefabriceerd werden volgens de normen vermeld in 6.2.4.1 of volgens een technische code conform 6.2.5, en waarvan de eigenschappen die inherent zijn aan hun ontwerp verhinderen om de periodieke controles en beproevingen van 6.2.1.6.1 b) of d) uit te voeren of het niet toelaten om de resultaten te interpreteren.
Voor dergelijke drukrecipiënten moeten deze controles vervangen worden door alternatieve methodes die aangepast zijn aan hun bijzondere eigenschappen van het ontwerp, zoals vermeld in 6.2.3.5.4 en die gedetailleerd zijn in een bijzondere bepaling van hoofdstuk 3.3 of een norm waar in 6.2.4.2 naar verwezen wordt.
De alternatieve methodes moeten specifiëren welke periodieke controles en beproevingen die beoogd worden in 6.2.1.6.1 b) en d) moeten vervangen worden.
De alternatieve methodes, in combinatie met de overige controles volgens 6.2.1.6.1 a) tot en met e) moeten een veiligheidsniveau garanderen dat ten minste equivalent is aan het veiligheidsniveau voor de drukrecipiënten van een gelijkaardige grootte en gebruik die conform 6.2.3.5.1 periodiek gecontroleerd en beproefd worden.
De alternatieve methodes moeten bovendien al de volgende elementen preciseren:
Een beschrijving van de beoogde types drukrecipiënten;
De testprocedures;
De specificaties van de goedkeuringscriteria;
Een beschrijving van de te nemen maatregelen in geval van afkeuring van de drukrecipiëten.

6.2.3.5.3.2 Niet-destructieve methode als alternatieve methode

De in 6.2.3.5.3.1 gepreciceerde controles moeten aangevuld of vervangen worden door één of meerdere niet-destructieve controlemethodes die op elk van de drukrecipiënten uitgevoerd worden.

6.2.3.5.3.3 Destructieve test als alternatieve methode

Als geen enkele niet-destructieve testmethode een equivalent veiligheidsniveau garandeert, moet(en) de in 6.2.3.5.3.1 geïdentificeerde methode(s), met uitzondering van controle van de inwendige toestand vermeld in 6.2.1.6.1 b), aangevuld of vervangen worden door één of meerdere destructieve testmethodes in combinatie met hun statistische beoordeling.
Bovenop de hierboven beschreven elementen moet de gedetailleerde destructieve testmethode de volgende elementen preciseren:
Een beschrijving van de basispopulatie van de beoogde drukrecipiënten;
Een procedure voor willekeurige staalname van de individuele te testen drukrecipiënten;
Een procedure voor de statistische evaluatie van de testresultaten, met inbegrip van de afkeuringscriteria;
Een specificatie van de periodiciteit van de teststalen;
Een beschrijving van de te nemen maatregelen in het geval dat de aanvaardingscriteria vervuld zijn, maar dat men een verslechtering van de eigenschappen van de materialen die een gevaar vormen waarneemt, die in rekening moet worden gebracht om het einde van de gebruiksduur te bepalen;
Een statistische evaluatie van het veiligheidsniveau dat bereikt wordt door middel van de alternatieve methode.

6.2.3.5.4

Omspoten cilinders waarvoor 6.2.3.5.3.1 van toepassing is, moeten de periodieke controles en beproevingen ondergaan in overeenstemming met de bijzondere bepaling 674 van hoofdstuk 3.3.
6.2.3.6 Goedkeuring van de drukrecipiënten

6.2.3.6.1

De procedures voor de overeenstemmingsbeoordeling en de periodieke keuringen van afdeling 1.8.7 moeten in overeenstemming met de volgende tabel uitgevoerd worden door de bevoegde instelling.
Procedure
Bevoegde instelling
Onderzoek van het type en afgifte van het goedkeuringscertificaat van het type (1.8.7.2) (a)
Xa
Toezicht op de fabricage (1.8.7.3) en initiële controles en beproevingen (1.8.7.4)
Xa of IS
Periodieke keuringen (1.8.7.6)
Xa of Xb of IS
(a)
Het goedkeuringscertificaat voor het type moet afgeleverd worden door de controle- instelling die het onderzoek van het type uitgevoerd heeft.
Elke in de tabel gedefinieerde procedure moet – zoals aangegeven in deze tabel - uitgevoerd worden door één enkele bevoegde instelling.
Voor de afzonderlijke overeenstemmingsbeoordelingen (bijvoorbeeld de mantel van de fles en de sluiting) zie 6.2.1.4.4. Voor de niet-hervulbare drukrecipiënten moeten er geen aparte goedkeuringscertificaten voor het type afgeleverd worden voor de mantel van de fles of de sluiting.
Xa staat voor de bevoegde overheid of de controle instelling in overeenstemming met 1.8.6.3 en geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17020:2012 (behalve artikel 8.1.3) type A.
Xb staat voor de controle instelling in overeenstemming met 1.8.6.3 en geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17020: 2012 (behalve artikel 8.1.3) type B, en die uitsluitend werkt voor de eigenaar of de exploitant van de drukrecipiënten.
IS staat voor een interne inspectiedienst van de fabrikant of het testcentrum onder het toezicht van een controle instelling in overeenstemming met 1.8.6.3 en geaccrediteerd volgens de norm EN ISO/IEC 17020: 2012 (behalve artikel 8.1.3) type A. De interne inspectiedienst moet onafhankelijk zijn van het ontwerpproces, en van de fabricage-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden.
Wanneer een interne inspectiedienst gebruikt werd voor de initiële controles en beproevingen, moet het in 6.2.2.7.2 d) gespecificeerde kenteken aangevuld worden met het kenteken van de interne controle-instelling.
Wanneer een interne inspectiedienst de periodieke keuring heeft uitgevoerd, moet de in 6.2.2.7.7 b) gespecificeerde kenteken aangevuld worden met het kenteken van de interne controle-instelling.

6.2.3.6.2

Wanneer het land van goedkeuring geen Verdragspartij is bij het ADR, moet de in 6.2.1.7.2 vermelde bevoegde overheid de bevoegde overheid zijn van een Verdragspartij bij het ADR.
6.2.3.7 Eisen gesteld aan de fabrikanten

6.2.3.7.1

De pertinente voorschriften van 1.8.7 moeten nageleefd worden.
6.2.3.8 Eisen gesteld aan de controle-instellingen
De voorschriften van 1.8.6.3 moeten nageleefd worden.
6.2.3.9 Markeren van de hervulbare drukrecipiënten

6.2.3.9.1

De merktekens moeten beantwoorden aan 6.2.2.7, met de volgende afwijkingen.

6.2.3.9.2

Het in 6.2.2.7.2 a) gespecificeerd symbool van de UNO voor de verpakkingen mag niet aangebracht worden en de bepalingen van 6.2.2.7.4 q) en r) zijn niet van toepassing.

6.2.3.9.3

De vereisten van 6.2.2.7.3 j) moeten vervangen worden door de volgende:
j) de watercapaciteit van het recipiënt in liter, gevolgd door de letter “L”. In het geval van drukrecipiënten voor vloeibaar gemaakte gassen moet de watercapaciteit in liter uitgedrukt worden tot op drie cijfers nauwkeurig, met het laatste cijfer naar onder afgerond. Wanneer de waarde van de minimale of nominale watercapaciteit een geheel getal is, mogen de cijfers na de komma weggelaten worden;
De voorschriften van 6.2.2.7.4 (n) moeten vervangen worden door het volgende:
n) Het merkteken van de fabrikant. Wanneer het land van fabricage niet hetzelfde is als het land van goedkeuring, moet het merk van de fabrikant voorafgegaan worden door de letter(s) die het land van fabricage aangeven; hierbij wordt gebruik gemaakt van de kentekens gebruikt voor auto's in het internationaal wegverkeer (146) . De letter(s) van het land en het merkteken van de fabrikant moeten d.m.v. een spatie of een schuine streep van elkaar gescheiden worden;

6.2.3.9.4

De in 6.2.2.7.3 g) en h) en 6.2.2.7.4 m) gespecificeerde merktekens zijn niet vereist op de drukrecipiënten voor UN 1965 mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g.

6.2.3.9.5

Voor de gassen waarvoor het interval tussen de periodieke onderzoeken tien jaar of meer bedraagt (zie 4.1.4.1, verpakkingsinstructies P200 en P203), is het bij het aanbrengen van de door 6.2.2.7.7 c) vereiste datum niet nodig om de maand aan te geven.

6.2.3.9.6

De merktekens conform 6.2.2.7.7 mogen gegraveerd worden op een ring uit geschikt materiaal, die door het plaatsen van de kraan op de fles of het drukvat wordt vastgezet en die slechts verwijderd kan worden door de kraan te demonteren.

6.2.3.9.7

Markeren van flessenbatterijen

6.2.3.9.7.1

De individuele flessen van een flessenbatterij moeten conform 6.2.3.9.1 tot en met 6.2.3.9.6 gemarkeerd zijn.

6.2.3.9.7.2

De merktekens van flessenbatterijen moet in overeenstemming zijn met 6.2.2.10.2 en 6.2.2.10.3, behalve voor wat betreft het UN-symbool voor verpakkingen die gespecificeerd zijn in 6.2.2.7.2 a), dat niet moet worden toegepast.

6.2.3.9.7.3

Naast de voornoemde merktekens, moeten op elke flessenbatterij die voldoet aan de periodieke controle- en beproevingsvoorschriften van 6.2.4.2, voorkomen:
a)
De letter of letters die het land aangeven dat het organisme erkend dat belast is met het uitvoeren van de periodieke controles en beproevingen, conform het kenteken gebruikt voor de voertuigen in het internationaal wegverkeer (147) . Dit merkteken is niet verplicht als dit organisme erkend is door de bevoegde overheid van het land dat de fabricage toelaat;
b)
Het gedeponeerd waarmerk van het organisme dat door de bevoegde overheid gemachtigd is om over te gaan tot periodieke controles en beproevingen;
c)
De datum van de periodieke controles en beproevingen, bestaande uit het jaar (twee cijfers) gevolgd door de maand (twee cijfers) gescheiden door een schuine streep (dit wil zeggen “/”). Het jaar kan aangegeven worden door vier cijfers.
De voornoemde merktekens moeten achter elkaar in de aangegeven volgorde aangebracht worden op een plaat zoals gespecificeerd in 6.2.2.10.2 of op een aparte plaat die op permanente wijze vastgemaakt is aan het chassis van de flessenbatterij.

6.2.3.9.8

Markeren van sluitingen van hervulbare drukrecipiënten.

6.2.3.9.8.1

De merktekens moeten overeenstemmen met 6.2.2.11.

(146)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
(147)
Kenteken van de staat van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
6.2.3.10 Markeren van de niet-hervulbare flessen

6.2.3.10.1

De merktekens moeten beantwoorden aan 6.2.2.8, behalve dat het in 6.2.2.7.2 a) gespecificeerd UN-symbool voor verpakkingen dat niet aangebracht mag worden
6.2.3.11 Bergingsdrukrecipiënten

6.2.3.11.1

Ten einde een veilige manipulatie en eliminatie van drukrecipiënten die zich in een bergingsdrukrecipiënt bevinden te kunnen garanderen, mag het ontwerp uitrustingen omvatten die anders niet gebruikt worden voor flessen of drukvaten, zoals platte bodems, inrichtingen voor snelle ontsluiting en openingen in het cilindrisch gedeelte.

6.2.3.11.2

De instructies die betrekking hebben op de veiligheid tijdens de manipulatie en het gebruik van bergingsdrukrecipiënten moeten duidelijk aangegeven worden in de documenten bij de aanvraag aan de bevoegde overheid van het land van goedkeuring en moeten deel uitmaken van het goedkeuringscertificaat. In het goedkeuringscertificaat moet aangegeven worden voor welke drukrecipiënten het vervoer in een bergingsdrukrecipiënt is toegelaten. Een lijst van de constructiematerialen van alle onderdelen die mogelijk in contact komen met de gevaarlijke goederen moet eveneens voorzien worden.

6.2.3.11.3

De fabrikant moet een exemplaar van het goedkeuringscertificaat aan de eigenaar van een bergingsdrukrecipiënt overhandigen.

6.2.3.11.4

De merktekens van de bergingsdrukrecipiënten overeenkomstig 6.2.3 moeten door de bevoegde overheid van het land van goedkeuring bepaald worden, rekening houdende, in voorkomend geval, met de toepasselijke bepalingen in 6.2.3.9 met betrekking tot het markeren. De waterinhoud en de beproevingsdruk van het bergingsdrukrecipiënt moeten in de merktekens voorkomen.
6.2.4 Voorschriften van toepassing op ?niet UN? drukrecipiënten die ontworpen, gebouwd en beproefd worden volgens normen waarnaar verwezen is
OPMERKING: De personen en instellingen die in de normen aangewezen worden als dragers van verantwoordelijkheden in het kader van het ADR, moeten voldoen aan de voorschriften van het ADR.
6.2.4.1 Ontwerp, bouw en eerste controle en beproeving
Vanaf 1 januari 2009 is de toepassing van de normen waar naar verwezen wordt verplichtend geworden. De uitzonderingen worden in 6.2.5 behandeld
De type goedkeuringscertificaten moeten afgeleverd worden in overeenstemming met 1.8.7. De normen waar in onderstaande tabel naar verwezen wordt moeten voor de aflevering van typegoedkeuringen toegepast worden zoals aangegeven in kolom (4) om te voldoen aan de in kolom (3) geciteerde voorschriften van hoofdstuk 6.2. De in kolom (3) geciteerde voorschriften van hoofdstuk 6.2 hebben in alle geval voorrang. De normen moeten toegepast worden in overeenstemming met 1.1.5. Kolom (5) geeft de uiterste datum aan waarop de bestaande typegoedkeuringen overeenkomstig 1.8.7.2.2.2 moeten ingetrokken worden ; indien geen enkele datum is aangegeven blijft de typegoedkeuring geldig tot zijn vervaldatum.
Indien naar meer dan één norm verwezen wordt voor de toepassing van dezelfde voorschriften dient slechts één ervan toegepast te worden, maar dan wel in zijn geheel voor zover in onderstaande tabel niet iets anders aangegeven is.
Het toepassingsgebied van elke norm is gedefinieerd in het artikel betreffende het toepassingsgebied van de norm, voor zover in onderstaande tabel niets anders aangegeven is.
OPMERKING: Wanneer de termen “fles”, “cilinder” en “drukvat” gebruikt worden in deze normen, moeten ze – behalve in het geval van niet-hervulbare flessen - beschouwd worden zonder hun sluitingen.
Referentie
Titel van het document
Te gebruiken voor onderafdelingenen paragrafen
Van toepassing voor nieuwe typegoedkeuringen of voor hernieuwingen
Uiterste datum voorde intrekking van de bestaande typegoedkeuringen
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Voor het ontwerp en de bouw van drukrecipiënten of mantels van drukrecipiënten.
Bijlage I, deel 1 tot en met 3 bij 84/525/EEG
Richtlijn van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten die betrekking hebben op naadloze stalen gasflessen, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L300 van 19 november 1984
OPMERKING: Niettegenstaande de intrekking van de richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG en 84/527/EEG zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L300 van 19 november 1984, blijven de bijlagen aan deze richtlijnen bruikbaar als normen voor het ontwerp, de constructie en de initiële controle en beproeving van gasflessen. Deze bijlagen kunnen teruggevonden worden op: https://eurlex. europa.eu/oj/directaccess. html
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
Bijlage I, deel 1 tot en met 3 bij 84/526/EEG
Richtlijn van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten die betrekking hebben op naadloze gasflessen uit ongelegeerd aluminium en uit een aluminiumlegering, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L300 van 19 november 1984.
OPMERKING: Niettegenstaande de intrekking van de richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG en 84/527/EEG zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L300 van 19 november 1984, blijven de bijlagen aan deze richtlijnen bruikbaar als normen voor het ontwerp, de constructie en de initiële controle en beproeving van gasflessen. Deze bijlagen kunnen teruggevonden worden op: https://eurlex. europa.eu/oj/directaccess. html
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
Bijlage I, deel 1 tot en met 3 bij 84/527/EEG
Richtlijn van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lidstaten die betrekking hebben op gelaste gasflessen uit ongelegeerd staal, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L300 van 19 november 1984
OPMERKING: Niettegenstaande de intrekking van de richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG en 84/527/EEG zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L300 van 19 november 1984, blijven de bijlagen aan deze richtlijnen bruikbaar als normen voor het ontwerp, de constructie en de initiële controle en beproeving van gasflessen. Deze bijlagen kunnen teruggevonden worden op: https://eurlex. europa.eu/oj/directaccess. html
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 1442:1998+AC:1999
Transportable refillable welded steel cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 juli 2001 en 30 juni 2007
31 december 2012
EN 1442:1998 + A2:2005
Transportable refillable welded steel cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) -Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2010
 
EN 1442:2006 + A1:2008
Transportable refillable welded steel cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2020
 
EN 1442:2017
LPG equipment and accessoires – Transportable refillable welded steel cylinders for LPG – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 1800:1998 + AC:1999
Transportable gas cylinders – Acetylene cylinders – Basic requirements and definitions
6.2.1.1.9
Tussen 1 juli 2001 en 31 december 2010
 
EN 1800:2006
Transportable gas cylinders – Acetylene cylinders – Basic requirements, definitions and type testing
6.2.1.1.9
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2016
 
EN ISO 3807:2013
Gas cylinders – Acetylene cylinders – Basic requirements and type testing
OPMERKING: De flessen moeten niet voorzien van zekeringsstoppen.
6.2.1.1.9
Tot nader order
 
EN 1964-1:1999
Transportable gas cylinders – Specifications for the design and construction of refillable transportable seamless steel gas cylinders of capacity from 0.5 litres up to 150 litres – Part 1: Cylinders made of seamless steel with a Rm value of less than 1 100 MPa
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 31 december 2014
 
EN 1975:1999 (behalve Bijlage G)
Transportable gas cylinders – Specifications for the design and construction of refillable transportable seamless aluminium and aluminium alloy gas cylinders of capacity from 0.5 litres up to 150 litres
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 30 juni 2005
 
EN 1975:1999 + A1:2003
Transportable gas cylinders – Specifications for the design and construction of refillable transportable seamless aluminium and aluminium alloy gas cylinders of capacity from 0.5 litres up to 150 litres
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2016
 
EN ISO 7866:2012 + AC:2014
Gas cylinders -- Refillable seamless aluminium alloy gas cylinders -- Design, construction and testing
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2015 en 31 december 2024
 
EN ISO 7866:2012 + A1:2020
Gas cylinders – Refillable seamless aluminium alloy gas cylinders – Design, construction and testing
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN ISO 11120:1999
Gas cylinders – Refillable seamless steel tubes for compressed gas transport of water capacity between 150 litres and 3000 litres – Design, construction and testing
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 juli 2001 en 31 december 2015
31 december 2015 voor de flessen die conform 6.2.2.7.4 p) gemarkeerd zijn met de letter “H”
EN ISO 11120:1999 + A1:2013
Gas cylinders – Refillable seamless steel tubes for compressed gas transport of water capacity between 150 litres and 3000 litres – Design, construction and testing -
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2015 en 31 december 2020
 
EN ISO 11120:2015
Gas cylinders – Refillable seamless steel tubes of water capacity between 150 litres and 3000 litres – Design, construction and testing
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 1964-3:2000
Transportable gas cylinders – Specification for the design and construction of refillable transportable seamless steel gas cylinders of water capacities from 0.5 litre up to 150 litres – Part 3: Cylinders made of seamless stainless steel with an Rm value of less than 1100 MPa
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 31 december 2026
 
EN 12862:2000
Transportable gas cylinders – Specifications forthe design and construction of refillable transportable welded aluminium alloy gas cylinders
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 1251-2:2000
Cryogenic vessels – Transportable, vacuüm insulated, of not more than 1000 litres volume – Part 2: Design, fabrication, inspection and testing
Opmerking: De normen EN 1252-1:1998 en EN 1626 waarnaar verwezen wordt in deze norm zijn eveneens van toepassing op gesloten cryogene recipiënten van UN 1972 (METHAAN, STERK GEKOELD VLOEIBAAR of AARDGAS, STERK GEKOELD, VLOEIBAAR)
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 12257:2002
Transportable gas cylinders – Seamless, hoop wrapped composite cylinders
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 12807:2001 (behalve Bijlage A)
Transportable refillable brazed steel cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2005 en 31 december 2010
31 december 2012
EN 12807:2008
Transportable refillable brazed steel cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) – Design and construction
6.2.3.1en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2020
 
EN 12807:2019
LPG equipment and accessories – Transportable refillable brazed steel cylinders for liquified petroleum gas (LPG) – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 1964-2:2001
Transportable gas cylinders – Specification forthe design and construction of refillable transportable seamless steel gas cylinders of water capacities from 0.5 litre up to and including 150 litre – Part 2: Cylinders made of seamless steel with an Rm value of 1100 Mpa and above
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 31 december 2014
 
EN ISO 9809-1:2010
Gas Cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strenght less than 1100 Mpa
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2022
 
EN ISO 9809-1:2019
Gas Cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 1: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength less than 1100 MPa
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN ISO 9809-2:2010
Gas Cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 2: Quenched and tempered steel cylinders with tensile strenght greater than or equal to 1100 Mpa
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2022
 
EN ISO 9809-2:2019
Gas Cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 2: Quenched and tempered steel cylinders and tubes with tensile strength less than or equal to 1100 MPa
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN ISO 9809-3:2010
Gas Cylinders – Refillable seamless steel gas cylinders – Design, construction and testing – Part 3: Normalized steel cylinders
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2022
 
EN ISO 9809-3:2019
Gas Cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 3: normalized steel cylinders and tubes
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN ISO 9809-4:2022
Gas cylinders – Design, construction and testing of refillable seamless steel gas cylinders and tubes – Part 4: Stainless steel cylinders with an Rm value of less than 1100 MPa
OPMERKING: Met “kleine hoeveelheden” bedoelen we een partij van niet meer dan 200 flessen.
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 13293:2002
Transportable gas cylinders – Specification for the design and construction of refillable transportable seamless normalised carbon manganese steel gas cylinders of water capacity up to 0.5 litre for compressed, liquefied and dissolved gases and up to 1 litre for carbon dioxide
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 13322-1:2003
Transportable gas cylinders – Refillable welded steel gas cylinders – Design and construction – Part 1: Welded steel
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 30 juni 2007
 
EN 13322-1:2003 + A1:2006
Transportable gas cylinders – Refillable welded steel gas cylinders – Design and construction – Part 1: Welded steel
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2026
 
EN 13322-1:2024
Transportable gas cylinders – Refillable welded steel gas cylinders – Design and construction – Part 1: Welded steel
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 13322-2:2003
Transportable gas cylinders – Refillable welded stainless steel gas cylinders – Design and construction – Part 2: Welded stainless steel
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 30 juni 2007
 
EN 13322-2:2003 + A1:2006
Transportable gas cylinders – Refillable welded stainless steel gas cylinders – Design and construction – Part 2: Welded stainless steel
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 12245:2002
Transportable gas cylinders – Fully wrapped composite cylinders
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 31 december 2014
31 december 2019 voor flessen en cylinders zonder binnenbekleding, gefabriceerd in twee delen die samengevoegd zijn
EN 12245:2009 + A1:2011
Transportable gas cylinders – Fully wrapped composite cylinders
OPMERKING: Deze norm mag niet gebruikt worden voor cylinders en flessen zonder binnenbekleding, gebouwd uit twee delen die samengevoegd zijn.
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2024
31 december 2019 voor flessen en cylinders zonder binnenbekleding, gefabriceerd in twee delen die samengevoegd zijn
EN 12245:2022
Transportable gas cylinders – Fully wrapped composite cylinders
OPMERKING: Deze norm mag niet gebruikt worden voor gassen ingedeeld als LPG
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 12205:2001
Transportable gas cylinders – Non refillable metallic gas cylinders
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2005 en 31 december 2017
31 december 2018
EN ISO 11118:2015
Gas cylinders – Non-refillable metallic gas cylinders – Specification and test methods
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2017 en 31 december 2024
 
EN ISO 11118:2015 + A1:2020
Gas cylinders – Non-refillable metallic gas cylinders – Specification and test methods.
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 13110:2002
Transportable refillable welded aluminium cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 31 december 2014
 
EN 13110:2012
Transportable refillable welded aluminium cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2026
 
EN 13110:2022
LPG equipment and accessories - Transportable refillable welded aluminium cylinders for liquefied petroleum gas (LPG) - Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 14427:2004
Transportable refillable fully wrapped composite cylinders for liquefied petroleum gases – Design and construction
OPMERKING: Deze norm is enkel van toepassing op flessen die uitgerust zijn met drukontlastingsinrichtingen
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2005 en 30 juni 2007
 
EN 14427:2004 + A1:2005
Transportable refillable composite cylinders for LPG - Design and construction
OPMERKINGEN:
 1.  Deze norm is enkel van toepassing op flessen die uitgerust zijn met drukontlastingsinrichtingen.
 2.  In 5.2.9.2.1 en 5.2.9.3.1 moeten de twee flessen een barstproef ondergaan van wanneer ze schade vertonen die beantwoordt aan, of erger is dan de afwijzingscriteria.
6 2 3 1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2016
31 december 2023, voor flessen zonder binnenbekleding, vervaardigd uit twee samengevoegde delen.
EN 14427:2014
LPG Equipment and accessories – Transpor-table refillable fully wrapped composite cylinders for LPG – Design and construction
OPMERKING: deze norm mag niet gebruikt worden voor flessen zonder binnenbekleding, vervaardigd uit twee samengevoegde delen.
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2015 en 31 december 2024
31 december 2023, voor flessen zonder binnenbekleding, vervaardigd uit twee samengevoegde delen.
EN 14208:2004
Transportable gas cylinders – Specification for welded pressure drums up to 1000 litres capacity for the transport of gases – Design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 14140:2003
Transportable refillable welded steel cylinders for Liquefied Petroleum Gas (LPG) – Alternative design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2005 en 31 december 2010
 
EN 14140:2003 + A1:2006
LPG equipment and accessories – Transportable refillable welded steel cylinders for LPG – Alternative design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2018
 
EN 14140:2014 + AC:2015
LPG Equipment and accessories – Transportable refillable welded steel cylinders for LPG – Alternative design and construction
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 13769:2003
Transportable gas cylinders – Cylinder bundles – Design, manufacture, identification and testing
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 30 juni 2007
 
EN 13769:2003 + A1:2005
Transportable gas cylinders – Cylinder bundles – Design, manufacture, identification and testing
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot en met 31 december 2014
 
EN ISO 10961:2012
Gas cylinders – Cylinder bundles – Design, manufacture, testing and inspection
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2022
 
EN ISO 10961:2019
Gas cylinders – Cylinder bundles – Design, manufacture, testing and inspection
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 14638-1:2006
Transportable gas cylinders – Refillable welded receptacles of a capacity not exceeding 150 litres – Part 1: Welded austenitic stainless steel cylinders made to a design justified by experimental methods
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 14893:2006 + AC:2007
LPG equipment and accessories – Transportable LPG welded steel pressure drums with a capacity between 150 and 1000 litres
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2016
 
EN 14893:2014
LPG equipment and accessories – Transportable LPG welded steel pressure drums with a capacity between 150 and 1000 litres
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 14638-3:2010 + AC:2012
Transportable gas cylinders – Refillable welded receptacles of a capacity not exeeding 150 litres – Part 3: Welded carbon steel cylinders made to a design justified by experimental methods
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 17339:2020
Transportable gas cylinders – Fully wrapped carbon composite cylinders and tubes for hydrogen
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
Voor het ontwerp en de vervaardiging van de sluitingen
EN 849:1996 (behalve bijlage A)
Transportable gas cylinders – Cylinder valves: Specification and type testing
6.2.3.1
Tot en met 30 juni 2003
31 december 2014
EN 849:1996 + A2:2001
Transportable gas cylinders – Cylinder valves: Specification and type testing
6.2.3.1
Tot en met 30 juni 2007
31 december 2016
EN ISO 10297: 2006
Transportable gas cylinders – Cylinder valves: Specification and type testing
6.2.3.1
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2018
 
EN ISO 10297:2014
Gas cylinders – Cylinder valves – Specification and type testing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2015 en 31 december 2020
 
EN ISO 10297:2014 + A1:2017
Gas cylinders – Cylinder valves – Specification and type testing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2019 en 31 december 2026
 
EN ISO 10297:2024
Gas cylinders – Cylinder valves – Specification and type testing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tot nader order
 
EN ISO 14245:2010
Gas cylinders – Specifications and testing of LPG cylinder valves – Selfclosing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2022
 
EN ISO 14245:2019
Gas cylinders – Specifications and testing of LPG cylinder valves – Selfclosing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2021 en 31 december 2024
 
EN ISO 14245:2021
Gas cylinders – Specifications and testing of LPG cylinder valves – Self-closing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tot nader order
 
EN 13152:2001
Specifications and testing of LPG – cylinder valves – Self closing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2005 en 31 december 2010
 
EN 13152:2001 + A1:2003
Specifications and testing of LPG – cylinder valves – Self closing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2014
 
EN ISO 15995:2010
Gas cylinders – Specifications and testing of LPG cylinder valves – Manually operated
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2013 en 31 december 2022
 
EN ISO 15995:2019
Gas cylinders – Specifications and testing of LPG cyinder valves – Manually operated
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2021 en 31 december 2024
 
EN ISO 15995:2021
Gas cylinders – Specifications and testing of LPG cylinder valves – Manually operated
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tot nader order
 
EN 13153:2001
Specifications and testing of LPG – cylinder valves – Manually operated
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2005 en 31 december 2010
 
EN 13153:2001 + A1:2003
Specifications and testing of LPG – cylinder valves – Manually operated
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2009 en 31 december 2014
 
EN ISO 13340:2001
Transportable gas cylinders – Cylinder valves of non-refillable cylinders – Specification and prototype testing
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2011 en 31 december 2017
31 december 2018
EN 13648-1:2008
Cryogenic vessels. Safety devices for protection against excessive pressure. Part 1. Safety valves for cryogenic service
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 1626:2008 (behalve de kranen van categorie B)
Cryogenic vessels. Valves for cryogenic service
OPMERKING: Deze norm is eveneens van toepassing op kranen voor het vervoer van UN 1972 (METHAAN, STERK GEKOELD VLOEIBAAR of AARDGAS, STERK GEKOELD VLOEIBAAR
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 13175:2014
LPG Equipment and accessories – Specification and testing for Liquefied Petroleum Gas (LPG) pressure vessel valves and fittings
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2017 en 31 december 2022
 
EN 13175:2019 (behalve bijlage 6.1.6)
LPG Eqiupment and accessories – Specification and testing for Liquefied Petroleum Gas (LPG) pressure vessel valves and fittings
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tussen 1 januari 2021 en 31 december 2024
 
EN 13175:2019 + A1:2020
LPG Equipment and accessories – Specification and testing for Liquefied Petroleum Gas (LPG) pressure vessel valves and fittings
6.2.3.1 en 6.2.3.3
Tot nader order
 
EN ISO 17871:2015
Gas cylinders – Quick-release cylinder valves – Specification and type testing
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2017 en 31 december 2021
 
EN ISO 17871:2015 + A1:2018
Gas cylinders – Quickrelease cylinder valves – Specification and type testing
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2019 en 31 december 2024
 
EN ISO 17871:2020
Gas cylinders – Quick-release cylinder valves – Specification and type testing
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 13953:2015
LPG equipment and accessories – Pressure relief valves for transportable refillable cylinders for Liquefied Petroleum Gas (LPG) Opmerking: De laatste zin van het toepassingsgebied is niet van toepassing.
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2017 en 31 december 2024
 
EN 13953:2020
LPG equipment and accessories – Pressure relief valves for transportable refillable cylinders for Liquefied Petroleum Gas (LPG)
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN ISO 14246:2014
Gas cylinders – Cylinder valves – Manufacturing tests and examinations
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2015 en 31 december 2020
 
EN ISO 14246:2014 + A1:2017
Gas cylinders – Cylinder valves – Manufacturing tests and examinations
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tussen 1 januari 2019 en 31 december 2024
 
EN ISO 14246:2022
Gas cylinders – Cylinder valves – Manufacturing tests and examinations
6.2.3.1 en 6.2.3.4
nader order
 
EN ISO 17879:2017
Gas cylinders – Self-closing cylinder valves – Specification and type testing
6.2.3.1 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
EN 14129:2014 (behalve de opmerking in artikel 3.11)
LPG Equipment and accessories – Pressure relief valves for LPG pressure vessels. Opmerking: Deze norm is van toepassing op drukvaten.
6.2.3.1, 6.2.3.3 en 6.2.3.4
Tot nader order
 
6.2.4.2 Periodieke onderzoeken en beproevingen
De normen waar in onderstaande tabel naar verwezen wordt moeten, voor de periodieke onderzoeken en beproevingen van de drukrecipiënten, toegepast worden zoals aangegeven in kolom (3) om te voldoen aan de voorschriften van 6.2.3.5. De normen moeten toegepast worden in overeenstemming met 1.1.5.
De toepassing van een norm waar naar verwezen wordt is verplichtend.
Wanneer een drukrecipiënt conform de voorschriften van 6.2.5 gebouwd wordt, moet in voorkomend geval de in de typegoedkeuring vastgelegde procedure voor de periodieke controle gevolgd worden.
Indien naar meer dan één norm verwezen wordt voor de toepassing van dezelfde voorschriften dient slechts één ervan toegepast te worden, maar dan wel in zijn geheel voor zover in onderstaande tabel niet iets anders aangegeven is.
Het toepassingsgebied van elke norm is gedefinieerd in het artikel betreffende het toepassingsgebied van de norm, voor zover in onderstaande tabel niets anders aangegeven is.
Referentie
Titel van het document
Van toepassing
(1)
(2)
(3)
EN 1251-3: 2000
Cryogenic vessels – Transportable, vacuum insulated, of not more than 1000 litres volume – Part 3: Operational requirements
Tot en met 31 december 2024
EN ISO 21029-2:2015
Cryogenic vessels – Transpotable vacuum insulated vessels of not more than 1000 litres volume - Part 2: Operational requirements
OPMERKING: Niettegenstaande artikel 14 van deze norm, moeten overdrukventielen aan een periodieke controle onderworpen en getest worden met intervallen die de 5 jaar niet overschreiden.
Verplicht vanaf 1 januari 2025
EN ISO 18119:2018
Gas cylinders – Seamless steel and seamless aluminium-alloy gas cylinders and tubes – Periodic inspection and testing.
OPMERKING: Niettegenstaande artikel B.1 van deze norm, moeten alle cilinders met een wanddikte die kleiner is dan de minimale ontwerp wanddikte, afgekeurd worden.
Tot en met 31 december 2024
EN ISO 18119:2018 + A1:2021
Gas cylinders – Seamless steel and seamless aluminium-alloy gas cylinders and tubes – Periodic inspection and testing.
OPMERKING: Niettegenstaande artikel B.1 van deze norm, moeten alle cilinders met een wanddikte die kleiner is dan de minimale ontwerp wanddikte, afgekeurd worden.
Verplicht vanaf 1 januari 2025
EN ISO 10462:2013 + A1:2019
Gas cylinders – Acetylene cylinders – Periodic inspection and maintenance – Amendment 1
Tot nader order
EN ISO 10460:2018
Gas cylinders – Welded aluminium-alloy, carbon and stainless steel gas cylinders – Periodic inspection and testing
Tot nader order
EN ISO 11623:2015
Gas cylinders – Composite construction – Perodic inspection and testing
Tot 31 december 2026
EN ISO 11623:2023
Gas cylinders – Composite cylinders and tubes – Periodic inspection and testing
Tot nader order
EN ISO 22434:2011
Transportable gas cylinder – Inspection and maintenance of cylinder valves
Tot en met 31 december 2024
EN ISO 22434:2022
Gas cylinders – Inspection and maintenance of valves
Verplicht vanaf 1 januari 2025
EN 14876:2007
Transportable gas cylinders – Periodic inspection and testing of welded steel pressure drums
Tot en met 31 december 2024
EN ISO 23088:2020
Gas cylinders – Periodic inspection and testing of welded steel pressure drums – Capacities up to 1000 L
Verplicht vanaf 1 januari 2025
EN 14912:2015
LPG equipment and accessories – Inspection and maintenance of LPG cylinder valves at time of perodic inspection of cylinders
Tot en met 31 december 2024
EN 14912:2022
LPG equipment and accessories – Inspection and maintenance of LPG cylinder valves at time of perodic inspection of cylinders
Verplicht vanaf 1 januari 2025
EN 1440:2016 + A1:2018 + A2:2020 (behalve bijlage C)
LPG equipment and accessories – Transportable refillable traditional welded and brazed steel Liquefied Petroleum Gas (LPG) cylinders – Periodic inspection
Tot nader order
EN 16728:2016 + A1:2018 + A2: 2020
LPG equipment and accessories – Transportable refillable LPG cylinders other than traditional welded and brazed steel cylinders – Periodic inspection
Tot nader order
EN 15888:2014
Transportable gas cylinders - Cylinder bundles - Periodic inspection and testing
Tot en met 31 december 2024
EN ISO 20475:2020
Gas cylinders – Cylinder bundles – Periodic inspection and testing
Verplicht vanaf 1 januari 2025
6.2.5 Voorschriften van toepassing op ?niet UN? drukrecipiënten, die niet ontworpen, gebouwd en beproefd worden volgens normen waarnaar verwezen is
Teneinde rekening te houden met de wetenschappelijke en technische vooruitgang, of wanneer naar geen enkele norm verwezen wordt in 6.2.2 of 6.2.4, of om specifieke aspecten te behandelen die niet voorzien zijn in een norm waarnaar in 6.2.2 of 6.2.4 verwezen wordt, kan de bevoegde overheid het gebruik van een technische code goedkeuren die hetzelfde veiligheidsniveau garandeert.
De instelling die de typegoedkeuring aflevert moet er de procedure voor de periodieke controle in vastleggen indien de normen waarnaar in 6.2.2 of 6.2.4 verwezen wordt niet van toepassing zijn of niet toegepast moeten worden.
Vanaf het moment dat een norm waarnaar in 6.2.2 of 6.2.4 verwezen wordt toegepast kan worden, moet de bevoegde overheid haar goedkeuring van de desbetreffende technische code intrekken. Een overgangsperiode die ten laatste eindigt op de datum van inwerkingtreding van de volgende editie van het ADR mag toegepast worden.
De bevoegde overheid moet aan het secretariaat van de ECE-VN een lijst overmaken van alle technische codes die zij erkent en in geval van wijziging moet ze deze actualiseren. Deze lijst dient de volgende gegevens te bevatten: naam en datum van de code, onderwerp/toepassingsgebied van de code en informatie over waar ze kan bekomen worden. Het secretariaat zal deze informatie publiek maken op zijn internetsite.
Een norm die voor verwijzing in een toekomstige uitgave van het ADR aangenomen werd, mag door de bevoegde overheid voor gebruik goedgekeurd worden, zonder dat dit aan het secretariaat van de ECE-VN moet gemeld worden.
De voorschriften van 6.2.1 en 6.2.3 moeten evenwel vervuld worden, evenals de volgende voorschriften.
OPMERKING: Voor de onderhavige afdeling moeten de verwijzingen naar technische normen in 6.2.1 beschouwd worden als verwijzingen naar technische codes.
6.2.5.1 Materialen
De volgende bepalingen bevatten voorbeelden van materialen die mogen gebruikt worden om te voldoen aan de voorschriften betreffende de materialen van 6.2.1.2:
a)
koolstofstaal voor de samengeperste, de vloeibaar gemaakte, de sterk gekoelde vloeibare en de opgeloste gassen en voor de niet bij klasse 2 ingedeelde stoffen die vernoemd worden in tabel 3 van verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1;
b)
gelegeerd staal (speciale staalsoorten), nikkel en nikkellegeringen (bijvoorbeeld monel) voor de samengeperste, de vloeibaar gemaakte, de sterk gekoelde vloeibare en de opgeloste gassen en voor de niet bij klasse 2 ingedeelde stoffen die vernoemd worden in tabel 3 van verpakkingsinstructie P200 in 4.1.4.1;
c)
koper voor:
i)
de gassen van de classificatiecodes 1A, 1O, 1F en 1TF, waarvan de vuldruk- herleid tot een temperatuur van 15 °C – niet hoger is dan 2 MPa (20 bar);
ii)
de gassen van classificatiecode 2A en de UN-nummers 1033 dimethylether, 1037 ethylchloride, 1063 methylchloride, 1079 zwaveldioxide, 1085 vinylbromide, 1086 vinylchloride en 3300 mengsel van ethyleenoxide en koolstofdioxide (kooldioxide) (koolzuur) met meer dan 87 % ethyleenoxide;
iii)
de gassen van de classificatiecodes 3A, 3O en 3F;
d)
aluminiumlegeringen: zie bijzondere bepaling “a” van verpakkingsinstructie P200 (10) in 4.1.4.1;
e)
composietmaterialen voor de samengeperste, de vloeibaar gemaakte, de sterk gekoelde vloeibare en de opgeloste gassen;
f)
synthetische materialen voor de sterk gekoelde, vloeibare gassen; en
g)
glas voor de sterk gekoelde vloeibare gassen van classificatiecode 3A, behalve UN-nummer 2187 koolstofdioxide (kooldioxide) (koolzuur) of mengsels die koolstofdioxide (kooldioxide) (koolzuur) bevatten, en voorde gassen van classificatiecode 3O.
6.2.5.2 Bedrijfsuitrusting
(Voorbehouden)
6.2.5.3 Metalen flessen, cylinders, drukvaten en flessenbatterijen
De spanning in het metaal op de meest belaste plaats van de mantel van het drukrecipiënt mag – onder invloed van de beproevingsdruk – niet meer bedragen dan 77 % van de gegarandeerde minimum elasticiteitsgrens Re.
De elasticiteitsgrens is de spanning die bij een proefstaaf een blijvende rek van 2 %o (0,2 %) veroorzaakt, of 1 % van de lengte tussen meetpunten op de proefstaaf voor austenietische staalsoorten.
OPMERKING: De as van de trekproefstaven uit metaalplaten moet loodrecht op de walsrichting staan. De rek bij breuk wordt gemeten op proefstaven met een cirkelvormige doorsnede, waarbij de lengte l tussen de meetpunten vijfmaal de diameter d bedraagt (l = 5d); bij proefstaven met een rechthoekige doorsnede wordt de lengte tussen de meetpunten berekend met de formule
waarin F0 de oorspronkelijke doorsnede van de proefstaaf aangeeft.
De drukrecipiënten moeten vervaardigd zijn uit geschikte materialen, die tussen – 20 °C en + 50 °C ongevoelig dienen te zijn voor brosse breuk en voor barstverwekkende spanningscorrosie.
De lasnaden moeten uitgevoerd worden volgens de regels van de kunst en maximale veiligheidswaarborgen bieden.
6.2.5.4 Aanvullende bepalingen die betrekking hebben op drukrecipiënten uit aluminiumlegeringen voor samengeperste gassen, vloeibaar gemaakte gassen, opgeloste gassen en drukloze gassen die aan bijzondere voorschriften onderworpen zijn (gasmonsters), alsmede op andere voorwerpen die gas onder druk bevatten met uitzondering van spuitbussen en recipiënten, klein, met gas (gaspatronen)

6.2.5.4.1

De materialen van mantels van drukrecipiënten uit aluminiumlegeringen, die mogen gebruikt worden, moeten aan de volgende eisen voldoen :
 
A
B
C
D
Treksterkte Rm in MPa of N/mm
49 tot 186
196 tot 372
196 tot 372
343 tot 490
Elasticiteitsgrens Re in MPa of N/mm (blijvende rek λg = 0,2 %)
10 tot 167
59 tot 314
137 tot 334
206 tot 412
Rek bij breuk (I = 5d) in %
12 tot 40
12 tot 30
12 tot 30
11 tot 16
Buig proef (diameter van de buigstempel d = n × e, waarbij e de dikte van de proefstaaf is)
n=5 (Rm ≤ 98) n=6 (Rm>98)
n=6 (Rm ≤ 325)
n=7 (Rm> 325)
n=6 (Rm ≤ 325)
n=7 (Rm > 325)
n=7 (Rm ≤ 392)
n=8 (Rm > 392)
Serienummervan de Aluminium Association (a)
1000
5000
6000
2000
(a)
Zie “Aluminium Standards and Data”, 5e editie, januari 1976, uitgegeven door de “Aluminium Association, Third Avenue 750, New York.
De werkelijke eigenschappen zijn afhankelijk van de samenstelling van de betreffende legering en van de eindbehandeling van de mantel van het drukrecipiënt ; toch moet de wanddikte van de mantel van het drukrecipiënt berekend worden met behulp van de volgende formules, ongeacht de legering die gebruikt wordt :
hierin is
e =
de minimale wanddikte van het drukrecipiënt (in mm)
PMPa=
de proefdruk (in MPa)
Pbar=
de proefdruk (in bar)
D =
de nominale buitendiameter van het drukrecipiënt (in mm)
Re =
de gewaarborgde minimale elasticiteitsgrens met 0,2 % blijvende rek (in MPa of N/mm2).
Daarenboven mag de waarde van de gewaarborgde minimale elasticiteitsgrens (Re) die in de formule voorkomt in geen geval groter zijn dan 0,85 maal de waarde van de gewaarborgde minimale treksterkte (Rm), en dit ongeacht de legering die gebruikt wordt.
OPMERKINGEN:
1. Bovenstaande eisen zijn gebaseerd op de ervaring die tot nog toe werd opgedaan met de volgende materialen voor drukrecipiënten:
kolom A:
ongelegeerd aluminium met een zuiverheid van 99,5 %;
kolom B:
legeringen van aluminium en magnesium;
kolom C:
legeringen van aluminium, silicium en magnesium, zoals ISO/R 209-AI-Si-Mg (Aluminium Association 6351);
kolom D:
legeringen van aluminium, koper en magnesium.
 
2. De rek bij breuk wordt gemeten op proefstaven met ronde doorsnede, waarbij de lengte L tussen de meetpunten gelijk is aan vijfmaal de diameter d (L = 5d); worden er proefstaven met rechthoekige doorsnede gebruikt, dan wordt de lengte L tussen de meetpunten berekend met de formule
waarbij F0 de oorspronkelijke doorsnede van de proef staaf is.
 
3.
 a)  De buigproef (zie afbeelding) moet uitgevoerd worden op proefmonsters die men bekomt door een cilindervormig stuk uit de fles in twee gelijke delen te verdelen met een breedte van 3 e, maar niet minder dan 25 mm. De proefmonsters mogen slechts aan de randen bewerkt worden.
 b)  De buigproef moet uitgevoerd worden tussen een buigstempel met een diameter d en twee oplegrollen; deze laatste moeten door een afstand d + 3 e van elkaar gescheiden zijn. Tijdens de proef mag de afstand tussen de binnenste oppervlakken niet groter zijn dan de diameter van de buigstempel.
 c)  Het proefmonster mag geen scheuren vertonen nadat het naar binnen toe rond de buigstempel is gebogen tot de afstand tussen de binnenste oppervlakken niet groter is dan de diameter van de buigstempel.
 d)  De verhouding (n) tussen de diameter van de buigstempel en de dikte van het proefmonster moet overeenstemmen met de in de tabel opgegeven waarden.
Buigproef

6.2.5.4.2

en kleinere minimale waarde voor de rek is toelaatbaar indien een bijkomende beproeving aantoont dat de veiligheid van het transport verzekerd is onder dezelfde voorwaarden als voor de drukrecipiënten die volgens de eisen van de tabel in 6.2.5.4.1 (zie ook de norm EN ISO 7866:2012 + A1:2020) vervaardigd zijn. Deze bijkomende beproeving dient goedgekeurd te zijn door de bevoegde overheid van het land waar de drukrecipiënten worden gebouwd.

6.2.5.4.3

De wanddikte van de drukrecipiënten mag op de zwakste plaats niet kleiner zijn dan:
1,5 mm wanneer de diameter van het drukrecipiënt kleiner is dan 50 mm;
2 mm wanneer de diameter van het drukrecipiënt tussen 50 en 150 mm bedraagt;
3 mm wanneer de diameter van het drukrecipiënt groter is dan 150 mm.

6.2.5.4.4

De bodems van de drukrecipiënten moeten een half cirkelvormig-, een half ellipsvormig-, of een korfboogprofiel bezitten; ze moeten dezelfde veiligheid bieden als de mantel van het drukrecipiënt.
6.2.5.5 Drukrecipiënten in composietmaterialen
De flessen, cylinders, drukvaten en flessenbatterijen die gebruik maken van composietmaterialen moeten zo gebouwd zijn dat de verhouding tussen de barstdruk en de beproevingsdruk ten minste gelijk is aan:
1,67 voorde radiaal omwikkelde drukrecipiënten;
2,00 voorde volledig omwikkelde drukrecipiënten.
6.2.5.6 Gesloten cryogene drukrecipiënten
De volgende voorschriften gelden voor de constructie van gesloten cryogene drukrecipiënten bestemd voor het vervoer van de sterk gekoelde vloeibaar gemaakte gassen:

6.2.5.6.1

Indien niet-metallieke materialen gebruikt worden dienen deze bij de laagste bedrijfstemperatuur van het drukrecipiënt en van zijn toebehoren ongevoelig te zijn voor brosse breuk.

6.2.5.6.2

De drukontlastingsinrichtingen moeten van een zodanige constructie zijn, dat zij zelfs bij hun laagste bedrijfstemperatuur perfect functioneren. De betrouwbare werking bij deze temperatuur moet vastgesteld en gecontroleerd worden door elke klep – of een monster van de kleppen van eenzelfde constructietype – te testen.

6.2.5.6.3

De openingen en de drukontlastingsinrichtingen van de drukrecipiënten moeten zodanig ontworpen zijn dat uitspatten van vloeistof wordt verhinderd.
6.2.6 Algemene voorschriften die van toepassing zijn op spuitbussen (aërosolen) en recipiënten, klein, met gas (gaspatronen)
6.2.6.1 Ontwerp en constructie

6.2.6.1.1

UN 1950 spuitbussen (aërosolen), die slechts een gas of een gasmengsel bevatten, en UN 2037 recipiënten, klein, met gas (gaspatronen) moeten uit metaal vervaardigd zijn. De spuitbussen (aërosolen, UN 1950) en de recipiënten, klein, met gas (gaspatronen, UN 2037) met een capaciteit van ten hoogste 100 ml voor UN 1011 butaan vormen hierop een uitzondering. De andere spuitbussen van UN-nummer 1950 moeten uit metaal, synthetisch materiaal of glas vervaardigd zijn. Metalen drukrecipiënten met een buitendiameter van ten minste 40 mm moeten een concave bodem hebben

6.2.6.1.2

De maximale capaciteit bedraagt 1000 ml voor drukrecipiënten uit metaal en 500 ml voor drukrecipiënten uit synthetisch materiaal of glas.

6.2.6.1.3

leder model van drukrecipiënt (spuitbus of gaspatroon) moet, alvorens het in gebruik wordt genomen, met goed gevolg onderworpen worden aan de hydraulische drukproef, uitgevoerd overeenkomstig 6.2.6.2.

6.2.6.1.4

De aftapinrichtingen en de verstuivingsinrichtingen van UN 1950 spuitbussen (aërosolen) en de afsluiters van UN 2037 recipiënten, klein, met gas (gaspatronen) moeten een volledig dichte afsluiting van de drukrecipiënten waarborgen en dienen beschermd te zijn tegen elke ontijdige opening. Verstuivingsinrichtingen en afsluiters, die slechts sluiten door de inwerking van de inwendige druk, zijn verboden.

6.2.6.1.5

De inwendige druk van spuitbussen (aërosolen) bij 50°C mag niet groter zijn dan 1,2 MPa (12 bar) wanneer brandbare, vloeibaar gemaakte gassen gebruikt worden, 1,32 MPa (13,2 bar) wanneer niet-brandbare, vloeibaar gemaakte gassen gebruikt worden en 1,5 MPa (15bar) wanneer niet-brandbare, samengeperste of opgeloste gassen gebruikt worden. Voor gasmengsels is de strengste limiet van toepassing. Ze moeten zodanig gevuld worden dat de vloeistoffase niet meer dan 95 % van hun capaciteit inneemt bij 50 °C. De recipiënten, klein, met gas (gaspatronen) moeten aan de voorschriften met betrekking tot de proefdruk en de vulling van verpakkingsinstructie P200 voldoen. Bovendien mag het product van de beproevingsdruk en de watercapaciteit 30 bar.liter voor vloeibaar gemaakte gassen of 54 bar.liter voor samengeperste gassen niet overschrijden en mag de beproevingsdruk niet meer bedragen dan 250 bar voor vloeibaar gemaakte gassen of 450 bar voor samengeperste gassen.
6.2.6.2 Hydraulische drukproef

6.2.6.2.1

De uit te oefenen inwendige druk (proefdruk) moet 1,5 maal de inwendige druk bij 50 °C bedragen, met een minimum van 1 MPa (10 bar).

6.2.6.2.2

De volgende hydraulische drukproeven moeten op minstens vijf lege drukrecipiënten van elk model uitgevoerd worden:
a)
tot de voorgeschreven beproevingsdruk: zonder lek en zonder zichtbare blijvende vervorming; en
b)
tot een lek optreedt of tot het barsten; indien het drukrecipiënt een concave bodem bezit moet die eerst ingedrukt worden en het drukrecipiënt mag pas bij een druk van 1,2 maal de beproevingsdruk lekken of barsten.
6.2.6.3 Dichtheidsbeproeving
Elke spuitbus (aërosol) of gaspatroon of patroon voor branstofcelllen moet onderworpen worden aan een beproeving die uitgevoerd wordt in een warmwaterbad of aan een alternatief voor het waterbad conform 6.2.6.3.1 of aan een goedgekeurde alternatieve methode voor de waterbadproef conform 6.2.6.3.2.

6.2.6.3.1

Warmwaterbadproef

6.2.6.3.1.1

De temperatuur van het waterbad en de duur van de beproeving moeten zodanig zijn dat de inwendige druk de waarde bereikt die hij bij 55 °C zou hebben (50 °C indien de vloeistoffase niet meer dan 95 % van de capaciteit van de spuitbus (aërosol), van het gaspatroon of van het patroon voor brandstofcellen inneemt bij 50 °C). Indien de inhoud gevoelig is voor warmte of indien de spuitbussen (aërosolen), de gaspatronen of de patronen voor brandstofcellen vervaardigd zijn uit kunststof die week wordt bij deze beproevingstemperatuur, moet de temperatuur van het bad tussen 20 °C en 30 °C ingesteld worden, maar bovendien moet dan één spuitbus (aërosol), gaspatroon of patroon voor brandstofcellen op 2000 beproefd worden bij een hogere temperatuur.

6.2.6.3.1.2

Er mag geen lekkage of blijvende vervorming van een spuitbus (aërosol), gaspatroon of patroon voor brandstofcellen optreden; uitzondering wordt gemaakt voor de vervorming door het week worden van een spuitbus (aërosol), gaspatroon of patroon voor brandstofcellen uit kunststof, op voorwaarde dat geen lekkage optreedt.

6.2.6.3.2 Alternatieve methodes

Met de goedkeuring van de bevoegde overheid mogen alternatieve methodes gebruikt worden die een gelijkwaardig veiligheidsniveau verzekeren, op voorwaarde dat de voorschriften van 6.2.6.3.2.1 en, in voorkomend geval, 6.2.6.3.2.2. en 6.2.6.3.2.3 nageleefd worden.

6.2.6.3.2.1 Kwaliteitssysteem

De vullers van spuitbussen (aërosolen), gaspatronen of patronen voor brandstofcellen en de fabrikanten van hun componenten moeten over een kwaliteitssysteem beschikken. Het kwaliteitssysteem voorziet de invoering van procedures die garanderen dat alle lekkende of vervormde spuitbussen (aërosolen), gaspatronen of patronen voor brandstofcellen geëlimineerd worden en niet voor vervoer aangeboden worden.
Het kwaliteitssysteem moet het volgende omvatten:
a)
een beschrijving van de organisatorische structuur en van de verantwoordelijkheden;
b)
de instructies die zullen gebruikt worden voor de relevante onderzoeken en beproevingen, de kwaliteitscontrole, de kwaliteitsborging en het verloop van de verrichtingen;
c)
de evaluatiebestanden van de kwaliteit, zoals controlerapporten, testgegevens, ijkgegevens en certificaten;
d)
het nazicht van de doeltreffendheid van het kwaliteitssysteem door de directie;
e)
een procedure voor de controle van de documenten en van hun bijwerking;
f)
een middel om niet-conforme spuitbussen (aërosolen), gaspatroen of patronen voor brandstofcellen te controleren;
g)
opleidingsprogramma's en de qualificatieprocedures voor het relevant personeel; en
h)
procedures die garanderen dat het eindproduct niet beschadigd is.
Een initiële evaluatie en periodieke evaluaties, die de bevoegde overheid voldoening schenken, moeten uitgevoerd worden. Deze evaluaties dienen te verzekeren dat het goedgekeurd systeem bevredigend en doeltreffend is en blijft. Elke geplande wijziging aan het goedgekeurd systeem moet vooraf aan de bevoegde overheid betekend worden.

6.2.6.3.2.2

Spuitbussen (aërosolen)

6.2.6.3.2.2.1 Drukproef en dichtheidsbeproeving waaraan de spuitbussen (aërosolen) voor het vullen moeten onderworpen worden

Elke lege spuitbus (aërosol) moet onderworpen worden aan een druk die gelijk is aan of groter is dan de maximale druk die in de gevulde spuitbus (aërosol) verwacht wordt bij 55 °C (50 °C indien de vloeistoffase niet meer dan 95 % van de capaciteit van de spuitbus (aërosol) inneemt bij 50 °C). Deze proefdruk moet ten minste gelijk zijn aan twee derde van de berekeningsdruk van de spuitbus (aërosol). Wanneer bij de proefdruk een lek met een debiet gelijk aan of groter dan 3,3 × 10-2 mbar.l.s-1, een vervorming of een andere tekortkoming wordt vastgesteld, moet de spuitbus (aërosol) in kwestie geëlimineerd worden.

6.2.6.3.2.2.2 Beproeving van de spuitbussen (aërosolen) na het vullen

Voor het vullen dient de vuller te verifiëren dat de inrichting voor de dichting passend afgesteld is en dat wel degelijk het gespecificeerd drijfgas wordt gebruikt.
Elke gevulde spuitbus (aërosol) dient gewogen te worden en een dichtheidsbeproeving te ondergaan. De lekdetectieuitrusting die gebruikt wordt moet gevoelig genoeg zijn om bij 20 °C een lekdebiet gelijk aan of groter dan 2,0 × 10-3 mbar.l.s-1 te detecteren.
Elke gevulde spuitbus (aërosol) waarbij een lek, een vervorming of een te hoge massa wordt vastgesteld, dient geëlimineerd te worden.

6.2.6.3.2.3

Gaspatronen en patronen voor brandstofcellen

6.2.6.3.2.3.1 Drukproef voor gaspatronen en patronen voor brandstofcellen

Elke gaspatroon of patroon voor brandstofcellen moet onderworpen worden aan een druk die gelijk is aan of groter is dan de maximale druk die in het gevulde recipiënt verwacht wordt bij 55 °C (50 °C indien de vloeistoffase niet meer dan 95 % van de capaciteit van het recipiënt inneemt bij 50 °C). Deze proefdruk zal deze zijn die gespecificeerd is voor het gaspatroon of het patroon voor brandstofcellen en moet ten minste gelijk zijn aan twee derde van de berekeningsdruk van het gaspatroon of het patroon voor brandstofcellen. Wanneer bij de proefdruk een lek met een debiet gelijk aan of groter dan 3,3 × 10-2 mbar.l.s-1, een vervorming of een andere tekortkoming wordt vastgesteld, moet het gaspatroon of het patroon voor brandstofcellen in kwestie geëlimineerd worden.

6.2.6.3.2.3.2 Dichtheidsbeproeving van gaspatronen en patronen voor brandstofcellen

Voor het vullen en verzegelen dient de vuller na te gaan dat de sluitingen (als die aanwezig zijn) en de daarmee verbonden inrichtingen voor de verzegeling passend afgesloten zijn en dat het gebruikt gas wel degelijk datgene is dat gespecificeerd werd.
Elk gevuld gaspatroon of patroon voor brandstofcellen dient gewogen te worden om te controleren of ze de correcte massa aan gas bevat en een dichtheidsbeproeving te ondergaan.
De lekdetectieuitrusting die gebruikt wordt moet gevoelig genoeg zijn om bij 20 °C ten minste een lekdebiet gelijk aan of groter dan 2,0 × 10-3 mbar.l.s-1 te detecteren.
Elk gaspatroon of patroon voor brandstofcellen waarvan de massa niet in overeenstemming is met de limieten van de aangegeven massa of waarbij een lek of een vervorming wordt vastgesteld, dient geëlimineerd te worden.

6.2.6.3.3

Mits toestemming van de bevoegde overheid zijn spuitbussen (aërosolen) en recipiënten, klein, met gas (gaspatronen) niet aan de bepalingen van 6.2.6.3.1 en 6.2.6.3.2 onderworpen indien ze steriel moeten zijn maar door de beproeving in het waterbad nadelig beïnvloed kunnen worden, en op voorwaarde dat:
a)
ze een niet-brandbaar gas bevatten en ofwel
i)
andere stoffen bevatten die bestanddelen zijn van farmaceutische producten voor medisch, diergeneeskundig of gelijkaardig gebruik, of
ii)
andere stoffen bevatten die gebruikt worden in het productieproces van farmaceutische producten; of
iii)
bestemd zijn voor medisch, diergeneeskundig of gelijkaardig gebruik;
b)
de andere methodes die door de fabrikant worden gebruikt om lekken te detecteren en de weerstand tegen druk te meten, zoals heliumdetectie en het uitvoeren van de waterbadproef op een statistisch monster van ten minste 1 per 2000 van ieder geproduceerd lot, toelaten om een gelijkwaardig veiligheidsniveau te bereiken; en
c)
voor de farmaceutische producten overeenkomstig a) i) en iii) hierboven, ze vervaardigd worden onder de bevoegdheid van een nationale gezondheidsdienst. Wanneer de bevoegde overheid dit vereist, moeten de principes van de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) opgestelde “Good Manufactering Practice (GMP)” (150) gevolgd worden.

(150)
WHO publicatie: “Quality assurance of pharmaceuticals. A compendium of guidelines and related materials. Volume 2: Good manufacturing practices and inspection”.
6.2.6.4 Verwijzing naar normen
Indien onderstaande normen toegepast worden, wordt aangenomen dat aan de bepalingen van onderstaande afdeling is voldaan:
voor UN 1950 spuitbussen: bijlage bij de richtlijn 75/324/EEG (152) van de Raad, zoals gewijzigd en van toepassing op de datum van de vervaardiging;
voor UN 2037 recipiënten, klein, met gas (gaspatronen), die UN 1965 mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g., bevatten: EN 417:2012 Non refillable metallic gas cartridges for liquefied petroleum gases, with or without a valve, for use with portable appliances – Construction, inspection, testing and marking.
voor UN 2037 recipiënten, klein, met gas (gaspatronen), die UN 2037 niet-giftig, niet brandbaar samengeperst of vloeibaar gemaakt gas, bevatten: EN 16509:2014 Transportable gas cylinders – Non-refillable, small transportable, steel cylinders of capacities up to and including 120 ml containing compressed or liquefied gases (compact cylinders) – Design, construction, filling and testing. Bovenop de merktekens die door deze norm zijn voorgeschreven, draagt het gaspatroon het merkteken “UN 2037/EN 16509”.

(152)
Richtlijn 75/324/EEG van de Raad van de Europese Unie van 20 mei 1975, inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten (van de Europese Unie) betreffende aërosolen, gepubliceerd in het Pubicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L 147 van 9 juni 1975.