30/09/57 ADR 2013 - Bijlage A
Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR)
Hoofdstuk 6.4 Voorschriften met betrekking tot de constructie van de colli voor radioactieve stoffen, tot de beproevingen die ze moeten ondergaan, tot hun goedkeuring en tot de goedkeuring van deze stoffen
6.4.1
6.4.2 Algemene voorschriften
6.4.2.1
Het collo moet zodanig ontworpen zijn dat het – rekening houdend met zijn massa, volume en vorm – veilig vervoerd kan worden. Bovendien moet het collo zodanig ontworpen zijn dat het tijdens het vervoer degelijk in of op het voertuig vastgezet kan worden.
6.4.2.2
Het model moet zodanig zijn dat geen enkele hijsinrichting aan het collo kan bezwijken bij voorzien gebruik en dat, in geval van bezwijken, het collo blijft voldoen aan de andere voorschriften van onderhavige bijlage. Bij de berekeningen moeten voldoende veiligheidsmarges ingebouwd worden om rekening te houden met het ophijsen in één ruk.
6.4.2.3
De bevestigingsstukken en alle andere oneffenheden aan het buitenoppervlak van het collo die gebruikt kunnen worden om het op te hijsen moeten ontworpen zijn om overeenkomstig de voorschriften van 6.4.2.2 de massa van het collo te dragen; zoniet moeten ze verwijderd of op een andere manier buiten gebruik kunnen gesteld worden tijdens vervoer.
6.4.2.4
In de mate van het mogelijke moet de verpakking zodanig ontworpen zijn dat de buitenoppervlakken geen uitstekende delen bezitten en gemakkelijk ontsmet kunnen worden.
6.4.2.5
De buitenkant van het collo moet zoveel mogelijk ontworpen zijn om te voorkomen dat water zich op het oppervlak ophoopt en er vastgehouden wordt.
6.4.2.6
De toevoegingen die voor het vervoer aan het collo worden aangebracht en er geen integrerend deel van uitmaken, mogen er de veiligheid niet van verminderen.
6.4.2.7
Het collo moet kunnen weerstaan aan de gevolgen van elke versnelling, trilling of resonantie die onder routine-vervoersomstandigheden kan voorkomen, zonder dat de doelmatigheid van de sluitinrichtingen van de verschillende houders of de integriteit van het collo in zijn geheel vermindert. In het bijzonder moeten de moeren, bouten en andere bevestigingsstukken zodanig ontworpen zijn dat ze niet loskomen of onbedoeld losraken, zelfs na herhaald gebruik.
6.4.2.8
Bij het ontwerp van de verpakking moet rekening worden gehouden met de verouderingsmechanismen.
6.4.2.9
De materialen van de verpakking en van haar onderdelen of structuren moeten fysisch en chemisch verenigbaar zijn met elkaar en met de radioactieve inhoud. Er dient rekening gehouden te worden met hun gedrag bij bestraling.
6.4.2.10
Alle kleppen waarlangs de radioactieve inhoud zou kunnen ontsnappen moeten beschermd zijn tegen elke niet toegelaten manipulatie.
6.4.2.11
Bij het ontwerpen van het collo moet rekening gehouden worden met de omgevingstemperaturen en -drukken die onder routine-vervoersomstandigheden waarschijnlijk zijn.
6.4.2.12
Het collo moet worden ontworpen om een adequate bescherming te bieden om ervoor te zorgen dat, onder omstandigheden van routine vervoer en met de maximale radioactieve inhoud van het collo, het dosistempo elk willekeurig punt aan het buitenoppervlak van het collo niet meer bedraagt dan de waarden in 2.2.7.2.4.1.2, [4.1.9.1.11 en 4.1.9.1.12], in voorkomend geval, rekening houdende met 7.5.11 CV33 (3.3) b) en (3,5).
6.4.2.13
In het geval van radioactieve stoffen die andere gevaarlijke eigenschappen bezitten, moet het model van het collo rekening houden met deze eigenschappen (zie 2.1.3.5.3 en 4.1.9.1.5).
6.4.2.14
De fabrikanten en de verdelers van verpakkingen moeten inlichtingen verstrekken betreffende de te volgen procedures, evenals een beschrijving van de types en afmetingen van de sluitingen (met inbegrip van de vereiste dichtingen) en van elk ander onderdeel dat nodig is om te garanderen dat de colli die klaar zijn voor het transport met goed gevolg de van toepassing zijnde beproevingen van onderhavig hoofdstuk kunnen doorstaan.
6.4.3
6.4.4 Voorschriften betreffende uitgezonderde colli
Het uitgezonderd collo moet ontworpen zijn om te voldoen aan de voorschriften van 6.4.2.1 tot 6.4.2.3 en, daarenboven, aan de voorschriften van 6.4.7.2 wanneer het splijtstoffen bevat toegestaan volgens één van de bepalingen van 2.2.7.2.3.5 (a) tot (f).
6.4.5 Voorschriften betreffende industriële colli
6.4.5.1
Colli van types IP-1, IP-2 en IP-3 moeten voldoen aan de voorschriften van 6.4.2 en 6.4.7.2.
6.4.5.2
Een collo van type IP-2 moet, wanneer het aan de in 6.4.15.4 en 6.4.15.5 omschreven beproevingen wordt onderworpen:
- a)
- het verlies of de verspreiding van de radioactieve inhoud beletten, en
- b)
- een toename van het dosistempo met meer dan 20 % op een willekeurig punt van het buitenoppervlak van het collo beletten.
6.4.5.3
Een collo van type IP-3 moet voldoen aan alle voorschriften van 6.4.7.2 tot en met 6.4.7.15.
6.4.5.4 Alternatieve voorschriften voor de colli van types IP-2 en IP-3
6.4.5.4.1
De colli mogen collo als type IP-2 gebruikt worden op voorwaarde dat:
- a)
- ze voldoen aan de voorschriften van 6.4.5.1;
- b)
- ze ontworpen worden om te voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.1 voor de verpakkingsgroep I of II; en
- c)
- ze, indien ze onderworpen zouden worden aan de beproevingen die in hoofdstuk 6.1 voor verpakkingsgroep I of II voorgeschreven zijn:
- i)
- het verlies of de verspreiding van de radioactieve inhoud zouden beletten; en
- ii)
- een toename van het dosistempo met meer dan 20 % op een willekeurig punt van het buitenoppervlak van het collo beletten.
6.4.5.4.2
Mobiele tanks mogen als collo van type IP-2 of IP-3 gebruikt worden op voorwaarde dat:
- a)
- ze voldoen aan de voorschriften van 6.4.5.1;
- b)
- ze ontworpen worden om te voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.7 en ze in staat zijn om aan een beproevingsdruk van 265 kPa te weerstaan; en
- c)
- ze zodanig ontworpen zijn dat elke supplementaire afscherming die geïnstalleerd wordt in staat is om te weerstaan aan de statische en dynamische spanningen die het gevolg zijn van een normale behandeling en van routine-vervoersomstandigheden, en om een toename van het dosistempo met meer dan 20 % op een willekeurig punt van het buitenoppervlak van de mobiele tanks te beletten.
6.4.5.4.3
De tanks, met uitzondering van mobiele tanks, mogen ook gebruikt worden als collo van typeIP-2 of IP-3 voor het vervoer van LSA-I en LSA-II stoffen, zoals is aangegeven in tabel 4.1.9.2.5, op voorwaarde dat:
- a)
- ze voldoen aan de voorschriften van 6.4.5.1;
- b)
- ze ontworpen zijn om te voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.8; en
- c)
- ze dermate ontworpen zijn dat elk supplementair beschermingsschild dat wordt aangebracht in staat is om te weerstaan aan de statische en dynamische belastingen die onder normale omstandigheden van behandeling en vervoer kunnen optreden en dat een toename van het dosistempo met meer dan 20 % op een willekeurig punt van het buitenoppervlak van de containers wordt belet.
6.4.5.4.4
Containers met de karakteristieken van een permanente omsluiting mogen ook als collo van type IP-2 of IP-3 gebruikt worden op voorwaarde dat:
- a)
- de radioactieve inhoud uitsluitend bestaat uit vaste stoffen;
- b)
- ze voldoen aan de voorschriften van 6.4.5.1; en
- c)
- ze ontworpen zijn om te voldoen aan de ISO-norm 1496-1:1990: “Series 1 Freight Containers – Specifications and Testing – Part 1: General Cargo Containers” en de latere wijzigingen 1:1993, 2:1998, 3:2005, 4:2006 en 5:2006 met uitzondering van de afmetingen en de nominale waarden. Ze moeten zodanig zijn ontworpen dat ze, indien ze onderworpen zouden worden aan de beproevingen die in dit document beschreven zijn en aan de versnellingen die optreden tijdens routine transportvoorwaarden:
- i)
- het verlies of de verspreiding van de radioactieve inhoud zouden beletten; en
- ii)
- een toename van het dosistempo met meer dan 20 % op een willekeurig punt van het buitenoppervlak van de containers zouden beletten.
6.4.5.4.5
Metalen IBC's mogen ook gebruikt worden als collo van type IP-2 of IP-3, op voorwaarde dat:
- a)
- ze voldoen aan de voorschriften van 6.4.5.1; en
- b)
- ze ontworpen zijn om te voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk 6.5 voor verpakkingsgroep I of II en – indien ze onderworpen zouden worden aan de in dit hoofdstuk voorgeschreven beproevingen waarbij de valproef uitgevoerd wordt in de oriëntatie die de meeste schade teweegbrengt – ze:
- i)
- het verlies of de verspreiding van de radioactieve inhoud zouden beletten; en
- ii)
- een toename van het maximale dosistempo met meer dan 20 % op een willekeurig punt van het buitenoppervlak van de IBC's zouden beletten.
6.4.6 Voorschriften betreffende de colli die uraniumhexafluoride bevatten
6.4.6.1
De colli die ontworpen zijn om uraniumhexafluoride te bevatten moeten voldoen aan de voorschriften van het ADR die betrekking hebben op de radioactieve en splijtings- eigenschappen van de stoffen. Met uitzondering van de in 6.4.6.4 voorziene gevallen, moet uraniumhexafluoride in hoeveelheden van 0,1 kg of meer ook overeenkomstig de voorschriften van de ISO-norm 7195:2005 ["Nuclear Energy – Packaging of uranium hexafluoride (UF6) for transport"] en de voorschriften van 6.4.6.2 en 6.4.6.3 verpakt en vervoerd worden..
6.4.6.2
Elk collo dat ontworpen is om 0,1 kg of meer uraniumhexafluoride te bevatten, moet zodanig ontworpen worden dat het voldoet aan de volgende voorschriften :
- a)
- zonder lekkage en zonder ontoelaatbare spanning, zoals aangegeven in ISO-norm 7195:2005, weerstaan aan de in 6.4.21.5 gespecificeerde structurele beproeving, behalve voor de gevallen voorzien in 6.4.6.4;
- b)
- zonder verlies of verspreiding van het uraanhexafluoride aan de in 6.4.15.4 gespecificeerde vrije valproef weerstaan; en
- c)
- zonder breuk van de borghouder aan de in 6.4.17.3 gespecificeerde thermische beproeving weerstaan, behalve voor de gevallen voorzien in 6.4.6.4.
6.4.6.3
De colli die ontworpen zijn om 0,1 kg of meer uraniumhexafluoride te bevatten mogen niet uitgerust zijn met drukontlastingsinrichtingen.
6.4.6.4
De colli die ontworpen zijn om 0,1 kg of meer uraniumhexafluoride te bevatten mogen - onder voorbehoud van een multilaterale goedkeuring - vervoerd worden indien de colli ontworpen zijn:
- a)
- volgens andere internationale of nationale normen dan de norm ISO 7195:2005, op voorwaarde dat een gelijkwaardig veiligheidsniveau gehandhaafd wordt; en/of
- b)
- om zonder lekkage en zonder ontoelaatbaar spanning te weerstaan aan een beproevingsdruk van minder dan 2,76 MPa, zoals aangegeven in 6.4.21.5; en/of
- c)
- om 9000 kg of meer uraniumhexafluoride te bevatten, en de colli niet voldoen aan de voorschriften van 6.4.6.2 c).
In alle andere opzichten moet aan de voorschriften van 6.4.6.1 tot en met 6.4.6.3 voldaan worden.
6.4.7 Voorschriften betreffende de colli van type A
6.4.7.1
De colli van type A moeten ontworpen zijn om te voldoen aan de algemene voorschriften van 6.4.2 en aan de voorschriften van 6.4.7.2 tot en met 6.4.7.17.
6.4.7.2
De kleinste totale uitwendige afmeting van het collo mag niet minder zijn dan 10 cm.
6.4.7.3
Elk collo moet aan de buitenzijde een voorziening – bijvoorbeeld een verzegeling – omvatten die niet gemakkelijk te verbreken is en die, wanneer ze intact is, bewijst dat het collo niet werd geopend.
6.4.7.4
De aanhechtingspunten voor het vastzetten van het collo moeten zodanig ontworpen zijn dat de krachten, die tijdens het vervoer zowel in normale omstandigheden als bij ongevallen in deze punten optreden, niet beletten dat het collo aan de voorschriften van het ADR voldoet.
6.4.7.5
Bij het ontwerpen van het collo moet voor de onderdelen van de verpakking rekening gehouden worden met temperaturen die gaan van – 40 °C tot + 70 °C. Er moet daarbij bijzondere aandacht besteed worden aan de stollingstemperaturen voor de vloeistoffen en aan de potentiële degradatie van de verpakkingsmaterialen in dit temperatuurbereik.
6.4.7.6
Het model en de fabricagetechnieken moeten beantwoorden aan internationale of nationale normen, of aan andere voorschriften die aanvaardbaar zijn voorde bevoegde overheid.
6.4.7.7
Het model moet een borghouder omvatten die veilig afgesloten wordt door middel van een positieve vergrendelingsinrichting, die niet onvrijwillig of door een druk in het collo geopend kan worden..
6.4.7.8
Radioactieve stoffen in speciale vorm mogen aanzien worden als een onderdeel van de borghouder.
6.4.7.9
Indien de borghouder een apart onderdeel van het collo is, moet de borghouder veilig afgesloten kunnen worden door middel van een positieve vergrendelingsinrichting die onafhankelijk is van elk ander deel van de verpakking.
6.4.7.10
Bij het ontwerpen van de onderdelen van de borghouder moet, in voorkomend geval, rekening gehouden worden met de radiolytische ontleding van vloeistoffen en andere kwetsbare materialen en met de ontwikkeling van gassen door chemische reactie en radiolyse.
6.4.7.11
De borghouder moet de radioactieve inhoud blijven weerhouden wanneer de omgevingsdruk tot 60 kPa verlaagt.
6.4.7.12
Alle kleppen, met uitzondering van de veiligheidskleppen, moeten voorzien zijn van een inrichting die de lekkages via de klep weerhoudt.
6.4.7.13
Een stralingsafscherming die een onderdeel van het collo omsluit en die volgens de specificaties deel uitmaakt van de borghouder, moet zodanig ontworpen zijn dat het onvrijwillig vrijkomen van dat onderdeel uit de afscherming wordt verhinderd. Wanneer de stralingsafscherming en het onderdeel dat ze omsluit een afzonderlijke eenheid vormen, moet de stralingsafscherming hermetisch afgesloten kunnen worden door middel van een positieve vergrendelingsinrichting die onafhankelijk is van elke andere structuur van de verpakking.
6.4.7.14
De colli moeten zodanig ontworpen zijn dat, mochten ze onderworpen worden aan de in 6.4.15 omschreven beproevingen:
- a)
- het verlies of de verspreiding van de radioactieve inhoud zouden beletten, en
- b)
- een toename van het dosistempo met meer dan 20 % op een willekeurig punt van het buitenoppervlak van het collo zouden beletten.
6.4.7.15
De modellen van de colli die bestemd zijn voor het vervoer van vloeibare radioactieve stoffen moeten een vrije ruimte omvatten die toelaat om te compenseren voor de temperatuursveranderingen van de inhoud, voor de dynamische effecten en voor de vuldynamica.
Colli van type A voor vloeistoffen
6.4.7.16
Een collo van type A dat ontworpen is om vloeibare radioactieve stoffen te bevatten, moet daarenboven:
- a)
- voldoen aan de voorschriften van 6.4.7.14 a) indien het onderworpen wordt aan de in 6.4.16 beschreven beproevingen; en
- b)
- i)
- ofwel voorzien zijn van een voldoende hoeveelheid absorberend materiaal om tweemaal het volume van de vloeibare inhoud te absorberen. Dit absorberend materiaal moet zodanig aangebracht worden dat het in geval van lekkage in contact komt met de vloeistof;
- ii)
- ofwel voorzien zijn van een borghouder die samengesteld is uit primaire inwendige en secundaire uitwendige onderdelen, en die zodanig ontworpen is dat de vloeibare inhoud volledig omsloten is en door de secundaire uitwendige onderdelen wordt tegengehouden wanneer de primaire inwendige onderdelen lekken.
Colli van type A voor gassen
6.4.7.17
Een collo van type A dat ontworpen is voor het vervoer van gassen moet het verlies of de verspreiding van de radioactieve inhoud voorkomen indien het onderworpen wordt aan de in 6.4.16 gespecificeerde beproevingen. Een collo van type A dat ontworpen is voor tritium of voor edelgassen is van dit voorschrift vrijgesteld.
6.4.8 Voorschriften betreffende de colli van type B(U)
6.4.8.1
De colli van type B(U) moeten ontworpen zijn om te voldoen aan de voorschriften van 6.4.2 en 6.4.7.2 tot en met 6.4.7.15, onder voorbehoud van 6.4.7.14 a), en bovendien aan de voorschriften van 6.4.8.2 tot en met 6.4.8.15.
6.4.8.2
Het collo moet zodanig ontworpen worden dat de warmte, die bij de in 6.4.8.5 en 6.4.8.6 omschreven omgevingsomstandigheden binnen het collo door de radioactieve inhoud wordt ontwikkeld, onder normale vervoersomstandigheden en zoals aangetoond door de beproevingen in 6.4.15 geen dermate ongunstige effecten heeft op het collo dat dit niet langer voldoet aan de voorschriften betreffende insluiting en afscherming indien het gedurende een week onbewaakt zou blijven. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan de warmte-effecten die kunnen resulteren in een of meer van de volgende gevallen:
- a)
- de schikking, de geometrische vorm of de fysische toestand van de radioactieve inhoud zouden kunnen wijzigen of – indien de radioactieve stof omsloten is door een omhulling of een mantel (bijvoorbeeld beklede splijtstofelementen) – de vervorming of het smelten van de omhulling, de mantel of de radioactieve stof kunnen veroorzaken; of
- b)
- de doelmatigheid van de verpakking zouden kunnen verminderen door een verschil in thermische uitzetting, of door scheuren of smelten van het beschermingsmateriaal tegen straling; of
- c)
- in combinatie met vocht de corrosie zouden kunnen versnellen.
6.4.8.3
Een collo moet zodanig ontworpen zijn dat, bij de in 6.4.8.5 gespecificeerde omgevingstemperatuur en in afwezigheid van zoninstraling, de temperatuur van de toegankelijke oppervlakken 50 °C niet overschrijdt, tenzij het collo onder exclusief gebruik wordt vervoerd.
6.4.8.4
De maximale temperatuur van om het even welk oppervlak van een collo onder exclusief gebruik dat tijdens het vervoer gemakkelijk bereikbaar is mag - zonder zoninstraling en bij de in 6.4.8.5 gedefinieerde omgevingstemperatuur - niet oplopen tot boven 85 °C. Men mag rekening houden met afschermingen of schermen die bedoeld zijn om personen te beschermen, zonder dat het nodig is om deze afschermingen of schermen aan enige beproeving te onderwerpen.
6.4.8.5
Er wordt van uitgegaan dat de omgevingstemperatuur 38 °C bedraagt.
6.4.8.6
Er wordt van uitgegaan dat met betrekking tot de zoninstraling omstandigheden gelden zoals aangegeven in tabel 6.4.8.6.
Tabel 6.4.8.6 : Gegevens met betrekking tot zoninstraling
|
Vorm en plaats van het oppervlak
|
Zonnestraling (in W/m2) gedurende 12 uur per dag
|
|
Vlakke horizontale oppervlakken die naar beneden gericht zijn gedurende het vervoer
|
|
|
Vlakke horizontale oppervlakken die naar boven gericht zijn gedurende het vervoer
|
|
|
Oppervlakken die vericaal zijn gedurende het vervoer
|
|
|
Andere (niet horizontale) oppervlakken die naar beneden gericht zijn
|
|
|
|
|
(a)
|
Men mag ook een sinusoïdale functie gebruiken, waarbij een absorptiecoëfficiënt wordt aangenomen en de effecten van een mogelijke weerkaatsing door naburige voorwerpen worden verwaarloosd.
|
6.4.8.7
Een collo dat een thermische bescherming omvat om te voldoen aan de voorschriften van de in 6.4.17.3 gespecificeerde thermische beproeving, moet zodanig ontworpen zijn dat deze bescherming doelmatig blijft indien het collo onderworpen wordt aan de beproevingen die gespecificeerd worden in 6.4.15 en, al naargelang het geval, in 6.4.17.2 a) en b) of in 6.4.17.2 b) en c). De doeltreffendheid van deze bescherming aan de buitenkant van het collo mag niet onvoldoende worden indien ze gescheurd, opengehaald, ingesneden, afgeschaafd of ruw behandeld wordt.
6.4.8.8
Een collo moet zodanig ontworpen worden dat, indien het onderworpen zou worden:
- a)
- aan de in 6.4.15 gespecificeerde beproevingen, het verlies van de radioactieve inhoud niet groter is dan 10-6 A2 per uur; en
- b)
- aan de beproevingen, gespecificeerd in 6.4.17.1, 6.4.17.2 b), 6.4.17.3 en 6.4.17.4 en ofwel de test in
- i)
- 6.4.17.2 c) indien het collo een massa heeft die niet groter is dan 500 kg, een op de uitwendige afmetingen gebaseerde volumetrische massa die niet groter is dan 1000 kg/m3 en een radioactieve inhoud die groter is dan 1000 A2 en niet bestaat uit radioactieve stoffen in speciale vorm , ofwel;
- ii)
- 6.4.17.2 a) voor alle andere colli,
het voldoet aan de volgende voorschriften:
- –
- een voldoende afscherming behouden om – met de maximaal voorziene radioactieve inhoud van het collo – te garanderen dat het dosistempo op 1 m van het oppervlak van het collo niet hoger is dan 10 mSv/h; en
- –
- het geaccumuleerd verlies van de radioactieve inhoud over de periode van één week beperken tot ten hoogste 10 A2 voor krypton-85 en tot ten hoogste A2 voor alle andere radionucliden.
Voor mengsels van verschillende radionucliden zijn de voorschriften van 2.2.7.2.2.4 tot en met 2.2.7.2.2.6 van toepassing, behalve dat in het geval van krypton-85 een effectieve waarde A2(i) gelijk aan 10 A2 mag worden gebruikt. In geval a) hierboven moet bij de beoordeling rekening worden gehouden met de in 4.1.9.1.2 voorziene limieten voor de uitwendige afwrijfbare besmetting.
6.4.8.9
Een collo dat bestemd is voor een radioactieve inhoud met een activiteit van meer dan 105 A2 moet zodanig ontworpen worden dat er, indien het mocht onderworpen worden aan de in 6.4.18 beschreven verzwaarde wateronderdompelingsproef, geen breuk van de borghouder zou optreden.
6.4.8.10
De overeenstemming met de toegestane limieten voor het vrijkomen van activiteit mag noch van filters, noch van een mechanisch koelsysteem afhankelijk zijn.
6.4.8.11
De colli mogen geen drukontlastingssysteem voor de borghouder omvatten dat het vrijkomen van radioactieve stoffen in de omgeving zou mogelijk maken onder de omstandigheden van de in 6.4.15 en 6.4.17 gespecificeerde beproevingen.
6.4.8.12
Een collo moet zodanig ontworpen zijn dat – indien het bij de maximale normale bedrijfsdruk onderworpen zou worden aan de in 6.4.15 en 6.4.17 gespecificeerde beproevingen – de spanningen in de borghouder geen waarden zouden bereiken die op het collo dusdanig nadelige effecten zouden hebben dat dit niet langer voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften.
6.4.8.13
De maximale normale bedrijfsdruk van het collo mag niet hoger zijn dan 700 kPa (manometerdruk).
6.4.8.14
Colli die radioactieve stoffen bevatten die moeilijk te verspreiden zijn moeten zodanig ontworpen zijn dat elk element dat aan de stoffen toegevoegd wordt en er geen bestanddeel van uitmaakt of elke inwendige component van de verpakking geen negatieve invloed heeft op het gedrag van de radioactieve stoffen die moeilijk te verspreiden zijn.
6.4.8.15
Het collo moet ontworpen worden voor omgevingstemperaturen gaande van – 40 °C tot + 38 °C.
6.4.9 Voorschriften betreffende de colli van type B(M)
6.4.9.1
De colli van type B(M) moeten voldoen aan de in 6.4.8.1 opgenomen voorschriften betreffende de colli van type B(U), behalve dat voor colli die uitsluitend binnen een bepaald land of uitsluitend tussen twee bepaalde landen vervoerd worden – en mits goedkeuring door de bevoegde overheden van de betrokken landen - andere voorwaarden dan die gesteld in 6.4.7.5, 6.4.8.4 tot en met 6.4.8.6 en 6.4.8.9 tot en met 6.4.8.15 weerhouden mogen worden. De in 6.4.8.4 en 6.4.8.9 tot en met 6.4.8.15 voorkomende voorschriften betreffende de colli van type B(U) moeten in de mate van het mogelijke nageleefd worden.
6.4.9.2
Een intermitterende beluchting van de colli van type B(M) tijdens het vervoer kan toegestaan worden, op voorwaarde dat de voor de beluchting voorgeschreven verrichtingen aanvaardbaar zijn voorde bevoegde overheden.
6.4.10 Voorschriften betreffende de colli van type C
6.4.10.1
De colli van type C moeten ontworpen zijn om te voldoen aan de voorschriften van 6.4.2, 6.4.7.2 tot en met 6.4.7.15 [met uitzondering van de bepalingen van 6.4.7.14 a)], 6.4.8.2 tot en met 6.4.8.6, 6.4.8.10 tot en met 6.4.8.15 en 6.4.10.2 tot en met 6.4.10.4.
6.4.10.2
De colli moeten kunnen voldoen aan de evaluatiecriteria die voor de beproevingen van 6.4.8.8 b) en 6.4.8.12 voorgeschreven zijn, na in een omgeving in stationaire toestand gebracht te zijn die gekenmerkt wordt door een thermische geleidbaarheid van 0,33 W.m-1.K-1 en een temperatuur van 38 °C. Als initiële evaluatieomstandigheden neemt men aan dat de eventuele warmteisolatie van het collo intact blijft, dat de druk in het collo gelijk is aan de maximale normale bedrijfsdruk en dat de omgevingstemperatuur 38 °C bedraagt.
6.4.10.3
Het collo moet zodanig ontworpen zijn dat het, wanneer de druk in het collo gelijk zou zijn aan de maximale normale bedrijfsdruk en het collo onderworpen zou worden aan:
- a)
- de in 6.4.15 gespecificeerde beproevingen, het verlies van de radioactieve inhoud zou beperken tot een maximum van 10-6 A2 per uur;
- b)
- de in 6.4.20.1 gespecificeerde opeenvolging van beproevingen.
- i)
- het moet een voldoende afscherming behouden om – met de maximaal voorziene radioactieve inhoud van het collo – te garanderen dat het dosistempo op 1 m van het oppervlak van het collo niet hoger is dan 10 mSv/h;
- ii)
- het moet het geaccumuleerd verlies van de radioactieve inhoud over de periode van één week beperken tot ten hoogste 10 A2 voor krypton-85 en tot ten hoogste A2 voor alle andere radionucliden.
Voor mengsels van verschillende radionucliden zijn de voorschriften van 2.2.7.2.2.4 tot en met 2.2.7.2.2.6 van toepassing, behalve dat in het geval van krypton-85 een effectieve waarde A2(i) gelijk aan 10 A2 mag worden gebruikt. In geval a) hierboven moet bij de beoordeling rekening worden gehouden met de in 4.1.9.1.2 voorziene limieten voor de uitwendige besmetting.
6.4.10.4
Het collo moet zodanig ontworpen worden dat er, indien het mocht onderworpen worden aan de in 6.4.18 beschreven verzwaarde wateronderdompelingsproef, geen breuk van de borghouder zou optreden.
6.4.11 Voorschriften betreffende de colli die splijtstoffen bevatten
6.4.11.1
Splijtstoffen moeten zodanig worden vervoerd dat:
- a)
- de subcriticaliteit tijdens het vervoer gehandhaafd blijft onder normale routine omstandigheden en bij ongevallen; met de volgende mogelijkheden moet in het bijzonder rekening gehouden worden:
- i)
- insijpelend water in de colli en verlies van water uit de colli;
- ii)
- een verminderde doelmatigheid van geïntegreerde neutronenabsorberende materialen of moderatoren;
- iii)
- een herschikking van de inhoud, hetzij binnen het collo, hetzij als gevolg van lekkage uit het collo;
- iv)
- een vermindering van de ruimtes tussen colli of binnenin de colli;
- v)
- een onderdompeling van de colli in water of hun bedelving onder sneeuw; en
- vi)
- temperatuurschommelingen.
- b)
- voldaan wordt aan de voorschriften:
- i)
- van 6.4.7.2, behalve de onverpakte stoffen specifiek toegestaan door 2.2.7.2.3.5 e);
- ii)
- die elders in het ADR opgenomen zijn met betrekking tot de radioactieve eigenschappen van de stoffen;
- iii)
- van 6.4.7.3, behalve als de stoffen zijn uitgezonderd door 2.2.7.2.3.5;
- iv)
- van 6.4.11.4 tot en met 6.4.11.14, behalve als de stoffen zijn uitgezonderd onder 2.2.7.2.3.5, 6.4.11.2 of 6.4.11.3.
6.4.11.2
Colli met splijtbare stoffen die voldoen aan de bepalingen van d) en van één de bepalingen van de a) tot en met c) van deze paragraaf zijn vrijgesteld van de eisen van 6.4.11.4 tot en met 6.4.11.14:
- a)
- colli met splijtbare stoffen, in eender welke vorm, op voorwaarde dat:
- i)
- de kleinste buitenafmetingen van het collo is niet minder dan 10 cm;
- ii)
- de criticaliteits-veiligheidsindex (CSI) van het collo wordt berekend volgens de volgende formule:
CSI = 50 × 5 × (
Massa van U-235 in het collo (g) |
Z |
+
Massa andere splijtstoffen* in het collo (g) |
280 |
)
- *
- Plutonium kan elke mogelijke isotopische samenstelling hebben mits de hoeveelheid Pu-241 minder is dan die van Pu-240 in het collo.
De Z-waarden zijn afkomstig uit tabel 6.4.11.2;
- iii)
- de totale criticaliteits-veiligheidsindex van het collo niet meer is dan 10;
- b)
- colli met splijtbare stoffen, in eender welke vorm, op voorwaarde dat:
- i)
- de kleinste buitenafmeting van het collo is niet minder dan 30 cm;
- ii)
- het collo, na te zijn onderworpen aan de beproevingen in 6.4.15.1 tot 6.4.15.6:
- –
- zijn inhoud van splijtbaar materiaal behoudt;
- –
- de kleinste minimale buitenafmeting van minstens 30 cm behoudt;
- –
- het binnendringen van een 10 cm kubus verhindert;
- iii)
- de criticaliteits-veiligheidsindex (CSI) van het pakket wordt berekend volgens de volgende formule:
CSI = 50 × 2 × (
Massa van U-235 in het collo (g) |
Z |
+
Massa andere splijtstoffen* in het collo (g) |
280 |
)
- *
- Plutonium kan elke mogelijke isotopische samenstelling hebben mits de hoeveelheid Pu-241 minder is dan die van Pu-240 in het collo.
De Z-waarden zijn afkomstig uit tabel 6.4.11.2;
- iv)
- de totale criticaliteits-veiligheidsindex van het collo niet meer is dan 10;
- c)
- colli met splijtbare stoffen, in eender welke vorm, op voorwaarde dat:
- i)
- de kleinste buitenafmeting van het collo is niet minder dan 10 cm;
- ii)
- het collo, na te zijn onderworpen aan de beproevingen in 6.4.15.1 tot 6.4.15.6:
- –
- zijn inhoud van splijtbaar materiaal behoudt;
- –
- de kleinste minimale buitenafmeting van minstens 10 cm behoudt;
- –
- binnendringen van een 10 cm kubus verhindert;
- iii)
- de criticaliteits-veiligheidsindex (CSI) van het pakket wordt berekend volgens de volgende formule:
CSI = 50 × 2 × (
Massa van U-235 in het collo (g) |
450 |
+
Massa andere splijtstoffen* in het collo (g) |
280 |
)
- *
- Plutonium kan elke mogelijke isotopische samenstelling hebben mits de hoeveelheid Pu-241 minder is dan die van Pu-240 in het collo.
- iv)
- de totale massa van de splijtbare nucliden van het collo niet meer is dan 15 g;
- d)
- de totale massa van beryllium, gehydrogeneerde materiaal verrijkt in deuterium, grafiet of andere allotropen van koolstof, in een collo mag niet groter zijn dan de massa van de splijtbare nucliden in het collo, behalve als de totale concentratie van deze materialen niet hoger is dan 1 g voor een totale massa van 1 000 gram. Beryllium opgenomen in koperlegeringen tot maximaal 4% van de massa van de legering wordt hier niet in beschouwing genomen.
Tabel 6.4.11.2: Z-waarden voor de berekening van de CSI volgens 6.4.11.2
|
|
Uranium verrijkt tot 1.5 %
|
|
|
|
Uranium verrijkt tot 10 %
|
|
Uranium verrijkt tot 20 %
|
|
Uranium verrijkt tot 100 %
|
|
(a)
|
Als een collo uranium met verschillende verrijkingen in de U-235 bevat, dan moet de waarde die overeenkomt met de grootste verrijking worden gebruikt voor Z.
|
6.4.11.3
Colli die niet meer dan 1000 g plutonium bevatten worden vrijgesteld van de toepassing van 6.4.11.4 tot en met 6.4.11.14 op voorwaarde dat:
- (a)
- Niet meer dan 20 % van de massa van het plutonium zijn splijtbare nucliden;
- (b)
- De criticaliteits-veiligheidsindex van het collo wordt berekend met de volgende formule:
- (c)
- Als uranium aanwezig is samen met het plutonium, mag de massa van het uranium niet meer dan 1 % van de massa van het plutonium bedragen.
6.4.11.4
Wanneer de chemische vorm of de fysische toestand, de isotopische samenstelling, de massa of de concentratie, de moderatieverhouding of de densiteit, of de geometrische configuratie niet gekend zijn moeten de in 6.4.11.8 tot en met 6.4.11.13 voorziene evaluaties uitgevoerd worden in de veronderstelling dat elke onbekende parameter de waarde heeft die overeenstemt met de maximale neutronenvermenigvuldiging die in overeenstemming is met de gekende omstandigheden en parameters in deze evaluaties.
6.4.11.5
Voor bestraalde kernbrandstof moeten de in 6.4.11.8 tot en met 6.4.11.13 voorziene evaluaties stoelen op een isotopische samenstelling waarvan is bewezen dat ze overeenstemt met:
- a)
- de maximale neutronenvermenigvuldiging gedurende de bestralingsgeschiedenis, of
- b)
- een voorzichtige schatting van de neutronenvermenigvuldiging bij de evaluaties van de colli. Na de bestraling maar voor een verzending moet een meting uitgevoerd worden om te bevestigen dat de hypothese betreffende de isotopische samenstelling conservatief is.
6.4.11.6
Na onderworpen te zijn geweest aan de in 6.4.15 gespecificeerde beproevingen moet het collo:
- a)
- de kleinste totale uitwendige afmetingen van het collo van ten minste 10 cm behouden; en
- b)
- het binnendringen van een kubus met ribben van 10 cm verhinderen.
6.4.11.7
Het collo moet ontworpen worden voor een omgevingstemperatuur die gaat van – 40 °C tot + 38 °C, tenzij de bevoegde overheid anders bepaalt in het goedkeuringscertificaat van het model van het collo.
6.4.11.8
Bij de afzonderlijk beschouwde collo moet ervan uitgegaan worden dat water in alle lege ruimtes van het collo kan binnendringen of eruit weglekken, met inbegrip van in het bijzonder die welke zich binnen de borghouder bevinden. Indien het model echter speciale voorzieningen omvat om een dergelijk binnendringen of weglekken van water in of uit bepaalde lege ruimtes te voorkomen - zelfs in geval van een menselijke fout - mag men ervan uitgaan dat de dichtheid van deze ruimtes is gegarandeerd. Deze speciale voorzieningen moeten het volgende omvatten:
- a)
- ofwel meervoudige hoogwaardige waterdichte barrières, waarvan er minstens twee hun doelmatigheid zouden behouden mocht het collo onderworpen worden aan de in 6.4.11.13 b) gespecificeerde beproevingen, aan een rigoureuze kwaliteitscontrole bij de productie, het onderhoud en de reparatie van de verpakkingen en aan beproevingen om de afsluiting van elk collo aan te tonen voor elke verzending;
- b)
- ofwel, voor colli die uitsluitend uraniumhexafluoride bevatten, met een verrijking tot maximaal 5 massa-% uranium-235 :
- i)
- colli waarin er – na de in 6.4.11.12 b) gespecificeerde beproevingen – geen ander fysiek contact is tussen de afsluiter of de stop en enig ander onderdeel van de verpakking dan zijn oorspronkelijk bevestigingspunt, en waarvan bovendien – na de in 6.4.17.3 gespecificeerde beproeving – de afsluiters en de stop lekdicht blijven; en
- ii)
- een rigoureuze kwaliteitscontrole bij de productie, het onderhoud en de reparatie van de verpakkingen, in combinatie met beproevingen om de afsluiting van elk collo te controleren voor elke verzending.
6.4.11.9
Voor het isolatiesysteem moet uitgegaan worden van een volledige weerkaatsing door ten minste 20 cm water of van om het even welke andere en grotere weerkaatsing die complementair door het materiaal aanwezig in de verpakking wordt verschaft. Wanneer echter kan aangetoond worden dat het opsluitingssysteem binnen de verpakking blijft na afloop van de in 6.4.11.13 b) gespecificeerde beproevingen, mag men in 6.4.11.10 c) uitgaan van een totale weerkaatsing van het collo door ten minste 20 cm water.
6.4.11.10
Het collo moet subcritisch zijn onder de in 6.4.11.8 en 6.4.11.9 voorziene omstandigheden en onder de omstandigheden van het collo die leiden tot de maximale neutronenvermenigvuldiging die in overeenstemming is met:
- a)
- de routine-vervoersomstandigheden (zonder incident);
- b)
- de in 6.4.11.12 b) gespecificeerde beproevingen;
- c)
- de in 6.4.11.13 b) gespecificeerde beproevingen.
6.4.11.11
(Voorbehouden)
6.4.11.12
Voor de normale vervoersomstandigheden bepaalt men een getal “N”, zodanig dat vijf maal “N” colli subcritisch is voor die ordening en omstandigheden van het collo die leiden tot de maximale neutronenvermenigvuldiging in overeenstemming met het volgende:
- a)
- er bevindt zich niets tussen de colli, en de opstelling van het collo is langs alle zijden omgeven door een laag water van ten minste 20 cm die dient als reflector; en
- b)
- de toestand waarin de colli zich bevinden is deze die ingeschat of vastgesteld zou zijn indien ze aan de in 6.4.15 gespecificeerde beproevingen onderworpen waren geweest.
6.4.11.13
Voor de ongevalsomstandigheden tijdens het vervoer bepaalt men een getal “N”, zodanig dat twee maal “N” colli subcritisch is voor die ordening en omstandigheden van het collo die leiden tot de maximale neutronenvermenigvuldiging in overeenstemming met het volgende:
- a)
- er is moderatie door een gehydrogeneerd materiaal tussen de colli, en de opstelling van het collo is langs alle zijden omgeven door een laag water van ten minste 20 cm die dient als reflector; en
- b)
- de in 6.4.15 gespecificeerde beproevingen worden gevolgd door de meest limitatieve van de hierna volgende beproevingen:
- i)
- de beproevingen gespecificeerd in 6.4.17.2 b), en in 6.4.17.2 c) – voor de colli met een massa die niet groter is dan 500 kg en met een volumetrische massa die niet groter is dan 1000 kg/m3 op basis van de buitenafmetingen – of in 6.4.17.2 a) voor alle andere colli, gevolgd door de in 6.4.17.3 gespecificeerde beproeving en aangevuld met de in 6.4.19.1 tot en met 6.4.19.3 gespecificeerde beproevingen; of
- ii)
- de in 6.4.17.4 gespecificeerde beproeving; en
- c)
- indien om het even welk gedeelte van de splijtstoffen ontsnapt uit de borghouder ten gevolge van de in 6.4.11.13 b) gespecificeerde beproevingen, gaat men er van uit dat de splijtstoffen ontsnappen uit elk collo van de opstelling en dat alle splijtstoffen in de configuratie en moderatie worden geplaatst die resulteren in de maximale neutronenvermenigvuldiging met totale weerkaatsing door ten minste 20 cm water.
6.4.11.14
De criticaliteits-veiligheidsindex (CSI) van colli die splijtstoffen bevatten wordt bekomen door het getal 50 te delen door het kleinste van de twee waarden van N, verkregen zoals aangegeven in 6.4.11.12 en 6.4.11.13 (met andere woorden CSI = 50/N). De waarde van de criticaliteits-veiligheidsindex (CSI) kan nul zijn, indien een onbeperkt aantal colli subcritisch is (met andere woorden indien N in beide gevallen daadwerkelijk gelijk is aan oneindig)
6.4.12 Beproevingsmethodes en bewijs van overeenstemming
6.4.12.1
De overeenstemming met de in 2.2.7.2.3.3.1, 2.2.7.2.3.3.2, 2.2.7.2.3.4.1, 2.2.7.2.3.4.2, 2.2.7.2.3.4.3 en 6.4.2 tot en met 6.4.11 vereiste prestatienormen kan bewezen worden door middel van een van de hierna aangegeven methodes of door een combinatie van deze methodes:
- a)
- door monsters die radioactieve stoffen in speciale vorm of moeilijk te verspreiden radioactieve stoffen voorstellen, of prototypes of monsters van de verpakking aan de beproevingen te onderwerpen ; daarbij moet de bij de beproevingen gebruikte inhoud van het monster of van de verpakking zo goed mogelijk de te verwachten verscheidenheid van de radioactieve inhoud nabootsen, en het aan de beproevingen onderworpen monster of verpakking moet voorbereid worden op de voor het vervoer gebruikelijke wijze.
- b)
- door te verwijzen naar eerdere bevredigende bewijzen, van voldoende vergelijkbare aard.
- c)
- door beproevingen uit te voeren op modellen die uitgevoerd zijn op een gepaste schaal en die elementen bevatten die karakteristiek zijn voor het desbetreffend voorwerp ; dit wanneer technologische ervaring heeft aangetoond dat de resultaten van dergelijke beproevingen bruikbaar zijn voor de bestudering van het model. Indien een schaalmodel wordt gebruikt, moet rekening gehouden worden met de noodzaak om bepaalde testparameters - zoals bijvoorbeeld de diameter van de penetratiestaaf of de drukbelasting – aan te passen.
- d)
- door gebruik te maken van berekeningen of onderbouwde beredeneringen, indien algemeen aanvaard wordt dat de berekeningsmethodes en parameters betrouwbaar of conservatief zijn.
6.4.12.2
Nadat het prototype of monster aan de beproevingen werd onderworpen, moeten geschikte evaluatiemethodes gebruikt worden om er zich van te vergewissen dat aan de voorschriften met betrekking tot de beproevingsmethodes is voldaan, overeenkomstig de in 2.2.7.2.3.3.1, 2.2.7.2.3.3.2, 2.2.7.2.3.4.1, 2.2.7.2.3.4.2, 2.2.7.2.3.4.3 en 6.4.2 tot en met 6.4.11 voorgeschreven prestatie- en acceptatienormen.
6.4.12.3
Elk monster moet vóór de beproevingen geïnspecteerd worden om er de gebreken of beschadigingen van te identificeren en vastte leggen, in het bijzonder:
- a)
- afwijking van het model;
- b)
- gebreken bij de fabricage;
- c)
- corrosie of andere kwaliteitsverminderingen; en
- d)
- verandering van de karakteristieken.
De borghouder van het collo moet duidelijk gespecificeerd worden. De uitwendige delen van het monster moeten duidelijk geïdentificeerd worden, opdat gemakkelijk en ondubbelzinnig naar elk onderdeel van dit monster kan verwezen worden.
6.4.13 Beproeving van de integriteit van de borghouder en van de radiologische afscherming en beoordeling van de veiligheid ten aanzien van de criticaliteit
Na elke beproeving of groep van beproevingen of opeenvolging van de van toepassing zijnde beproevingen, gespecificeerd in 6.4.15 t/m 6.4.21:
- a)
- moeten de gebreken en beschadigingen vastgesteld en vastgelegd worden;
- b)
- moet vastgesteld worden of de integriteit van de borghouder en van de radiologische afscherming nog voldoen aan wat in 6.4.2 tot en met 6.4.11 voor het desbetreffend collo wordt geëist; en
- c)
- moet voor colli met splijtstoffen nagegaan worden of de voor één of meerdere colli in 6.4.11.1 toten met 6.4.11.14 vereiste hypotheses en evaluatievoorwaarden geldig zijn.
6.4.14 Trefplaat voor de valproeven
De trefplaat voor de in 2.2.7.2.3.3.5 a), 6.4.15.4, 6.4.16 a), 6.4.17.2 en 6.4.20.2 gespecificeerde valproeven moet een vlak, horizontaal oppervlak zijn, van zodanige aard dat een eventuele toename van haar weerstand tegen verplaatsing of vervorming bij de inslag van het monster de schade aan het monster niet aanmerkelijk zou verergeren.
6.4.15 Beproevingen om aan te tonen dat aan normale vervoersomstandigheden kan worden weerstaan
6.4.15.1
Deze beproevingen zijn: de beproeving door besproeiing met water, de vrije valproef, de stapelproef en de penetratieproef. De monsters van het collo moeten onderworpen worden aan de vrije valproef, de stapelproef en de penetratieproef, die voor alle gevallen voorafgegaan wordt door de beproeving door besproeiing met water. Eén enkel monster mag voor alle beproevingen gebruikt worden, op voorwaarde dat de voorschriften van 6.4.15.2 nageleefd worden.
6.4.15.2
De tijdsduur tussen het beëindigen van de beproeving door besproeiing met water en de daaropvolgende beproeving moet zodanig zijn dat het water zoveel mogelijk heeft kunnen binnendringen zonder dat de buitenzijde van het monster merkbaar is opgedroogd. Zonder bewijs van het tegendeel wordt aangenomen dat deze tijdsduur ongeveer twee uur bedraagt indien het water tegelijkertijd vanuit vier richtingen wordt gesproeid. Er is evenwel geen tijdsduur te voorzien indien het water achtereenvolgens uit elk van de vier richtingen wordt gesproeid.
6.4.15.3
Beproeving door besproeiing met water: het monster moet onderworpen worden aan een beproeving door besproeiing met water die een blootstelling aan een neerslagdebiet nabootst van ongeveer 5 cm per uur gedurende ten minste een uur.
6.4.15.4
Vrije valproef: het monster moet zodanig op de trefplaat vallen, dat het de grootst mogelijke schade oploopt aan de te beproeven veiligheidselementen:
- a)
- de valhoogte, gemeten tussen het laagste punt van het monster en het bovenoppervlak van de trefplaat mag niet kleiner zijn dan de afstand die in tabel 6.4.15.4 voorde desbetreffende massa is aangegeven. De trefplaat moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14;
- b)
- bij rechthoekige colli uit karton of hout met een massa die niet groter is dan 50 kg moet een afzonderlijk monster onderworpen worden aan een vrije valproef van een hoogte van 0,3 m, op elk van zijn hoeken;
- c)
- bij cylindrische colli uit karton met een massa die niet groter is dan 100 kg moet een afzonderlijk monster onderworpen worden aan een vrije valproef van een hoogte van 0,3 m, op elk kwadrant van elke rand.
Tabel 6.4.15.4: Vrije valhoogte voor de beproeving van de colli onder normale vervoersomstandigheden
|
|
Massa van het collo < 5000
|
|
5000 ≤ Massa van het collo < 10.000
|
|
10.000 ≤ Massa van het collo < 15.000
|
|
15.000 ≤ Massa van het collo
|
|
6.4.15.5
Stapelproef: tenzij de vorm van de verpakking het stapelen daadwerkelijk onmogelijk maakt, moet het monster gedurende 24 uren onderworpen worden aan een drukbelasting die gelijk is aan de grootste van de volgende twee waarden:
- a)
- een totaal gewicht gelijk aan vijf maal het maximaal gewicht van het collo;
- b)
- het equivalent van 13 kPa, vermenigvuldigd met de oppervlakte van de verticale projectie van het collo.
Deze belasting moet gelijkmatig uitgeoefend worden op twee tegenoverstaande zijden van het monster, waarvan er een de basis moet zijn waarop het collo normaal rust.
6.4.15.6
Penetratieproef: het monster wordt op een stijf, vlak en horizontaal oppervlak geplaatst waarvan de verplaatsing tijdens het uitvoeren van de proef verwaarloosbaar blijft:
- a)
- een staaf met een diameter van 3,2 cm, een uiteinde in de vorm van een halve bol en een massa van 6 kg wordt – met zijn lengteas in verticale positie – zo losgelaten boven het monster dat zijn uiteinde neerkomt in het centrum van het zwakste gedeelte van het monster en de borghouder raakt indien hij ver genoeg doordringt. De vervorming van de staaf moet tijdens het uitvoeren van de proef verwaarloosbaar blijven.
- b)
- de valhoogte van de staaf, gemeten tussen het onderste uiteinde ervan en het voorziene inslagpunt op het bovenvlak van het monster moet 1 m bedragen.
6.4.16 Bijkomende beproevingen voor de colli van type A ontworpen voor vloeistoffen en gassen
Een monster of afzonderlijke monsters moeten onderworpen worden aan elk van de hierna volgende beproevingen tenzij aangetoond kan worden dat voor het collo in kwestie een van de beproevingen zwaarder is dan de andere; in dat geval moet een monster aan de zwaardere beproeving worden onderworpen:
- a)
- vrije valproef: het monster moet zodanig op de trefplaat vallen dat het de grootst mogelijke schade oploopt met betrekking tot de borghouder. De valhoogte, gemeten tussen het laagste punt van het monster en het bovenoppervlak van de trefplaat moet 9 m bedragen. De trefplaat moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14;
- b)
- penetratieproef: het monster moet onderworpen worden aan de in 6.4.15.6 gespecificeerde beproeving, behalve dat de valhoogte van 1 m – zoals voorzien in 6.4.15.6 b) – op 1,7 m gebracht wordt.
6.4.17 Beproevingen om aan te tonen dat aan ongevalsomstandigheden tijdens het vervoer kan worden weerstaan
6.4.17.1
Het monster moet onderworpen worden aan de cumulatieve gevolgen van de in 6.4.17.2 en 6.4.17.3 gespecificeerde beproevingen, uitgevoerd in de aangegeven volgorde. Na deze beproevingen moet het monster in kwestie, of een ander monster, onderworpen worden aan de wateronderdompelingsproef of -proeven die in 6.4.17.4 en, in voorkomend geval, in 6.4.18 gespecificeerd worden.
6.4.17.2
Mechanische beproeving: de beproeving bestaat uit drie verschillende vrije valproeven. Elk monster moet onderworpen worden aan de van toepassing zijnde vrije valproeven die in 6.4.8.8 of 6.4.11.13 gespecificeerd zijn. De volgorde waarin het monster aan deze proeven wordt onderworpen moet zodanig zijn dat het monster – na de beëindiging van de mechanische beproeving – de beschadigingen heeft opgelopen die tot de grootste schade zullen leiden bij de daaropvolgende thermische beproeving:
- a)
- valproef I: het monster moet zodanig op de trefplaat vallen dat het de grootst mogelijke schade oploopt; de valhoogte, gemeten tussen het laagste punt van het monster en het bovenoppervlak van de trefplaat moet 9 m bedragen. De trefplaat moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14;
- b)
- valproef II: het monster moet op een staaf vallen die onbeweeglijk en loodrecht op de trefplaat bevestigd is, en dit zodanig dat de grootst mogelijke schade wordt opgelopen. De valhoogte, gemeten tussen het voorziene inslagpunt op het monster en het bovenoppervlak van de staaf moet 1 m bedragen. De staaf moet uit massief zacht staal vervaardigd zijn met een ronde dwarsdoorsnede van 15 ± 0,5 cm diameter en een lengte van 20 cm, tenzij een langere staaf grotere beschadigingen zou kunnen veroorzaken ; in dat geval moet een staaf van voldoende lengte gebruikt worden om de grootst mogelijke schade te veroorzaken. Het bovenste uiteinde van de staaf moet vlak en horizontaal zijn waarbij de rand een krommingsstraal bezit van ten hoogste 6 mm. De trefplaat waarop de staaf is bevestigd, moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14;
- c)
- valproef III het monster moet onderworpen worden aan een dynamische verbrijzelingsproef. Daarbij wordt het monster zodanig op de trefplaat geplaatst dat het de grootst mogelijke schade oploopt door de val van een massa van 500 kg vanaf 9 m hoogte. De massa moet bestaan uit een massieve plaat uit zacht staal van 1 m × 1 m en moet in horizontale positie vallen. De onderzijde van de stalen plaat moet zijn randen en hoeken afgerond hebben met een straal van maximaal 6 mm. De valhoogte moet gemeten worden tussen het onderste vlak van de plaat en het hoogste punt van het monster. De trefplaat waarop het monster rust, moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14.
6.4.17.3
Thermische beproeving : het monster moet in thermisch evenwicht zijn voor een omgevingstemperatuur van 38 °C, de zoninstralingsomstandigheden zoals aangegeven in tabel 6.4.8.6 en de theoretische maximale warmteproductie in het collo door de radioactieve inhoud. Elk van deze parameters mag een andere waarde hebben voor en tijdens de beproeving, op voorwaarde dat daar op een passende wijze rekening mee wordt gehouden bij de daaropvolgende beoordeling van het gedrag van het collo.
De thermische beproeving bestaat uit:
- a)
- de blootstelling van een monster gedurende 30 minuten aan een thermische omgeving die een warmteflux overdraagt die ten minste evenwaardig is aan die van een brand van koolwaterstof en lucht; dit in voldoend rustige omgevingsvoorwaarden opdat de gemiddelde emissiecapaciteit ten minste 0,9 bedraagt met vlammen van een gemiddelde temperatuur van ten minste 800 °C die het monster volledig omsluiten, en een oppervlakteabsorptiecoëfficiënt van 0,8 of elke andere waarde die het collo aantoonbaar bezit bij blootstelling aan de genoemde brand, gevolgd door
- b)
- de blootstelling van het monster aan een omgevingstemperatuur van 38 °C, bij de zoninstralingsomstandigheden zoals aangegeven in tabel 6.4.8.6 en de theoretische maximale warmteproductie in het collo door de radioactieve inhoud; dit gedurende een voldoende lange periode opdat de temperatuur overal in het monster daalt en/of deze van de aanvankelijke stabiele toestand benadert. Elk van deze parameters mag een andere waarde hebben nadat de verhitting is beëindigd, op voorwaarde dat daar op een passende wijze rekening mee wordt gehouden bij de daaropvolgende beoordeling van het gedrag van het collo.
Tijdens en na de beproeving mag het monster niet kunstmatig afgekoeld worden, en indien materialen van het monster ontbranden moet de brand zich kunnen voortzetten tot hij vanzelf uitdooft.
6.4.17.4
Wateronderdompelingsproef: het monster moet gedurende minimum 8 uur ten minste 15 m diep in water ondergedompeld worden, in de stand waarin het de grootst mogelijke schade zal oplopen. Voor de berekeningen wordt er van uitgegaan dat een uitwendige druk van ten minste 150 kPa (manometerdruk) voldoet.
6.4.18 Verzwaarde wateronderdompelingsproef voor de colli van type B(U) en van type B(M) die meer dan 105 A2 bevatten en voor de colli van type C
Verzwaarde wateronderdompelingsproef: het monster moet gedurende minimum één uur ten minste 200 m diep in water ondergedompeld worden. Voor de berekeningen wordt er van uitgegaan dat een uitwendige druk van ten minste 2 MPa (manometerdruk) voldoet.
6.4.19 Dichtheidsbeproeving met water voor de colli die splijtstoffen bevatten
6.4.19.1
De colli, waarvoor het binnendringen of weglekken van water in een omvang die leidt tot de grootste reactiviteit als hypothese werd aangenomen voor de beoordeling op basis van 6.4.11.8 tot en met 6.4.11.13, worden van deze beproeving vrijgesteld.
6.4.19.2
Vooraleer het monster aan de hieronder gespecificeerde dichtheidsbeproeving met water wordt onderworpen, moet het de in 6.4.17.2 b) gespecificeerde beproeving ondergaan, vervolgens die welke in 6.4.17.2 a) of in 6.4.17.2 c) is gespecificeerd – overeenkomstig de voorschriften van 6.4.11.13 – en dan de in 6.4.17.3 gespecificeerde beproeving.
6.4.19.3
Het monster moet gedurende minimum acht uur en ten minste 0,9 m diep in water ondergedompeld worden in de stand die het binnendringen maximaal mogelijk maakt.
6.4.20 Beproevingen voor de colli van type C
6.4.20.1
De monsters moeten onderworpen worden aan de gevolgen van elk van de onderstaande opeenvolging van beproevingen, uitgevoerd in de aangegeven volgorde:
- a)
- de in 6.4.17.2 a) en c) en in 6.4.20.2 en 6.4.20.3 gespecificeerde beproevingen; en
- b)
- de in 6.4.20.4 gespecificeerde beproeving.
Voor elk van de in a) en b) gegeven opeenvolging van beproevingen mogen verschillende monsters gebruikt worden.
6.4.20.2
Perforatie/scheurbeproeving: het monster moet onderworpen worden aan de beschadigende effecten van een verticale volle staaf uit zacht staal. De oriëntatie van het monster en de plaats van impact op het monster moeten zo gekozen worden dat die na afloop van de in 6.4.20.1 a) voorziene opeenvolging van beproevingen de meeste schade veroorzaakt:
- a)
- het monster, dat een collo vertegenwoordigt waarvan de massa kleiner is dan 250 kg, wordt op een trefplaat geplaatst en geraakt door een staaf met een massa van 250 kg die valt van een hoogte van 3 m boven het voorzien inslagpunt. Bij deze beproeving is de staaf een cylinder van 20 cm diameter; het uiteinde van de staaf dat op dat het monster inslaat is een afgeknotte kegel van 30 cm hoog, met aan de top een diameter van 2,5 cm en met een rand die afgerond is tot een straal van ten hoogste 6 mm. De trefplaat waarop het monster is geplaatst, moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14;
- b)
- voor de monsters met een massa van ten minste 250 kg moet de basis van de staaf op een trefplaat bevestigd zijn en moet het monster op de staaf vallen. De valhoogte, gemeten tussen het voorziene inslagpunt op het monster en het bovenste uiteinde van de staaf moet 3 m bedragen. De staaf dient voor deze beproeving dezelfde eigenschappen en afmetingen te bezitten als deze die in a) zijn aangegeven, behalve dat zijn lengte en massa dusdanig moeten zijn dat de grootst mogelijke schade aan het monster wordt veroorzaakt. De trefplaat waarop de staaf is bevestigd, moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14.
6.4.20.3
Verzwaarde thermische beproeving: de voorwaarden voor deze beproeving zijn deze die in 6.4.17.3 gespecificeerd zijn, behalve dat de blootstelling aan de thermische omgeving 60 minuten moet duren.
6.4.20.4
Weerstandsbeproeving tegen impact: het monster moet onderworpen worden aan een impact op een trefplaat bij een snelheid van niet minder dan 90 m/s en in een oriëntatie die de meeste schade veroorzaakt. De trefplaat moet beantwoorden aan de definitie in 6.4.14, zij het dat haar oppervlak om het even welke oriëntatie mag hebben zolang het maar verticaal staat op het traject van het monster.
6.4.21 Keuringen van verpakkingen die ontworpen zijn om ten minste 0,1 kg uraniumhexafluoride te bevatten
6.4.21.1
Iedere verpakking die gebouwd wordt, haar bedrijfs- en haar structuuruitrusting moeten – hetzij gezamenlijk hetzij afzonderlijk – onderworpen worden aan een initiële controle alvorens voor het eerst in dienst te worden genomen en aan periodieke controles. Deze controles moeten uitgevoerd en geattesteerd worden in overeenstemming met de bevoegde overheid.
6.4.21.2
De initiële controle bestaat uit het nazicht van de constructiekenmerken, een structurele beproeving, een dichtheidsbeproeving, een bepaling van de watercapaciteit en een nazicht van de goede werking van de bedrijfsuitrusting.
6.4.21.3
De periodieke controles bestaan uit een visueel nazicht, een structurele beproeving, een dichtheidsbeproeving en een nazicht van de goede werking van de bedrijfsuitrusting. Het interval tussen de periodieke controles bedraagt ten hoogste vijf jaar. De verpakkingen die binnen deze termijn van vijfjaar niet gecontroleerd werden moeten vóór het vervoer onderzocht worden volgens een door de bevoegde overheid goedgekeurd programma. Ze mogen pas opnieuw gevuld worden nadat het volledig programma voor de periodieke controles is afgewerkt.
6.4.21.4
Het nazicht van de constructiekenmerken moet aantonen dat de specificaties van het constructietype en van het fabricageprogramma nageleefd werden.
6.4.21.5
Voor de initiële structurele beproeving moeten de verpakkingen, die ontworpen zijn om ten minste 0,1 kg uraniumhexafluoride te bevatten, onderworpen worden aan een hydraulische drukproef bij een inwendige druk van ten minste 1,38 MPa ; indien de beproevingsdruk lager is dan 2,76 MPa is voor het model echter een multilaterale goedkeuring vereist. Voor de verpakkingen die onderworpen worden aan een herbeproeving mag - onder voorbehoud van multilaterale goedkeuring - een andere gelijkwaardige niet-destructieve methode toegepast worden.
6.4.21.6
De dichtheidsbeproeving moet uitgevoerd worden volgens een methode die lekken in de borghouder kan aantonen met een gevoeligheid van 0,1 Pa.I/s (10-6 bar.I/s).
6.4.21.7
De capaciteit van de verpakkingen in liter moet vastgesteld worden met een nauwkeurigheid van ± 0,25 % bij een referentietemperatuur van 15 °C. Het volume moet op het kenplaatje aangegeven worden zoals voorgeschreven in 6.4.21.8.
6.4.21.8
Elke verpakking moet voorzien zijn van een plaat uit corrosievast metaal die op een gemakkelijk toegankelijke plaats duurzaam is bevestigd. De bevestigingswijze van deze plaat mag de sterkte van de verpakking niet nadelig beïnvloeden. Op de plaat moeten ten minste de hierna volgende gegevens ingeslagen of op andere vergelijkbare wijze aangebracht zijn:
- –
- goedkeuringsnummer;
- –
- serienummer van de fabrikant (fabricagenummer);
- –
- maximale bedrijfsdruk (manometerdruk);
- –
- beproevingsdruk (manometerdruk);
- –
- inhoud: uraniumhexafluoride;
- –
- capaciteit in liter;
- –
- maximaal toelaatbare vulmassa uraniumhexafluoride;
- –
- tarra;
- –
- datum (maand, jaar) van de initiële controle en van de laatste periodieke controle;
- –
- waarmerk van de deskundige die de beproevingen heeft verricht.
6.4.22 Goedkeuring van de modellen van colli en van de stoffen
6.4.22.1
De modellen van de colli die 0,1 kg of meer uraniumhexafluoride bevatten worden als volgt goedgekeurd:
- a)
- voor elk model dat voldoet aan de voorschriften van 6.4.6.4 is een multilaterale goedkeuring vereist;
- b)
- voor elk model dat voldoet aan de voorschriften van 6.4.6.1 tot en met 6.4.6.3 is een unilaterale goedkeuring door de bevoegde overheid van het land van herkomst van het model vereist, tenzij elders door het ADR een multilaterale goedkeuring wordt vereist.
6.4.22.2
Voor elk model van collo van type B(U) en van type C is een unilaterale goedkeuring vereist, behalve:
- a)
- voor een model van collo voor splijtstoffen dat tevens onderworpen is aan de voorschriften van 6.4.22.4, 6.4.23.7 en 5.1.5.2.1, waarvoor een multilaterale goedkeuring vereist is; en
- b)
- voor een model van collo van type B(U) voor weinig verspreidbare radioactieve stoffen, waarvoor een multilaterale goedkeuring vereist is.
6.4.22.3
Voor alle modellen van colli van type B(M) – met inbegrip van die voor splijtstoffen die tevens onderworpen zijn aan de voorschriften van 6.4.22.4, 6.4.23.7 en 5.1.5.2.1, en die voor weinig verspreidbare radioactieve stoffen – is een multilaterale goedkeuring vereist.
6.4.22.4
Voor alle modellen van colli voor splijtstoffen, die niet overeenkomstig 6.4.11.2 en 6.4.11.3, noch 2.2.7.2.3.5 a) tot f), vrijgesteld zijn van de voorschriften die specifiek van toepassing zijn op colli die splijtstoffen bevatten, is een multilaterale goedkeuring vereist.
6.4.22.5
Voor de modellen van radioactieve stoffen in speciale vorm is een unilaterale goedkeuring vereist. Voor de modellen van weinig verspreidbare radioactieve stoffen is een multilaterale goedkeuring vereist (zie ook 6.4.23.8).
6.4.22.6
Het model voor een splijtbaar materiaal uitgezonderd van classificatie al “SPLIJTSTOF” overeenkomstig 2.2.7.2.3.5 (f) `, is onderworpen aan een multilaterale goedkeuring.
6.4.22.7
Een Multilaterale goedkeuring is vereist voor andere grenswaarden voor de activiteit van een vrijgestelde zending van toestellen of voorwerpen in overeenstemming met paragraaf 2.2.7.2.2.2 b).
6.4.22.8
Elk model van collo dat een unilaterale goedkeuring vereist en ontworpen in een land die Verdragspartij is bij het ADR, moet goedgekeurd worden door de bevoegde overheid van dat land. Indien het land waar het collo werd ontworpen geen Verdragspartij is bij het ADR, is het vervoer mogelijk op voorwaarde:
- a)
- dat dit land een certificaat aflevert dat verklaart dat het model van collo voldoet aan de technische voorschriften van het ADR en deze verklaring gevalideerd wordt door de bevoegde overheid van een ADR-verdragsstaat;
- b)
- dat – indien geen certificaat afgeleverd werd en geen goedkeuring door een Verdragspartij bij het ADR bestaat van dit model van collo – het model van collo goedgekeurd wordt door de bevoegde overheid van een ADR-verdragsstaat.
6.4.22.9
Zie 1.6.6 voorde modellen, goedgekeurd in uitvoering van de overgangsmaatregelen.
6.4.23 Aanvragen tot goedkeuring en goedkeuringen met betrekking tot het vervoer van radioactieve stoffen
6.4.23.1
(Voorbehouden)
6.4.23.2
Aanvraag tot goedkeuring van een verzending
6.4.23.2.1
De aanvraag tot goedkeuring van een verzending moet het volgende vermelden:
- a)
- de periode, met betrekking tot de verzending, waarvoor de goedkeuring wordt aangevraagd;
- b)
- de werkelijke radioactieve inhoud, de voorziene vervoerswijzen, het voertuigtype en de waarschijnlijke of voorziene reisweg;
- c)
- omstandige beschrijving van de wijze waarop de voorzorgsmaatregelen en de administratieve en operationele vereisten die in de goedkeuringscertificaten voor het model van collo voorzien zijn, in voorkomende geval, afgeleverd conform aan 5.1.5.2.1 a) v), vi) of vii), zullen worden uitgevoerd.
6.4.23.2.1
De aanvraag tot goedkeuring van een verzending van SCO-III moet het volgende bevatten:
- a)
- Een verklaring van de aspecten waarin, en van de redenen waarom, de zending beschouwd wordt als SCO-III;
- b)
- De rechtvaardiging voor de keuze van SCO-III door aan te tonen dat:
- i.
- Er momenteel geen geschikte verpakking bestaat;
- ii.
- Het ontwerpen en/of bouwen van een verpakking of het voorwerp ontmantelen niet praktisch of technisch of economisch haalbaar is;
- iii.
- Er geen rendabele alternatieven bestaan;
- c)
- Een gedetailleerde beschrijving van de voorgestelde radioactieve inhoud met vermelding van de fysische en chemische toestand en de aard van de uitgezonden straling;
- d)
- Een gedetailleerde beschrijving van de voorgestelde radioactieve inhoud met vermelding van de fysische en chemische toestand en de aard van de uitgezonden straling;
- e)
- Alle noodzakelijke informatie om de bevoegde overheid aan te tonen dat aan de voorwaarden van 4.1.9.2.4 (e) en de voorwaarden van 7.5.11, CW 33 (2), indien van toepassing, voldaan is;
- f)
- Een vervoersplan;
- f)
- Een opgave van het van toepassing zijnde managementsysteem zoals vereist in 1.7.3.
6.4.23.3
De aanvragen tot goedkeuring van een zending op grond van een speciale regeling moeten alle inlichtingen omvatten die nodig zijn om de bevoegde overheid ervan te overtuigen dat het algemeen veiligheidsniveau van het vervoer ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat bereikt zou worden indien alle van toepassing zijnde voorschriften van het ADR nageleefd werden, en:
- a)
- uiteenzetten in welke mate en omwille van welke redenen de verzending niet in algehele overeenstemming met de van toepassing zijnde voorschriften van het ADR kan plaatsvinden; en
- b)
- de speciale voorzorgsmaatregelen of voorgeschreven speciale administratieve of andere handelingen vermelden, die tijdens het vervoer zullen uitgevoerd worden om te compenseren voor het niet conform zijn aan de van toepassing zijnde voorschriften van het ADR.
6.4.23.4
De aanvraag tot goedkeuring van colli van type B(U) of van type C moet het volgende omvatten :
- a)
- een gedetailleerde beschrijving van de voorziene radioactieve inhoud, die onder meer zijn fysische toestand, zijn chemische vorm en de aard van de uitgezonden straling aangeeft;
- b)
- een gedetailleerd ontwerp van het model, dat de volledige constructietekeningen omvat en de lijsten van de materialen en van de fabricagemethodes die zullen gebruikt worden;
- c)
- een verslag van de beproevingen die uitgevoerd werden en van hun resultaten, of het via berekeningen of andere methodes verkregen bewijs dat het model voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften;
- d)
- de vooropgestelde gebruiks- en onderhoudsinstructies voorde verpakking;
- e)
- indien het collo ontworpen is om te weerstaan aan een normale maximale bedrijfsdruk van meer dan 100 kPa (manometerdruk), een beschrijving van de materialen die voor de constructie van de borghouder worden gebruikt, de monsters die genomen moeten worden en de uit te voeren beproevingen;
- f)
- indien het collo gebruikt wordt voor een verzending na opslag, de rechtvaardiging van de overwegingen met betrekking tot verouderingsmechanismen in de veiligheidsanalyse en in de voorgestelde gebruiks- en onderhoudsvoorwaarden;
- g)
- wanneer de voorziene radioactieve inhoud bestraalde nucleaire brandstof is, een opgave en verrechtvaardiging van elke hypothese in de veiligheidsanalyse betreffende de eigenschappen van de brandstof en een beschrijving van de metingen die voor de verzending moeten uitgevoerd worden zoals voorzien in 6.4.11.5 b);
- h)
- alle speciale voorzieningen voor de stuwing die nodig zijn om de goede afvoer van warmte uit het collo te verzekeren, rekening houdend met de diverse vervoerswijzen die zullen gebruikt worden en met het type van het voertuig of van de container;
- i)
- een reproduceerbare afbeelding van de opbouw van het collo, waarvan de afmetingen niet groter zijn dan 21 cm × 30 cm; en
- j)
- een omschrijving van het van toepassing zijnd managementsysteem, conform 1.7.3.
- k)
- voor colli voorzien om gebruikt te worden voor verzending na opslag, een gap- analyseprogramma dat een systematische procedure beschrijft voor een periodieke evaluatie van de wijzigingen in de toepasselijke regelgeving, de wijzigingen in de technische kennis en de wijzigingen van de toestand van het model van het collo tijdens de opslag.
6.4.23.5
De aanvraag tot goedkeuring van een model van colli van type B(M) moet – naast de in 6.4.23.4 vereiste algemene gegevens voor de colli van type B(U) – bovendien het volgende omvatten:
- a)
- de lijst van de in 6.4.7.5, 6.4.8.4 tot 6.4.8.6 en 6.4.8.9 tot en met 6.4.8.15 genoemde voorschriften waaraan het collo niet voldoet;
- b)
- alle bijkomende handelingen, waarvan wordt voorgesteld om deze tijdens het vervoer uit te voeren, die niet voorzien zijn in onderhavige bijlage maar die noodzakelijk zijn om de veiligheid van het collo te garanderen of om de in a) geviseerde tekortkomingen te compenseren;
- c)
- een verklaring met betrekking tot eventuele beperkingen inzake de vervoerswijze en inzake de bijzondere modaliteiten bij het laden, het transport, het lossen of de behandeling; en
- d)
- een verklaring van de maximale en minimale omgevingsvoorwaarden (temperatuur, zoninslag), die verondersteld worden om gedurende het vervoer te kunnen voorkomen en waarmee bij het model rekening is gehouden.
6.4.23.6
De aanvraag tot goedkeuring van modellen van colli die 0,1 kg of meer uraniumhexafluoride bevatten moet alle inlichtingen omvatten die vereist zijn om aan de bevoegde overheid aan te tonen dat het model voldoet aan de ter zake doende voorschriften van 6.4.6.1, en van een beschrijving van het van toepassing zijnd managementsysteem conform 1.7.3.
6.4.23.7
De aanvraag tot goedkeuring van modellen van colli die splijtstoffen bevatten moet alle inlichtingen omvatten die vereist zijn om aan de bevoegde overheid aan te tonen dat het model voldoet aan de ter zake doende voorschriften van 6.4.11.1, en van een beschrijving van het van toepassing zijnd managementsysteem conform 1.7.3.
6.4.23.8
De aanvragen tot goedkeuring van de modellen voor radioactieve stoffen in speciale vorm en van de modellen voor weinig verspreidbare radioactieve stoffen moeten het volgende omvatten:
- a)
- de gedetailleerde beschrijving van de radioactieve stoffen of – indien het een capsule betreft – van de inhoud; men moet onder meer de fysische toestand en de chemische vorm aangeven;
- b)
- het gedetailleerd ontwerp van het model van de capsule die gebruikt zal worden;
- c)
- een verslag van de beproevingen die uitgevoerd werden en van hun resultaten, of het via berekeningen verkregen bewijs dat de radioactieve stoffen kunnen voldoen aan de prestatienormen, of elk ander bewijs waaruit blijkt dat de radioactieve stoffen in speciale vorm of de weinig verspreidbare radioactieve stoffen voldoen aan de van toepassing zijnde voorschriften van het ADR;
- d)
- de beschrijving van het van toepassing zijnd managementsysteem conform 1.7.3; en
- e)
- alle voorgestelde handelingen voorafgaand aan de verzending van radioactieve stoffen in speciale vorm of van weinig verspreidbare radioactieve stoffen.
6.4.23.9
De aanvraag tot goedkeuring van het model van splijtbare stoffen die zijn uitgezonderd van de classificatie als "SPLIJTBAAR" in overeenstemming met tabel 2.2.7.2.1.1, onder 2.2.7.2.3.5 f), moet omvatten:
- a)
- een gedetailleerde beschrijving van de inhoud; verwijzen naar de fysische en chemische vorm;
- b)
- Een verklaring van de tests die zijn uitgevoerd en de resultaten daarvan, of bewijs gebaseerd op berekeningsmethoden, dat de materialen kunnen voldoen aan de in 2.2.7.2.3.6 gestelde eisen;
- c)
- Een beschrijving van het managementsysteem in overeenstemming met 1.7.3;
- d)
- een verklaring van de specifieke acties die genomen moeten worden vóór verzending.
6.4.23.10
De aanvraag voor goedkeuring voor alternatieve grenswaarden voor de activiteit van een vrijgestelde zending van instrumenten of voorwerpen dient te omvatten:
- a)
- De identificatie en beschrijving van het instrument of voorwerp, het beoogde gebruik en de radionucliden die zich erin bevinden;
- b)
- de maximale activiteit van het/ de radionuclide (n) in het instrument of het voorwerp;
- c)
- Het maximale uitwendige dosistempo uitgezonden door het instrument of het voorwerp;
- d)
- De chemische en fysische vormen van het/van de radionuclide (n)-gehalte (s) in het instrument of het voorwerp
- e)
- bijzonderheden over de bouw en het model van het instrument of voorwerp, met name in relatie tot de insluiting en afscherming van de radionucliden in routinematige en normale vervoersomstandigheden en vervoersomstandigheden met ongeval;
- f)
- Het beheersysteem van toepassing, waaronder testprocedures en de kwaliteitscontrole die worden toegepast op radioactieve bronnen, onderdelen en afgewerkte producten zodanig dat de gespecificeerde maximale activiteit van radioactieve stoffen, of het maximale dosistempo specifiek voor het instrument of voorwerp niet wordt overschreden, en dat de instrumenten of voorwerpen gebouwd zijn in overeenstemming met de specificaties van het model;
- g)
- het maximaal aantal instrumenten of voorwerpen bestemd om te worden verzonden, per zending en per jaar;
- h)
- dosisevaluaties in overeenstemming met de beginselen en methoden in de Radiation Protection and Safety of Radiation Sources: International Basic Safety Standards, IAEA Safety Standard Series No. GSR Part 3, IAEA, Vienna (2014),), bestaande uit individuele doses voor werknemers en leden van het publiek en, in voorkomend geval, collectieve doses als gevolg van routinematige en normale vervoersomstandigheden en vervoeromstandigheden met ongeval, gebaseerd op scenario's die representatief zijn voor het vervoer waaraan men blootgesteld zijn.
6.4.23.11
leder goedkeuringscertificaat dat afgegeven wordt door een bevoegde overheid, moet voorzien zijn van een merkteken. Dit merkteken zal de volgende veralgemeende vorm aannemen:
Identificatie van het land / nummer / code van het type
- a)
- Onder voorbehoud van het gestelde in 6.4.23.12 b) staat VRI voor het identificatiekenteken gebruikt op mototvoertuigen in het internationaal wegverkeer
(156)
van het land dat het certificaat aflevert.
- b)
- Het nummer wordt toegekend door de bevoegde overheid ; het moet uniek en specifiek zijn voor een welbepaald model of verzending of een andere activiteit limiet voor een uitgezonderde zending. Het merkteken voor de goedkeuring van de verzending moet via een duidelijk verband af te leiden zijn uit het merkteken voor de goedkeuring van het model.
- c)
- De volgende codes van het type moeten in de aangegeven volgorde gebruikt worden om het type goedkeuringscertificaat te identificeren:
|
Model van collo van type A voor splijtstoffen
|
|
Model van collo van type B(U) [B(U) F voor splijtstoffen]
|
|
Model van collo van type B(M) [B(M) F voor splijtstoffen]
|
|
Model van collo van type C (CF voor splijtstoffen)
|
|
Model van industrieel collo voor splijtstoffen
|
|
Radioactieve stoffen in speciale vorm
|
|
Weinig verspreidbare radioactieve stoffen
|
|
Splijtstoffen die voldoen aan de eisen van 2.2.7.2.3.6
|
|
|
|
|
|
Alternatieve grenswaarde voor de activiteit voor een vrijgestelde zending van instrumenten of voorwerpen.
|
In het geval van modellen van collo voor uraniumhexafluoride, niet-splijtbaar of splijtbaar, uitgezonderd, waarvoor geen van de bovenstaande codes van toepassing is, moeten de volgende codes van het type gebruikt worden:
|
|
|
Multilaterale goedkeuring
|
- d)
- Het symbool “-96” moet toegevoegd worden aan de code van het type in de andere goedkeuringscertificaten voor modellen van colli en radioactieve stoffen in speciale vorm dan die welke afgegeven worden op grond van overgangsvoorschriften van 1.6.6.2 tot 1.6.6.4, en in de goedkeuringscertificaten voor modellen van weinig verspreidbare radioactieve stoffen.
6.4.23.12
De merktekens moet als volgt gebruikt worden:
- a)
- Elk certificaat en elk collo moet voorzien zijn van het gepast merkteken, dat de in 6.4.23.11 a), b), c) en d) aangegeven symbolen omvat. Bij de colli moet evenwel enkel de code van het type van model – in voorkomend geval met inbegrip van het symbool ”-96” – na de tweede schuine streep voorkomen; dit wil zeggen dat de letters “T” en “X” niet zullen voorkomen in het merkteken dat op het collo wordt aangebracht, mogen voorkomen. Wanneer de goedkeuringscertificaten van het model en van de verzending gecombineerd zijn, moeten de van toepassing zijnde codes van het type niet herhaald te worden. Bijvoorbeeld:
|
model van collo van type B(M), goedgekeurd voor splijtstoffen, waarvoor een multilaterale goedkeuring vereist is en waaraan de bevoegde overheid van Oostenrijk modelnummer 132 toegekend heeft (moet zowel op het collo als in het goedkeuringscertificaat voor het model van collo geplaatst worden);
|
|
goedkeuring van verzending, afgeleverd voor een collo dat het hierboven aangegeven merkteken draagt (moet alleen op het certificaat aangegeven worden);
|
|
goedkeuring van een speciale regeling, afgeleverd door de bevoegde overheid van Oostenrijk, waaraan modelnummer 137 is toegekend (moet alleen op het certificaat aangegeven worden);
|
|
model van een industrieel collo voor splijtstoffen, goedgekeurd door de bevoegde overheid van Oostenrijk, waaraan modelnummer 139 is toegekend (moet zowel op het collo als in het goedkeuringscertificaat voor het model van collo geplaatst worden);
|
|
model van collo voor splijtbaar, uitgezonderd uraniumhexafluoride, goedgekeurd door de bevoegde overheid van Oostenrijk, waaraan modelnummer 145 is toegekend (moet zowel op het collo als in het goedkeuringscertificaat voor het model van collo geplaatst worden);
|
- b)
- Wanneer de multilaterale goedkeuring plaatsvindt onder de vorm van een geldigverklaring overeenkomstig 6.4.23.20, wordt alleen het merkteken gebruikt dat door het land van oorsprong van het model van collo of van verzending is toegekend. Indien de multilaterale goedkeuring aanleiding geeft tot het afleveren van certificaten door opeenvolgende landen, moet elk certificaat voorzien zijn van het gepast merkteken en moet het collo, waarvan het model op deze wijze is goedgekeurd, van alle desbetreffende merktekens voorzien zijn.
Bijvoorbeeld:
zou het merkteken zijn van een collo dat oorspronkelijk door Oostenrijk goedgekeurd werd en daarna door Zwitserland met een afzonderlijk certificaat. Andere merktekens zouden op gelijkaardige wijze op het collo aangebracht worden.
- c)
- De herziening van een certificaat moet tussen haakjes na het merkteken op het certificaat aangegeven worden. Derhalve geeft A/132/B(M)F(Rev. 2) aan dat het gaat over de tweede herziening van het goedkeuringscertificaat voor het model van collo, afgeleverd door Oostenrijk, terwijl A/132/B(M)F(Rev. 0) aangeeft dat het de eerste uitgifte betreft van een goedkeuringscertificaat voor een model van collo door Oostenrijk. Bij de eerste uitgifte van een certificaat is de aanduiding tussen haakjes facultatief en kunnen ook andere uitdrukkingen, zoals “eerste uitgifte”, in plaats van “Rev. 0” gebruikt worden. Een herzien certificaatnummer kan uitsluitend toegekend worden door het land dat het oorspronkelijk nummer heeft toegekend;
- d)
- Andere letters en cijfers (die een nationaal reglement kan voorschrijven) mogen tussen haakjes aan het einde van het merkteken toegevoegd worden. Bijvoorbeeld A/132/B(M)F(SP503) ;
- e)
- Het is niet nodig om het merkteken op de verpakking bij iedere herziening van het certificaat voor het model te wijzigen. Dergelijke wijzigingen moeten alleen aangebracht worden wanneer de herziening van het certificaat voor het model van collo een wijziging omvat van de code van het type van het model van collo, na de tweede schuine streep.
6.4.23.13
Elk goedkeuringscertificaat dat door een bevoegde overheid wordt afgeleverd voor radioactieve stoffen in speciale vorm of weinig verspreidbare radioactieve stoffen, moet de volgende inlichtingen omvatten:
- a)
- het type van het certificaat;
- b)
- het merkteken toegekend door de bevoegde overheid;
- c)
- de datum van aflevering en de vervaldatum;
- d)
- de lijst van de van toepassing zijnde nationale en internationale reglementen, met de vermelding van de herziening van de “Regulations for the Safe Transport of Radioactive Materials” van de IAEA waarop de goedkeuring van de radioactieve stoffen in speciale vorm of de weinig verspreidbare radioactieve stoffen gebaseerd is;
- e)
- de identificatie van de radioactieve stoffen in speciale vorm of van de weinig verspreidbare radioactieve stoffen;
- f)
- de beschrijving van de radioactieve stoffen in speciale vorm of van de weinig verspreidbare radioactieve stoffen;
- g)
- de specificaties van het model voor de radioactieve stoffen in speciale vorm of voor de weinig verspreidbare radioactieve stoffen, met eventueel een verwijzing naar tekeningen;
- h)
- de specificatie van de radioactieve inhoud, met opgave van de activiteiten, en eventueel de fysische toestand en de chemische vorm;
- i)
- de beschrijving van het van toepassing zijnde managementsysteem conform 1.7.3;
- j)
- een verwijzing naar de door de aanvrager verschafte inlichtingen met betrekking tot de speciale maatregelen die voorde verzending moeten getroffen worden;
- k)
- de naam van de aanvrager indien de bevoegde overheid dit nodig acht;
- l)
- de handtekening en de naam van de ambtenaar die het certificaat aflevert.
6.4.23.14
Elk goedkeuringscertificaat dat door een bevoegde overheid uitgegeven wordt voor stoffen die zijn uitgezonderd van de classificatie als "SPLIJTBAAR" omvat de volgende informatie:
- a)
- het type van het certificaat;
- b)
- het merkteken toegekend door de bevoegde overheid;
- c)
- de datum van aflevering en de vervaldatum;
- d)
- de lijst van de van toepassing zijnde nationale en internationale reglementen, met de vermelding van de herziening van de “Regulations for the Safe Transport of Radioactive Materials” van de IAEA waarop de goedkeuring van de uitzondering gebaseerd is;
- e)
- een beschrijving van het uitgezonderd materiaal;
- f)
- beperkende voorschriften van het uitgezonderde materiaal;
- g)
- een beschrijving van het van toepassing zijnde kwaliteitsborgingsprogramma conform 1.7.3;
- h)
- een verwijzing naar de door de aanvrager geleverde inlichtingen in verband met de speciale maatregelen die vóór de verzending moeten getroffen worden;
- i)
- de naam van de aanvrager indien de bevoegde overheid dit nodig acht;
- j)
- de handtekening en de naam van de ambtenaar die het certificaat aflevert;
- k)
- De verwijzing naar de documentatie die de naleving van 2.2.7.2.3.6 aantoont.
6.4.23.15
Elk goedkeuringscertificaat dat door een bevoegde overheid wordt afgeleverd voor een speciale regeling moet de volgende inlichtingen omvatten:
- a)
- het type van het certificaat;
- b)
- het merkteken toegekend door de bevoegde overheid;
- c)
- de datum van aflevering en de vervaldatum;
- d)
- de vervoerswijze(n);
- e)
- de eventuele beperkingen met betrekking tot de vervoerswijzen, het type van het voertuig of van de container, en de nodige instructies met betrekking tot de reisweg;
- f)
- de lijst van de van toepassing zijnde nationale en internationale reglementen, met de vermelding van de herziening van de “Regulations for the Safe Transport of Radioactive Materials” van de IAEA waarop de goedkeuring van de speciale regeling gebaseerd is;
- g)
- de volgende verklaring:
“Dit certificaat ontheft de afzender niet van de verplichting om de voorschriften na te leven die uitgevaardigd zijn door de overheden van de landen op wier grondgebied het collo zal vervoerd worden.”
- h)
- verwijzingen naar certificaten afgeleverd voor andere radioactieve inhouden, naar de validatie door een andere bevoegde overheid of naar aanvullende technische gegevens of informatie, zoals nodig geacht door de bevoegde overheid;
- i)
- de specificatie van de verpakking door te refereren naar tekeningen of naar de beschrijving van het model. Indien de bevoegde overheid het nodig acht, moet ook een reproduceerbare afbeelding van ten hoogste 21 cm × 30 cm geleverd worden die de opbouw van het collo weergeeft, samen met een korte beschrijving van de verpakking die de vermelding van de constructiematerialen, de bruto massa, de algemene buitenafmetingen en het uiterlijk omvat;
- j)
- een beschrijving van de toegelaten radioactieve inhoud, met opgave van de beperkingen inzake de radioactieve inhoud die niet vanzelfsprekend zijn door de aard van de verpakking. Men moet onder meer de fysische toestand en chemische vorm vermelden, de activiteiten (in voorkomend geval met inbegrip van die van de verschillende isotopen), de massa in gram (voor de splijtstoffen of voor ieder splijtbaar nuclide, in voorkomend geval) en activiteiten in voorkomend geval of het gaat om radioactieve stoffen in speciale vorm of weinig verspreidbare radioactieve stoffen of splijtstoffen uitgezonderd onder 2.2.7.2.3.5 f);
- k)
- bovendien, voor de colli die splijtstoffen bevatten:
- i)
- een gedetailleerde beschrijving van de toegelaten radioactieve inhoud;
- ii)
- de waarde van de criticaliteits-veiligheidsindex;
- iii)
- een verwijzing naar de documentatie die de veiligheid van het collo ten aanzien van criticaliteit aantoont;
- iv)
- alle speciale karakteristieken die toelaten om uit te gaan van de afwezigheid van water in bepaalde lege ruimtes bij de evaluatie van de criticaliteit;
- v)
- elke schatting [gebaseerd op 6.4.11.5 b)] die toelaat om een verminderde neutronenvermenigvuldiging aan te nemen bij de criticaliteitsbepaling op basis van de gegevens betreffende de feitelijke bestraling; en
- vi)
- het bereik van omgevingstemperaturen waarvoorde speciale regeling is goedgekeurd;
- l)
- een gedetailleerde opsomming van alle bijkomende handelingen die vereist zijn voor de voorbereiding, het laden, het transport, het lossen en de behandeling van de zending, met inbegrip van de speciale voorzieningen die in verband met de stuwage dienen getroffen te worden teneinde een veilige afvoer van de warmte te verzekeren;
- m)
- de redenen waarom het een speciale regeling betreft, indien de bevoegde overheid dit nodig acht;
- n)
- de opgave van de toe te passen compenserende maatregelen als gevolg van het feit dat het vervoer plaatsvindt onder speciale regeling;
- o)
- een verwijzing naar de door de aanvrager geleverde inlichtingen in verband met het gebruik van de verpakking of de speciale maatregelen die vóór de verzending moeten getroffen worden;
- p)
- een verklaring betreffende de omgevingsomstandigheden die vooropgesteld zijn bij de uitwerking van het model, indien deze omstandigheden niet overeenstemmen met die welke al naargelang het geval in 6.4.8.5, 6.4.8.6 en 6.4.8.15 zijn aangegeven;
- q)
- de te nemen maatregelen in geval van nood die door de bevoegde overheid nodig worden geacht;
- r)
- een beschrijving van het van toepassing zijnde managementsysteem conform 1.7.3;
- s)
- de naam van de aanvrager en van de vervoerder indien de bevoegde overheid dit nodig acht;
- t)
- de handtekening en de naam van de ambtenaar die het certificaat aflevert.
6.4.23.16
Elk goedkeuringscertificaat dat door een bevoegde overheid wordt afgeleverd voor een verzending, moet de volgende inlichtingen omvatten:
- a)
- het type van het certificaat;
- b)
- het merkteken of de merktekens toegekend door de bevoegde overheid;
- c)
- de datum van aflevering en de vervaldatum;
- d)
- de lijst van de van toepassing zijnde nationale en internationale reglementen, met de vermelding van de herziening van de “Regulations for the Safe Transport of Radioactive Materials” van de IAEA waarop de goedkeuring van de verzending gebaseerd is;
- e)
- de eventuele beperkingen met betrekking tot de vervoerswijzen, het type van het voertuig of van de container, en de nodige instructies met betrekking tot de reisweg;
- f)
- de volgende verklaring:
“Dit certificaat ontheft de afzender niet van de verplichting om de voorschriften na te leven die uitgevaardigd zijn door de overheden van de landen op wier grondgebied het collo zal vervoerd worden.”
- g)
- een gedetailleerde opsomming van alle bijkomende handelingen die vereist zijn voor de voorbereiding, het laden, het transport, de stouwing, het lossen en de behandeling van de zending, met inbegrip van de speciale voorzieningen die in verband met de stuwage dienen getroffen te worden teneinde een veilige afvoer van de warmte te verzekeren of de veiligheid ten aanzien van de criticaliteit te handhaven;
- h)
- een verwijzing naar de door de aanvrager geleverde inlichtingen in verband met de speciale maatregelen die vóór de verzending moeten getroffen worden;
- i)
- een verwijzing naar het of de van toepassing zijnde goedkeuringscertifica(a)t(en) voor het model;
- j)
- een specificatie van de reëele radioactieve inhoud, met opgave van de beperkingen inzake de radioactieve inhoud die niet vanzelfsprekend zijn door de aard van de verpakking. Men moet onder meer de fysische toestand en chemische vorm vermelden, de totale activiteiten (in voorkomend geval met inbegrip van die van de verschillende isotopen), de massa in gram (voor de splijtstoffen of voor ieder splijtbaar nuclide, in voorkomend geval) en activiteiten in voorkomend geval of het gaat om radioactieve stoffen in speciale toestand of weinig verspreidbare radioactieve stoffen of splijtstoffen uitgezonderd onder 2.2.7.2.3.5 f);
- k)
- de te nemen maatregelen in geval van nood die door de bevoegde overheid nodig worden geacht;
- l)
- een beschrijving van het van toepassing zijnde managementsysteem conform 1.7.3;
- m)
- de naam van de aanvrager indien de bevoegde overheid dit nodig acht;
- n)
- de handtekening en de naam van de ambtenaar die het certificaat aflevert.
6.4.23.17
Elk goedkeuringscertificaat dat door een bevoegde overheid wordt afgeleverd voor een model van collo moet de volgende inlichtingen omvatten:
- a)
- het type van het certificaat;
- b)
- het merkteken toegekend door de bevoegde overheid;
- c)
- de datum van aflevering en de vervaldatum;
- d)
- in voorkomend geval de eventuele beperkingen met betrekking tot de vervoerswijzen;
- e)
- de lijst van de van toepassing zijnde nationale en internationale reglementen, met de vermelding van de herziening van de “Regulations for the Safe Transport of Radioactive Materials” van de IAEA waarop de goedkeuring van het model gebaseerd is;
- f)
- de volgende verklaring:
“Dit certificaat ontheft de afzender niet van de verplichting om de voorschriften na te leven die uitgevaardigd zijn door de overheden van de landen op wier grondgebied het collo zal vervoerd worden.”
- g)
- verwijzingen naar certificaten afgeleverd voor andere radioactieve inhouden, naar de validatie door een andere bevoegde overheid of naar aanvullende technische gegevens of informatie, zoals nodig geacht door de bevoegde overheid;
- h)
- Een verklaring waarin de verzending wordt goedgekeurd, wanneer de goedkeuring van de verzending is vereist conform 5.1.5.1.2 en wanneer een dergelijke verklaring nodig wordt geacht
- i)
- de identificatie van de verpakking;
- j)
- de beschrijving van de verpakking door te refereren naar tekeningen of naar de beschrijving van het model. Indien de bevoegde overheid het nodig acht, moet ook een reproduceerbare afbeelding van ten hoogste 21 cm × 30 cm geleverd worden die de opbouw van het collo weergeeft, samen met een korte beschrijving van de verpakking die de vermelding van de constructiematerialen, de bruto massa, de algemene buitenafmetingen en het uiterlijk omvat;
- k)
- de beschrijving van het model door te refereren naar tekeningen;
- l)
- een specificatie van de toegelaten radioactieve inhoud, met opgave van de beperkingen inzake de radioactieve inhoud die niet vanzelfsprekend zijn door de aard van de verpakking. Men moet onder meer de fysische toestand en chemische vorm vermelden, de activiteiten (in voorkomend geval met inbegrip van die van de verschillende isotopen), de massa in gram (voor de splijtstoffen, de totale massa van splijtbare nucliden of de massa van ieder splijtbaar nuclide, in voorkomend geval) en activiteiten in voorkomend geval of het gaat om radioactieve stoffen in speciale vorm of weinig verspreidbare radioactieve stoffen of splijtstoffen uitgezonderd onder 2.2.7.2.3.5 f);
- m)
- een beschrijving van de borghouder;
- n)
- voor de colli die splijtstoffen bevatten en een multilaterale goedkeuring vereisen in overeenstemming met 6.4.22.4:
- i)
- een gedetailleerde beschrijving van de toegelaten radioactieve inhoud;
- ii)
- een beschrijving van het opsluitingssysteem;
- iii)
- de waarde van de criticaliteits-veiligheidsindex;
- iv)
- een verwijzing naar de documentatie die de veiligheid van de inhoud ten aanzien van criticaliteit aantoont;
- v)
- alle speciale karakteristieken die toelaten om uit te gaan van de afwezigheid van water in bepaalde lege ruimtes bij de evaluatie van de criticaliteit;
- vi)
- elke schatting [gebaseerd op 6.4.11.5 b)] die toelaat om een verminderde neutronenvermenigvuldiging aan te nemen bij de criticaliteitsbepaling op basis van de gegevens betreffende de feitelijke bestraling;
- vii)
- het bereik van omgevingstemperaturen waarvoor het model van collo is goedgekeurd;
- o)
- voor de colli type B(M), een verklaring die aangeeft aan welke van de voorschriften van 6.4.7.5, 6.4.8.4, 6.4.8.5, 6.4.8.6 en 6.4.8.9 tot en met 6.4.8.15 het collo niet voldoet, en alle aanvullende inlichtingen die voor andere bevoegde overheden van nut zouden kunnen zijn;
- p)
- voor de colli die meer dan 0,1 kg uraniumhexafluoride bevatten, een verklaring die aangeeft welke van de voorschriften van 6.4.6.4 in voorkomend geval van toepassing zijn, en alle aanvullende inlichtingen die voor andere bevoegde overheden van nut zouden kunnen zijn;n;
- q)
- een gedetailleerde opsomming van alle bijkomende handelingen die vereist zijn voor de voorbereiding, het laden, het transport, de stouwing, het lossen en de behandeling van de zending, met inbegrip van de speciale voorzieningen die in verband met de stuwage dienen getroffen te worden teneinde een veilige afvoer van de warmte te verzekeren;
- r)
- een verwijzing naar de door de aanvrager geleverde inlichtingen in verband met het gebruik van de verpakking of de speciale maatregelen die vóór de verzending moeten getroffen worden;
- s)
- een verklaring betreffende de omgevingsomstandigheden die vooropgesteld zijn bij de uitwerking van het model, indien deze omstandigheden niet overeenstemmen met die welke al naargelang het geval in 6.4.8.5, 6.4.8.6 en 6.4.8.15 zijn aangegeven;
- t)
- een beschrijving van het van toepassing zijnde managementsysteem conform 1.7.3;
- u)
- de te nemen maatregelen in geval van nood die door de bevoegde overheid nodig worden geacht;
- v)
- de naam van de aanvrager indien de bevoegde overheid dit nodig acht;
- w)
- de handtekening en de naam van de ambtenaar die het certificaat aflevert.
6.4.23.18
Elk goedkeuringcertificaat dat door een bevoegde overheid wordt afgeleverd voor alternatieve grenswaarden voor de activiteit van een vrijgestelde zending van instrumenten of voorwerpen in overeenstemming met 5.1.5.2.1 d) moet de volgende inlichtingen omvatten:
- a)
- het type van het certificaat;
- b)
- het merkteken toegekend door de bevoegde overheid;
- c)
- de datum van aflevering en de vervaldatum;
- d)
- de lijst van de van toepassing zijnde nationale en internationale reglementen, met de vermelding van de herziening van de “Regulations for the Safe Transport of Radioactive Materials” van de IAEA waarop de goedkeuring van de vrijstelling gebaseerd is;
- e)
- een beschrijving van het instrument of voorwerp;
- f)
- De identificatie van het instrument of voorwerp
- g)
- De specificaties van het ontwerp van het instrument of voorwerp;
- h)
- Een specificatie van de radionuclide(n), de toegelaten alternatieve grenswaarden voor de activiteit van een vrijgestelde zending van instrumenten of voorwerpen;
- i)
- De verwijzing naar de documentatie die de naleving van 2.2.7.2.2.2 b) aantoont;
- j)
- de naam van de aanvrager indien de bevoegde overheid dit nodig acht;
- k)
- de handtekening en de naam van de ambtenaar die het certificaat aflevert;
6.4.23.19
De bevoegde overheid moet op de hoogte gebracht worden van het serienummer van elke verpakking die volgens een door haar op basis van 1.6.6.2.1, 1.6.6.2.2, 6.4.22.2, 6.4.22.3 en 6.4.22.4 goedgekeurd model is vervaardigd .
6.4.23.20
Een multilaterale goedkeuring kan de vorm aannemen van een geldigverklaring van het certificaat dat oorspronkelijk door de bevoegde overheid van het land van herkomst van het model van collo of van de verzending is verleend. Deze geldigverklaring kan gebeuren via een endossement op het oorspronkelijk certificaat, of via het afleveren van een afzonderlijk endossement, van een bijlage, van een supplement, enz., door de bevoegde overheid van het land dat door de zending wordt aangedaan.
(156)
|
Kenteken van het land van inschrijving dat gebruikt wordt op auto's en aanhangwagens in het internationaal wegverkeer, bijvoorbeeld krachtens het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949 of krachtens het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 1968.
|