7.1.1
Voor het vervoer van de gevaarlijke goederen moet verplicht gebruik gemaakt worden van welbepaald transportmaterieel overeenkomstig de voorschriften van onderhavig hoofdstuk en van hoofdstuk 7.2 voor het vervoer in colli, 7.3 voor het losgestort vervoer en 7.4 voor het vervoer in tanks. Bovendien dienen de voorschriften van hoofdstuk 7.5 betreffende het laden, het lossen en de behandeling nageleefd te worden.
In de kolommen (16), (17) en (18) van tabel A in hoofdstuk 3.2 worden de bijzondere voorschriften van het onderhavig deel aangegeven die van toepassing zijn op specifieke gevaarlijke goederen.
7.1.2
De voertuigen die gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke goederen moeten niet alleen voldoen aan de bepalingen van onderhavig deel, maar voor hun ontwerp, hun constructie en desgevallend hun goedkeuring ook aan de terzake doende voorschriften van deel 9.
7.1.3
De grote containers, de mobiele tanks, MEGC's en de tankcontainers, die beantwoorden aan de definitie van “container” die in de CSC (1972), zoals gewijzigd, voorkomt, of in de IRS 50591 (Roller units for horizontal transhipment – Technical conditions governing their use in international traffic)
(314)
en IRS 50592 (Intermodal Transport Units (other than semi-trailers) for vertical transhipment and suitable for carriage on wagons – Minimum requirements)
(315)
, door de UIC gepubliceerd, mogen slechts gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke goederen indien de grote container of het frame van de mobiele tank, MEGC's of tankcontainer voldoet aan de bepalingen van de CSC of van de IRS 50591 en 50592 van de UIC.
7.1.4
(Afgeschaft).
7.1.5
Grote containers moeten voldoen aan de voorschriften van onderhavig deel en, in voorkomend geval, van deel 9 betreffende de bak van de voertuigen voor de lading in kwestie; de bak zelf van het voertuig behoeft dan niet aan die voorschriften te voldoen. De grote containers, die vervoerd worden door voertuigen waarvan de vloer isolerende en warmteweerstandseigenschappen bezit die voldoen aan voornoemde voorschriften, moeten evenwel zelf niet aan deze voorschriften voldoen. In geval van vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen van klasse 1 is deze bepaling ook van toepassing op de kleine containers.
7.1.6
Onder voorbehoud van het bepaalde in het laatste gedeelte van de eerste zin van 7.1.5, blijven de voorwaarden die omwille van de aard en de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke goederen aan de voertuigen gesteld worden van kracht, ook al zijn de gevaarlijke goederen in één of meerdere containers verpakt.
7.1.7 Bijzondere bepalingen van toepassing op het vervoer van zelfontledende stoffen van de klasse 4.1, organische peroxides van de klasse 5.2 en de stoffen die gestabiliseerd worden door temperatuurbeheersing (andere dan de zelfontledende stoffen of de organische peroxides)
7.1.7.1
De zelfontledende stoffen, de organische peroxides en de stoffen die polymeriseren moeten in de schaduw gehouden worden, moeten uit de buurt van elke warmtebron gehouden worden en moeten geplaatst worden in goed geventileerde ruimtes.
7.1.7.2
Als meerdere colli gegroepeerd worden in een container of een met dekzeil gesloten voertuig of een laadeenheid, mag de totale hoeveelheid van de stof, het type en het aantal colli, evenals hun volgorde van laden, niet zo zijn dat er een explosiegevaar kan uit resulteren.
7.1.7.3 Bepalingen betreffende de temperatuurbeheersing
7.1.7.3.1
De huidige bepalingen zijn slechts van toepassing op bepaalde zelfontledende stoffen, bepaalde organische peroxides en bepaalde stoffen die polymeriseren wanneer het vervoer van deze stoffen onderworpen is aan temperatuurbeheersing in hoofde van 2.2.41.1.17, 2.2.52.1.15 of 2.2.41.1.21 of de bijzondere bepaling 386 van hoofdstuk 3.3, al naargelang het geval.
7.1.7.3.2
Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op het vervoer van:
- a)
- stoffen waarvan de officiële vervoersnaam, zoals die opgenomen is in de kolom 2 van tabel A van hoofdstuk 3.2 of volgens 3.1.2.6 de vermelding “MET TEMPERATUURBEHEERSING” bevat; en
- b)
- stoffen: waarvoor de voor deze stoffen bepaalde SADT of SAPT zoals ze aangeboden worden voor het vervoer (met of zonder chemische stabilisatie):
- i)
- maximum 50 °C voor de enkelvoudige verpakkingen en de IBC's; of
- ii)
- maximum 45 °C voor de tanks
is.
Wanneer er geen gebruikt gemaakt wordt van chemische inhibitoren om een reactieve stof die onder normale vervoersomstandigheden vatbaar is om gevaarlijke hoeveelheden warmte of gas of dampen te genereren, te stabiliseren, moet deze stof onder temperatuurbeheersing vervoerd worden. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op stoffen die gestabiliseerd worden door toevoeging van chemische inhibitoren zodanig dat de SADT of de SAPT hoger is dan deze die voorgeschreven is in de alinea's b) i) en ii) hierboven.
7.1.7.3.3
Bovendien kan de temperatuurbeheersing vereist zijn als een zelfontledende stof, een organisch peroxide of een stof waarvan de officiële vervoersnaam de vermelding “GESTABILISEERD” draagt en waarvoor het vervoer met temperatuurbeheersing normaal niet voorgeschreven is, vervoerd wordt onder voorwaarden waarbij er een risico is dat de temperatuur 55 ° C kan overschrijden.
7.1.7.3.4
De “regelingstemperatuur” is de maximale temperatuur waarbij de zelfontledende stof veilig vervoerd kan worden. De huidige bepalingen zijn gebaseerd op de hypothese van een temperatuur die in de onmiddellijke nabijheid van de colli tijdens het vervoer 55° C niet overschrijdt en per periode van 24 uur deze waarde slechts gedurende een relatief korte periode bereikt. Indien het systeem voor de temperatuurbeheersing uitvalt, kan het nodig zijn om noodprocedures toe te passen. De “kritieke temperatuur” is de temperatuur waarbij deze noodprocedures in werking moeten treden.
7.1.7.3.5 Bepaling van de regelingstemperatuur en de kritieke temperatuur
|
|
|
|
Enkelvoudige verpakkingen en ICB's
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(a)
|
Dit betekent de self-accelerating decompostion temperature (SADT) of de self-accelerating polymerization temperature (SAPT) van de stof zoals verpakt voor transport
|
7.1.7.3.6
De regelingstemperatuur en de kritieke temperatuur worden berekend met behulp van de tabel onder 7.1.5.3.5 vanaf de SADT of de SAPT, die gedefineerd worden als de laagste temperatuur waarbij zich een dergelijke decompositie of een dergelijke polymerisatie kan voordoen in de verpakking, de IBC of de mobiele tank gebruikt voor het vervoer. Men moet de SADT of de SAPT bepalen om te weten of een stof tijdens het vervoer aan temperatuurbeheersing moet onderworpen worden. De voorschriften voor de bepaling van de SADT en de SAPT zijn geformuleerd in het Handboek van testen en criteria, deel II, afdeling 28.
7.1.7.3.7
De regelingstemperatuur en de kritieke temperatuur voor de zelfontledende stoffen en voor de preparaten van organische peroxides die reeds ingedeeld zijn, zijn respectievelijk in 2.2.41.4 en 2.2.52.4 aangegeven.
7.1.7.3.8
De werkelijke vervoerstemperatuur zal lager mogen zijn dan de regelingstemperatuur, maar hij zal zodanig moeten gekozen worden dat een gevaarlijke scheiding van de fasen vermeden wordt.
7.1.7.4 Vervoer bij een gecontroleerde temperatuur
7.1.7.4.1
De handhaving van de voorgeschreven temperatuur is een essentiële voorwaarde voor de veiligheid van het vervoer van stoffen die gestabiliseerd worden door een gecontroleerde temperatuur. Dat vereist in het algemeen:
- a)
- een grondige inspectie van de transporteenheid voor het laden;
- b)
- instructies voor de vervoerder betreffende de werking van het koelsysteem, met in voorkomend geval inbegrip van een lijst met de leveranciers van koelmiddelen die onderweg beschikbaar zijn;
- c)
- te volgen procedures wanneer de temperatuurbeheersing in gebreke blijft;
- d)
- regelmatige controles van de bedrijfstemperaturen; en
- e)
- de levering van een nood-koelsysteem of van reserveonderdelen.
7.1.7.4.2
Alle bedieningsinrichtingen en temperatuursensoren in het koelsysteem moeten makkelijk toegankelijk zijn en alle elektrische verbindingen moeten tegen alle weersomstandigheden beschermd zijn. De temperatuur van de luchtruimte in de transporteenheid moet gemeten worden door twee onafhankelijke sensoren en de meetresultaten moeten zodanig geregistreerd worden dat elke temperatuursverandering gemakkelijk vast te stellen is. De temperatuur moet om de vier tot zes uur gecontroleerd en geregistreerd worden. Tijdens het vervoer van stoffen die een regelingstemperatuur hebben die lager is dan 25 ° C, moet de transporteenheid uitgerust zijn met een zichtbare en hoorbare alarminrichting die onafhankelijk van het koelsysteem gevoed wordt en zo ingesteld is dat ze kan functioneren bij een temperatuur die gelijk of lager is dan de regelingstemperatuur.
7.1.7.4.3
Als de regelingstemperatuur tijdens het vervoer overschreden wordt, moet een alarmprocedure in werking treden die de eventuele reparatie van de koelinrichting of de verhoging van de koelcapaciteit (bijvoorbeeld door toevoeging van vloeibare of vaste koelmiddelen) omvat. Bovendien moet men de temperatuur op regelmatige basis controleren en moet men zich voorbereiden op het nemen van noodmaatregelen. Indien de kritieke temperatuur bereikt wordt, moeten de noodmaatregelen in werking treden.
7.1.7.4.4
De keuze van het middel voor temperatuurbeheersing voor het transport hangt af van een aantal factoren zoals:
- a)
- de regelingstemperatu(u)r(en) van de te vervoeren stof(fen);
- b)
- het verschil tussen de regelingstemperatuur en de verwachte omgevingstemperatuur;
- c)
- de efficiëntie van de warmteïsolatie;
- d)
- de duur van het vervoer; en
- e)
- de veiligheidsmarge die verwacht wordt voor vertragingen.
7.1.7.4.5
Geschikte methodes om de overschrijding van de regelingstemperatuur te vermijden zijn in stijgende orde van efficiëntie:
- a)
- een voertuig of een container met warmteïsolatie, op voorwaarde dat de aanvankelijke temperatuur van de stof(fen) voldoende onder de regelingstemperatuur ligt;
- b)
- een voertuig of een container met warmteïsolatie en een systeem met koelmiddel, op voorwaarde dat:
- i)
- een voldoende hoeveelheid niet-brandbaar koelmiddel (bijvoorbeeld vloeibare stikstof of vast koolstofdioxide) meegevoerd wordt, rekening houdende met een redelijke veiligheidsmarge voor vertragingen, tenzij de mogelijkheid tot aanvulling gewaarborgd is;
- ii)
- noch vloeibare zuurstof noch vloeibare lucht als koelmiddel gebruikt worden;
- iii)
- het koelsysteem een gelijkmatig effect heeft, zelfs als het grootste gedeelte van het koelmiddel gebruikt is; en
- iv)
- de noodzaak om de transporteenheid te ventileren vooraleer ze te betreden duidelijk aangegeven is door middel van een waarschuwing op de deur(en) van de transporteenheid;
- c)
- een voertuig of een container met warmteïsolatie plus een enkelvoudig mechanisch koelsysteem, op voorwaarde dat – voor de te vervoeren stoffen met een vlampunt lager dan de kritieke temperatuur + 5 °C – explosieveilige elektrische verbindingen EEx IIB T3 gebruikt worden binnen de koelruimte om ontsteking te voorkomen van de dampen die afkomstig zijn van de stoffen;
- d)
- een voertuig of een container met warmteïsolatie plus een combinatie van een mechanisch koelsysteem en een systeem met koelmiddel, op voorwaarde dat:
- i)
- de twee systemen onafhankelijk zijn van elkaar; en
- ii)
- aan de voorschriften van alinea b) en c) is voldaan;
- e)
- een voertuig of een container met warmteïsolatie plus een dubbel mechanisch koelsysteem, op voorwaarde dat:
- i)
- buiten de stroomvoorziening de twee systemen onafhankelijk zijn van elkaar;
- ii)
- elk systeem afzonderlijk in staat is om de temperatuur op voldoende wijze te regelen; en
- iii)
- voor de te vervoeren stoffen met een vlampunt lager dan de kritieke temperatuur + 5 °C – explosieveilige elektrische verbindingen EEx IIB T3 gebruikt worden binnen de koelruimte om ontsteking te voorkomen van de dampen die afkomstig zijn van de stoffen.
7.1.7.4.6
De methodes die beschreven zijn in 7.1.7.4.5 d) en e) mogen gebruikt worden voor alle organische peroxides, zelfontledende stoffen en polymeriserende stoffen.
De methode die beschreven is in 7.1.7.4.5 c) mag gebruikt worden voor de organische peroxides en de zelfontledende stoffen van type C, D, E en F en, indien de tijdens het vervoer te verwachten maximale omgevingstemperatuur niet meer dan 10 °C hoger is dan de regelingstemperatuur, voor de organische peroxides en de zelfontledende stoffen van type B en voor polymeriserende stoffen.
De methode die beschreven is in 7.1.7.4.5 b) mag gebruikt worden voor de organische peroxides en de zelfontledende stofen van type C, D, E en F en voor polymeriserende stoffen wanneer de tijdens het vervoer te verwachten maximale omgevingstemperatuur niet meer dan 30 °C hoger is dan de regelingstemperatuur.
De methode die beschreven is in 7.1.7.4.5 a) mag gebruikt worden voor de organische peroxides en de zelfontledende stoffen van type C, D, E en F en voor polymeriserende stoffen wanneer de tijdens het vervoer te verwachten maximale omgevingstemperatuur ten minste 10 °C lager is dan de regelingstemperatuur.
7.1.7.4.7
Isotherme koel- of vriescontainers bestemd voor het vervoer van stoffen die gestabiliseerd zijn door temperstuursregeling moeten voldoen aan volgende bapalingen:
- a)
- De totale warmteoverdrachtscoëfficient van een isotherme container mag niet hoger zijn dan 0,4W/m2/K;
- b)
- Het gebruikte koelmiddel mag niet ontvlambaar zijn; en
- c)
- Indien de containers voorzien zijn van ventilatieopeningen of -kleppen, moet erop gelet worden dat de koeling niet gehinderd wordt door deze openingen of kleppen.
7.1.7.4.8
Indien de stoffen zich in een met een koelmiddel gevulde beschermingsverpakking bevinden, moeten zij in gesloten voertuigen of containers of in voertuigen of containers met dekzeil geladen worden. Wanneer respectievelijk gesloten voertuigen of containers worden gebruikt, moeten deze op een afdoende wijze verlucht worden. Voertuigen of conainers met dekzeil moeten van zijschotten en van een achterklep voorzien zijn. Het dekzeil van deze voertuigen en containers moet bestaan uit ondoordringbaar en moeilijk brandbaar weefsel.
(314)
|
Eerste editie van het IRS (International Railway Solution) van toepassing sinds 01/06/2020.
|
(315)
|
Derde editie van het IRS (International Railway Solution) van toepassing sinds 01/12/2023.
|