7.3.1.1
Een goed mag niet losgestort vervoerd worden in containers voor losgestort vervoer, containers of voertuigen, tenzij:
- a)
- in kolom (10) van tabel A in hoofdstuk 3.2 een bijzondere bepaling aangegeven is die door de code “BK” of een verwijzing naar een aangegeven paragraaf, geïdentificeerd wordt en die deze vervoerswijze uitdrukkelijk toestaat, en de relevante bepalingen van 7.3.2 nageleefd worden naast die van onderhavige afdeling; of
- b)
- in kolom (17) van tabel A in hoofdstuk 3.2 een bijzondere bepaling aangegeven is die door de code “VC” of een verwijzing naar een aangegeven paragraaf, geïdentificeerd wordt en die deze vervoerswijze uitdrukkelijk toestaat, en elke aanvullende bepaling die geïdendificeerd wordt door de code “AP”, zoals voorzien in 7.3.3, nageleefd worden naast die van onderhavige afdeling.
Lege, niet gereinigde verpakkingen mogen nochtans losgestort vervoerd worden indien de goederen die zij bevat hebben voor deze vervoerswijze zijn toegelaten.
De voor deze goederen in de kolommen (10) en (17) van tabel A van hoofdstuk 3.2 genoemde instructies voor losgestort vervoer moeten worden toegepast.
OPMERKING: Zie hoofdstuk 4.2 en 4.3 voor het vervoer in tanks.
7.3.1.2
De stoffen die vloeibaar kunnen worden bij de temperaturen die tijdens het vervoer kunnen voorkomen, mogen niet losgestort vervoerd worden.
7.3.1.3
De containers voor losgestort vervoer, de containers of de laadruimtes van de voertuigen moeten stofdicht zijn en op een zodanige wijze gesloten worden, dat zich geen enkel verlies van de inhoud kan voordoen in normale vervoersomstandigheden, de invloed van trillingen en veranderingen van temperatuur, vochtigheid of druk inbegrepen.
7.3.1.4
De stoffen moeten zodanig geladen en gelijkmatig verdeeld worden dat de verplaatsingen, die de container voor losgestort vervoer, de container of het voertuig zouden kunnen beschadigen of een lekkage van gevaarlijke goederen zouden kunnen veroorzaken, tot een minimum beperkt worden.
7.3.1.5
Wanneer beluchtingsinrichtingen geplaatst zijn, moeten ze vrijgemaakt en operationeel zijn.
7.3.1.6
De stoffen mogen niet op een gevaarlijke manier reageren met de materialen van de container voor losgestort vervoer, de container, het voertuig, de pakkingen en de uitrusting – met inbegrip van de deksels en dekzeilen – en evenmin met de beschermende bekledingen die in contact komen met de inhoud; ze mogen ook hun weerstand niet schaden. De containers voor losgestort vervoer, de containers of de voertuigen moeten zodanig gebouwd of aangepast zijn dat de stoffen niet kunnen doordringen tot tussen de elementen van houten vloerbedekkingen of in contact kunnen komen met de gedeelten van deze containers voor losgestort vervoer, containers of voertuigen die aangetast kunnen worden door de stoffen of hun restanten.
7.3.1.7
Elke container voor losgestort vervoer, elke container of elk voertuig moet – vooraleer gevuld en voor het vervoer aangeboden te worden – zodanig geïnspecteerd en gereinigd worden dat er aan de binnen- of de buitenkant van de container voor losgestort vervoer, van de container of van het voertuig geen resten van een vorige lading overblijven die:
- –
- een gevaarlijke reactie kunnen aangaan met de stof die men wil gaan vervoeren;
- –
- de structurele integriteit van de container voor losgestort vervoer, van de container of van het voertuig nadelig kunnen beïnvloeden;
- –
- de capaciteit van de container voor losgestort vervoer, van de container of van het voertuig om de gevaarlijke goederen tegen te houden kunnen aantasten.
7.3.1.8
Tijdens het vervoer mogen er op het buitenoppervlak van een container voor losgestort vervoer, van een container of van de laadruimte van een voertuig geen resten van gevaarlijke stoffen kleven.
7.3.1.9
Wanneer meerdere afsluitinrichtingen in serie geplaatst zijn, moet deze die zich het dichtst bij de inhoud bevindt eerst worden gesloten voor het vullen.
7.3.1.10
De lege containers voor losgestort vervoer, lege containers of lege voertuigen die een vaste gevaarlijke stof losgestort hebben vervoerd zijn onderworpen aan dezelfde voorschriften als toen ze gevuld waren, tenzij gepaste maatregelen werden getroffen om de mogelijke risico's uit te sluiten.
7.3.1.11
Wanneer een container voor losgestort vervoer, een container of een voertuig wordt gebruikt voor het vervoer van losgestorte stoffen die stofexplosies kunnen veroorzaken of die brandbare dampen kunnen ontwikkelen (bijvoorbeeld in het geval van bepaalde afvalstoffen), moeten maatregelen worden getroffen om alle ontstekingsbronnen te verwijderen en om gevaarlijke electrostatische ontladingen tijdens het vervoer, het vullen of het ledigen te voorkomen.
7.3.1.12
Stoffen (zoals bijvoorbeeld afvalstoffen) die onderling gevaarlijk zouden kunnen reageren, evenals stoffen die ingedeeld zijn bij verschillende klassen of goederen die niet onderworpen zijn aan de voorschriften van het ADR die onderling gevaarlijk zouden kunnen reageren, mogen niet gemengd worden in éénzelfde container voor losgestort vervoer, container of voertuig. Onder gevaarlijke reactie verstaat men:
- a)
- een verbranding of een aanzienlijke warmteontwikkeling;
- b)
- de ontwikkeling van brandbare of giftige gassen;
- c)
- de vorming van bijtende vloeistoffen; of
- d)
- de vorming van onstabiele stoffen;
7.3.1.13
Vooraleer een container voor losgestort vervoer, een container of een voertuig gevuld wordt, moet een visuele inspectie uitgevoerd worden om er zich van te vergewissen dat die vanuit bouwtechnisch oogpunt geschikt is voor gebruik, dat de binnenwanden, het plafond en de vloer geen uitsteeksels of beschadigingen vertonen en dat de eventuele voeringen of retentieuitrusting voor de stofffen geen winkelhaken, scheuren of beschadigingen vertonen die hun capaciteit om de lading tegen te houden in gevaar kunnen brengen. “Vanuit bouwtechnisch oogpunt geschikt voor gebruik” betekent dat de structurele onderdelen van de container voor losgestort vervoer, van de container of van het voertuig – zoals de bovenste en onderste langs- en dwarsliggers, de boven- en onderdrempel van deuren, de dwarselementen van de bodem, de hoekbalken en de hoekstukken – geen belangrijke tekortkomingen vertonen. “Belangrijke tekortkomingen” zijn:
- a)
- plooien, barsten of breuken in een structureel onderdeel of in een ondersteuningselement, of elke schade veroorzaakt aan de bedrijfsuitrusting of aan het exploitatiemateriaal, die de integriteit van de container voor losgestort vervoer, van de container of de carrosserie van het voertuig aantasten ;
- b)
- elke vervorming van het geheel en elke schade veroorzaakt aan de hijsinrichtingen of aan de aansluitpunten van de manipulatie-uitrusting die groot genoeg is om de correcte positionering van het manipulatiemateriaal, het plaatsen en het vastzetten op een chassis, wagon of voertuig, of het laden in scheepsruimen te verhinderen; en, indien van toepassing
- c)
- deurscharnieren, afdichtingen of beslagen die geklemd, verdraaid, gebroken, buiten gebruik of afwezig zijn.