§ 1
Indien een feit van die aard is om gestraft te worden met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, kan de rechter als hoofdstraf een straf onder elektronisch toezicht opleggen van dezelfde duur als de gevangenisstraf die hij anders zou opleggen en die van toepassing kan worden ingeval de straf onder elektronisch toezicht niet wordt uitgevoerd. Voor de bepaling van de duur van deze vervangende gevangenisstraf staat een dag van de opgelegde straf onder elektronisch toezicht gelijk aan een dag gevangenisstraf.
Een straf onder elektronisch toezicht bestaat uit de verplichting om gedurende een door de rechter overeenkomstig paragraaf 2 bepaalde termijn aanwezig te zijn op een bepaald adres, behoudens toegestane verplaatsingen of afwezigheden, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van elektronische middelen om dit te controleren, en waaraan overeenkomstig paragraaf 5 voorwaarden worden gekoppeld.
De straf onder elektronisch toezicht mag niet worden uitgesproken voor de feiten die:
- 1°
- bedoeld zijn [in de artikelen 417/12 tot 417/22];
- 2°
- bedoeld zijn [in de artikelen 417/25 tot 417/41, 417/44 tot 417/47, 417/52 en 417/54], indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen;
- 3°
- bedoeld zijn in de artikelen 393 tot 397.
§ 2
De duur van de straf onder elektronisch toezicht bedraagt minstens een maand en ten hoogste een jaar. De strafrechter kan overeenkomstig artikel 85 rekening houden met verzachtende omstandigheden, zonder evenwel de duur van het elektronisch toezicht als autonome straf te bepalen op minder dan één maand.
De straf onder elektronisch toezicht moet een aanvang nemen binnen zes maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Indien de overschrijding van deze termijn te wijten is aan de veroordeelde, beslist het openbaar ministerie ofwel tot verder uitstel van de uitvoering van de straf onder elektronisch toezicht ofwel tot uitvoering van de vervangende gevangenisstraf. Indien de overschrijding van deze termijn niet te wijten is aan de veroordeelde, moet de straf een aanvang nemen binnen zes maanden na de afloop van de eerste termijn, bij gebreke daarvan is de straf verjaard.
§ 3
Met het oog op het opleggen van een straf onder elektronisch toezicht, kunnen respectievelijk het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, de onderzoeksgerechten of de vonnisgerechten aan de bevoegde dienst voor de organisatie en de controle van het elektronisch toezicht, hierna “de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht” genoemd, van het gerechtelijk arrondissement van de verblijfplaats van de inverdenkinggestelde, de beklaagde of de veroordeelde de opdracht geven een beknopt voorlichtingsrapport en/of een maatschappelijke enquête uit te voeren.
Dit rapport of dit onderzoek bevat alleen de pertinente elementen die van aard zijn de overheid die het verzoek tot de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht richtte in te lichten over de opportuniteit van de overwogen straf.
Iedere meerderjarige waarmee de beklaagde samenwoont wordt in het kader van deze maatschappelijke enquête gehoord in zijn opmerkingen. Het beknopt voorlichtingsrapport of het verslag van de maatschappelijke enquête wordt binnen de maand na de aanvraag aan het dossier toegevoegd.
§ 4
Indien een straf onder elektronisch toezicht door de rechter wordt overwogen, door het openbaar ministerie wordt gevorderd of door de beklaagde wordt gevraagd, licht de rechter deze laatste vóór de sluiting van de debatten in over de draagwijdte van een dergelijke straf, de eventuele aanwijzingen over de concrete invulling die hij kan geven en de geïndividualiseerde voorwaarden die hij overeenkomstig paragraaf 5 kan opleggen en hoort hem in zijn opmerkingen. De rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers. De rechter kan de straf onder elektronisch toezicht slechts uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig is of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven. Iedere meerderjarige samenwonende van de beklaagde die in het kader van de maatschappelijke enquête niet is gehoord, of in het geval geen maatschappelijke enquête is verricht, kan door de rechter worden gehoord in zijn opmerkingen.
De rechter die weigert een door het openbaar ministerie gevorderde of door de beklaagde gevraagde straf onder elektronisch toezicht uit te spreken, moet zijn beslissing met redenen omkleden.
§ 5
De rechter bepaalt de duur van de straf onder elektronisch toezicht en kan aanwijzingen geven omtrent de concrete invulling ervan.
Aan de straf onder elektronisch toezicht worden steeds de volgende algemene voorwaarden verbonden:
- 1°
- geen strafbare feiten plegen;
- 2°
- een vast adres hebben en, bij wijziging ervan, de nieuwe verblijfplaats onmiddellijk meedelen aan het openbaar ministerie en de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht;
- 3°
- gevolg geven aan de oproepingen van de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht en de concrete invulling bepaald door deze dienst naleven.
De rechter kan de veroordeelde bovendien aan geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden onderwerpen in het belang van het slachtoffer. Deze voorwaarden hebben betrekking op het verbod om op bepaalde plaatsen te komen of met het slachtoffer contact op te nemen en/of op diens vergoeding.
§ 1
Zodra de veroordeling tot de straf onder elektronisch toezicht in kracht van gewijsde is gegaan, licht de griffier de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht daarover in, zodat de straf kan worden uitgevoerd. De dienst neemt daartoe binnen zeven werkdagen nadat hij werd ingelicht, contact op met de veroordeelde, bepaalt, na de veroordeelde gehoord te hebben en rekening houdend met zijn opmerkingen, de concrete invulling van de straf en deelt deze onverwijld mee aan het bevoegde openbaar ministerie.
§ 2
Onverminderd de toepassing van artikel 20 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, is het openbaar ministerie belast met de controle op de veroordeelde. De ambtenaren van de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht controleren de uitvoering van de straf onder elektronisch toezicht en begeleiden de veroordeelde.
§ 3
Indien de straf onder elektronisch toezicht niet of slechts gedeeltelijk in overeenstemming met de bepalingen van artikel 37ter, § 5, wordt uitgevoerd, meldt de ambtenaar van de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht dit onverwijld aan het bevoegde openbaar ministerie. Deze laatste kan dan beslissen de in de rechterlijke beslissing voorziene gevangenisstraf uit te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met het gedeelte van de straf onder elektronisch toezicht dat reeds door de veroordeelde werd uitgevoerd In dit geval staat een dag van de straf onder elektronisch toezicht die werd uitgevoerd gelijk aan een dag gevangenisstraf. Ingeval de niet of slechts gedeeltelijke uitvoering nieuwe strafbare feiten betreffen, moet bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing vastgesteld zijn dat de veroordeelde tijdens de uitvoering van de straf onder elektronisch toezicht een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis, heeft gepleegd.
Het bevoegde openbaar ministerie motiveert zijn beslissing en deelt deze via het snelst mogelijk schriftelijke communicatiemiddel mee:
- –
- aan de veroordeelde;
- –
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde verblijft;
- –
- aan de nationale gegevensbank zoals bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
- –
- aan de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht.
§ 4
Als de straf onder elektronisch toezicht drie maanden bedraagt of overschrijdt, wordt de veroordeelde vanaf de uitvoerlegging door de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht ingelicht over de mogelijkheid tot het aanvragen van een schorsing van de controle met elektronische middelen na een derde van de strafduur. De veroordeelde kan vanaf het moment dat hij aan de tijdsvoorwaarden voldoet een schriftelijk verzoek tot toekenning van deze schorsing indienen bij het bevoegde openbaar ministerie. Een kopie van dit schriftelijk verzoek wordt door de veroordeelde gericht aan de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht.
De bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht brengt binnen vijftien dagen een advies uit aan het bevoegde openbaar ministerie, dat betrekking heeft op de naleving van het programma van de concrete invulling van het elektronisch toezicht en, in voorkomend geval, van de aan de veroordeelde opgelegde geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden. Dit advies vermeldt of de veroordeelde tijdens de tenuitvoerlegging van de straf onder elektronisch toezicht nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Het omvat bovendien een met redenen omkleed voorstel tot toekenning of afwijzing van de schorsing van de controle met elektronische middelen en, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden die de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht nodig acht op te leggen aan de veroordeelde.
Het bevoegde openbaar ministerie kent binnen de maand na de ontvangst van het advies de schorsing van de controle met elektronische middelen toe in geval de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en het programma van de concrete invulling van het elektronisch toezicht en, in voorkomend geval, de hem opgelegde geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden heeft nageleefd.
Wanneer de schorsing van de controle met elektronische middelen wordt toegekend, ondergaat de veroordeelde een proeftijd voor het gedeelte van de straf onder elektronisch toezicht dat hij nog moet ondergaan. In dit geval staat een dag van de proeftijd gelijk aan een dag van de straf onder elektronisch toezicht die werd opgelegd. De veroordeelde is onderworpen aan de algemene voorwaarden alsook, in voorkomend geval, aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden.
Het bevoegde openbaar ministerie deelt zijn beslissing via het snelst mogelijk schriftelijke communicatiemiddel mee:
- –
- aan de veroordeelde;
- –
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde verblijft;
- –
- aan de nationale gegevensbank zoals bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
- –
- aan de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht.
Indien het verzoek tot schorsing wordt verworpen, kan een nieuw verzoek slechts worden ingediend na een termijn van twee maanden na de verwerping ervan.
Bij niet-naleving van de algemene voorwaarden en, in voorkomend geval, van de hem opgelegde bijzondere voorwaarden, kan er overgegaan worden tot herroeping van de schorsing van de controle met elektronische middelen.
Het bevoegde openbaar ministerie hoort de veroordeelde in zijn opmerkingen ter zake. Ingeval de veroordeelde niet ingaat op de uitnodiging om te worden gehoord, kan dit openbaar ministerie beslissen tot herroeping van de schorsing van de controle met elektronische middelen of tot uitvoering van de vervangende gevangenisstraf. Ingeval de niet naleving de algemene voorwaarde van geen nieuwe strafbare feiten plegen betreft, moet bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing vastgesteld zijn dat de veroordeelde tijdens de uitvoering van de straf onder elektronisch toezicht of tijdens de schorsing van de controle met elektronische middelen een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis, heeft gepleegd.
De beslissing tot herroeping van de schorsing van de controle met elektronische middelen omvat een beslissing over:
- –
- de bijzondere voorwaarden verbonden aan de schorsing, opgelegd door het openbaar ministerie;
- –
- het uitvoeren van het elektronisch toezicht voor de resterende proeftijd;
- –
- het opnieuw van kracht worden van de bijzondere voorwaarden in voorkomend geval opgelegd door de vonnisrechter.
Het bevoegde openbaar ministerie deelt zijn beslissing via het snelst mogelijk schriftelijk communicatiemiddel mee:
- –
- aan de veroordeelde;
- –
- aan de korpschef van de lokale politie van de gemeente waar de veroordeelde verblijft;
- –
- aan de nationale gegevensbank zoals bedoeld in artikel 44/2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
- –
- aan de bevoegde dienst voor het elektronisch toezicht.
§ 5
Het in de paragrafen 1 tot 4 bedoelde openbaar ministerie is het openbaar ministerie bij het vonnisgerecht dat de veroordeling tot een straf onder elektronisch toezicht heeft uitgesproken.