§ 1
Wie overeenkomstig artikel 37octies tot een autonome probatiestraf is veroordeeld, wordt onderworpen aan een justitiėle begeleiding die wordt uitgeoefend door [de bevoegde dienst van de gemeenschappen] van het gerechtelijk arrondissement van zijn verblijfplaats.
Op de tenuitvoerlegging van de autonome probatiestraf wordt toegezien door de probatiecommissie van de verblijfplaats van de veroordeelde waaraan de [bevoegde dienst van de gemeenschappen] rapporteert.
Wanneer de rechterlijke beslissing waarbij de autonome probatiestraf wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, bezorgt de griffier daarvan binnen vierentwintig uur een uitgifte aan de voorzitter van de bevoegde probatiecommissie, alsook aan de bevoegde arrondissementele afdeling van [de bevoegde dienst van de gemeenschappen].
[Binnen de maand na de aanvang van de justitiėle begeleiding door de bevoegde dienst van de gemeenschappen, en verder telkens als deze dienst het nuttig acht of telkens als de commissie haar erom verzoekt, en tenminste om de zes maanden, brengt zij verslag uit aan de probatiecommissie over de naleving van de voorwaarden. Zij stelt, in voorkomend geval, de maatregelen voor die zij nodig acht.]
§ 2
De territoriale bevoegdheid van de probatiecommissie wordt bepaald door de verblijfplaats van de veroordeelde op het ogenblik van het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis of arrest. Indien de betrokkene zijn verblijfplaats heeft buiten het grondgebied van het Rijk, is de territoriaal bevoegde probatiecommissie die van de plaats waar de veroordeling in eerste aanleg uitgesproken werd.
Indien de commissie het in uitzonderlijke gevallen voor een tot een autonome probatiestraf veroordeelde persoon, die daartoe een gemotiveerde aanvraag indient, aangewezen acht de bevoegdheid over te dragen aan de probatiecommissie van zijn nieuwe verblijfplaats, neemt zij een gemotiveerde beslissing nadat die andere commissie binnen twee maanden een eensluidend advies heeft uitgebracht. Voor een persoon zonder verblijfplaats in het Rijk kan volgens dezelfde procedure de bevoegdheid naar een andere probatiecommissie worden overgedragen, zonder dat het in dat geval de commissie van zijn nieuwe verblijfplaats moet zijn.
§ 3
De probatiecommissie bepaalt de concrete invulling van de autonome probatiestraf, op basis van het verslag van de [bevoegde dienst van de gemeenschappen] die de veroordeelde heeft gehoord en met naleving van de aanwijzingen bedoeld in artikel 37octies, § 4.
[De beslissing van de commissie tot bepaling van de concrete invulling van de probatiestraf, wordt met redenen omkleed. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de veroordeelde en van het openbaar ministerie. De kennisgeving geschiedt aan het openbaar ministerie per gewone brief en aan de veroordeelde per aangetekende zending, binnen drie dagen, waarbij zaterdagen, zon- en feestdagen niet meegerekend worden.]
[§ 4
Indien de concrete invulling van de autonome probatiestraf de voorwaarde om een begeleiding of behandeling te volgen omvat, nodigt de probatiecommissie de veroordeelde uit om een bevoegde dienst of persoon te kiezen. Deze keuze wordt aan de probatiecommissie ter goedkeuring voorgelegd.
Deze dienst of persoon die de opdracht aanneemt, brengt aan de probatiecommissie alsook aan de bevoegde dienst van de gemeenschappen, binnen een maand na de aanvang van die begeleiding of behandeling en telkens als de dienst of persoon het nuttig acht, of op verzoek van de commissie en ten minste om de zes maanden, verslag uit over de begeleiding of de behandeling.
Het in het tweede lid bedoelde verslag handelt over de volgende punten: de daadwerkelijke aanwezigheden van de veroordeelde op de voorgestelde raadplegingen, de ongewettigde afwezigheden, het eenzijdig stopzetten van de begeleiding of de behandeling door de veroordeelde, de moeilijkheden die bij de uitvoering daarvan zijn gerezen en de situaties die een ernstig risico inhouden voor derden.
De bevoegde dienst of persoon brengt de commissie op de hoogte van het stopzetten van de begeleiding of de behandeling.
]