Meer info
 

16/02/16 Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken

Bijlage 1 Gevaarlijke stoffen

Voor gevaarlijke stoffen die vallen onder de gevarencategorieën opgenomen in kolom 1 van deel 1 gelden de in de kolommen 2 en 3 van deel 1 opgenomen drempelwaarden.
Wanneer een gevaarlijke stof onder deel 1 valt en ook is opgenomen in deel 2, zijn de in de kolommen 2 en 3 van deel 2 opgenomen drempelwaarden van toepassing.

Deel 1 Categorieën gevaarlijke stoffen

Dit deel beslaat alle gevaarlijke stoffen die in de in kolom 1 vermelde gevarencategorieën vallen:
Kolom 1
Kolom 2
Kolom 3
Gevarencategorieën overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008
Drempelwaarden (in ton) van in artikel 2,10° bedoelde gevaarlijke stoffen voor toepassing van
voorschriften voor lagedrempelinrichtingen
voorschriften voor hogedrempelinrichtingen
Rubriek “H” – GEZONDHEIDSGEVAREN
 
 
Hl
ACUTE TOXICITEIT
5
20
Categorie 1, alle blootstellingsroutes
 
 
H2
ACUTE TOXICITEIT
50
200
 –  Categorie 2, alle blootstellingsroutes
 
 
 –  Categorie 3, inademingblootstellingsroute (zie noot 7)
 
 
H3
SPECIFIEKE DOELORGAANTOXICITEIT (SPECIFIC TARGET ORGAN TOXICITY, STOT) – EENMALIGE BLOOTSTELLING
50
200
STOT SE Categorie 1
 
 
Rubriek “P” – FYSISCHE GEVAREN
 
 
Pla ONTPLOFBARE STOFFEN (zie noot 8)
10
50
 –  Instabiele ontplofbare stoffen, of
 
 
 –  Ontplofbare stoffen van de subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 of 1.6, of
 
 
 –  Stoffen en mengsels met explosieve eigenschappen volgens methode A. 14 van Verordening (EG) nr. 440/2008 (zie noot 9) die niet behoren tot de gevarenklassen organische peroxiden of zelfontledende stoffen en mengsels
 
 
Plb
ONTPLOFBARE STOFFEN (zie noot 8)
50
200
Ontplofbare stoffen van subklasse 1.4 (zie noot 10)
 
 
P2
ONTVLAMBARE GASSEN
10
50
Ontvlambare gassen van categorie 1 of 2
 
 
P3a
ONTVLAMBARE AEROSOLEN (zie noot 11.1)
150 (netto)
500 (netto)
“Ontvlambare” aerosolen van categorie 1 of 2, die ontvlambare gassen van categorie 1 of 2 of ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten
 
 
P3b
ONTVLAMBARE AEROSOLEN (zie noot 11.1)
5 000 (netto)
50 000 (netto)
“Ontvlambare” aerosolen van categorie 1 of 2, die geen ontvlambare gassen van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten (zie noot 11.2)
 
 
P4
OXIDERENDE GASSEN
50
200
Oxiderende gassen van categorie 1
 
 
P5a
ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN
10
50
 –  Ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 of
 
 
 –  Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden, of
 
 
 –  Overige vloeistoffen met een vlampunt < 60 °C, die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden (zie noot 12)
 
 
P5b
ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN
50
200
 –  Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 waarbij bijzondere procescondities, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor zware ongevallen kunnen doen ontstaan, of
 
 
 –  Overige vloeistoffen met een vlampunt < 60 °C waarbij bijzondere verwerkingsomstandigheden, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor zware ongevallen kunnen geven (zie noot 12)
 
 
P5c
ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN
5 000
50 000
Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die niet onder P5a en P5b vallen
 
 
P6a
ZELFONTLEDENDE STOFFEN EN MENGSELS en ORGANISCHE PEROXIDEN
10
50
Zelfontledende stoffen en mengsels van type A of B of organische peroxiden van type A of B
 
 
P6b
ZELFONTLEDENDE STOFFEN EN MENGSELS en ORGANISCHE PEROXIDEN
50
200
Zelfontledende stoffen en mengsels van type C, D, E of F of organische peroxiden van type C, D, E of F
 
 
P7
PYROFORE VLOEISTOFFEN EN VASTE STOFFEN
50
200
Pyrofore vloeistoffen van categorie 1
 
 
Pyrofore vaste stoffen van categorie 1
 
 
P8
OXIDERENDE VLOEISTOFFEN EN VASTE STOFFEN
50
200
Oxiderende vloeistoffen van categorie 1, 2 of 3, of
 
 
Oxiderende vaste stoffen van categorie 1, 2 of 3
 
 
Rubriek “E” – MILIEUGEVAREN
 
 
El
Gevaar voor het aquatisch milieu in de categorie acuut 1 of chronisch 1
100
200
E2
Gevaar voor het aquatisch milieu in de categorie chronisch 2
200
500
Rubriek “O” – OVERIGE GEVAREN
 
 
O1
Stoffen en mengsels met gevarenaanduiding EUH014
100
500
O2
Stoffen en mengsels die in contact met water ontvlambare gassen ontwikkelen, categorie 1
100
500
O3
Stoffen en mengsels met gevarenaanduiding EUH029
50
200

Deel 2 Benoemde gevaarlijke stoffen

Kolom 1
CAS-nummer (1)
Kolom 2
Kolom 3
Gevaarlijke stoffen
Drempelwaarden (in ton) voor toepassing van
voorschriften voor lagedrempelinrichtingen
voorschriften voor hogedrempelinrichtingen
 1.   Ammoniumnitraat (zie noot 13)
-
5 000
10 000
 2.  Ammoniumnitraat (zie noot 14)
-
1 250
5 000
 3.  Ammoniumnitraat (zie noot 15)
-
350
2 500
 4.  Ammoniumnitraat (zie noot 16)
-
10
50
 5.  Kaliumnitraat (zie noot 17)
-
5 000
10 000
 6.  Kaliumnitraat (zie noot 18)
-
1 250
5 000
 7.  Diarseenpentoxide, arseen (V)zuur en/of zouten daarvan
1303-28-2
1
2
 8.  Diarseentrioxide, arseen (III)zuur en/of zouten daarvan
1327-53-3
 
0,1
 9.  Broom
7726-95-6
20
100
 10.  Chloor
7782-50-5
10
25
 11.  Inhaleerbare poedervormige nikkelverbindingen (nikkelmonoxide, nikkeldioxide, nikkelsulfide, trinikkeldisulfide, dinikkeltrioxide)
 
 
- 1
 12.  Ethyleenimine
151-56-4
10
20
 13.  Fluor
7782-41-4
10
20
 14.  Formaldehyde (concentratie > 90 %)
50-00-0
5
50
 15.  Waterstof
1333-74-0
5
50
 16.  Chloorwaterstof (vloeibaar gas)
7647-01-0
25
250
 17.  Loodalkylen
-
5
50
 18.  Ontvlambare vloeibare gassen, categorie 1 of 2 (inclusief LPG) en aardgas (zie noot 19)
 
50
200
 19.  Acetyleen
74-86-2
5
50
 20.  Ethyleenoxide
75-21-8
5
50
 21.  Propyleenoxide
75-56-9
5
50
 22.  Methanol
67-56-1
500
5 000
 23.  4,4'-Methyleen bis (2-chlooraniline) en/of zouten daarvan, poedervormig
101-14-4
 
0,01
 24.  Methylisocyanaat
624-83-9
 
0,15
 25.  Zuurstof
7782-44-7
200
2 000
 26.  2,4-Tolueendiisocyanaat 2,6-Tolueendiisocyanaat
584-84-9 91-08-7
10
100
 27.  Carbonylchloride (fosgeen)
75-44-5
0,3
0,75
 28.  Arsine (arseentrihydride)
7784-42-1
0,2
1
 29.  Fosfine (fosfortrihydride)
7803-51-2
0,2
1
 30.  Zwaveldichloride
10545-99-0
 
1
 31.  Zwaveltrioxide
7446-11-9
15
75
 32.  Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen (inclusief TCDD) uitgedrukt in TCDD-equivalent (zie noot 20)
-
 
0,001
 33.  De volgende CARCINOGENEN of de mengsels die de volgende carcinogenen in concentraties van meer dan 5 gewichtsprocent bevatten:4-aminobifenyl en/of zouten daarvan, benzotrichloride, benzidine en/of zouten daarvan, di (chloormethyl)ether, chloormethylether, 1,2- dibroomethaan, diethylsulfaat, dimethylsulfaat, dimethylcarbamoylchloride, 1,2 -dibroom-3 - chloorpropaan, 1,2-dimethylhydrazine, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide, hydrazine, 2-naftylamine en/of zouten daarvan, 4- nitrodifenyl en 1,3-propaansulton
 
0,5
2
 34.  Aardolieproducten en alternatieve brandstoffen:
 
- 2 500
25 000
 
 a)   benzine en nafta's,
 
 
 
 
 b)   kerosines (inclusief vliegtuigbrandstoffen),
 
 
 
 
 c)   gasoliën (inclusief diesel, huisbrandolie en gasoliemengstromen),
 
 
 
 
 d)   zware stookolie,
 
 
 
 
 e)   alternatieve brandstoffen met dezelfde toepassing en met gelijkaardige eigenschappen op het vlak van ontvlambaarheid en milieugevaren als de onder a) tot en met d) bedoelde producten.
 
 
 
 35.  Watervrije ammoniak
7664-41-7
50
200
 36.  Boortrifluoride
7637-07-2
5
20
 37.  Waterstofsulfide
7783-06-4
5
20
 38.  Piperidine
110-89-4
50
200
 39.  Bis (2-dimethylaminoethyl) (methyl)amine
3030-47-5
50
200
 40.  3- (2-Ethylhexyloxy)propylamine
5397-31-9
50
200
 41.  Mengsels (*) van natriumhypochloriet die zijn ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1 [H400] die minder dan 5 % actief chloor bevatten en niet vallen onder de in deel 1 van bijlage I opgenomen andere gevarencategorieën.
 
- 200
500
 42.  Propylamine (zie noot 21)
107-10-8
500
2 000
 43.  Tert-butylacrylaat (zie noot 21)
1663-39-4
200
500
 44.  2-Methyl-3-buteennitrile (zie noot 21)
16529-56-9
500
2 000
 45.  Tetrahydro-3,5 -dimethyl-1,3,5 -thiadiazine-2-thion (Dazomet) (zie noot 21)
533-74-4
100
200
 46.  Methylacrylaat (zie noot 21)
96-33-3
500
2 000
 47.  3-Methylpyridine (zie noot 21)
108-99-6
500
2 000
 48.  l-Broom-3-chloorpropaan (zie noot 21)
109-70-6
500
2 000
(*)
Mits het mengsel zonder natriumhypochloriet niet zou worden ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1 [H400].
(1)
Het CAS-nummer wordt slechts ter indicatie gegeven.
NOTEN BIJ BIJLAGE 1
1. Stoffen en mengsels worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld.
2. Mengsels worden behandeld als zuivere stoffen, mits zij binnen de concentratiegrenzen blijven die zijn vastgesteld aan de hand van hun eigenschappen krachtens de in noot 1 vermelde Verordening (EG) nr. 1272/2008 of de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang, tenzij specifiek een samenstellingspercentage of een andere beschrijving wordt gegeven.
3. De bovenstaande drempelwaarden gelden per inrichting.
De voor de toepassing van de betreffende artikelen in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximumhoeveelheden die op enig moment aanwezig zijn of kunnen zijn. Gevaarlijke stoffen die slechts in hoeveelheden van 2 % of minder van de vermelde drempelwaarde in een inrichting aanwezig zijn, worden bij de berekening van de totale aanwezige hoeveelheid buiten beschouwing gelaten, indien zij zich op een zodanige plaats in de inrichting bevinden dat zij niet de oorzaak van een zwaar ongeval elders binnen die inrichting kunnen zijn of de gevolgen van een ongeval kunnen vergroten.
4. De onderstaande regels voor het optellen van gevaarlijke stoffen of categorieën gevaarlijke stoffen zijn eventueel van toepassing:
In het geval van een inrichting waar geen afzonderlijke gevaarlijke stof aanwezig is in een hoeveelheid van meer dan of gelijk aan de vermelde drempelwaarden, wordt de onderstaande regel toegepast om te bepalen of de inrichting onder de bepalingen van dit samenwerkingsakkoord valt.
Dit samenwerkingsakkoord is van toepassing op hogedrempelinrichtingen indien de som:
q1/QU1 + q2/QU2 + q3/QU3 + q4/QU4 + q5/QU5 +. .. groter is dan of gelijk is aan 1,
waarbij qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x of de hoeveelheid gevaarlijke stoffen van categorie x uit deel 1 of deel 2 van deze bijlage,
en QUX = de voor gevaarlijke stof x of categorie x in kolom 3 van deel 1 of van deel 2 van deze bijlage relevante drempelwaarde.
Dit samenwerkingsakkoord is van toepassing op lagedrempelinrichtingen indien de som:
q1/QL1 + q2/QL2 + q3/QL3 + q4/QL4 + q5/QL5 +. .. groter is dan of gelijk is aan 1, waarbij qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x of de hoeveelheid gevaarlijke stoffen van categorie x uit deel 1 of deel 2 van deze bijlage,
en QLX = de voor gevaarlijke stof x of categorie x in kolom 2 van deel 1 of van deel 2 van deze bijlage relevante drempelwaarde.
Deze regel wordt gebruikt ter beoordeling van de gezondheidsgevaren, fysische gevaren en milieugevaren. De regel moet daarom driemaal worden toegepast:
a)
eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen welke in acute toxiciteitscategorie 1, 2 of 3 (inademingblootstellingsroutes) of STOT SE categorie 1 zijn ingedeeld, samen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek H, posten H1 tot en met H3 van deel 1, vallen;
b)
eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen welke ontplofbare stoffen, ontvlambare gassen, ontvlambare aerosolen, oxiderende gassen, ontvlambare vloeistoffen, zelfontledende stoffen en mengsels, organische peroxiden, pyrofore vloeistoffen en vaste stoffen, oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen zijn, samen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek P, posten P1 tot en met P8 van deel 1, vallen;
c)
eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen die onder gevaarlijk voor het aquatisch milieu, acute categorie 1, chronische categorie 1 of chronische categorie 2 vallen, samen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek E, posten E1 en E2 van deel 1, vallen.
De desbetreffende bepalingen van dit samenwerkingsakkoord zijn van toepassing zodra het sommeringsresultaat van a), b) of c) groter is dan of gelijk is aan 1.
5. Gevaarlijke stoffen die niet onder Verordening (EG) nr. 1272/2008 vallen, waaronder afvalstoffen, maar niettemin in een inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn en onder de in de inrichting heersende omstandigheden gelijkwaardige eigenschappen hebben of kunnen hebben wat de mogelijkheden van een zwaar ongeval betreft, worden voorlopig toegewezen aan de meest gelijkende categorie of met naam genoemde gevaarlijke stof die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt.
6. Voor gevaarlijke stoffen die zodanige eigenschappen hebben dat ze op verscheidene wijzen kunnen worden ingedeeld, is voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord de laagste drempelwaarde van toepassing. Wat evenwel de toepassing van de in noot 4 bedoelde regel betreft, wordt de laagste drempelwaarde voor elke groep categorieën in noot 4, onder a), b) en c), welke met de indeling in kwestie overeenkomt, gebruikt.
7. Gevaarlijke stoffen die vallen onder acuut toxisch categorie 3 (orale blootstellingsroutes, H 301), vallen onder de rubriek H2 ACUUT TOXISCH wanneer noch de indeling acute toxiciteit bij inademing noch de indeling acute dermale toxiciteit kunnen worden afgeleid, bijvoorbeeld door een gebrek aan concluderende gegevens betreffende toxiciteit bij inademing en dermale toxiciteit.
8. Onder de gevarenklasse ontplofbare stoffen vallen ontplofbare voorwerpen (zie punt 2.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008). Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp bekend is, wordt met die hoeveelheid rekening gehouden voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord. Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp niet bekend is, wordt het gehele voorwerp voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord als ontplofbaar aangemerkt.
9. Testen naar de ontplofbare eigenschappen van stoffen en mengsels is alleen nodig indien de screeningprocedure volgens aanhangsel 6, deel 3, van de United Nations Recommendations on the Transport of Dangerous Goods, Manual of Tests and Criteria (“UN Manual of Tests and Criteria”) (1) uitwijst dat de stof of het mengsel mogelijk ontplofbare eigenschappen heeft.
10. Indien ontplofbare stoffen van subklasse 1.4 uitgepakt of opnieuw ingepakt zijn, worden ze in rubriek P1a ingedeeld, tenzij aangetoond wordt dat het gevaar nog overeenstemt met subklasse 1.4 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008.
11. 1. Ontvlambare aerosolen worden ingedeeld overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 juli 2009 betreffende aerosols. “Zeer licht ontvlambare” en “ontvlambare” aerosolen volgens dit besluit komen overeen met ontvlambare aerosolen van respectievelijk categorie 1 of 2 volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008.
11. 2. Om deze vermelding te kunnen gebruiken, moet geregistreerd worden dat de aerosolhouder geen ontvlambaar gas van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistof van categorie 1 bevat.
12. Overeenkomstig punt 2.6.4.5 in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 behoeven vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 35 °C niet in categorie 3 te worden ingedeeld indien negatieve resultaten werden behaald bij de test inzake onderhouden verbrandbaarheid L.2, Part III, section 32 van de UN Manual of Tests and Criteria. Dit geldt echter niet onder omstandigheden als verhoogde temperatuur of druk en daarom vallen dergelijke vloeistoffen onder deze vermelding.
13. Ammoniumnitraat (5 000/10 000): meststoffen die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding
Dit is van toepassing op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen (een gemengde/samengestelde meststof bevat ammoniumnitraat met fosfaat en/of kaliumcarbonaat) die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding overeenkomstig de VN-goottest (zie Manual of Tests and Criteria, Part III, sub-section 38.2) en waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat:
gelegen is tussen 15,75 (2) en 24,5 (3) gewichtsprocent en die niet meer dan 0,4 % in totaal aan brandbare/organische stoffen bevatten of die voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen;
15,75 gewichtsprocent of minder en een onbeperkte hoeveelheid brandbare stoffen.
14. Ammoniumnitraat (1 250/5 000): meststofkwaliteit
Dit is van toepassing op enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen die voldoen aan de eisen van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003, waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat:
hoger is dan 24,5 gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %;
hoger is dan 15,75 gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat;
hoger is dan 28 (4) gewichtsprocent voor mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %.
15. Ammoniumnitraat (350/2 500): technisch zuivere stof
Dit is van toepassing op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmengsels waarin het stikstofgehalte, afkomstig van het ammoniumnitraat:
gelegen is tussen 24,5 en 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,4 % aan brandbare stoffen bevatten;
hoger is dan 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,2 % aan brandbare stoffen bevatten.
Dit is ook van toepassing op waterige ammoniumnitraatoplossingen met een ammoniumnitraatconcentratie van meer dan 80 gewichtsprocent.
16. Ammoniumnitraat (10/50): “off-specs”-materiaal en meststoffen die niet voldoen aan de eisen van de detonatietest
Dit is van toepassing op:
afgekeurd materiaal afkomstig uit het fabricageproces en op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmengsels, enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen als bedoeld in de noten 14 en 15, die van de eindgebruiker zijn of worden teruggestuurd aan een fabrikant, een installatie voor tijdelijke opslag of een herverwerkingsinstallatie voor herverwerking, recycling of behandeling met het oog op een veilig gebruik, omdat de stoffen niet langer voldoen aan de specificaties van de noten 14 en 15;
meststoffen als bedoeld in de noot 13, eerste streepje, en noot 14 bij deze bijlage die niet voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003.
17. Kaliumnitraat (5 000/10 000)
Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in de vorm van prills of granules) die dezelfde gevaarlijke eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.
18. Kaliumnitraat (1 250/5 000)
Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in kristalvorm) die dezelfde gevaarlijke eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.
19. Opgewaardeerd biogas
Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord kan opgewaardeerd biogas worden ingedeeld onder rubriek 18 van deel 2 van bijlage I wanneer het verwerkt is in overeenstemming met de toepasselijke normen voor gezuiverd en opgewaardeerd biogas waardoor een kwaliteit gewaarborgd is die overeenkomt met die van aardgas, met inbegrip van de hoeveelheid methaan, en het ten hoogste 1 % zuurstof bevat.
20. Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen
De hoeveelheden polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen worden berekend aan de hand van de volgende wegingsfactoren:
WHO 2005 TEF
2,3,7,8-TCDD
1
2,3,7,8-TCDF
0,1
1,2,3,7,8-PeDD
1
2,3,4,7,8-PeCDF
0,3
 
 
1,2,3,7,8-PeCDF
0,03
 
 
 
 
1,2,3,4,7,8-HxCDD
0,1
 
 
1,2,3,6,7,8-HxCDD
0,1
1,2,3,4,7,8-HxCDF
0,1
1,2,3,7,8,9-HxCDD
0,1
1,2,3,7,8,9-HxCDF
0,1
 
 
1,2,3,6,7,8-HxCDF
0,1
1,2,3,4,6,7,8-HpCDD
0,01
2,3,4,6,7,8-HxCDF
0,1
 
 
 
 
OCDD
0,0003
1,2,3,4,6,7,8-HpCDF
0,01
 
 
1,2,3,4,7,8,9-HpCDF
0,01
 
 
 
 
 
 
OCDF
0,0003
(T = tetra, P = penta, Hx = hexa, Hp = hepta, O = octa)
Referentie – Van den Berg et al: The 2005 World Health Organization Re-evaluation of Human and Mammalian Toxic Equivalency Factors for Dioxins and Dioxin-like Compounds
21. Wanneer deze gevaarlijke stof eveneens onder categorie P5a ontvlambare vloeistoffen of P5b ontvlambare vloeistoffen valt, geldt voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord de laagste drempelwaarde.

(1)
Verdere richtsnoeren voor het afzien van de test zijn beschikbaar in de beschrijving van methode A.14, zie Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(2)
Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 45 % ammoniumnitraat.
(3)
Een stikstofgehalte van 24,5 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 70 % ammoniumnitraat.
(4)
Een stikstofgehalte van 28 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 80 % ammoniumnitraat.