§ 1
Iedere persoon die het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in artikel 137, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°, voorbereidt, wordt gestraft met:
- –
- gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar;
- –
- gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
- –
- gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
- –
- opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar of de levenslange opsluiting.
De bijkomende straffen die gesteld zijn op het voorbereiden zijn dezelfde als die welke gesteld zijn op het voorbereide misdrijf.
§ 2
Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder “voorbereiden” onder meer verstaan:
- 1°
- het verzamelen van inlichtingen over locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen waardoor het mogelijk is een actie te plegen op die locaties of gedurende deze gebeurtenissen of evenementen of schade toe te brengen aan die personen, en het observeren van die locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen;
- 2°
- het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen, het vervoeren of het vervaardigen van voorwerpen of stoffen die van aard zijn dat zij een gevaar kunnen uitmaken voor een ander of aanzienlijke economische schade kunnen aanrichten;
- 3°
- het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen, het vervoeren of het vervaardigen van financiėle of materiėle middelen, valse of illegaal verkregen documenten, informaticadragers, communicatiemiddelen, transportmiddelen;
- 4°
- het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen van ruimten die een schuilplaats, vergaderplaats, ontmoetingsplaats of onderdak kunnen bieden;
- 5°
- het voorafgaandelijk opeisen van het plegen van een terroristisch misdrijf, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°, om het even in welke vorm en via welk middel deze opeising plaatsvindt.