1
De verzoekende partij(en) stelt (stellen) het secretariaat ervan in kennis dat zij de vraag, of een in aanhangsel I genoemde voorgenomen activiteit mogelijk een belangrijk nadelig grensoverschrijdend milieu-effect heeft, voorlegt (voorleggen) aan een in overeenstemming met de bepalingen van dit aanhangsel ingestelde onderzoekcommissie. In deze kennisgeving wordt het voorwerp van het onderzoek vermeld. Het secretariaat stelt alle partijen bij het Verdrag onverwijld in kennis van het feit dat de vraag aan een onderzoekcommissie is voorgelegd.
2
De onderzoekcommissie bestaat uit drie leden. De verzoekende partij en de andere partij bij de onderzoekprocedure benoemen elk een wetenschappelijke of technisch deskundige en de twee aldus benoemde deskundigen wijzen met gezamenlijke instemming de derde deskundige aan, die voorzitter van de onderzoekcommissie wordt. Deze derde deskundige mag geen onderdaan van een van de partijen bij de onderzoekprocedure zijn, noch mag hij of zij zijn/haar gewone verblijfplaats op het grondgebied van een van die partijen hebben, of in dienst zijn bij een van hen, of in een andere hoedanigheid reeds bij de aangelegenheid betrokken zijn geweest.
3
Indien de voorzitter van de onderzoekcommissie niet is aangewezen binnen twee maanden na de benoeming van de tweede deskundige, wijst de uitvoerend secretaris van de Economische Commissie voor Europa, op verzoek van een van beide partijen, binnen een volgend tijdvak van twee maanden de voorzitter aan.
4
Indien een van de partijen bij de onderzoekprocedure niet binnen een maand nadat zij de kennisgeving van het secretariaat heeft ontvangen, een deskundige heeft benoemd, kan de andere partij dit mededelen aan de uitvoerend secretaris van de Economische Commissie voor Europa, die binnen een volgend tijdvak van twee maanden de voorzitter van de onderzoekcommissie aanwijst. Vervolgens verzoekt de voorzitter van de onderzoekcommissie de partij die nog geen deskundige heeft benoemd, dit binnen een maand te doen. Indien die partij dit na het verstrijken van dat tijdvak niet heeft gedaan, deelt de voorzitter dit mede aan de uitvoerend secretaris van de Economische Commissie voor Europa, die vervolgens binnen twee maanden de benoeming verricht.
5
De onderzoekcommissie stelt haar eigen procedureregels vast.
6
De onderzoekcommissie kan alle passende maatregelen nemen voor de uitvoering van haar taken.
7
De partijen bij de onderzoekprocedure doen alles wat in hun vermogen ligt om het werk van de onderzoekcommissie te vergemakkelijken, met name door:
- a)
- haar alle relevante documenten, voorzieningen en informatie te verstrekken;
- b)
- haar indien nodig in staat te stellen getuigen of deskundigen op te roepen en verklaringen van hen te verkrijgen.
8
De partijen en de deskundigen beschermen de vertrouwelijkheid van de informatie die zij gedurende het werk van de onderzoekcommissie in vertrouwen verkrijgen.
9
Indien een van de partijen bij de onderzoekprocedure niet voor de onderzoekcommissie verschijnt of haar zaak niet toelicht, kan de andere partij de onderzoekcommissie verzoeken de procedure voort te zetten en haar werk te voltooien. Het feit dat een partij niet voor de commissie verschijnt of haar zaak niet toelicht, vormt geen belemmering voor de voortzetting en voltooiing van het werk van de onderzoekcommissie.
10
Tenzij de onderzoekcommissie anders bepaalt vanwege de bijzondere omstandigheden van de aangelegenheid, worden de kosten van de commissie, met inbegrip van de honorering van haar leden, in gelijke delen gedragen door de partijen bij de onderzoekprocedure. De onderzoekcommissie houdt een overzicht van al haar kosten bij en verstrekt de partijen daarvan een eindopgave.
11
Iedere partij die een belang ten aanzien van de feiten heeft bij de aangelegenheid die het onderwerp van de onderzoekprocedure vormt, en waarvoor het advies van de commissie gevolgen kan hebben, kan zich met de instemming van de onderzoekcommissie voegen in de procedure.
12
De besluiten van de onderzoekcommissie over procedure-aangelegenheden worden genomen met een meerderheid van de stemmen van haar leden. In het uiteindelijke advies van de onderzoekcommissie dient de opvatting van de meerderheid van haar leden te worden weerspiegeld en dient iedere daarvan afwijkende opvatting te worden opgenomen.
13
De onderzoekcommissie biedt haar uiteindelijk advies aan binnen twee maanden na de datum waarop zij werd ingesteld, tenzij zij het noodzakelijk acht deze termijn te verlengen met een tijdvaak van ten hoogste twee maanden.
14
Het uiteindelijke advies van de onderzoekcommissie dient gebaseerd te zijn op algemeen aanvaarde wetenschappelijke beginselen. Het uiteindelijke advies wordt door de onderzoekcommissie toegezonden aan de partijen bij de onderzoekprocedure, alsmede aan het secretariaat.