Meer info
 

30/07/18 GDPR-wet
Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens

Artikel 62

§ 1

Wanneer de inbreuk op de beveiliging waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, deelt de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene de inbreuk op de beveiliging onverwijld mee.

§ 2

De in paragraaf 1 bedoelde mededeling aan de betrokkene bevat een omschrijving, van de aard van de inbreuk op de beveiliging en ten minste de in artikel 61, § 3, 2° tot 4°, bedoelde gegevens en maatregelen.

§ 3

De in paragraaf 1 bedoelde mededeling aan de betrokkene is niet vereist wanneer een van de volgende voorwaarden is vervuld:
de verwerkingsverantwoordelijke heeft passende technische en organisatorische beschermingsmaatregelen genomen en deze maatregelen zijn toegepast op de persoonsgegevens waarop de inbreuk op de beveiliging betrekking heeft, met name die welke de persoonsgegevens onbegrijpelijk maken voor onbevoegden, zoals versleuteling;
de verwerkingsverantwoordelijke heeft achteraf maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het in paragraaf 1 bedoelde hoge risico voor de rechten en vrijheden van betrokkenen zich waarschijnlijk niet meer zal voordoen;
de mededeling zou onevenredige inspanningen vergen.
In het geval bedoeld in het eerste lid, 3°, komt er daarvan een openbare mededeling of een soortgelijke maatregel waarbij de betrokkenen even doeltreffend worden geďnformeerd.

§ 4

Indien de verwerkingsverantwoordelijke de inbreuk op de beveiliging nog niet aan de betrokkene heeft gemeld, kan de bevoegde toezichthoudende autoriteit, na beraad over de kans dat de inbreuk op de beveiliging een hoog risico met zich meebrengt, de verwerkingsverantwoordelijke daartoe verplichten of besluiten dat aan een van de in paragraaf 3 bedoelde voorwaarden is voldaan.

§ 5

De in paragraaf 1 bedoelde mededeling aan de betrokkene kan worden uitgesteld, beperkt of achterwege worden gelaten onder de voorwaarden en om de redenen bedoeld in artikel 37, § 2.