Meer info
 

30/07/18 GDPR-wet
Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens

Ondertitel 2 De bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door de krijgsmacht

Artikel 105

Bij de aanwending van de krijgsmacht, en de paraatstelling met het oog op de aanwending van de krijgsmacht, zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 20 mei 1994 betreffende de perioden en de standen van de militairen van het reservekader alsook betreffende de aanwending en paraatstelling van de krijgsmacht met het oog op de vervulling van de haar opgedragen grondwettelijke taken, is het volgende regime van toepassing:
de krijgsmacht verwerkt, voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van hun opdrachten, persoonsgegevens van alle aard, inbegrepen die waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakvereniging blijken, alsook de genetische en biometrische gegevens, de gegevens over de gezondheid, de gegevens die het seksuele gedrag of de seksuele gerichtheid betreffen en deze met betrekking tot strafrechtelijke vervolgingen en tot inbreuken of veiligheidsmaatregelen die hiermee samenhangen;
de persoonsgegevens mogen slechts verwerkt worden wanneer de verwerking nuttig is voor de aanwending of de paraatstelling met het oog op de aanwending van de krijgsmacht en worden niet op een met die doeleinden onverenigbare wijze verwerkt;
de persoonsgegevens worden rechtmatig en eerlijk verwerkt;
de persoonsgegevens worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt;
de persoonsgegevens zijn toereikend, terzake dienend en niet overmatig, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt;
de persoonsgegevens zijn nauwkeurig en worden, zo nodig, bijgewerkt. Alle redelijke maatregelen dienen te worden getroffen om de persoonsgegevens die, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt, onnauwkeurig of onvolledig zijn, te wissen of te verbeteren;
de persoonsgegevens mogen doorgegeven worden aan een land dat geen lid is van de Europese Unie of aan een internationale organisatie indien die doorgifte noodzakelijk is voor operationele redenen;
met uitzondering van de definities vervat in artikel 26, 1° tot 6°, 8° tot 14°, 16° en 17°, en van de artikelen 2, 78 en 83 tot 89 zijn de bepalingen van de andere titels niet van toepassing;
met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens worden de volgende rechten slechts beperkt indien dit een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt binnen de beperkingen van het toepasselijk internationaal recht voor de aanwending van de krijgsmacht of paraatstelling met het oog op aanwending van de krijgsmacht:
a)
het recht kennis te nemen van het bestaan van een geautomatiseerd bestand van persoonsgegevens, de voornaamste doeleinden hiervan, alsmede de identiteit en de gewone verblijfplaats of de hoofdvestiging van de houder van het bestand;
b)
het recht om, indien nodig, die gegevens te doen verbeteren of uitwissen, indien deze zijn verwerkt in strijd met de wet;
c)
het recht over een rechtsmiddel te beschikken, indien geen gevolg wordt gegeven aan een verzoek om bevestiging of, desgevallend, mededeling, verbetering of uitwisseling van persoonsgegevens.
10°
in de mate dat de aanwending en de paraatstelling van de krijgsmacht niet in het gedrang worden gebracht, zijn de verwerkingen van persoonsgegevens onderworpen aan het toezicht van de bevoegde toezichthoudende autoriteit.