Meer info
 

30/07/18 GDPR-wet
Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens

Hoofdstuk VI Rechten van de betrokkene

Artikel 144
Iedere natuurlijke persoon heeft in verband met de verwerking van persoonsgegevens die op hem betrekking hebben, recht op bescherming van zijn fundamentele rechten en vrijheden, inzonderheid op de bescherming van zijn persoonsgegevens.

Artikel 145
De betrokkene heeft het recht te vragen:
om zijn onjuiste persoonsgegevens te laten verbeteren of verwijderen;
om de verificatie bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit van de naleving van de bepalingen van deze ondertitel.

Artikel 146
De rechten, bedoeld in artikel 145 worden kosteloos uitgeoefend door de bevoegde toezichthoudende autoriteit op initiatief van de betrokkene die zijn identiteit bewijst.
De bevoegde toezichthoudende autoriteit voert de verificatie uit en deelt uitsluitend aan de betrokkene mee dat de nodige verificaties werden verricht.
De nadere regels voor de uitoefening van deze rechten worden bepaald in de wet.

Artikel 147
De toezichthoudende autoriteiten bedoeld in artikel 161 [de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken van de gemeenschappelijke gegevensbank T.E.R.] en het OCAD houden een logbestand bij van alle aanvragen van betrokkenen tot uitoefening van hun rechten.

Artikel 148
Een besluit waaraan voor een persoon rechtsgevolgen verbonden zijn, mag niet louter worden genomen op grond van een geautomatiseerde persoonsgegevensverwerking die bestemd is om bepaalde aspecten van zijn persoonlijkheid te evalueren.
Het in het eerste lid vastgestelde verbod geldt niet indien het besluit zijn grondslag vindt in een bepaling voorgeschreven door of krachtens een wet of wanneer het besluit noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang.