Meer info
 

30/07/18 GDPR-wet
Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens

Titel 8 Slotbepalingen

Artikel 252

In geval van verwerking van persoonsgegevens voor meerdere doeleinden, door eenzelfde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker, of bedoeld in verschillende regelgevingen, zijn deze verschillende regelgevingen tegelijkertijd van toepassing. In geval van conflict tussen sommige van hun bepalingen, worden de regels van deze wet toegepast.

Hoofdstuk I Wijzigingsbepalingen

Artikel 253

De bestaande wetten, koninklijke besluiten en elke andere reglementering die verwijzen naar de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, worden geacht te verwijzen naar deze wet of desgevallend de Verordening.
De Koning kan de verwijzingen in bestaande wetten en koninklijke besluiten naar de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en naar de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, door verwijzingen naar de ermee overeenstemmende bepalingen in deze wet en de Verordening en naar de bevoegde toezichthoudende autoriteit.

Artikel 254

In hoofdstuk 6, afdeling 2, van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit wordt een artikel 56/1 ingevoegd luidende:
(...)

Artikel 255

In artikel 108, § 1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden “de betekening van” opgeheven.

Artikel 256

In de artikelen 3, 31 en 35 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, worden de woorden “Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid” telkens vervangen door de woorden “Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid”.

Artikel 257

In de Franse tekst van het opschrift van Hoofdstuk III en de afdelingen 1 en 2 van hetzelfde hoofdstuk, in het opschrift van hoofdstuk IV evenals in de artikelen 2, 3, eerste lid, 2°, 28, 33, 38, 39, 40, 48, 53 en 65 van dezelfde wet worden de woorden “services de renseignements” telkens vervangen door de woorden “services de renseignement”.
In de Franse tekst van de artikelen 28, 40, 41, 48, 50, 61 en 67 worden de woorden “service de renseignements” telkens vervangen door de woorden “service de renseignement”.
In de Franse tekst van de artikelen 41 en 44 worden de woorden “des services de police ou de renseignements” telkens vervangen door de woorden “des services de police ou de renseignement”.
In de Franse tekst van het artikel 44 worden de woorden “d'un service de police ou de renseignements” vervangen door de woorden “d'un service de police ou de renseignement”.
In de Franse tekst van het artikel 53 worden de woorden “des missions de renseignements” vervangen door de woorden “des missions de renseignement”.

Artikel 258

Artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2015, wordt aangevuld met de bepalingen onder 7° en 8°, luidende:
(...)

Artikel 259

In artikel 28 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 april 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het derde lid, 5°, worden de woorden “de inlichtingen,” worden ingevoegd tussen de woorden “domein van” en “het strafrecht”;
in het derde lid, 5°, worden de woorden “het recht van de bescherming van persoonsgegevens” worden ingevoegd tussen de woorden “het publiek recht,” en de woorden “of technieken inzake management”;
het vierde lid wordt aangevuld met de woorden “, noch van een andere gegevensbeschermingsautoriteit, noch van de bestuurlijke commissie belast met het toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten”.

Artikel 260

In artikel 29, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 april 2016, wordt de bepaling onder 8° aangevuld met de woorden “, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen”.

Artikel 261

In artikel 31, eerste lid, 4°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 november 1998, worden de woorden “, alsook voor de organisatie en het bestuur van de Veiligheid van de Staat wanneer die organisatie en dat bestuur een rechtstreekse invloed hebben op de uitvoering van de opdrachten inzake de handhaving van de openbare orde en de persoonsbescherming” opgeheven.

Artikel 262

In artikel 32 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in het eerste lid wordt het woord “of” vervangen door”,”;
het eerste lid wordt aangevuld met de woorden “of op vraag van een andere gegevensbeschermingsautoriteit”;
in het tweede lid worden de woorden “in het kader van de activiteiten en methodes bedoeld in artikel 33, eerste lid” ingevoegd tussen de woorden “beweging optreedt” en “, brengt het”.

Artikel 263

In artikel 33 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
tussen het eerste en tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
(...)
in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt het woord “of” vervangen door “,”;
in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden “of de verwerkingen van persoonsgegevens” ingevoegd tussen de woorden “de werkwijzen” en de woorden “die de”.
in het zevende lid, dat het achtste lid wordt, worden de woorden “Het Vast Comité I mag enkel” vervangen door de woorden “Behalve als de wet zijn advies oplegt, mag het Vast Comité I enkel”.

Artikel 264

In artikel 34 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
tussen het eerste en tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
(...)
in het derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt het woord “of” wordt vervangen door “,”;
in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden “of een verzoek” worden ingevoegd tussen de woorden “een aangifte” en de woorden “die kennelijk”;
in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt het woord “of” wordt vervangen door “,”;
in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden “of een verzoek” worden ingevoegd tussen de woorden “klacht, aangifte” en de woorden “en om het”;
in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden “of het verzoek” worden ingevoegd tussen de woorden “die de klacht” en de woorden “heeft ingediend”;
het vijfde lid, dat het zesde lid wordt, wordt aangevuld met de woorden:
(...)

Artikel 265

Artikel 35 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
(...)

Artikel 266

In artikel 38, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2006, wordt het woord “Vast” ingevoegd tussen de woorden “het” en “Comité”.

Artikel 267

In artikel 40, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de woorden “de klachten en aangiften” worden vervangen door de woorden “de klachten, aangiften en verzoeken”;
in de Franse tekst worden de woorden “ce d'appui” opgeheven;
de woorden “of handelingen” worden vervangen door de woorden “, handelingen of verwerkingen van persoonsgegevens”.

Artikel 268

In artikel 44 van dezelfde wet wordt het tweede lid aangevuld met de woorden:
(...)

Artikel 269

Artikel 45, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 april 1999, wordt aangevuld met de woorden “, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen”.

Artikel 270

In artikel 46 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de woorden “buiten de gevallen bepaald in artikel 13/1 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en die bepaald in de artikelen 226, 227 en 230 van de gegevensbeschermingswet” worden ingevoegd tussen de woorden “een wanbedrijf” en de woorden “, maakt hij”;
het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
(...)

Artikel 271

In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende “Bevoegdheden van het Vast Comité I als gegevensbeschermingsautoriteit”.

Artikel 272

In afdeling 4, ingevoegd bij artikel 271, wordt een artikel 51/1 ingevoegd, luidende:
(...)

Artikel 273

In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 51/2 ingevoegd, luidende:
(...)

Artikel 274

In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 51/3 ingevoegd, luidende:
(...)

Artikel 275

In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 51/4 ingevoegd, luidende:
(...)

Artikel 276

In artikel 4, § 2, van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Het tweede lid wordt vervangen als volgt:
(...)
tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
(...)

Artikel 277

Artikel 18 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende:
(...)

Artikel 278

In hoofdstuk 5, afdeling 1, van dezelfde wet wordt een artikel 54/1 ingevoegd, luidende:
(...)

Artikel 279

In artikel 111 van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt:
(...)

Hoofdstuk II Opheffingsbepalingen

Artikel 280

De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens wordt opgeheven.
Het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens wordt opgeheven.
Het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt opgeheven.
Artikel 15, § 3, van de wet van 25 december 2016 betreffende de verwerking van passagiersgegevens wordt opgeheven.

Hoofdstuk III Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

Artikel 281

Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
In afwijking van het eerste lid treedt artikel 20 in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van zes maanden die ingaat de dag na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 282

De wettelijke verplichtingen zoals vastgelegd in de Verordening en in deze wet doen geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de persoonsgegevensverwerkingen die de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker heeft verricht vóór de inwerkingtreding van voormelde verplichtingen.

Artikel 283

De internationale overeenkomsten betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties die zijn gesloten vóór 6 mei 2016 en die in overeenstemming zijn met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het vóór die datum van toepassing zijnde recht van de Europese Unie, blijven van kracht totdat zij worden gewijzigd, vervangen of herroepen.

Artikel 284

In afwijking van artikel 281, worden de systemen voor geautomatiseerde verwerkingssystemen die vóór 6 mei 2016 door de bevoegde autoriteiten bedoeld in titel 2 werden opgezet, uiterlijk op 6 mei 2023 in overeenstemming gebracht met artikel 56, § 1.

Artikel 285

§ 1

In afwijking van artikel 281, blijven de leden van het Controleorgaan die de eed hebben afgelegd, en daadwerkelijk in functie zijn op het moment van de inwerkingtreding van deze wet en die benoemd werden overeenkomstig artikel 36ter/1 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, van rechtswege aangesteld overeenkomstig de paragrafen 2, 3 en 4 als lid van het Controleorgaan of als lid van de dienst onderzoeken in de zin van deze wet tot op het einde van hun sedert 1 september 2015 lopende mandaat van zes jaar.
Zij worden vanaf de inwerkingtreding van deze wet en voor de duur van hun voormeld mandaat geacht van rechtswege te voldoen aan de artikelen 231 en 232 van deze wet.

§ 2

De huidige leden worden van rechtswege aangesteld als lid van het Controleorgaan of van de dienst onderzoeken overeenkomstig de nieuwe benoemingsvereisten zoals voorzien door deze wet en overeenkomstig de paragrafen 3 en 4.

§ 3

De voorzitter van het Controleorgaan blijft van rechtswege aangesteld als voorzitter van het Controleorgaan in de zin van deze wet.
Het lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt van rechtswege aangesteld als het lid van het Controleorgaan afkomstig uit het openbaar ministerie in de zin van deze wet en de huidige nederlandstalige expert-jurist wordt van rechtswege in de hoedanigheid van expert in de zin van deze wet aangesteld als lid van het Controleorgaan.

§ 4

De drie huidige andere leden, waarvan twee afkomstig uit de politiediensten en één franstalige expert niet-jurist worden van rechtswege aangesteld als leden van de dienst onderzoeken in de zin van deze wet in hun respectievelijke hoedanigheid van lid van de politiediensten en van expert.

§ 5

In afwijking van artikel 231, § 1, van deze wet kan het lid van het Controleorgaan, dat benoemd werd in zijn hoedanigheid van lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, vanaf de inwerkingtreding van deze wet tot het einde van zijn sedert 1 september 2015 lopende mandaat, zijn functie hetzij voltijds, hetzij deeltijds blijven uitoefenen. Bij een deeltijdse uitoefening van de functie geniet hij van een wedde gelijk aan 20 % van de wedde voorzien voor de andere leden zoals vermeld in artikel 234.

Artikel 286

Deze wet wordt aan een gezamenlijke evaluatie onderworpen door de minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor Volksgezondheid, de minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Defensie, onder leiding van de minister bevoegd voor Privacy, in het derde jaar na de inwerkingtreding ervan.
De evaluatie bedoeld in het eerste lid heeft onder meer betrekking op:
de impact van de aanwijzing van meerdere toezichthoudende autoriteiten op de rechten van de betrokkenen.
Voor de evaluatie van dit punt wordt onder meer rekening gehouden met de werking van het één-loket systeem.
de impact van de aanwijzing van meerdere toezichthoudende autoriteiten op de stroom van informatie en persoonsgegevens.
Voor de evaluatie van dit punt wordt onder meer rekening gehouden met:
de efficiëntie van de samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten;
de coherentie van hun beslissingen, adviezen en aanbevelingen; en
de impact van hun werking op het evenwicht tussen de belangen die de stromen vertegenwoordigen enerzijds en het respect voor de rechten van de betrokkenen anderzijds.
de lijst van de bevoegde overheden bedoeld in het artikel 26, 7°.
Voor de evaluatie van dit punt wordt onder meer rekening gehouden met:
de voorafgaande adviezen alsook de gepubliceerde jaarverslagen van de verschillende bevoegde toezichthoudende autoriteiten bedoeld in deze wet;
de resultaten van de evaluaties bedoeld in het artikel 97, § 1, van de Verordening, het artikel 62, § 6, van de Richtlijn en, desgevallend, het artikel 62, § 1, van de Richtlijn;
de adviezen en aanbevelingen van het Europees Comité voor gegevensbescherming.
De minister bevoegd voor Privacy stelt de uitkomst van de evaluatie voor aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.