Meer info
 

12/05/89 Overdracht kernmateriaal aan niet-kernwapenstaten
Koninklijk besluit van 12 mei 1989 betreffende de overdracht aan niet-kernwapenstaten van kernmaterialen, kernuitrusting, technologische kerngegevens en hun afgeleiden

Technische noot. Definities van uitdrukkingen

[”nauwkeurigheid”: meestal opgegeven in termen van onnauwkeurigheid, is gedefinieerd als de maximale afwijking, positief of negatief, die een aangegeven waarde heeft t.o.v. een standaardwaarde of werkelijke waarde.
“aanpasbare besturing”: een besturingssysteem dat de reactie aanpast aan omstandigheden die tijdens de werking worden bepaald (Ref. ISO 2806-1980),
“camming” (axiale verplaatsing): axiale verplaatsing per omwenteling van de hoofdas, gemeten in een vlak loodrecht op de asplaat op een punt dat grenst aan de omtrek van de asplaat (Ref. ISO 230 Part 1-1986, par 5.63).
“compound rotary table”: een tafel die het mogelijk maakt om het samengestelde werkstuk te laten draaien en hellen langs twee niet-evenwijdige assen, die gelijktijdig kunnen worden gecoördineerd voor “contourbesturing”.
“contourbesturing”: twee of meer “numeriek bestuurde” bewegingen die werken volgens instructies die de volgende gewenste positie opgeven en de te volgen wegen naar die positie. De te volgen wegen kunnen t.o.v. elkaar gevarieerd worden, zodat een gewenste contour wordt verkregen (Ref. ISO/DIS 2806-1980).
“digitale computer”: appartuur die in staat is om door middel van een of meer discrete variabelen (stapsgewijze te wijzigen variabelen):
a)
gegevens te ontvangen;
b)
gegevens of instructies op te slaan in vaste of wijzigbare (beschrijfbare) opslagmedia;
c)
gegevens te verwerken door middel van een opgeslagen verzameling instructies die kan worden gewijzigd;
d)
gegevens kan uitvoeren.
N.B.: wijzigingen van een opgeslagen verzameling instructies kunnen mede worden bewerkstelligd door vervanging van een vast opslagmedium, maar niet door een fysieke wijziging in bedrading of inwendige verbindingen.
“flexible manufacturing unit (FMU” (soms ook aangeduid als “flexible manufacturing system (FMS)” of “flexible manufacturing cell (FMC)”) een eenheid die minstens bevat:
a)
een “digitale computer” met bijbehorend “hoofdgeheugen” en bijbehorende uitrusting; en
b)
twee of meer onderdelen van het volgende:
1)
een gereedschapswerktuig als gereguleerd in sectie 1.2;
2)
een “dimensional inspection machine” (afmetingen controlerende machine), zoals gereguleerd in sectie 1.3;
3)
een “robot”, als gereguleerd in sectie 1.6;
4)
digitaal gestuurde uitrusting zoals gereguleerd in sectie 3.4.
“laser”: een samenstel van onderdelen dat coherent licht produceert, dat wordt versterkt door gestimuleerde emissie van straling.
“hoofdgeheugen”: de belangrijkste opslagplaats voor gegevens of instructies, die snel toegankelijk is voor een centrale verwerkingseenheid. Het bestaat uit het interne geheugen van een “digitale computer” en alle hiërarchische uitbreidingen hiervan, zoals het cache-geheugen, of niet-sequentieel toegankelijke geheugens.
“microprogramma”: een verzameling basisinstructies die wordt opgeslagen in een speciaal opslagmedium, en waarvan de uitvoering wordt gestart door het toevoeren van een aanroepinstructie aan een instructieregister.
“bewegingsbesturingskaart”: een elektronische component speciaal ontworpen om een computer in staat te stellen de beweging van de assen van gereedschapswerktuigen simultaan te coördineren t.b.v. “contourbesturing”.
“numerieke besturing”: de automatische sturing van een bewerking door een apparaat dat gebruik maakt van numerieke gegevens die normaliter beschikbaar komen als de bewerking plaatsvindt (Ref. ISO 2382).
“deelprogramma”: een geordende verzameling instructies in een taal en in een vorm die nodig is om bewerkingen te doen uitvoeren t.b.v. automatische besturing. De verzameling is of geschreven als machineprogramma op een invoermedium, of vervaardigd in de vorm van invoergegevens die aan een computer worden toegevoerd teneinde een machineprogramma te verkrijgen (Ref. ISO 2806-1980).
“plaatsingsnauwkeurigheid”: van “numeriek bestuurde” gereedschapswerktuigen moet worden bepaald en opgegeven volgens paragraaf 2.13 in samenhang met de eisen hieronder:
a)
testcondities (ISO/DIS/230/2, paragraaf 3):
1)
gedurende twaalf vuur vóór en gedurende metingen moet het gereedschapswerktuig en de meetapparatuur die de nauwkeurigheid bepaalt op een constante omgevingstemperatuur gehouden worden. Gedurende de tijd vóór het meten moeten de sledes van de machine voortdurend dezelfde bewegingen uitvoeren als die welke tijdens de nauwkeurigheidsbepaling worden uitgevoerd;
2)
de machine moet worden uitgerust met alle mechanische, elektronische en programmatische correctiemogelijkheden als waarmee deze wordt geëxporteerd;
3)
de nauwkeurigheid van de meetapparatuur waarmee de nauwkeurigheid wordt bepaald, dient ten minste vier maal zo goed te zijn als de verwachte nauwkeurigheid van het gereedschapswerktuig;
4)
de voeding t.b.v. de aandrijving van de sledes dient als volgt te zijn:
i)
de variatie van de voedingsspanning mag niet meer dan +/-10 % bedragen t.o.v. de nominale spanning;
ii)
de frequentieafwijkingen mogen niet meer dan +/- 2Hz bedragen t.o.v. de normale frequentie;
iii)
uitlijnen of onderbrekingen tijdens het meten zijn niet toegestaan.
b)
testprogramma (paragraaf 4).
1)
tijdens het meten moeten de sledes snelle dwarsbewegingen uitvoeren;
N.B.: bij gereedschapswerktuigen die oppervlakken vervaardigen van optische kwaliteit moet de snelheid van de sledes 50 mm/min of minder bedragen.
2)
de metingen moeten worden verricht op incrementele wijze (stapsgewijze toenemend) vanaf een kant van het asbereik naar de andere kant zonder dat iedere keer wordt teruggegaan naar de uitgangspositie voordat de nieuwe meetpositie wordt ingenomen.
3)
assen waarvan de nauwkeurigheid niet wordt bepaald, dienen in de middenstand te staan gedurende de meting aan een as.
c)
presentatie van de testresultaten (paragraaf 2): het resultaat van de metingen moet in ieder geval bevatten:
1)
de “plaatsingsnauwkeurigheid” A) en
2)
de gemiddelde omkeerfout B).
“programma”: een verzameling instructies die dient om een proces uit te voeren, in een vorm of om te zetten in een vorm die kan worden uitgevoerd door een computer.
“real time processing”: Verwerking van gegevens door een elektronische computer in respons op een externe gebeurtenis en qua tijd in overeenstemming met de door die gebeurtenis gestelde eisen.
“robot”: Een manipulatiemechanisme, van het continue-pad- of het punt-voor-punt-soort, eventueel voorzien van sensoren, dat alle onderstaande kenmerken heeft:
a)
het is multifunctioneel;
b)
het is in staat om materiaal, onderdelen, gereedschappen of speciale toestellen te plaatsen of te richten door middel van te variëren bewegingen in de driedimensionale ruimte;
c)
het bevat drie of meer gesloten of open lus servomechanismen, eventueel met stappenmotoren; en
d)
het heeft “user-accessible-programmability” (gebruikers-toegankelijke programmeerbaarheid) door middel van de “teach/playback”-methode of door middel van een computer, die door programmeerbare logica kan worden bestuurd, dus zonder mechanische ingrepen.
N.B.: Bovenstaande definitie is niet van toepassing op de volgende toestellen:
a)
Manipulatiemechanismen die alleen met de hand of met de hand op afstand kunnen worden bestuurd.
b)
Manipulatiemechanismen met een vaste werkvolgorde, als dit geautomatiseerde bewegingsmechanismen zijn die werken volgens mechanisch vastgestelde geprogrammeerde bewegingen. Het programma wordt mechanisch beperkt door gefixeerde instellingen zoals pennen en nokken. De volgorde van de bewegingen en de pad- en hoekkeuze kan niet veranderd of verwisseld worden met mechanische, elektronische of elektrische hulpmiddelen.
c)
Manipulatiemechanismen met een variabele werkvolgorde, als dit geautomatiseerde bewegingsmechanismen zijn die werken volgens mechanisch vastgestelde geprogrammeerde bewegingen. Het programma wordt mechanisch beperkt door gefixeerde, maar regelbare instellingen zoals pennen en nokken. De volgorde van de bewegingen en de pad- en hoekkeuze kan gevarieerd worden binnen het vaste programmapatroon. Variaties of modificaties van het programmapatroon (d.w.z. het verwisselen van pennen of het vervangen van nokken) in een of meer bewegingsassen kunnen alleen door mechanische handelingen worden bewerkstelligd.
d)
Niet-servogestuurde manipulatiemechanismen met een variabele werkvolgorde, als dit geautomatiseerde bewegingsmechanismen zijn die werken volgens een mechanisch vastgesteld programma. Het programma kan worden gewijzigd, maar het proces wordt uitsluitend gestuurd door het binaire signaal van mechanisch vastgelegde elektrische binaire apparaten of instelbare stops.
e)
Stapelkranen, gedefinieerd als systemen die bewegen langs rechthoekige coördinaten, die vervaardigd zijn als onderdeel van een verticale stapel voorraadvaten en die zijn ontworpen om de inhoud van die vaten te kunnen laden en lossen.
“run-out” (slag): de radiale verplaatsing per omwenteling van de spindel, gemeten in een vlak loodrecht op de as van de spindel aan een punt op het uitwendig of inwendig oppervlak dat roteert en waaraan wordt gemeten (Ref. ISO 230 deel 1 – 1986, paragraaf 5.61).
“sensors”: detectoren van een fysisch verschijnsel, waarvan de uitvoer (nadat deze is omgezet in een signaal dat kan worden vertaald door een mechanisme) in staat is om “programma's” te genereren of geprogrammeerde instructies of numerieke programmagegevens te wijzigen. Dit omvat, “sensoren” voor machine vision, met infraroodbeeldvorming, akoestische beeldvorming, met tastzin, met inertiaalpositiebepaling, met optische of akoestische afstandsbepaling, of kracht- of torsiebepalingsmogelijkheden.
“software (programmatuur)”: een verzameling van een of meer “programma's” of “microprogramma's”, die is vastgelegd op een tastbare drager.
“kantelspindel”: een spindel, waaraan gereedschap is bevestigd, en die gedurende het fabricageproces de hoekpositie van zijn hartlijn verandert ten opzichte van een willekeurige andere as.
“user-assessible programmability” (gebruikers-toegankelijke programmeerbaarheid): de mogelijkheid voor een gebruiker om “programma's” toe te voegen, te veranderen of te vervangen zonder:
a)
een fysieke verandering in de bedrading aan te brengen,
b)
de instelling van functiebesturingen te veranderen, met inbegrip van het invoeren van parameters.]