Meer info
 

04/08/96 Welzijnswet
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk

Hoofdstuk VI Preventie- en beschermingsdiensten

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 33

§ 1

Elke werkgever is verplicht een Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten.
Daartoe beschikt iedere werkgever over tenminste één preventieadviseur.
In de ondernemingen met minder dan twintig werknemers mag de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervullen.
Deze dienst staat de werkgever en de werknemers bij in de toepassing van de in de artikelen [4 tot 32vicies] bedoelde maatregelen, die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

§ 2

Indien de in § 1 bedoelde interne dienst niet alle opdrachten die hem krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten zijn toevertrouwd zelf kan uitvoeren, moet de werkgever aanvullend een beroep doen op een erkende externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

§ 3

De Koning bepaalt de nadere regelen betreffende de werking, de vereiste bekwaamheden en de opdrachten van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk.

Afdeling 2 Specifieke bepalingen betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk

Artikel 34

Voor de toepassing van deze afdeling worden de technische bedrijfseenheid en de juridische entiteit bepaald overeenkomstig de artikelen 49 en 50.

Artikel 35

§ 1

Indien de juridische entiteit bestaat uit één technische bedrijfseenheid wordt één Dienst opgericht.

§ 2

Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden die elk te weinig werknemers tewerkstellen om aparte Comités op te richten, wordt er één Dienst opgericht.

§ 3

Indien de juridische entiteit bestaat uit meerdere technische bedrijfseenheden en indien er meer dan één Comité moet worden opgericht, wordt er één Dienst opgericht met een afdeling voor elk onderdeel van de onderneming waarvoor een Comité moet opgericht worden.

§ 4

Indien de technische bedrijfseenheid gevormd wordt door meer dan één juridische entiteit, wordt er voor de technische bedrijfseenheid in haar geheel slechts één Dienst opgericht.

Artikel 36

§ 1

In de overheidsdiensten die onderworpen zijn aan de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel wordt één Dienst opgericht voor elk gebied van een hoog overlegcomité.
Indien evenwel onder het gebied van één hoog overlegcomité verschillende ministeries of publiekrechtelijke rechtspersonen vallen, wordt voor elk ministerie of voor elke publiekrechtelijke rechtspersoon een Dienst opgericht.
Ingeval er ten minste vijftig personeelsleden tewerkgesteld zijn in de overheidsdiensten die het gebied van een basisoverlegcomité vormen, kan de in het eerste lid bedoelde dienst uit afdelingen bestaan per basisoverlegcomité.

§ 2

In de overheidsdiensten die niet onderworpen zijn aan de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel maar waarop wettelijke of reglementaire bepalingen van toepassing zijn die hun syndicaal statuut vaststellen en die in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien, wordt voor elke overheidsdienst één interne dienst opgericht.
Deze dienst kan bestaan uit afdelingen, wanneer meerdere organen zijn opgericht die bevoegd zijn voor overleg inzake veiligheid en gezondheid, op voorwaarde dat elk orgaan ten minste vijftig personen betreft.

§ 3

In afwijking van dit artikel, is artikel 35 van toepassing op de overheidsdiensten waarvan het personeel niet onderworpen is aan wettelijke of reglementaire bepalingen die hun syndicaal statuut vaststellen en die niet in maatregelen betreffende overleg inzake veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen voorzien.

Artikel 37

De Dienst telt één of meer preventieadviseurs. Is er in de Dienst meer dan één preventieadviseur, dan wordt één van hen belast met de leiding van de Dienst. Indien de Dienst uit afdelingen bestaat, overeenkomstig artikel 35, § 3, of artikel 36, § 1, derde lid, en § 2, tweede lid, dan wordt voor de Dienst als geheel en per afdeling minstens één preventieadviseur aangesteld. Is er in een afdeling meer dan één preventieadviseur dan wordt één van hen belast met de leiding van de afdeling.

Artikel 38

[§ 1

De Koning kan de voorwaarden en de nadere regelen bepalen volgens welke een werkgever of een groep van werkgevers toegestaan kan worden een gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk op te richten.

§ 2

De Koning kan een werkgever of een groep van werkgevers machtigen een gemeenschappelijke Dienst op te richten. In voorkomend geval bepaalt Hij de bevoegdheid, de samenstelling en de werkwijze ervan.]

Artikel 39

De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de personen die de functie van preventieadviseur uitoefenen, moeten voldoen.
De voorwaarden met betrekking tot de werkgevers die met toepassing van artikel 33, § 1, derde lid, zelf de functie van preventieadviseur vervullen, kunnen slechts worden vastgesteld, na advies van de minister tot wiens bevoegdheid de middenstand behoort.
[De Koning stelt de voorwaarden vast waaraan de vorming voor het uitoefenen van de functie van preventieadviseur moet beantwoorden, evenals de voorwaarden en de nadere regels betreffende de organisatie en de eventuele erkenning van de vorming.]

Afdeling 3 Specifieke bepalingen betreffende de externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk en hun afdelingen belast met het medisch toezicht van de werknemers alsook de externe diensten voor technische controles op de werkplaats

Artikel 40

§ 1

Er worden externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk opgericht. Deze diensten beschikken over één of meerdere preventieadviseurs.
Binnen de externe diensten voor Preventie en Bescherming op het werk worden afzonderlijke afdelingen opgericht, die belast zijn met het medisch toezicht op de werknemers.

§ 2

Er worden eveneens externe Diensten voor technische controles op de werkplaats opgericht.

§ 3

De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder en de nadere regelen volgens welke een externe Dienst zoals bedoeld in de §§ 1 en 2 kan worden erkend.
Hij stelt tevens de regelen betreffende zijn organisatie, zijn opdrachten en zijn juridisch statuut vast evenals deze betreffende de bekwaamheden van de preventieadviseurs. [Zo bepaalt Hij de wijze van financiering van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, inzonderheid door de vaststelling van de minimumtarieven die kunnen variëren naargelang de aard van de activiteiten van de werkgevers, en op basis waarvan de forfaitaire bijdrage die de werkgever per werknemer verschuldigd is aan zijn externe dienst wordt berekend, en die door Hem te bepalen prestaties van deze externe dienst dekt. Voor werkgevers die maximum vijf werknemers tewerkstellen, wordt in aangepaste minimumtarieven voorzien.]
[De Koning stelt de voorwaarden vast waaraan de vorming van de preventieadviseurs moet beantwoorden, evenals de voorwaarden en de nadere regels betreffende de organisatie en de eventuele erkenning van deze vorming.]
De afdelingen belast met het medisch toezicht op de werknemers voeren een aparte boekhouding en maken verslagen op van hun activiteiten inzake medisch toezicht en hun preventie-opdrachten, werken onder het gezag van een arbeidsgeneesheer-directeur en kunnen door de Gemeenschappen worden erkend.

Afdeling 4 Coördinatie in het kader van de Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk

Artikel 41

De Koning stelt de maatregelen vast om de samenwerking te bevorderen tussen:
de verschillende afdelingen waaruit de interne of de externe dienst bestaat;
de interne dienst en de externe dienst;
de externe diensten onderling.
In ieder geval moet deze samenwerking leiden tot een gezamenlijk optreden van de verschillende diensten dat erop gericht is in de ondernemingen de preventie te bevorderen.

Afdeling 5 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 42

De preventieadviseurs van een interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk behoren tot het personeel van de werkgever, behalve in het geval bedoeld in artikel 33, § 1, derde lid.
De externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk moet een contractuele relatie met de preventieadviseur waarop zij een beroep doet op zodanige wijze vaststellen dat zij voldoende garanties biedt om tot een duurzame samenwerking te komen tussen de werkgever en de preventieadviseur.

Artikel 43

De preventieadviseurs vervullen hun opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever en de werknemers.
Zij mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten als preventieadviseur.