§ 1
Telkens een dienst, bedoeld in artikel 1, 3°, en die tevens ressorteert onder het gebied van een sectorcomité, in toepassing van artikel 4, § 2 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, een beroep wenst te doen op uitzendarbeid bedoeld in artikel 3, § 1, 2° en 5°, of op uitzendarbeid voor de uitvoering van uitzonderlijk werk zoals bedoeld in artikel 2, 2° en 4° van het koninklijk besluit van 7 december 2018 inzake de definiëring van uitzonderlijk werk in uitvoering van artikel 1, § 4 van de wet van 24 juli 1987, dient hij over dit concrete beroep telkens voorafgaand te onderhandelen met de representatieve vakorganisaties in het betreffende sectorcomité.
In het geval bedoeld in artikel 2, 4° van het koninklijk besluit van 7 december 2018 inzake de definiëring van uitzonderlijk werk in uitvoering van artikel 1, § 4 van de wet van 24 juli 1987, verwittigt het hoofd van de dienst ten minste 24 uur vooraf de ambtenaar bedoeld bij het koninklijk besluit van 9 december 1987 tot aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht op de uitvoering van de wet van 24 juli 1987 en van de uitvoeringsbesluiten ervan, en met het verlenen van de machtigingen bedoeld in deze wet.
Onverminderd de toepassing van de voorgaande leden en ongeacht de vorm van de uitzendarbeid, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, brengt het hoofd van de dienst, of zijn afgevaardigde, de representatieve vakorganisaties telkens vooraf op de hoogte van de effectieve indienstnemingen van uitzendkrachten.
Uitzendkrachten mogen niet worden tewerkgesteld of aan het werk gehouden als de procedures in de voorgaande leden niet worden nageleefd.
§ 2
Telkens de autonome overheidsbedrijven, bedoeld in artikel 1, § 4 van de wet van 21 maart 1991, een beroep wensen te doen op uitzendarbeid bedoeld in artikel 3, § 1, 2° en 5°, of op uitzendarbeid voor de uitvoering van uitzonderlijk werk zoals bedoeld in artikel 2, 2° en 4° van het koninklijk besluit van 7 december 2018 inzake de definiëring van uitzonderlijk werk in uitvoering van artikel 1, § 4 van de wet van 24 juli 1987, dient zij over dit concrete beroep telkens voorafgaand te onderhandelen met de representatieve vakorganisaties in het betreffende paritair comité dat is opgericht in toepassing van artikel 30, § 1 van de wet van 21 maart 1991.
In het geval bedoeld in artikel 2, 4° van het koninklijk besluit van 7 december 2018 inzake de definiëring van uitzonderlijk werk in uitvoering van artikel 1, § 4 van de wet van 24 juli 1987 verwittigt het hoofd van de dienst ten minste 24 uur vooraf de ambtenaar bedoeld bij het koninklijk besluit van 9 december 1987 tot aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht op de uitvoering van de wet van 24 juli 1987 en van de uitvoeringsbesluiten ervan, en met het verlenen van de machtigingen bedoeld in deze wet.
Het autonoom overheidsbedrijf mag bovendien de in het voorgaande lid bedoelde werkzaamheden niet door werknemers laten uitvoeren zonder vooraf een beroep te hebben gedaan op de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst van de plaats waar de dienst gevestigd is.
Onverminderd artikel 35 van de wet van 21 maart 1991, mogen uitzendkrachten niet worden tewerkgesteld of aan het werk gehouden als de in het eerste lid bedoelde onderhandeling resulteert in een weigering of in een gebrek aan een akkoord, of als de procedures in de voorgaande leden niet worden nageleefd.
§ 3
Voor de diensten, vermeld in artikel 1, 3° die niet vallen onder het toepassingsgebied van § 1, of § 2 hierboven, brengt het hoofd van de dienst, of zijn afgevaardigde, de representatieve vakorganisaties telkens vooraf op de hoogte van de effectieve indienstnemingen van uitzendkrachten en dit ongeacht de vorm van de uitzendarbeid.
Telkens deze diensten een beroep wensen te doen op de vormen van uitzendarbeid zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 2° en 5°, of op uitzendarbeid voor de uitvoering van uitzonderlijk werk zoals bedoeld in artikel 2, 2° en 4° van het koninklijk besluit van 7 december 2018 inzake de definiëring van uitzonderlijk werk in uitvoering van artikel 1, § 4 van de wet van 24 juli 1987, kan dit beroep maar gebeuren voor zover het uitzendbureau de naam en het adres van de gebruiker en zijn identificatienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen op elektronische wijze meedeelt aan het Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten.
In het geval bedoeld in artikel 2, 4° van het koninklijk besluit van 7 december 2018 inzake de definiëring van uitzonderlijk werk in uitvoering van artikel 1, § 4 van de wet van 24 juli 1987, verwittigt het hoofd van de dienst ten minste 24 uur vooraf de ambtenaar bedoeld bij het koninklijk besluit van 9 december 1987 tot aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht op de uitvoering van de wet van 24 juli 1987 en van de uitvoeringsbesluiten ervan, en met het verlenen van de machtigingen bedoeld in deze wet.
De dienst mag bovendien de in het voorgaande lid bedoelde werkzaamheden niet door werknemers laten uitvoeren zonder vooraf een beroep te hebben gedaan op de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst van de plaats waar de dienst gevestigd is.
Uitzendkrachten mogen niet worden tewerkgesteld of aan het werk gehouden als de procedures in de voorgaande leden niet worden nageleefd.