Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- –
- de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 28 april 2010, en artikel 65, § 1, vervangen bij de wet van 29 februari 1984 en gewijzigd bij de wetten van 9 maart 2014 en 21 juni 2021;
- –
- de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, artikel 1, het laatst gewijzigd bij het decreet van 21 januari 2022, en artikel 2bis, § 1, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1985;
- –
- de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, artikel 1, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2022, en artikel 4bis, § 1, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2006 en gewijzigd bij de wet van 9 maart 2014.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- –
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 27 februari 2023.
- –
- De Vlaamse raadgevende commissie “administatie-nijverheid” heeft advies gegeven op 23 maart 2023.
- –
- De gewestregeringen hebben overleg gepleegd als vermeld in artikel 6, § 2, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
- –
- Er is op 27 april 2023 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.
(...)
In de bijlage bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 februari 2012 en 21 december 2013, wordt in punt 3.4 tussen de zinsnede “hoofdstuk 6.9” en de woorden “van het R.I.D.” de zinsnede “en 6.13” ingevoegd.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen mobiliteitsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.