04/08/96 Welzijnswet
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
Afdeling 3 Samenstelling
Artikel 56
De Comités zijn samengesteld uit:
- 1.
- het ondernemingshoofd en één of meerdere door hem, overeenkomstig de door de Koning vastgelegde bepalingen, aangewezen gewone en plaatsvervangende afgevaardigden, die bevoegd zijn om hem te vertegenwoordigen en te verbinden op grond van de leidinggevende functies die zij in de onderneming vervullen. Deze afgevaardigden[, met inbegrip van het ondernemingshoofd,] mogen niet talrijker zijn dan de personeelsafgevaardigden.
De mandaten van de afgevaardigden van de werkgever gelden voor vier jaar, op voorwaarde dat zij de vermelde leidinggevende functies niet verliezen gedurende die periode; zij blijven in functie tot de datum van installatie van de kandidaten die bij de volgende verkiezingen door de werknemers worden verkozen;
- 2.
- [een aantal effectieve en plaatsvervangende afgevaardigden van het personeel. Het aantal effectieve afgevaardigden mag niet lager zijn dan twee en niet hoger dan vijfentwintig. Er zijn evenveel plaatsvervangende als effectieve afgevaardigden.]
Artikel 57
[De preventieadviseur [of de vertrouwenspersoon] die deel uitmaakt van het personeel van de onderneming waar hij zijn functie uitoefent kan noch werkgevers-, noch personeelsafgevaardigde zijn.]
Artikel 58
[De gewone en plaatsvervangende afgevaardigden worden bij geheime stemming verkozen op door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties bedoeld in artikel 3, § 2, 1° voorgedragen kandidatenlijsten waarvan elke lijst niet meer kandidaten mag bevatten dan er gewone en plaatsvervangende mandaten te begeven zijn.] [Deze organisaties zijn gerechtigd om een volmacht te geven voor de neerlegging van deze kandidatenlijsten. Ze mogen slechts een volmacht geven voor één enkele kandidatenlijst per werknemerscategorie waaraan één of meerdere mandaten werden toegekend.]
De Koning bepaalt de voorwaarden van kiesrecht, alsmede de verkiezingsprocedure.
De verkiezingen voor de Comités worden om de vier jaar gehouden.
De Koning stelt de periode vast waarin die verkiezingen zullen plaats hebben, alsmede de verplichtingen van de werkgevers op dit vlak.
Wanneer een onderneming tussen twee van deze periodes het gemiddelde aantal tewerkgestelde werknemers bereikt, zoals bepaald bij artikel 49 of krachtens artikel 51, moeten de verkiezingen slechts worden gehouden in de loop van de eerstvolgende periode vastgesteld door de Koning en voor zover de onderneming op dat ogenblik nog steeds gemiddeld het vereiste aantal werknemers tewerkstelt.
Artikel 59
§ 1
Om als personeelsafgevaardigde bij de Comités verkiesbaar te zijn, moeten de werknemers op de datum van de verkiezingen aan de volgende voorwaarden voldoen:
- 1°
- ten minste 18 jaar oud zijn. De afgevaardigden van de jonge werknemers moeten evenwel ten minste 16 jaar oud zijn en mogen de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt;
- 2°
- [geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel, noch de hoedanigheid hebben van preventieadviseur van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk [of vertrouwenspersoon]. De Koning bepaalt wat onder leidinggevend personeel moet worden verstaan;]
- 3°
- ofwel minstens zes maanden ononderbroken tewerkgesteld zijn in de juridische entiteit waar de onderneming toe behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd door verschillende juridische entiteiten in de zin van artikel 50;
ofwel tewerkgesteld geweest zijn in een juridische entiteit waartoe de onderneming behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd door verschillende juridische entiteiten in de zin van artikel 50 in het jaar dat voorafgaat aan dit waarin de verkiezingen plaatsvinden, gedurende in totaal minstens negen maanden tijdens verscheidene periodes; voor de berekening van deze periode van negen maanden, wordt rekening gehouden met alle periodes gedurende welke de werknemer tewerkgesteld is geweest, hetzij krachtens een arbeids- of een leerovereenkomst, hetzij onder gelijkaardige voorwaarden als bedoeld in artikel 49, vierde lid;
- 4°
- de leeftijd van vijfenzestig jaar niet hebben bereikt.
[Voor de berekening van de anciënniteit bedoeld in het eerste lid, 3°, wordt er rekening gehouden met de periodes gedurende welke de onderzoeker van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek of van de Fondsen geassocieerd met het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, zijn onderzoeksopdracht heeft uitgeoefend in de instelling, alsmede met de periodes gedurende welke een werknemer voor een beroepsopleiding in de onderneming geplaatst is door de gemeenschapsinstellingen bevoegd voor de beroepsopleiding.]
De oorzaken van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst hebben geen invloed op de anciënniteitsvoorwaarden.
§ 2
Het is verboden eenzelfde kandidatuur op meer dan één lijst voor te dragen.
§ 3
De werknemer die in strijd met de bepalingen van de wet van 19 maart 1991 werd ontslagen, mag als kandidaat worden voorgedragen.
§ 4
[...]
Artikel 60
De Koning bepaalt welke termijn moet verlopen tussen de aanplakking van de datum van de verkiezing voor de personeelsafgevaardigden van de Comités en de datum waarop de kandidaturen moeten worden ingediend.
De prestaties van de getuigen die de kiesverrichtingen bijwonen, worden als effectief werk beschouwd en als dusdanig beloond.
Artikel 61
Het mandaat van de personeelsafgevaardigde neemt een einde:
- 1°
- in geval van niet-herkiezing als gewoon of plaatsvervangend lid, zodra het Comité is aangesteld;
- 2°
- indien de betrokkene geen deel meer uitmaakt van het personeel;
- 3°
- in geval van ontslagneming;
- 4°
- indien de betrokkene geen lid meer is van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen;
- 5°
- in geval van intrekking van het mandaat wegens ernstige tekortkoming, uitgesproken door het bij artikel 79 bedoelde rechtscollege, op verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen;
- 6°
- [indien de betrokkene niet meer behoort tot de categorie van werknemers waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen, tenzij de organisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen of haar volmachthebber, het behoud van het mandaat meedeelt bij ter post aangetekend schrijven, gericht aan de werkgever;]
- 7°
- zodra de betrokkene deel uitmaakt van het leidinggevend personeel;
- 8°
- in geval van overlijden.
De bepaling van het eerste lid, 6°, is evenwel niet toepasselijk op het lid dat de jonge werknemers vertegenwoordigt.
Artikel 62
Het plaatsvervangend lid zal ter vervanging van het gewoon lid zitting hebben indien dit verhinderd is. In dit geval wordt er geen rekening gehouden met de volgorde van de rangschikking zoals bepaald in artikel 67 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen en zoals vastgesteld in het proces-verbaal van de stemopneming van de verkiezing.
Het plaatsvervangend lid zal ter vervanging van het gewoon lid zitting hebben indien diens mandaat een einde neemt om één van de in artikel 61, eerste lid, 2° tot 8°, opgesomde redenen. In deze gevallen voltooit het plaatsvervangend lid dit mandaat. Het gewoon lid wordt achtereenvolgens vervangen door de plaatsvervangende leden van dezelfde categorie en dezelfde lijst in de volgorde van de rangschikking zoals bepaald in artikel 67 van voornoemde wet van 4 december 2007 en zoals vastgesteld in het proces-verbaal van de stemopneming van de verkiezing.
Indien een plaatsvervangend lid gewoon lid wordt of indien zijn mandaat een einde neemt, vervangt de niet-verkozen kandidaat van dezelfde categorie en van dezelfde lijst deze in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid en voltooit zijn mandaat. Deze vervanger wordt gekozen in de volgorde van de rangschikking zoals bepaald in artikel 67 van voornoemde wet van 4 december 2007 en zoals vastgesteld in het proces-verbaal van de stemopneming van de verkiezing. Deze bepaling is niet van toepassing op de kandidaten als bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 19 maart 1991.
Indien er geen plaatsvervangende leden meer zijn en indien er geen niet-verkozen kandidaten als bedoeld in het vorige lid meer zijn, wordt het gewoon lid wiens mandaat een einde neemt om één van de in artikel 61, eerste lid, 2° tot 8°, opgesomde redenen vervangen door de niet-verkozen kandidaten van dezelfde categorie en dezelfde lijst als bedoeld in artikel 2, § 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 19 maart 1991. Deze vervanging gebeurt volgens de volgorde van de rangschikking zoals bepaald in artikel 67 van voornoemde wet van 4 december 2007 en zoals vastgesteld in het proces-verbaal van de stemopneming van de verkiezing. Deze kandidaat voleindigt het mandaat en valt onder de bepalingen van artikel 2, § 2, van de voornoemde wet van 19 maart 1991.
Artikel 63
Indien het aantal personeelsafgevaardigden lager is dan twee, wordt het Comité hernieuwd. De Koning stelt de bijzondere regels voor die verkiezingen vast.
Artikel 64
Het mandaat van de personeelsafgevaardigden of de hoedanigheid van kandidaat mogen geen aanleiding geven tot benadeling, noch tot bijzondere voordelen.
De personeelsafgevaardigden en de kandidaten genieten de normale promoties en voordelen van de werknemerscategorie waartoe ze behoren.
Deze bepalingen zijn ook toepasselijk op de leden van de vakbondsafvaardiging die met toepassing van artikel 52 belast is met het uitoefenen van de opdrachten van de Comités.