Meer info
 

26/04/24 Wet HEDERA
Wet van 26 april 2024 houdende de oprichting, organisatie en werking van een publiekrechtelijke instelling die tot doel heeft de financiële verantwoordelijkheid voor bepaalde nucleaire verplichtingen te dragen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en definities

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Artikel 2

In deze wet wordt verstaan onder:
beheerder: een persoon die overeenkomstig artikel 30 of 32 met het beheer van de activa van de instelling, of een gedeelte daarvan, dan wel met bepaalde beheerstaken met betrekking tot die activa, wordt belast;
overgedragen financiële verplichtingen: de in de artikelen 13 en 14 bedoelde verplichtingen van de instelling;
instelling: de publiekrechtelijke instelling genaamd “Hedera” die bij deze wet wordt opgericht en geregeld;
investeringsstrategie: de strategie bedoeld in artikel 27;
Agentschap: het Federaal Agentschap van de Schuld bedoeld in de wet van 25 oktober 2016 houdende oprichting van het Federaal Agentschap van de Schuld en opheffing van het Rentefonds;
NIRAS: de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen opgericht bij artikel 179, § 2, 1°, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980;
FANC: het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle opgericht bij artikel 2 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
CNV: de Commissie voor nucleaire voorzieningen opgericht bij artikel 3 van de wet van 12 juli 2022 tot versterking van het kader dat van toepassing is op de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van verbruikte splijtstof en tot gedeeltelijke opheffing en wijziging van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales;
FPIM: de Federale Participatie- en Investerings-maatschappij bedoeld in de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie-en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.

Hoofdstuk 2 Oprichting

Artikel 3

Er wordt een publiekrechtelijke instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht. Deze instelling heeft als naam “Hedera”.

Artikel 4

De zetel van de instelling is gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Artikel 5

De instelling staat onder het toezicht van de Kamer van volksvertegenwoordigers, zoals nader in deze wet geregeld.

Artikel 6

De instelling wordt opgericht en verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de dag van inwerkingtreding van deze wet.

Hoofdstuk 3 Doel en opdrachten

Artikel 7

De instelling heeft tot doel in het algemeen belang de financiële verantwoordelijkheid voor de verplichtingen die haar overeenkomstig de artikelen 13 en 14 zijn overgedragen, te dragen, de kosten die met die verplichtingen gepaard gaan te voldoen en de financiering van die kosten te verzekeren.
Om dit doel te verwezenlijken, wordt de instelling belast met de opdrachten bedoeld in de artikelen 8 tot en met 11.

Artikel 8

De instelling beheert haar vermogen en de middelen waarover zij beschikt op zodanige wijze dat zij hiermee alle kosten die voortvloeien uit de overgedragen financiële verplichtingen kan voldoen, naarmate deze kosten zich voordoen.
Deze opdracht wordt nader geregeld in hoofdstuk 6.

Artikel 9

De instelling voldoet de kosten die voortvloeien uit de overgedragen financiële verplichtingen op basis van een efficiënt en performant systeem van controle en toezicht dat zij vaststelt.
Deze opdracht wordt nader geregeld in hoofdstuk 7.

Artikel 10

De instelling ontwikkelt een passende overkoepelende strategie met betrekking tot het afgestemd beheer van activa en passiva van de instelling.

Artikel 11

De instelling voert vijfjaarlijks een evaluatie uit van de mate waarin zij, door het beheer van haar activa, de overgedragen financiële verplichtingen zal kunnen voldoen.

Artikel 12

De instelling kan door de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Koning worden belast met het uitvoeren van studies en het verlenen van adviezen, indien die met haar opdrachten bedoeld in de artikelen 8 tot 11 verband houden en met haar doel verenigbaar zijn.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen waarvoor de instelling de financiële verantwoordelijkheid draagt en middelen waarover zij daartoe beschikt

Afdeling 1 Verplichtingen

Artikel 13

De instelling neemt de financiële verantwoordelijkheid voor de volgende nucleaire passiva over:
de verplichtingen voortvloeiend uit de ontmanteling en de sanering van de voormalige pilootopwerkingsfabriek Eurochemic en de oude afvalverwerkingsafdeling van het Studiecentrum voor Kernenergie;
de verplichtingen voortvloeiend uit de denuclearisatie van de installaties, alsook van de verwerking, de conditionering, de opslag en de berging van het geaccumuleerd radioactief afval, met inbegrip van het radioactief afval afkomstig van de gedenucleariseerde installaties, ten gevolge van de nucleaire activiteiten van het Studiecentrum voor Kernenergie tot 31 december 1988;
de verplichtingen die voortvloeien uit de ontmanteling en sanering van de installaties voor de productie van medische radio-isotopen van het Nationaal Instituut voor Radio-elementen, alsmede de verwerking, de conditionering, de opslag en de berging de nucleaire materialen en het radioactief afval afkomstig uit de ontmanteling; en
de verplichtingen die voortvloeien uit de verwerking, de conditionering, de opslag en de berging van de nucleaire materialen en het radioactief afval dat afkomstig is van de nucleaire activiteiten van het Nationaal Instituut voor Radio-elementen.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na advies van de CNV, de datum en de nadere regels van de in het eerste lid bedoelde overdracht.

Artikel 14

De instelling neemt van rechtswege de financiële verantwoordelijkheid met betrekking tot de overgedragen financiële verplichtingen inzake het beheer van radioactief afval en verbruikte kernbrandstof bedoeld in de wet van 26 april 2024 houdende de verzekering van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie en de hervorming van de sector van de nucleaire energie over, onder de voorwaarden, tegen de betaling, en op het ogenblik in die wet bepaald.

Artikel 15

De instelling draagt geen enkele financiële verantwoordelijkheid en heeft geen enkele financiële of andere verplichting met betrekking tot de ontmanteling van nucleaire inrichtingen, het beheer van radioactief afval en verbruikte kernbrandstof dan degene die haar uitdrukkelijk bij wet zijn toegekend.

Artikel 16

De Koning kan alle maatregelen nemen om de overname van de verplichtingen bedoeld in deze afdeling nader te regelen of te vergemakkelijken.

Afdeling 2 Middelen

Artikel 17

Het in artikel 13, tweede lid, bedoelde besluit regelt tevens de datum en de modaliteiten van de overdracht aan de instelling van de middelen die dienen tot dekking van de financiële verantwoordelijkheid voor de nucleaire passiva bedoeld in artikel 13, met inbegrip van:
de middelen uit het fonds ten voordele van de NIRAS, genaamd “passief BP”;
de middelen uit het fonds ten voordele van de NIRAS, genaamd “BR3”; en
de middelen uit het fonds ten voordele van de NIRAS, genaamd “passief I.R.E.”.
De instelling beschikt over jaarlijkse dotaties, uitgetrokken op de algemene uitgavenbegroting, noodzakelijk tot dekking van de overgedragen financiële verplichtingen bedoeld in artikel 13, eerste lid, 2° en 3°.
De Koning kan, bij het in het eerste lid bedoelde besluit, de andere middelen of bronnen van inkomsten die nu reeds tot dekking van de overgedragen financiële verplichtingen bedoeld in artikel 13 worden aangewend, en die niet in het eerste lid zijn vermeld, aan de instelling overdragen of toewijzen.

Artikel 18

De instelling ontvangt de forfaitaire bedragen bedoeld in artikel 8 van de wet van 26 april 2024 houdende de verzekering van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie en de hervorming van de sector van de nucleaire energie tot dekking van de overgedragen financiële verplichtingen bedoeld in artikel 14.

Artikel 19

De middelen uit het Fonds op lange termijn bedoeld in artikel 179, § 2, 11°, vijfde lid van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, die dienen tot dekking van de verplichtingen van de instelling bedoeld in artikel 13 en artikel 14, worden aan de instelling overgedragen op de datum en onder de voorwaarden door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaald.

Artikel 20

De instelling beschikt ook over de volgende middelen:
een dotatie voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 12;
een dotatie in de mate dat de middelen van de instelling in een bepaald compartiment op enig moment niet volstaan om de kosten die voortvloeien uit de overgedragen financiële verplichtingen gekoppeld aan dat compartiment te voldoen op het ogenblik dat die kosten zich voordoen.

Artikel 21

De Koning kan alle maatregelen nemen om de overdracht van de middelen bedoeld in deze afdeling nader te regelen of te vergemakkelijken.

Hoofdstuk 5 Autonomie en onafhankelijkheid

Artikel 22

De instelling is autonoom en beslist vrij hoe zij haar opdrachten vervult met het oog op de verwezenlijking van haar doel.
Zij kan alle activiteiten ontwikkelen en alle handelingen verrichten die met deze wet en haar doel verenigbaar zijn, waaronder maar niet beperkt tot:
rechtspersonen oprichten en erin deelnemen;
overeenkomsten, met inbegrip van dadingen en arbitrageovereenkomsten, met derden sluiten;
externe financiering, in welke vorm ook, aangaan;
verstrekken van financiering;
lichamelijke of onlichamelijke, roerende of onroerende, goederen verwerven, aanwenden en vervreemden;
zakelijke rechten, zakelijke gebruiksrechten, zakelijke zekerheden of persoonlijke rechten op lichamelijke of onlichamelijke goederen vestigen of opheffen.

Artikel 23

De instelling zelf, de personen die in haar organen en comités zetelen en haar personeelsleden vervullen hun opdrachten in volle onafhankelijkheid en aanvaarden geen instructies van eender welke publieke of private entiteit of persoon die deze onafhankelijkheid in het gedrang zouden kunnen brengen op een wijze die strijdig is met het doel en de opdrachten van de instelling.

Artikel 24

Het vermogen van de instelling is specifiek en uitsluitend bestemd voor de verwezenlijking van haar doel en de vervulling van haar opdrachten.
De instelling geniet de immuniteit van tenuitvoerlegging voor de goederen die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor de verwezenlijking van haar doel en de vervulling van haar opdrachten.
De instelling is een publiekrechtelijke rechtspersoon in de zin van artikel I.23, 8°, van het Wetboek van economisch recht.

Artikel 25

De instelling rekent haar werkingskosten aan op de activa-compartimenten van de instelling in verhouding tot de waarde van elk van die compartimenten.

Artikel 26

De instelling kan niet worden ontbonden dan bij wet, die tevens de bestemming van het vermogen regelt.

Hoofdstuk 6 Nadere bepalingen betreffende het beheer van de middelen van de instelling

Afdeling 1 Investeringsstrategie

Artikel 27

De instelling neemt bij het beheer van haar activa de volgende investeringsstrategie in acht:
de instelling beheert haar middelen en investeringen op een wijze die voldoende opbrengsten genereert om de overgedragen financiële verplichtingen te voldoen, rekening houdend met de lange termijn van die verplichtingen;
de activa zijn voldoende gediversifieerd teneinde een disproportionele afhankelijkheid van een bepaald actief, een bepaalde emittent, een bepaalde groep van ondernemingen, een bepaalde geografische zone, of een bepaalde sector en een bovenmatige accumulatie van risico's in de totale belegde portefeuille te vermijden;
de investeringsstrategie van de instelling is erop gericht onder meer de volgende risico's te beheersen:
waardevermindering als gevolg van inflatie;
macro-economische en (geo)politieke schokken;
een te hoge volatiliteit tussen de waarde van de activa en de overgedragen financiële verplichtingen; en
onaangepaste liquiditeit in het licht van haar overgedragen financiële verplichtingen;
zonder afbreuk te doen aan de bepalingen onder 1° tot 3°, streeft de instelling ernaar, in gepaste mate te investeren in de Belgische economie en in ondernemingen gevestigd in België, met het oog op hun blijvende verankering in België en hun ontwikkeling op de lange termijn;
zonder afbreuk te doen aan de bepalingen onder 1° tot 3°, houdt de investeringsstrategie van de instelling rekening met duurzame ontwikkelingsdoelstellingen en de negatieve impact op klimaat of biodiversiteit, zoals nader bepaald op advies van het investeringscomité;
de instelling investeert niet in de productie van of handel in: (i) wapens en/of munitie, (ii) sterke alcohol bestemd voor menselijke consumptie, (iii) tabaksindustrie en (iv) verdovende middelen en psychotrope stoffen bedoeld in het Koninklijk besluit van 6 september 2017 houdende regeling van verdovende middelen en psychotrope stoffen, alsook niet in enige handel verbonden met pornografie of prostitutie.

Artikel 28

Het directiecomité kan de investeringsstrategie nader invullen. Het investeringscomité geeft hierover advies.

Artikel 29

Ter uitvoering van de investeringsstrategie kan de instelling alle types investeringen verrichten en activa aanhouden.

Afdeling 2 Beheer van de activa

Artikel 30

§ 1

De instelling doet voor het beheer van haar activa beroep op het Agentschap, onverminderd de beheersopdracht van de FPIM zoals bedoeld in artikel 32.
De beheersopdracht van het Agentschap omvat de belegging, rechtstreeks of onrechtstreeks, in de volgende categorieën activa:
kas- en liquiditeitsbeleggingen;
alle soorten obligaties en andere schuldinstrumenten;
alle soorten aandelenfondsen die hoofdzakelijk beleggen in genoteerde aandelen of vergelijkbare eigenvermogensinstrumenten met uitzondering van fondsen die enkel in Belgische aandelen beleggen;
alle soorten fondsen in obligaties en andere schuldinstrumenten met uitzondering van fondsen die enkel in Belgische obligaties beleggen;
alle soorten vastgoedfondsen met uitzondering van fondsen die enkel in Belgisch vastgoed beleggen;
alle soorten derivaten en afgeleide producten;
alle soorten gemengde fondsen met betrekking tot de categorieën van activa bedoeld in de bepalingen onder 1° tot 6°; en
alle soorten vergelijkbare activa.

§ 2

Het Agentschap treedt voor rekening van de instelling op als kasbeheerder voor alle inkomende en uitgaande kasstromen.

Artikel 31

§ 1

De beheersopdracht van het Agentschap wordt geregeld in een overeenkomst met de instelling, gesloten voor een duur van ten minste 3 en ten hoogste 6 jaar.
Deze overeenkomst treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vanaf de datum vastgesteld in dat besluit.

§ 2

De bestaande overeenkomst wordt van rechtswege verlengd zo lang geen nieuwe overeenkomst in werking is getreden.
De Koning kan tevens, zo lang geen nieuwe overeenkomst in werking is getreden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, regels vaststellen die als overeenkomst gelden tot op het ogenblik dat een nieuwe overeenkomst in werking treedt.

§ 3

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst bedoeld in paragraaf 1 vaststellen.

Artikel 32

§ 1

De instelling doet voor het beheer van een deel van haar activa beroep op de FPIM. Deze beheersopdracht betreft een opdracht in de zin van artikel 2, § 3, tweede lid, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.
De beheersopdracht van de FPIM omvat de belegging, rechtstreeks of onrechtstreeks, in België of in het buitenland, in alle in artikel 2, §§ 1 en 2, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen bedoelde activa, instrumenten en financiële technieken.

§ 2

De instelling stelt, voor de in paragraaf 1 bedoelde beheersopdracht aan de FPIM, een percentage van haar middelen ter beschikking dat passend is in het licht van de investeringsstrategie. Voor de middelen bedoeld in artikel 18 gaat het om maximaal twintig procent, berekend op de daadwerkelijk overgedragen bedragen, en dit, naarmate de investeringsopportuniteiten zich voordoen, over een periode van maximaal vijf jaar vanaf de overdracht.
De activa die de FPIM verwerft worden aangehouden voor rekening van de instelling en opgenomen in een post buiten de balans van de FPIM, overeenkomstig artikel 2, § 3, derde lid, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.

§ 3

De FPIM kan tijdelijk beleggen in effecten als bedoeld in artikel 2, 31°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten of tijdelijk liquide middelen bezitten met de bedoeling ze te investeren of te herinvesteren.

§ 4

De FPIM kan samen met de instelling participaties nemen en activa verwerven. De FPIM kan ook participaties of activa aan de instelling verkopen of participaties of activa van de instelling verwerven.

Artikel 33

§ 1

De beheersopdracht van de FPIM wordt geregeld in een overeenkomst tussen de instelling en de FPIM, gesloten voor een duur van ten minste 3 en ten hoogste 6 jaar. Deze overeenkomst regelt onder andere de vergoeding aan de FPIM voor de vervulling van haar beheersopdracht.
Deze overeenkomst treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vanaf de datum vastgesteld in dat besluit.

§ 2

De bestaande overeenkomst wordt van rechtswege verlengd zo lang geen nieuwe overeenkomst in werking is getreden.
De Koning kan tevens, zo lang geen nieuwe overeenkomst in werking is getreden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, regels vaststellen die als overeenkomst gelden tot op het ogenblik dat een nieuwe overeenkomst in werking treedt.

§ 3

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst bedoeld in paragraaf 1 vaststellen.

Artikel 34

Het Agentschap en de FPIM kunnen, in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in de overeenkomsten bedoeld in respectievelijk artikel 31 of 33, een beroep op de diensten van derden doen voor bepaalde aspecten van hun beheersopdracht, op voorwaarde dat die derden daartoe over de nodige kwalificaties en expertise beschikken.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels met betrekking tot het beroep op de diensten van derden en de inhoud van de met hen te sluiten overeenkomsten, vaststellen.

Afdeling 3 Compartimenten

Artikel 35

De instelling organiseert zich zodanig dat de activa die tot dekking van de verschillende overgedragen financiële verplichtingen bedoeld in de artikelen 13, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 4°, en 14 zijn bestemd ten opzichte van elkaar minstens boekhoudkundig als afzonderlijk compartiment worden behandeld.
De middelen die overeenkomstig artikel 17 aan de instelling worden overgedragen en die overeenkomstig artikel 21ter, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt aan de instelling worden toegewezen, worden toegewezen tot dekking van de financiële verplichtingen uit artikel 13 waarvoor zij zijn bestemd.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels met betrekking tot de verdeling bedoeld in het eerste lid vaststellen.

Hoofdstuk 7 Nadere bepalingen betreffende de voorzieningen voor de kosten en de betaling en controle ervan

Artikel 36

§ 1

De NIRAS legt vijfjaarlijks een plan met betrekking tot haar prestaties waarvoor de instelling de financiële verantwoordelijkheid heeft overgenomen, de vereiste middelen en investeringen en de kosten daarvan, ter goedkeuring aan de instelling voor. De instelling keurt het plan goed, na advies van de CNV.
De NIRAS verantwoordt de voorgestelde kosten op basis van een gedetailleerde motivering van deze kosten, in overeenstemming met de beste praktijken en industriële standaarden en met inbegrip van internationale vergelijkingspunten.
De NIRAS legt, voor de duur van ieder goedgekeurd vijfjaarlijks plan, jaarlijks een gedetailleerd jaarplan voor het volgende kalenderjaar ter goedkeuring aan de instelling voor. De instelling keurt het plan goed, na advies van de CNV.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inhoud van de in het vijfjaarlijks plan en het jaarplan op te nemen elementen, en de goedkeuringsprocedure van deze plannen.

§ 2

De NIRAS kan te allen tijde voorstellen het vijfjaarlijks plan en het gedetailleerd jaarplan te wijzigen indien dit vereist is voor de uitvoering van haar opdracht of indien dit voortvloeit uit de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en haar uitvoeringsbesluiten.
De NIRAS legt de gewijzigde versie ter goedkeuring voor aan de instelling. De instelling keurt het plan goed, na advies van de CNV.

§ 3

De NIRAS maakt een eerste vijfjaarlijks plan op voor de periode 2024-2028.

Artikel 37

§ 1

De instelling legt de nodige voorzieningen aan voor de kosten die zij moet dragen krachtens de artikelen 13 en 14 en evalueert deze periodiek.

§ 2

De instelling betaalt de facturen die haar door de NIRAS worden gericht voor de kosten die binnen haar financiële verantwoordelijkheid bedoeld in de artikelen 13 en 14 vallen, onder de volgende voorwaarden:
de gevorderde bedragen zijn in overeenstemming met het toepasselijke vijfjaarlijks plan en jaarplan bedoeld in artikel 36;
de gevorderde bedragen worden verantwoord door werkelijk uitgevoerde prestaties; en
de gevorderde bedragen betreffen de werkelijke kosten van de uitgevoerde prestaties.
In afwijking van het eerste lid kan de instelling bepaalde in het eerste lid bedoelde kosten aan de NIRAS voorfinancieren.
In de mate dat aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden niet is voldaan, kan de instelling de facturen geheel of ten dele verwerpen. De instelling is er niet toe gehouden om de verworpen bedragen te betalen.

§ 3

De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de betaling van de facturen door de instelling, de voorfinanciering van bepaalde kosten, en de aanrekening daarvan op de kosten die aan de voorwaarden van paragraaf 2, eerste lid voldoen.

Hoofdstuk 8 Organisatie

Afdeling 1 Algemeen

Artikel 38

De organisatie van de instelling omvat een directiecomité, een technisch comité, een investeringscomité en drie directies, meer bepaald een technische directie, een financiële directie en een administratieve directie.

Afdeling 2 Directiecomité

Artikel 39

§ 1

De instelling wordt bestuurd door een directiecomité dat bestaat uit een voorzitter en twee andere leden, die alle drie stemgerechtigd zijn.
Eén lid van het directiecomité is van een ander geslacht dan de andere twee leden.
Minstens één van de leden van het directiecomité behoort niet tot dezelfde taalrol als de twee andere leden.

§ 2

Het directiecomité draagt zorg voor een interne taakverdeling tussen haar leden als volgt:
de voorzitter staat in voor de leiding en aansturing van de administratieve directie;
één lid staat in voor de leiding en aansturing van de financiële directie;
het andere lid staat in voor de leiding en aansturing van de technische directie.

§ 3

De Koning benoemt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorzitter en de andere leden voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. De Koning kan hun mandaat, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, éénmaal voor een termijn van zes jaar vernieuwen, op basis van een positieve evaluatie van hun functioneren in de loop van het vijfde jaar van hun lopend mandaat. Bij hernieuwing op basis van een positieve evaluatie, kunnen de leden zich na het verstrijken van dat tweede mandaat opnieuw kandidaat stellen voor een volgende termijn.
Indien een plaats van een lid vacant wordt, kunnen de in functie gebleven leden tijdelijk de functie uitoefenen totdat een nieuw lid wordt benoemd.
Uiterlijk zes maanden voor het einde van het mandaat van de leden van het directiecomité, wordt de procedure voor de selectie van de volgende voorzitter en andere leden aangevat.

§ 4

De leden van het directiecomité worden gekozen omwille van hun professionele betrouwbaarheid, adequate deskundigheid en onafhankelijkheid, na het doorlopen van een onafhankelijke en onpartijdige procedure, op grond van objectieve en vooraf bekendgemaakte criteria.
In het kader van de selectieprocedure beoordeelt de CNV de vereiste professionele betrouwbaarheid, de adequate deskundigheid en de onafhankelijkheid van de in het eerste lid bedoelde leden.
De instelling verstrekt de CNV alle documenten en inlichtingen die haar moeten toelaten te oordelen of de personen wier benoeming wordt voorgesteld, beschikken over de vereiste professionele betrouwbaarheid en adequate deskundigheid om hun taken uit te oefenen.

§ 5

De leden van het directiecomité beschikken over een veiligheidsmachtiging van het niveau “geheim”, overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. De instelling vraagt de veiligheidsmachtiging aan voor de leden die hier nog niet over beschikken.
Het mandaat van een lid wiens veiligheidsmachtiging geweigerd of ingetrokken wordt, verstrijkt van rechtswege.

Artikel 40

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de leden van het directiecomité ontslaan:
op eigen verzoek;
bij schending van de regels van onafhankelijkheid bedoeld in artikel 23 of van onverenigbaarheid bedoeld in artikel 41;
ten gevolge van een strafrechtelijke veroordeling;
bij een ernstige tekortkoming in de uitoefening van hun functie;
wanneer zij systematisch of op kennelijk onredelijke wijze de adviezen van de CNV miskennen;
wanneer zij systematisch of op kennelijk onredelijke wijze de adviezen van het investeringscomité of het technisch comité miskennen; en
wanneer zij geen passend gevolg geven aan de nietigverklaring bedoeld in artikel 60.

Artikel 41

De uitoefening van het mandaat van voorzitter of lid van het directiecomité bij de instelling, is onverenigbaar met het mandaat of de functies van:
lid van het Europees Parlement;
lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat;
lid van de federale regering;
lid van een Gemeenschaps- of Gewestparlement of van een gemeenschaps- of gewestregering;
provinciegouverneur of lid van de bestendige deputatie;
lid van een college van burgemeester en schepenen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
statutair of contractueel personeelslid bij entiteiten van de federale overheid die gelet op hun opdracht of activiteitendomein onvoldoende de onafhankelijkheid van hun personeel ten aanzien van de instelling waarborgen, en waarvan de lijst wordt bepaald door de Koning bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
lid van het secretariaat of de beleidsorganen van een lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering;
lid van de Raad van Bestuur van de NIRAS;
10°
lid van de Raad van Bestuur van het Studiecentrum voor kernenergie;
11°
lid van de Raad van Bestuur van het FANC;
12°
lid van de CNV;
13°
statutair of contractueel personeelslid of lid van de Raad van Bestuur van Belgoprocess; en
14°
personeelsleden en leden van organen van huidige en voormalige producenten van radioactief afval, met uitzondering van personeelsleden van universiteiten en hogescholen die geen rechtstreeks belang hebben bij de opdrachten van de instelling.
Wanneer een lid van het directiecomité de in het eerste lid bedoelde bepalingen overtreedt, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na afloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat in de instelling te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.

Artikel 42

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bezoldiging van de leden van het directiecomité.
Worden als behorend tot de bezoldiging beschouwd, naast de bezoldiging in strikte zin: elk voordeel of elke vergoeding die aan de voorzitter en de leden van het directiecomité van de instelling worden toegekend wegens of naar aanleiding van de uitoefening van hun mandaat.
De bezoldiging is ten laste van de instelling.

Artikel 43

§ 1

Het directiecomité is een collegiaal orgaan. Het kan slechts geldig beslissen wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is.

§ 2

De beslissingen van het directiecomité worden genomen met een gewone meerderheid van de door de aanwezige leden uitgebrachte stemmen. Onder uitgebrachte stemmen worden stemmen voor en tegen verstaan, onthoudingen worden niet meegerekend.
Er mag niet bij volmacht of in afwezigheid worden gestemd. Bij staking van stemmen wordt het voorstel verworpen.

§ 3

Als een lid van het directiecomité rechtstreeks of onrechtstreeks een belang heeft dat strijdig is met het belang van de instelling naar aanleiding van een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid van het directiecomité behoort, moet hij dit melden aan de overige leden van het directiecomité en mag hij niet deelnemen aan de beraadslaging van het directiecomité over deze beslissing of verrichting, noch aan de stemming in dat verband.
Als twee leden van het directiecomité een dergelijk strijdig belang hebben, kan het directiecomité, enkel samengesteld uit het derde lid, de beslissing nemen of de verrichting uitvoeren.
Als alle leden van het directiecomité een dergelijk strijdig belang hebben, kan het directiecomité met unanimiteit de beslissing nemen of de verrichting uitvoeren. In afwijking van artikel 47, zijn de leden van het directiecomité persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade geleden door de instelling of door derden ten gevolge van beslissingen of verrichtingen die hebben plaatsgevonden op basis van dit lid, indien die beslissing of verrichting aan hen of aan een van hen een onrechtmatig financieel voordeel heeft bezorgd ten nadele van de instelling.
Deze paragraaf is niet van toepassing wanneer de beslissingen van het directiecomité betrekking hebben op gebruikelijke verrichtingen die plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die op de markt gewoonlijk gelden voor soortgelijke verrichtingen.

Artikel 44

§ 1

Het directiecomité heeft de volheid van bestuursbevoegdheid. Het is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van het doel en voor de uitvoering van de opdrachten van de instelling.

§ 2

Het directiecomité vertegenwoordigt de instelling tegenover derden en in rechte als eiser of als verweerder.
Het directiecomité kan aan leden of derden een bijzondere volmacht toekennen om de instelling tegenover derden te vertegenwoordigen.
De vertegenwoordiging van de instelling door de beheerders als bedoeld in de artikelen 30 of 32 en door de derden als bedoeld in artikel 34 wordt geregeld in de met die personen gesloten overeenkomsten.

Artikel 45

De gewone regels van de beraadslagende vergaderingen zijn van toepassing op het directiecomité voor zover er in deze wet, in een andere specifieke wet of in het intern reglement van de instelling niet van is afgeweken.

Artikel 46

Het directiecomité stelt een intern reglement van de instelling op. Dit reglement kan nadere regels bevatten over de werking van het directiecomité, de werking van het technisch comité en het investeringscomité, de vergoeding van hun leden, en de organisatie van de diensten van de instelling. Het bevat ook regels om belangenconflicten binnen de comités te vermijden.
Het directiecomité raadpleegt het investeringscomité en het technisch comité voor de bepalingen van het intern reglement die verband houden met hun werking en hun verhouding met het directiecomité.
Het directiecomité maakt het intern reglement ter informatie aan de Kamer van volksvertegenwoordigers over.

Artikel 47

De leden van het directiecomité zijn voor schade veroorzaakt in de uitoefening van hun opdracht zowel jegens de instelling als jegens derden slechts aansprakelijk voor hun opzettelijke fout, zware fout, of lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

Afdeling 3 Directies

Artikel 48

De financiële directie is, onder toezicht van het directiecomité, belast met de opvolging van de opdracht van de instelling als bedoeld in hoofdstuk 6, en met de voorbereiding van de beslissingen van het directiecomité in dit verband.
De financiële directie wordt geleid en aangestuurd door het lid van het directiecomité bedoeld in artikel 39, § 2, 2°.

Artikel 49

De technische directie is, onder toezicht van het directiecomité, belast met de opvolging van de opdracht van de instelling als bedoeld in hoofdstuk 7, en met de voorbereiding van de beslissingen van het directiecomité in dit verband.
De technische directie wordt geleid en aangestuurd door het lid van het directiecomité bedoeld in artikel 39, § 2, 3°.

Artikel 50

De administratieve directie is onder toezicht van het directiecomité belast met de opvolging van het algemene administratieve beheer van de instelling, met inbegrip van personeelsaangelegenheden, en met de voorbereiding van de beslissingen van het directiecomité in dit verband.
De administratieve directie wordt geleid en aangestuurd door de voorzitter van het directiecomité bedoeld in artikel 39.

Afdeling 4 Adviesorganen

Onderafdeling 1 Gemeenschappelijke bepaling

Artikel 51
Het technisch comité en het investeringscomité verlenen advies aan het directiecomité.

Onderafdeling 2 Investeringscomité

Artikel 52

§ 1

Het investeringscomité is samengesteld uit:
maximum drie onafhankelijke financiële experten;
de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Economie;
het lid van het directiecomité bedoeld in artikel 39, § 2, 2°;
een vertegenwoordiger van het Agentschap; en
een vertegenwoordiger van de FPIM.

§ 2

De Koning benoemt en ontslaat, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de onafhankelijke financiële experten. Zij worden gekozen omwille van hun bijzondere deskundigheid en expertise op financieel vlak.
De onverenigbaarheden vermeld in artikel 41 zijn van toepassing op de onafhankelijke financiële experten.
De vertegenwoordiger van het Agentschap wordt door het Agentschap aangeduid en deze aanduiding wordt aan de instelling ter kennis gebracht.
De vertegenwoordiger van de FPIM wordt door de FPIM aangeduid en deze aanduiding wordt aan de instelling ter kennis gebracht.

§ 3

De leden van het investeringscomité zijn voor schade veroorzaakt in de uitoefening van hun opdracht zowel jegens de instelling als jegens derden slechts aansprakelijk voor hun opzettelijke fout, zware fout, of lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

Artikel 53
Het investeringscomité kan, op eigen initiatief of op verzoek van het directiecomité, advies verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met de opdracht van de instelling bedoeld in hoofdstuk 6, waaronder maar niet beperkt tot:
de invulling van de investeringsstrategie;
vermogensallocatie en diversificatiestrategieën;
investeringsopportuniteiten;
risico-appetijt en risicobeheer;
prestatiemonitoring van de portefeuille;
optimalisatiemogelijkheden;
gepaste aandacht voor naleving van de wet- en regelgeving bij de invulling van de investeringsstrategie;
gepaste aandacht voor duurzaamheidsdoelstellingen bij de invulling van de investeringsstrategie;
de overeenkomsten met de beheerders en de in artikel 34 bedoelde personen;
10°
de opvolging en beoordeling van de manier waarop de beheerders en de in artikel 34 bedoelde personen hun opdrachten en taken uitvoeren; en
11°
het afgestemd beheer van activa en passiva van de instelling.

Onderafdeling 3 Technisch comité

Artikel 54

§ 1

Het technisch comité is samengesteld uit maximum drie onafhankelijke deskundigen.
Een vertegenwoordiger van de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie het lid van het directiecomité bedoeld in artikel 39, § 2, 3°, een vertegenwoordiger van de NIRAS en een vertegenwoordiger van het FANC wonen met raadgevende stem de vergaderingen van het technisch comité bij.

§ 2

De Koning benoemt en ontslaat, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de onafhankelijke deskundigen. Zij worden gekozen omwille van hun bijzondere deskundigheid en expertise op technisch vlak.
De onverenigbaarheden vermeld in artikel 41 zijn van toepassing op de onafhankelijke deskundigen.

§ 3

De leden van het technisch comité zijn voor schade veroorzaakt in de uitoefening van hun opdracht zowel jegens de instelling als jegens derden slechts aansprakelijk voor hun opzettelijke fout, zware fout, of lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

Artikel 55
Het technisch comité kan, op eigen initiatief of op verzoek van het directiecomité, advies verstrekken over alle aangelegenheden die verband houden met de opdracht van de instelling bedoeld in hoofdstuk 7, waaronder maar niet beperkt tot:
de voorstellen van de NIRAS voor het vijfjaarlijks plan en het gedetailleerd jaarplan als bedoeld in artikel 36;
de uitbetaling van de vergoedingen aan de NIRAS of andere derden, in het kader van de overgedragen financiële verplichtingen;
het door de NIRAS voorgestelde referentiescenario voor het langetermijnbeheer van het radioactieve afval;
de door de instelling aan te leggen voorzieningen.

Afdeling 5 Personeel

Artikel 56

De personeelsleden van de instelling worden aangeworven door het directiecomité krachtens een arbeidsovereenkomst beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
De personeelsleden van de instelling worden ontslagen overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Artikel 57

De personeelsleden zijn onderworpen aan de rechtspositieregeling zoals vastgesteld door het directiecomité.
De rechtspositieregeling bepaalt:
de personeelsformatie;
de regeling inzake selectie, aanwerving, loopbaan, arbeidsduur, verloven en afwezigheden, evaluatie, tucht, bezoldiging en sociale voordelen van het personeel, met dien verstande dat het directiecomité onderscheiden regelingen kan vaststellen voor verschillende categorieën van personeelsleden;
de voorwaarden waaronder statutaire personeelsleden van een andere publieke instelling, rechtspersoon of entiteit ter beschikking gesteld kunnen worden aan de instelling, met behoud van hun geldend statuut.
De Kamer van volksvertegenwoordigers kan, na advies te hebben ingewonnen van het directiecomité, nadere regels bepalen waaraan de rechtspositieregeling minstens dient te voldoen.

Hoofdstuk 9 Rapportering en toezicht

Artikel 58

De instelling stelt jaarlijks een jaarrapport op over de uitvoering van haar opdrachten en de aanwending van de haar ter beschikking gestelde middelen, en bezorgt dat rapport aan de Kamer van volksvertegenwoordigers vóór 31 maart van het jaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar.
De instelling kan, al dan niet op eigen verzoek, te allen tijde door de Kamer van volksvertegenwoordigers worden gehoord over haar jaarrapport.
Het jaarrapport van de instelling heeft onder meer betrekking op:
de uitvoering van het beleidsplan van het voorgaande jaar;
de staat van het vermogen van de instelling aan het einde van het voorgaande jaar;
het overzicht van de door de instelling betaalde kosten in het voorgaande jaar;
de mate waarin het vermogen van de instelling haar toelaat om aan alle kosten die voortvloeien uit de overgedragen financiële verplichtingen te voldoen, naarmate deze kosten zich voordoen;
De instelling beschrijft in het jaarrapport de wijze waarop zij haar doelstellingen al dan niet heeft bereikt.

Artikel 58bis

De instelling en haar personeel gebruiken de gegevens waarvan ze kennis krijgen enkel voor de uitoefening van de taken van de instelling. Ze nemen de nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid van deze gegevens te verzekeren, onder voorbehoud van de verplichting om een getuigenis af te leggen in rechte en deze gegevens mee te delen bij toepassing van een wettelijke of reglementaire bepaling, een norm of een beslissing van het internationaal of Europees recht of een definitieve beslissing in rechte of een definitieve arbitrale uitspraak.
De instelling mag vertrouwelijke informatie meedelen aan de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen, aan het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en aan de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen, op voorwaarde dat de mededeling van die informatie geen afbreuk doet aan de taken van de instelling en het voorwerp heeft uitgemaakt van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek, dat deze informatie bestemd is voor de uitvoering van de taken van voornoemde instanties en dat de ontvangende instantie ten minste hetzelfde vertrouwelijkheidsniveau verzekert als het niveau zoals vereist van de instelling.

Hoofdstuk 10 Controle door de CNV

Artikel 59

De CNV is belast met de controle op de aanleg van toereikende voorzieningen voor de kosten die de instelling als gevolg van de overgedragen financiële verplichtingen moet dragen en op het bestaan, het beheer, het toereikend karakter en de beschikbaarheid van de activa die bestemd zijn om deze kosten te dekken.
Met het oog op het vervullen van de in het eerste lid bedoelde opdracht, oefent de CNV minstens toezicht uit over en kan zij, op eigen initiatief dan wel op vraag van elke bevoegde overheid, adviezen verlenen over onder meer:
de methoden voor de berekening en voor de aanleg van de in het eerste lid bedoelde voorzieningen, de toepassing van deze methoden en de periodieke evaluatie van de geschiktheid van deze methoden;
de categorieën van activa die de in het eerste lid bedoelde voorzieningen vertegenwoordigen, en de toepassing van het strategisch investeringsbeleid van de instelling;
de vijfjaarlijkse en jaarlijkse plannen van de NIRAS bedoeld in artikel 36, § 1, en de wijzigingen aan deze plannen bedoeld in artikel 36, § 2; en
de financiële risico's die voortvloeien uit de in artikel 13 bedoelde passiva en de vraag of die afdoende beheerd worden, en dit zowel voor als na de in dat artikel bedoelde overdracht aan de instelling.
De instelling, en de NIRAS verstrekken de informatie betreffende de volgende onderwerpen aan de CNV, met inbegrip van alle relevante documenten dienaangaande:
driejaarlijks, op een datum vast te leggen door de CNV: de basiskarakteristieken van de provisievorming voor de in de artikelen 13 en 14 bedoelde verplichtingen, zoals de achterliggende strategische aanpak, het ontwikkelingsprogramma, het uitvoeringsprogramma, de timing, de inventaris, de raming van de benodigde financiële middelen, het bedrag van de uitgaven en de betalingskalender;
jaarlijks, op een datum vast te leggen door de CNV:
a)
het bedrag van de voorzieningen aangelegd voor in de artikelen 13 en 14 bedoelde verplichtingen evenals de evaluatie van de activa die deze voorzieningen vertegenwoordigen;
b)
de uitgaven voor de komende drie jaren;
c)
de algemene oriëntatie van haar investeringspolitiek.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels bepalen met betrekking tot de controle en de verslaggeving door de CNV.

Hoofdstuk 11 Toezicht

Artikel 60

§ 1

De instelling staat met betrekking tot de opdracht bedoeld in hoofdstuk 7 onder het toezicht van de Koning. Dit toezicht wordt uitgeoefend via twee regeringsvertegenwoordigers benoemd en ontslagen door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De Koning regelt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de uitoefening van de opdrachten van de regeringsvertegenwoordigers en hun bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van de instelling.

§ 2

De regeringsvertegenwoordigers kunnen, met raadgevende stem de vergaderingen bijwonen van het technisch comité en, voor de punten die verband houden met de artikelen 9, 36, 37 en 55, de vergaderingen van het directiecomité. De regeringsvertegenwoordigers kunnen te allen tijde ter plaatse inzage nemen van de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van de instelling die verband houden met de opdracht van de instelling waarop hun toezicht betrekking heeft.

§ 3

Elk van de regeringsvertegenwoordigers kan binnen een termijn van vijf dagen beroep aantekenen bij de Koning tegen elke beslissing van het directiecomité betreffende de opdrachten bedoeld in de artikelen 9, 36, 37 en 55 die zij strijdig achten met de wet, met het doel van de instelling, met de goede uitvoering van haar opdrachten, of met het algemeen belang.
Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de regeringsvertegenwoordigers daarop regelmatig waren uitgenodigd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop zij van de beslissing kennis hebben gekregen. Het beroep is opschortend.
Heeft de Koning, binnen een termijn van twintig dagen, ingaand dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken in een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, dan wordt de beslissing definitief. De nietigverklaring van de beslissing wordt aan de instelling betekend. Binnen de 30 werkdagen na deze betekening neemt het directiecomité een nieuwe beslissing.

Hoofdstuk 12 Financiële bepalingen

Artikel 61

Het directiecomité maakt het ontwerp van begroting en het beleidsplan van de instelling voor het komende jaar op. Het beleidsplan omvat onder meer de beschrijving van de manier waarop de instelling haar opdrachten bedoeld in de artikelen 8 tot 12 zal uitvoeren, zowel meerjarig als voor het komende jaar.
Het directiecomité houdt er bij het opstellen van het ontwerp van begroting rekening mee dat de werkingskosten van de instelling beperkt moeten blijven tot hetgeen nodig is voor de realisatie van haar opdrachten, en past hierbij het zuinigheidsprincipe toe.
Het directiecomité maakt het ontwerp van begroting en het beleidsplan van de instelling vóór 15 oktober van het jaar voorafgaand aan dit waarop het betrekking heeft over ter goedkeuring aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De Kamer van volksvertegenwoordigers kan het directiecomité horen. Het ontwerp van begroting, in voorkomend geval aangepast na die hoorzitting, wordt vervolgens ter goedkeuring aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voorgelegd.

Artikel 62

§ 1

De controle op de financiële toestand en de jaarrekeningen van de instelling alsook op de regelmatigheid van de verrichtingen vast te stellen in de jaarrekening, wordt opgedragen aan een commissaris, benoemd onder de leden van het instituut van de bedrijfsrevisoren.

§ 2

De commissaris wordt benoemd voor een hernieuwbare termijn van maximaal zes jaar.
Hij kan tijdens zijn opdracht alleen om wettige redenen worden ontslagen.
Behoudens gewichtige persoonlijke redenen, als bedoeld in artikel 3: 66 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, mag de commissaris geen ontslag nemen tenzij ter gelegenheid van de neerlegging van zijn verslag bij de jaarrekening en nadat hij het directiecomité heeft ingelicht over de beweegredenen van zijn ontslag.

§ 3

Het directiecomité stelt de bezoldiging van de commissaris vast. Deze bezoldiging is ten laste van de instelling.

Artikel 63

De instelling zendt de jaarrekening, vergezeld van het verslag van de commissaris opgesteld op basis van artikel 62, vóór 1 maart van het jaar volgend op het betrokken jaar, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, de minister bevoegd voor de Begroting en aan het Rekenhof. Het Rekenhof controleert de jaarrekening van de instelling en zendt zijn auditverslag over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Het directiecomité keurt de jaarrekening goed.
De bepalingen van het Wetboek van economisch recht, het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en hun uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekening, alsook met betrekking tot de controle daarop, zijn van toepassing op de instelling voor al wat niet uitdrukkelijk anders is geregeld door of krachtens deze wet of door of krachtens enige specifieke wet.
De Koning kan de nadere regels over het opstellen, de goedkeuring en de controle van de jaarrekening van de instelling bepalen.

Artikel 64

De instelling wordt gelijkgesteld met de Staat voor de toepassing van de federale fiscale bepalingen en de federale retributies.
De instelling is vrijgesteld van alle belastingen en retributies ten voordele van de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.
[De volgende belastingen, betaald of gedragen door Hedera, zijn het voorwerp van een vergoeding ter compensatie:
de roerende voorheffing;
de taks op de beursverrichtingen;
de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen.
]
De vergoeding ter compensatie van de in het derde lid bedoelde belastingen en retributies wordt verricht, voor wat betreft de federale belastingen en retributies, vanuit de in artikel 71 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat bedoelde toewijzingsfondsen, en voor wat betreft de andere belastingen en retributies via een specifieke dotatie.
Er wordt voor elk van de betrokken federale belastingen en retributies een toewijzingsfonds opgericht.
De praktische modaliteiten van de vergoeding ter compensatie worden geregeld via een protocol dat wordt afgesloten tussen de instelling en de federale overheid, vertegenwoordigd door de minister die bevoegd is voor Financiën.

Hoofdstuk 13 Wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

Artikel 65

In artikel 21ter, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 februari 2022, worden de bepalingen onder 3° vervangen als volgt:
(...)
De Koning bepaalt bij het in artikel 13, tweede lid bedoelde besluit, vastgelegd na overleg in de Ministerraad, de datum van inwerkingtreding van het eerste lid.

Hoofdstuk 14 Wijziging van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980

Artikel 66

In artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 juli 2022, wordt de bepaling onder 16° vervangen als volgt:
(...)

Artikel 67

In artikel 179, § 2, 11°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 11 januari 1991 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 juli 2022, wordt het vijfde lid aangevuld met de volgende zin:
(...)

Hoofdstuk 15 Wijziging van de wet van 21 december 2013 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen

Artikel 68

In artikel 114 van de wet van 21 december 2013 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, wordt het woord “Hedera,” ingevoegd tussen de woorden “de parlementaire vergaderingen,” en “het Grondwettelijk Hof”.

Hoofdstuk 16 Wijzigingen van de wet van 25 oktober 2016 houdende oprichting van het Federaal Agentschap van de Schuld en opheffing van het Rentenfonds

Artikel 69

Artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016 houdende oprichting van het Federaal Agentschap van de Schuld en opheffing van het Rentenfonds, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende:
(...)

Artikel 70

Artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 mei 2019, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
(...)

Artikel 71

In artikel 5, § 1, van dezelfde wet, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
(...)

Artikel 72

In artikel 7, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden “heeft betrekking op de in artikel 3, § 1 bedoelde aangelegenheden en” ingevoegd tussen de woorden “Dit jaarverslag” en de woorden “wordt meegedeeld aan de regering en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers”.

Artikel 73

Artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, wordt aangevuld met een lid, luidende:
(...)

Hoofdstuk 17 Transactiedocumenten

Artikel 74

De instelling treedt toe tot de transactiedocumenten bedoeld in de wet van 26 april 2024 houdende de verzekering van de bevoorradingszekerheid op het gebied van energie en de hervorming van de sector van de nucleaire energie, op de wijze en onder de voorwaarden in die transactiedocumenten bepaald.

Hoofdstuk 18 Inwerkingtreding

Artikel 75

Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
In afwijking van het eerste lid hebben artikel 39, § 3, eerste lid, en § 4, en artikel 42 uitwerking met ingang van 1 maart 2024.