2.1.7.1 De buurlanden
Het doel van de samenwerking met de buurlanden in geval van een noodsituatie, is het aanvullen van het bestaande internationale dispositief door een meer directe en aangepaste communicatie te verzekeren. De organisatie van deze samenwerking berust op het principe van uitwisseling van informatie tussen homologe instanties. Homologe instanties zijn instanties die in hun respectieve landen, binnen nucleaire noodplanning en crisisbeheer, een gelijkaardige functie of rol bekleden.
De bestaande samenwerkingsakkoorden, evenals de strategie ontwikkeld in het kader van de noodplanning, kunnen verschillende aspecten uitwerken:
- –
- de notificatie van de noodsituatie op nationaal en lokaal niveau;
- –
- de technisch-radiologische analyse van de noodsituatie;
- –
- de uitwisseling van informatie over de genomen of vooropgestelde maatregelen voor de bescherming van de bevolking;
- –
- de coördinatie van de nationale beleidsmaatregelen;
- –
- de communicatie naar de media en de bevolking;
- –
- de directe contacten tussen de lokale overheden (op niveau van de gouverneurs en burgemeesters) en de strategische en operationele coördinatie op dit niveau;
- –
- de uitwisseling van verbindingspersonen;
- –
- de wederzijdse bijstand.
Op nationaal niveau, houdt het Federaal Coördinatiecomité, via het NCCN, toezicht op de alarmering van en informatie-uitwisseling met de nationale crisiscentra en de contactpunten van de buurlanden zoals bepaald in het kader van bilaterale of multilaterale akkoorden. De Internationale cel kan ingezet worden om deze berichten opte stellen.
De activering van internationale bijstandsmechanismen voor buurlanden wordt geïnitieerd op verzoek van het Federaal Coördinatiecomité, met het akkoord van de Beleidscel.
Desgevallend, en met de toestemming van de voorzitter van het Federaal Coördinatiecomité, kunnen binnen het Federaal Coördinatiecomité nationale verbindingspersonen van de buurlanden ontvangen worden om de samenwerking te faciliteren.
De verschillende aspecten van de samenwerking met de buurlanden maken het voorwerp uit van specifieke procedures tussen de homologe instanties en worden opgenomen in de werkingsprocedures van de nationale en lokale crisiscellen- en structuren alsook in de betrokken (bijzondere) nood- en interventieplannen.
2.1.7.2 Internationale instanties
2.1.7.2.1 Alarmering en informatieverstrekking
Overeenkomstig de van kracht zijnde internationale normen, worden de EC en het IAEA, gealarmeerd wanneer een noodsituatie grensoverschrijdende gevolgen kan hebben en/of wanneer de beslissing is genomen om algemene maatregelen te nemen voor de bescherming van de bevolking. Deze alarmering wordt uitgevoerd door het NCCN, op aangeven van de voorzitter van het Federaal Coördinatiecomité.
De vervolginformatie die aan de internationale instanties moet worden bezorgd heeft onder meer betrekking op:
- –
- het tijdstip,
- –
- de exacte locatie,
- –
- de aard van het evenement,
- –
- de betrokken installatie of activiteit die het evenement veroorzaakt heeft,
- –
- de evolutie van de situatie,
- –
- de radiologisch-technische gegevens,
- –
- en de voorbereiding of het nemen van (in)directe beschermingsmaatregelen.
Zowel de alarmering van als de informatieverstrekking aan de internationale instanties, gebeurt via de daartoe voorziene kanalen (WebECURIE en USIE). Bij het versturen van de informatie aan de internationale instanties, wordt systematisch een kopie verstuurd naar de internationale contactpunten van de buurlanden.
2.1.7.2.2 Bijstand uit het buitenland
In overeenstemming met internationale overeenkomsten, met name het Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een radiologische noodsituatie van 1986, kan de minister van Binnenlandse Zaken een bijzondere internationale bijstand inroepen voor noodsituaties.
De activering van de bijstandsaanvraag wordt geïnitieerd door het Federaal Coördinatiecomité, met het akkoord van de Beleidscel. De internationale bijstand kan worden gevraagd ter ondersteuning van of ter aanvulling van de eigen capaciteit aan materieel en interventie- en beschermingsmiddelen van de Belgische (interventie)diensten.
De bijstand van de internationale instanties kan worden ingeroepen:
- –
- via het “Union Civil Protection Mechanism” (UCPM), door de Algemene Directie Civiele Veiligheid;
- –
- via het bijstandsmechanisme van het IAEA (RANET);
- –
- via artikel 4 van het Noord-Atlantische Verdrag van de NAVO
(37)
.
Wanneer beroep wordt gedaan op internationale bijstand, worden de nodige schikkingen getroffen om het werk van de buitenlandse interventie ploegen en/of deskundigen te faciliteren, steunende op de principes zoals die zijn opgenomen in de richtlijnen van de Europese Unie (EU) met betrekking tot “Host Nation Support.
Deze omvatten schikkingen die voornamelijk gericht zijn op de ondersteuning aan de operationele en logistieke coördinatie, waaronder:
- –
- de oprichting van een “Host Nation Support cel;
- –
- het onthaal en de begeleiding van de ploegen, via de oprichting van een “réception and departure centre” (RDC) en de toevoeging aan elke buitenlandse interventieploeg van een daartoe opgeleide HNS-verbindingsofficier;
- –
- de organisatie van het logistiek onthaal van de ploegen, met de mogelijke oprichting van een “base of operations” (BoO);
- –
- De eventuele oprichting van OSOCC ('On-site Operations Coordination Centre', zie Lexicon) voor operationele coördinatie van de buitenlandse middelen;
- –
- het treffen van specifieke voorzieningen op het niveau van de Belgische strategische en operationele coördinatiestructuren om de acties van de buitenlandse ploegen te faciliteren.
Daarnaast moet aandacht worden besteed:
- –
- aan de logistieke ondersteuning aan buitenlandse ploegen: transportmiddelen, escorte, telecommunicatie-ondersteuning, enz.;
- –
- aan beschermingsmaatregelen voor buitenlandse ploegen, met daarbij het ter beschikking stellen van dosismeters, dosisregistratie en -opvolging;
- –
- aan het treffen van juridische voorzieningen voor het faciliteren van de bijstand onder de vorm van goederen en materiaal: vrijstelling van taksen, administratieve vereenvoudiging voor export, transit en import, enz.
De oprichting van de “Host Nation Support infrastructuur in geval van noodsituatie, dient te gebeuren overeenkomstig de daartoe uitgewerkte procedures die eveneens van toepassing zijn voor noodsituaties met betrekking tot andere risico's. In het kader van het nucleaire risico, dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de inventaris van de beschikbare Belgische operationele middelen alsook bijvoorbeeld aan de interactie op het terrein van de internationale operationele coördinatie met andere operationele structuren zoals de CP-Ops, het basiskamp van de lokale Meetcel en eventueel ook de logistieke ondersteuningsstructuur (“Rear Base”) van de geïmpacteerde uitbater.
De implementering van deze structuur binnen het Belgische kader voor noodplanning en crisisbeheer en de uitwerking van de daarvoor benodigde procedures gebeuren onder de coördinatie van de Algemene Directie Civiele Veiligheid.
Elke betrokken provincie is verantwoordelijk voor het aanvullen en toevoegen van deze procedures als bijlage bij haar provinciale (bijzondere) nood- en interventieplan.
(37)
|
Dit artikel bepaalt: “De partijen raadplegen elkaar wanneer de territoriale integriteit, de politieke onafhankelijkheid of de veiligheid van een van de partijen naar hun mening wordt bedreigd.
|