Meer info
 

16/06/24 KB Nucleair en radiologisch noodplan
Koninklijk besluit van 16 juni 2024 tot vaststelling van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied, de territoriale zee en de exclusieve economische zone

6.2.5 Dosimetrie van de intervenanten


Doelstelling
Het dosimetrisch toezicht van de intervenanten heeft tot doel hun radiologische blootstelling te evalueren om de naleving van de referentieniveaus te controleren en een adequate radiologische en medische opvolging mogelijk te maken.
De actieve dosimetrie moet het mogelijk maken om het blootstellingniveau van een individu of van een groep individuen in real time te controleren op basis van een raming van het dosisdebiet in de omgeving en/of op basis van de opgelopen dosis sinds de inwerkingstelling van de dosismeter, indien mogelijk, vanaf het begin van de interventie. Ze moet het mogelijk maken om de intervenant(en) op de hoogte te brengen van een risico op overschrijding van de referentieniveaus (bijvoorbeeld door middel van een geluidsalarm), zodat de intervenant(en) tijdig en adequaat kunnen reageren.
De passieve dosimétrie moet het mogelijk maken om nadien de naleving van de referentieniveaus tijdens de acute- en transitieperiode of van de blootstellinglimieten tijdens de herstelperiode te controleren.

Toepassingsgebied
Naargelang van de lopende periode (acute periode, transitieperiode of herstelperiode) is een dosimetrie aanbevolen of vereist tijdens elke interventie met een risico op radiologische blootstelling hoger dan 1 mSv. Tijdens de acute periode gaat de voorkeur uit naar de actieve dosimetrie met alarm. Tijdens de transitieperiode kan de actieve dosimetrie geleidelijk aan vervangen worden door een passieve dosimetrie. Tijdens de herstelperiode is een passieve dosimetrie strikt vereist voor elke intervenant die beschouwd wordt als een beroepshalve blootgestelde werknemer. Er kunnen evenwel ook elektronische dosismeters gebruikt worden als aanvulling (naargelang van de beschikbaarheden en de omstandigheden).

Voorbereiding vooraf
De elektronische dosismeters, met inbegrip van de reservedosismeters die in voorraad zijn in de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, moeten regelmatig geijkt worden in de fabriek. Ondertussen moet de goede werking ervan regelmatig gecontroleerd worden (staat van de batterijen, het terug op nul zetten van het toestel...). Deze controles en de frequentie ervan, alsook de praktische aspecten in verband met de verdeling van de reservetoestellen tijdens de acute periode, de uitlezing en de registratie van de doses, moeten worden beschreven in de procedures en plannen van de operationele disciplines en van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van deze uitrustingen.
Er moeten passieve dosismeters beschikbaar zijn om uitgedeeld te kunnen worden aan de intervenanten die vooraf niet beschouwd werden als beroepshalve blootgestelde werknemers. Er moeten overeenkomsten en procedures opgesteld worden om de verdeling ervan tijdens de transitie-en herstelperiode te verzekeren.

Voorbereiding op het moment van het evenement
Een controle van de geldigheid en de goede werking van de elektronische dosismeters is noodzakelijk. Het is belangrijk om te controleren of het toestel terug op nul gezet werd of, indien dit niet het geval is, de vertrekwaarde te noteren. De Civiele Bescherming zorgt voor de tijdige uitdeling van de gepaste reservedosismeters.
Bij besluiten over de inzet van hulpverleners moet rekening worden gehouden met eerdere dosimetrische gegevens tot 12 maanden vóór de noodsituatie. Daarom moeten de volgende personen of functies toegang hebben tot het nationale blootstellingsregister:
de Dir-Log, met betrekking tot de dosissen van intervenanten die aan een dosimetrische controle zijn onderworpen gedurende de laatste 12 maanden;
de Dir-Med, met betrekking tot de dosissen van intervenanten die aan een dosimetrische controle zijn onderworpen gedurende de laatste 12 maanden, om zijn opdracht van opvolging van de dosimetrie van intervenanten te kunnen uitvoeren, ongeacht de discipline waartoe ze behoren.

Referentieniveaus
De referentieniveaus die van toepassing zijn tijdens de verschillende fases, worden bepaald in § 6.2.2.1 voor de acute periode, in § 6.2.2.2 voor de transitieperiode en in § 6.2.2.3 voor de herstelperiode.

Uitvoering
Het radiologisch toezicht kan uitgevoerd worden met behulp van individuele dosismeters (gedragen door elke persoon), een collectieve dosismeter (gedragen door een lid van een groep intervenanten op eenzelfde plaats waar het dosisdebiet homogeen is) of met een dosisdebietmeetsysteem (bijvoorbeeld een mobiel TELERAD-station) geïnstalleerd op de plaats waar de intervenanten de hen toevertrouwde taken uitvoeren. Indien dit toezicht wordt uitgeoefend met behulp van een actieve dosismeter met alarm, maakt ze het mogelijk om de betrokkenen op de hoogte te brengen van het risiconiveau op basis van vooraf bepaalde alarm- en vooralarmniveaus. Indien het toezicht verzekerd wordt door een mobiel TELERAD-station, kunnen de intervenanten via de CP-Ops op de hoogte gebracht worden van elke significante verhoging van het dosisdebiet in de omgeving van het station en van een risico op overschrijding van het referentieniveau die zij niet mogen overschrijden. Indien een groep intervenanten gebruik maakt van een dosisdebietmeettoestel, zal een aangestelde als taak hebben de evolutie van de dosis en van het dosisdebiet regelmatig te controleren en zijn/haar collega's hiervan op de hoogte te brengen.
Tijdens de acute periode gaat de voorkeur uit naar het gebruik van de (actieve) elektronische alarmdosismeters voor elke interventie in noodsituaties. Na de acute periode, tijdens de transitieperiode, worden de elektronische alarmdosismeters geleidelijk aan vervangen door passieve persoonlijke dosismeters. Voor de intervenanten die hierover beschikken, kan het gebruik van hun elektronische dosismeters als aanvulling dienen op de passieve dosimetrie. Tijdens de herstelperiode is het gebruik van passieve dosismeters strikt vereist voor elke interventie in de gecontamineerde zones of wanneer de verwachte effectieve dosis hoger is dan 1 mSv/jaar. Elektronische dosismeters kunnen evenwel ook gebruikt worden als aanvulling (naargelang van de beschikbaarheden en de omstandigheden).
De elektronische dosismeters moeten gelezen worden aan het einde van de interventie. De passieve dosismeters worden aan het einde van de interventie of maandelijks verzameld met het oog op de uitlezing ervan door een erkende dienst voor dosimetrie. De gelezen doses worden geregistreerd en doorgestuurd naar het FANC.

Duur
Een dosimetrisch toezicht moet voorzien worden voor elke interventie en tijdens de volledige duur van elke interventie. Voor de langdurige interventies zullen de elektronische alarmdosismeters na de acute periode vervangen worden door passieve persoonlijke dosismeters.

Bijhorende maatregelen
Het dragen van beschermingskledij, maskers... en de algemene richtlijnen die van toepassing zijn op het werk in een radioactieve omgeving, blijven van toepassing.

Opheffing of aanpassing
Het dosimetrisch toezicht van de intervenanten moet behouden blijven zolang de blootstellingniveaus een effectieve dosis van 1 mSv/jaar kunnen blijven overschrijden.
In de loop van de transitieperiode worden de elektronische alarmdosismeters geleidelijk aan vervangen door passieve persoonlijke dosismeters. Voor de intervenanten die hierover beschikken, kan het gebruik van hun elektronische dosismeters als aanvulling dienen op de passieve dosimetrie.