Zoals hiervoor vermeld, specificeert het ARBIS dat de personen die ingeschakeld kunnen worden bij de organisatie van de hulpverlening bij een radiologische noodsituatie, beschouwd moeten worden als “beroepshalve blootgestelde personen”, maar het voorziet in afwijkingen die met name de werkgever vrijstellen van een gezondheidsonderzoek voorafgaand aan de indiensttreding of aan de blootstelling van de interven anten, alsook van een periodieke medische controle die specifiek is voor het risico dat verbonden is aan de blootstelling aan ioniserende stralingen voorafgaand aan elke interventie in radiologische noodsituaties.
Zodra de intervenanten daadwerkelijk hulp geboden hebben in een radiologische noodsituatie, moeten zij onderworpen worden aan “de controle van de gezondheid van de beroepshalve blootgestelde werknemers en gelijkgestelde personen”, zoals bepaald door de reglementering betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's voortkomende uit ioniserende straling. Deze intervenanten moeten dus, na interventie in een radiologische noodsituatie, zo vlug mogelijk, onderworpen worden aan een gezondheidsonderzoek dat de waarde heeft van een periodieke gezondheidsbeoordeling en moeten het voorwerp uitmaken van een regelmatige controle van de gezondheid door een erkende arbeidsarts voor de radiologische aspecten.
De frequentie van de periodieke gezondheidsbeoordeling (jaarlijks of semestrieel) wordt overgelaten aan de beoordeling van de erkende arbeidsarts naargelang van het risico van de arbeidspost en de opgelopen doses. Er bestaat evenwel geen minimumduur voor de blootstelling aan het risico om de uitvoering van het medisch toezicht opte leggen.
Indien als gevolg van een (of meerdere) noodinterventie(s) een van de vastgestelde jaarlijkse dosislimieten voor beroepshalve blootgesteld personeel opgenomen in Art. 20.1.3 van het ARBIS (onder andere de effectieve dosislimiet van 20 mSv/12 opeenvolgende glijdende maanden) is overschreden, moeten de voorwaarden voor verdere blootstelling ter goedkeuring aan de erkende arbeidsarts worden voorgelegd. Zo nodig worden de voorschriften inzake uitzonderlijk of langdurig gezondheidstoezicht (door een erkende arts) toegepast.
Op verzoek van de erkende arbeidsartsen en zolang zij dit nodig achten voor de bescherming van de gezondheid van de betrokkenen, kunnen de werknemers die niet langer beroepshalve blootgesteld worden aan ioniserende stralingen, het voorwerp blijven uitmaken van een verlengd gezondheidstoezicht. Dit gezondheidstoezicht omvat alle onderzoeken die vereist zijn door de gezondheidstoestand van de betrokken werknemer en door de omstandigheden waarin hij blootgesteld of gecontamineerd werd. Zelfs wanneer de betrokken persoon geen deel meer uitmaakt van het personeel van de onderneming waarvan de erkende arbeidsarts het opportuun geacht heeft om hem/haar aan dit verlengde gezondheidstoezicht te onderwerpen, moet dit verlengde gezondheidstoezicht verzekerd worden door het Federaal agentschap voor beroepsrisico's en op kosten van deze instelling. In dit geval is het een door dit agentschap aangewezen arts die het voormelde gezondheidstoezicht uitoefent en de duur ervan beslist.
De opgelopen blootstellingsdoses van intervenanten tijdens een noodsituatie, evenals informatie over de omstandigheden van deze blootstellingen en de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen worden geregistreerd in het gezondheidsdossier van de betrokken werknemers, dat door de erkende bedrijfsarts wordt opgesteld.