25/03/57 Euratom-Verdrag
Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en bijhorende documenten
Afdeling II Andere kennis
a) Verspreiding langs minnelijke weg
Artikel 14
De Commissie beijvert zich langs minnelijke weg mededeling te verkrijgen of te doen verkrijgen van kennis, die van nut is voor het bereiken der doelstellingen van de Gemeenschap, en verlening van tot exploitatie strekkende licenties op octrooien, voorlopig bescherminggevende rechten, gebruiksmodellen of octrooiaanvragen, die deze kennis tot onderwerp hebben.
Artikel 15
De Commissie stelt een procedure vast, volgens welke de Lid-Staten, personen en ondernemingen, door haar bemiddeling, de voorlopige of uiteindelijke resultaten van hun onderzoekingen kunnen uitwisselen, voor zover het niet betreft resultaten door de Gemeenschap verkregen krachtens door de Commissie verstrekte opdrachten tot onderzoek.
Deze procedure moet de vertrouwelijke aard van de uitwisseling waarborgen. De medegedeelde resultaten kunnen echter door de Commissie worden doorgegeven aan het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek op het Gebied van de Kernenergie voor documentatiedoeleinden, zonder dat dit doorgeven een gebruiksrecht tot gevolg heeft, waartoe hij, die de mededeling deed, geen toestemming heeft gegeven.
b) Ambtshalve mededeling aan de Commissie
Artikel 16
1
Zodra een aanvrage om octrooi of om een gebruiksmodel waarvan het onderwerp valt binnen het specifiek kernenergetische terrein, bij een Lid-Staat wordt ingediend, vraagt deze Staat toestemming aan de aanvrager om de inhoud der aanvrage onmiddellijk aan de Commissie mede te delen.
Stemt de aanvrager daarin toe, dan wordt deze mededeling binnen drie maanden na indiening van de aanvrage gedaan. Bij gebreke van toestemming van de aanvrager geeft de Lid-Staat binnen dezelfde termijn van het bestaan der aanvrage kennis aan de Commissie.
De Commissie kan van de Lid-Staat mededeling verzoeken van de inhoud van een aanvrage, van het bestaan waarvan haar kennis is gegeven.
De Commissie dient haar verzoek in binnen twee maanden na de kennisgeving. Iedere verlenging van deze termijn heeft tot gevolg een gelijke verlenging van de termijn gesteld in de zesde alinea.
De Lid-Staat, die het verzoek van de Commissie ontvangt, is gehouden wederom toestemming aan de aanvrager te verzoeken om de inhoud van de aanvrage mede te delen. In geval van toestemming wordt deze mededeling zonder verwijl gedaan.
Bij gebreke van toestemming van de aanvrager is de Lid-Staat niettemin gehouden deze mededeling aan de Commissie te doen, achttien maanden na indiening van de aanvrage.
2
De Lid-Staten zijn gehouden binnen achttien maanden na de indiening aan de Commissie mededeling te doen van het bestaan van elke aanvrage om octrooi of om een gebruiksmodel, welke nog niet is bekendgemaakt en waarvan zij na een eerste onderzoek menen, dat zij betrekking heeft op een onderwerp, dat zonder dat het binnen het specifiek kernenergetisch terrein valt, niettemin rechtstreeks verband houdt met en van overwegend belang is voor de ontwikkeling van de kernenergie binnen de Gemeenschap.
Op verzoek van de Commissie wordt haar de inhoud daarvan binnen twee maanden medegedeeld.
3
De Lid-Staten zijn gehouden de duur van de procedure betreffende aanvragen om octrooi of om gebruiksmodellen, welke betrekking hebben op de in leden 1 en 2 bedoelde onderwerpen en ten aanzien waarvan de Commissie een verzoek heeft ingediend, zoveel mogelijk te verkorten, opdat de bekendmaking binnen de kortst mogelijke termijn kan geschieden.
4
Bovengenoemde mededelingen moeten door de Commissie als vertrouwelijk worden beschouwd. Zij kunnen slechts worden gedaan voor documentatiedoeleinden. De Commissie kan de medegedeelde uitvindingen evenwel toepassen met toestemming van de aanvrager of overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 23.
5
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing wanneer een met een derde Staat of met een internationale organisatie gesloten akkoord zich tegen mededeling verzet.
c) Licentieverleningen bij wege van arbitrage of ambtshalve
Artikel 17
1
Bij gebreke van een minnelijke schikking kunnen niet-uitsluitende licenties worden verleend bij wege van arbitrage of ambtshalve, volgens de bepalingen van de artikelen 18 tot en met 23:
- a)
- aan de Gemeenschap of aan de Gemeenschappelijke Ondernemingen waaraan dit recht krachtens artikel 48 is toegekend op de octrooien, op de voorlopig bescherminggevende rechten of op de gebruiksmodellen, betreffende uitvindingen, welke rechtstreeks verband houden met onderzoekingen, welke rechtstreeks verband houden met onderzoekingen op het gebied van de kernenergie, voor zover het verlenen van die licenties noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun eigen onderzoekingen of onontbeerlijk is voor het functioneren van hun installaties.
Op verzoek van de Commissie houden deze licenties de bevoegdheid in, derden te machtigen de uitvinding toe te passen voor zover zij werkzaamheden of bestellingen uitvoeren voor rekening van de Gemeenschap of van de Gemeenschappelijke Ondernemingen;
- b)
- aan personen of ondernemingen, die daartoe een verzoek hebben gericht tot de Commissie, op octrooien, op voorlopig bescherminggevende rechten of op gebruiksmodellen, betreffende een uitvinding welke rechtstreeks verband houdt met en van overwegend belang is voor de ontwikkeling van de kernenergie binnen de Gemeenschap, voor zover aan alle hieronder volgende voorwaarden is voldaan:
- i)
- ten minste vier jaren zijn verlopen sedert de indiening van de aanvrage om octrooi, behoudens wanneer het een uitvinding betreft, welke betrekking heeft op een onderwerp, dat binnen het specifiek kernenergetische terrein valt;
- ii)
- in de behoeften, welke voortvloeien uit de ontwikkeling van de kernenergie binnen het grondgebied van een Lid-Staat, waar een uitvinding wordt beschermd, zoals de Commissie deze ontwikkeling opvat, niet wordt voorzien voor wat deze uitvinding betreft;
- iii)
- een verzoek is gedaan aan de octrooihouder om zelf of door zijn licentiehouders in die behoeften te voorzien, doch door hem aan dat verzoek geen gevolg is gegeven;
- iv)
- de gegadigde personen of ondernemingen in staat zijn daadwerkelijk door hun exploitatie in die behoeften te voorzien.
Zonder voorafgaand verzoek van de Commissie kunnen de Lid-Staten, om in die zelfde behoeften te voorzien, geen enkele in hun nationale wetgeving opgenomen dwangmaatregel nemen, die beperking van de bescherming van de uitvinding tot gevolg heeft.
2
De verlening van een niet-uitsluitende licentie onder de in het vorige lid bedoelde voorwaarden kan niet geschieden, indien de octrooihouder het bestaan van een wettige reden aantoont en met name de omstandigheid dat hij niet over een voldoende termijn heeft beschikt.
3
De verlening van een licentie krachtens lid 1 geeft recht op een volledige vergoeding, waarvan het bedrag moet worden overeengekomen tussen de houder van het octrooi, van het voorlopig bescherminggevende recht of van het gebruiksmodel en de licentiehouder.
4
De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Unieverdrag van Parijs tot de bescherming van de industriële eigendom.
Artikel 18
Voor de in deze afdeling gestelde doeleinden wordt een Arbitrage-Commissie ingesteld, waarvan de leden worden benoemd en waarvan het reglement wordt vastgesteld door de Raad, op voorstel van het [Hof van Justitie van de Europese Unie].
Binnen een maand na de kennisgeving staat tegen de beslissingen van de Arbitrage-Commissie voor partijen beroep met schorsende werking open bij het [Hof van Justitie van de Europese Unie]. Het onderzoek van het [Hof van Justitie van de Europese Unie] kan slechts betrekking hebben op de formele regelmatigheid van de beslissing en op de door de Arbitrage-Commissie aan de bepalingen van dit Verdrag gegeven uitlegging.
De eindbeslissingen van de Arbitrage-Commissie hebben voor de betrokken partijen kracht van gewijsde. Zij zijn uitvoerbaar onder de in artikel 164 gestelde voorwaarden.
Artikel 19
Wanneer, bij gebreke van een minnelijke schikking, de Commissie in een geval als bedoeld in artikel 17 verlening van licenties wenst te verkrijgen, geeft zij daarvan bericht aan de houder van het octrooi, het voorlopig bescherminggevende recht, het gebruiksmodel of de octrooi-aanvrage onder gelijktijdige vermelding van de gegadigde en de omvang van de licentie.
Artikel 20
De houder kan binnen een maand na ontvangst van het in artikel 19 genoemde bericht, aan de Commissie en in voorkomende gevallen aan de gegadigde derde, voorstellen een compromis te sluiten met het doel, zich tot de Arbitrage-Commissie te wenden.
Indien de Commissie of de gegadigde derde weigert een compromis te sluiten, kan de Commissie de Lid-Staat of zijn bevoegde instanties niet verzoeken de licentie te verlenen of te doen verlenen.
Indien de Arbitrage-Commissie, waaraan het geschil krachtens het compromis is voorgelegd, erkent dat het verzoek van de Commissie in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 17, doet zij een met redenen omklede uitspraak, die verlening van de licentie aan de gegadigde medebrengt en waarbij de voorwaarden en vergoeding voor deze licentie worden vastgesteld, voor zover partijen daaromtrent niet tot overeenstemming zijn gekomen.
Artikel 21
Wanneer de houder niet voorstelt het geschil aan de Arbitrage-Commissie voor te leggen, kan de Commissie de betrokken Lid-Staat of zijn bevoegde instanties verzoeken de licentie te verlenen of te doen verlenen.
Indien de Lid-Staat of zijn bevoegde instanties, de houder gehoord, van mening zijn dat niet is voldaan aan de in artikel 17 gestelde voorwaarden, geeft de Lid-Staat aan de Commissie kennis van zijn weigering de licentie te verlenen of te doen verlenen.
Indien hij weigert de licentie te verlenen of te doen verlenen of binnen vier maanden na het verzoek een toelichting verstrekt ten aanzien van het verlenen van de licentie, kan de Commissie zich binnen twee maanden tot het [Hof van Justitie van de Europese Unie] wenden.
De houder moet worden gehoord in het geding voor het [Hof van Justitie van de Europese Unie].
Indien het arrest van het [Hof van Justitie van de Europese Unie] vaststelt, dat aan de in artikel 17 gestelde voorwaarden is voldaan, zijn de betrokken Lid-Staat of zijn bevoegde instanties gehouden de nodige maatregelen te nemen om dit arrest ten uitvoer te leggen.
Artikel 22
1
Bij gebreke van overeenstemming over het bedrag der vergoeding tussen de houder van het octrooi, van het voorlopig bescherminggevende recht of van het gebruiksmodel en de licentiehouder, kunnen de betrokkenen een compromis sluiten met het doel zich tot de Arbitrage-Commissie te wenden.
Partijen zien hierdoor af van elk beroep, met uitzondering van dat bedoeld in artikel 18.
2
Indien de licentiehouder weigert een compromis te sluiten, wordt de hem verleende licentie nietig geacht.
Indien de houder van het octrooi, van het voorlopig bescherminggevende recht of van het gebruiksmodel weigert een compromis te sluiten, wordt de in dit artikel bedoelde vergoeding door de bevoegde nationale instanties vastgesteld.
Artikel 23
De beslissingen van de Arbitrage-Commissie of van de bevoegde nationale instanties kunnen, wat de licentievoorwaarden betreft, na één jaar worden herzien, voor zover nieuwe feiten dit rechtvaardigen.
De herziening dient te geschieden door de instantie waarvan de beslissing uitgaat.