§ 1
De verjaring van de verbeurdverklaring wordt geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk beletsel bestaat dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze straf verhindert.
§ 2
De verjaring wordt in elk geval geschorst in de volgende gevallen:
- 1°
- zolang de veroordeelde het voorwerp uitmaakt van een wettelijke collectieve insolventieprocedure;
- 2°
- tijdens de behandeling van het door de veroordeelde of derden overeenkomstig de artikelen 110 en 111 van de Grondwet ingediende genadeverzoek betreffende de opgelopen verbeurdverklaring;
- 3°
- tijdens de looptijd van een aanzuiveringsregeling die de bevoegde ambtenaar van de federale overheidsdienst Financiėn, die belast is met de invordering van de verbeurdverklaring, de geldboete of de gerechtskosten heeft toegestaan aan de veroordeelde.