08/06/1867 Strafwetboek - uittreksel
Strafwetboek
Boek II De misdrijven en hun bestraffing in het bijzonder
Titel Iter Terroristische misdrijven
Artikel 137
§ 1
Als terroristisch misdrijf wordt aangemerkt het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
§ 2
Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1, aangemerkt:
- 1°
- het opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen bedoeld in de artikelen 393 tot 404, 405bis, 405ter voor zover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 409, § 1, eerste lid, en §§ 2 tot 5, 410 voorzover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, [417/2 en 417/3];
- 2°
- de gijzelneming bedoeld in artikel 347bis;
- 3°
- de ontvoering bedoeld in de artikelen 428 tot 430 en 434 tot 437;
- 4°
- de grootschalige vernieling of beschadiging bedoeld in de artikelen 521, eerste en derde lid, 522, 523, 525, 526, 550bis, § 3, 3°, [in artikel 2.4.5.6 van het Belgisch Scheepvaartwetboek], en in artikel 114, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;
- 4°/1
- [de onrechtmatige verstoring van een informaticasysteem en de onrechtmatige verstoring van de gegevens in een informaticasysteem, zoals bepaald in artikel 550ter, §§ 1 tot 3;]
- 5°
- het kapen van vliegtuigen bedoeld in artikel 30, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart;
- 6°
- [de misdrijven van piraterij en daarmee gelijkgestelde daden bedoeld in artikel 4.5.2.2 en 4.5.2.3 van het Belgisch Scheepvaartwetboek;]
- 7°
- de strafbare feiten bedoeld in het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000, en die strafbaar zijn gesteld door de artikelen 5 tot 7 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen;
- 8°
- de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 510 tot 513, 516 tot 518, 520, 547 tot 549, [en in artikel 2.4.5.5 van het Belgisch Scheepvaartwetboek in de omstandigheden bedoeld in artikel 4.1.2.17 , § 2, van het Belgisch Scheepvaartwetboek], waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
- 9°
- de strafbare feiten bedoeld in de wet van [8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;]
- 10°
- de strafbare feiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 10 juli 1978 houdende goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, opgemaakt te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972;
- 11°
- [de poging, in de zin van de artikelen 51 tot 53, tot het plegen van de in deze paragraaf bedoelde wanbedrijven.]
§ 3
Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1 eveneens aangemerkt:
- 1°
- andere dan in § 2 bedoelde grootschalige vernieling of beschadiging, of het veroorzaken van een overstroming van een infrastructurele voorziening, een vervoerssysteem, een publiek of privaat eigendom, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;
- 2°
- het kapen van andere transportmiddelen dan bedoeld in het 5° en 6° van § 2;
- 3°
- [het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, of leveren van kernwapens of radiologische of chemische wapens, het gebruik van kernwapens, biologische, radiologische of chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek in en het ontwikkelen van radiologische of chemische wapens;]
- 4°
- het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
- 5°
- het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of andere essentiële natuurlijke hulpbronnen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
- 6°
- de bedreiging met het plegen van één van de strafbare feiten bedoeld in § 2 of in deze paragraaf.]
Artikel 138
§ 1
De straffen voor de misdrijven opgesomd in artikel 137, § 2, worden als volgt vervangen, indien die misdrijven worden aangemerkt als terroristische misdrijven:
- 1°
- geldboete, door gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar;
- 2°
- gevangenisstraf van niet meer dan zes maanden, door gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar;
- 3°
- gevangenisstraf van niet meer dan een jaar, door gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar;
- 4°
- gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar, door gevangenisstraf van niet meer dan vijf jaar;
- 5°
- gevangenisstraf van niet meer dan vijf jaar, door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
- 6°
- opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
- 7°
- opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
- 8°
- opsluiting van tien jaar tot twintig jaar door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
- 9°
- opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar, door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar;
- 10°
- opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, door levenslange opsluiting.
[In de in artikel 137, § 2,11°, bedoelde gevallen wordt het maximum van de op het voltooide misdrijf gestelde straf met een jaar verminderd.]
§ 2
De terroristische misdrijven bedoeld in artikel 137, § 3, worden gestraft met:
- 1°
- in het geval bedoeld in het 6°, gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar indien de bedreiging een misdrijf betreft strafbaar met een correctionele straf en opsluiting van vijf tot tien jaar indien de bedreiging een misdrijf betreft strafbaar met een criminele straf;
- 2°
- opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar in de gevallen bedoeld in het 1°, 2° en 5°;
- 3°
- levenslange opsluiting in de gevallen bedoeld in het 3° en 4°.]
Artikel 139
Met terroristische groep wordt bedoeld iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om terroristische misdrijven te plegen, als bedoeld in artikel 137.
Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een terroristische groep in de zin van het eerste lid.]
Artikel 140
§ 1
Iedere persoon die deelneemt aan enige activiteit van een terroristische groep, zij het ook door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl hij [wist of moest weten] dat zijn deelname [zou kunnen bijdragen] tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf door de terroristische groep, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
[§ 1/1
Iedere persoon die deelneemt aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van de terroristische groep, terwijl hij wist of moest weten dat zijn deelname zou kunnen bijdragen tot het plegen van een misdaad of een wanbedrijf door deze terroristische groep, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en met een geldboete van duizend euro tot tweehonderdduizend euro of met een van die straffen alleen.
]
§ 2
Iedere leidende persoon van een terroristische groep wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend euro tot tweehonderdduizend euro.]
Artikel 140bis
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die een boodschap verspreidt of anderszins publiekelijk ter beschikking stelt met het oogmerk [...] aan te zetten tot het plegen van één van de [in de artikelen 137 of 140sexies] bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro, wanneer dergelijk gedrag, ongeacht of het al dan niet rechtstreeks aanstuurt op het plegen van terroristische misdrijven, het risico oplevert dat één of meer van deze misdrijven mogelijk wordt gepleegd.
[De straf is opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en een geldboete van vijfduizend euro tot tienduizend euro indien de verspreiding of de publiekelijke terbeschikkingstelling bedoeld in het eerste lid specifiek gericht is op minderjarigen.]
Artikel 140ter
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die een andere persoon werft voor het plegen [of het bijdragen tot het plegen] van een van de [in de artikelen 137, 140 of 140sexies] bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
[De straf is opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en een geldboete van vijfduizend euro tot tienduizend euro indien het werven specifiek gericht is op minderjarigen]
Artikel 140quater
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die onderrichtingen geeft of een opleiding verschaft voor de vervaardiging of het gebruik van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, dan wel voor andere specifieke methoden en technieken met het oog op het plegen [of het bijdragen tot het plegen] van een van de in artikel 137 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
[De straf is opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en een geldboete van vijfduizend euro tot tienduizend euro indien de onderrichtingen of de opleiding bedoeld in het eerste lid specifiek gericht is op minderjarigen.]
Artikel 140quinquies
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die zich in België of in het buitenland onderrichtingen doet geven of aldaar een opleiding volgt die worden bedoeld in artikel 140quater met het oog op het plegen [of het bijdragen tot het plegen] van een van de in artikel 137 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
[Met dezelfde straffen wordt gestraft iedere persoon die, in België of in het buitenland, zelf kennis verwerft of zichzelf vormt in de materies bedoeld in artikel 140quater, met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de in artikel 137 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf.]
Artikel 140sexies
Onverminderd de toepassing van artikel 140, wordt gestraft met opsluiting van 5 jaar tot 10 jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro:
- 1°
- iedere persoon die het nationaal grondgebied verlaat met het oog op het plegen [of het bijdragen tot het plegen] , in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 137, 140 tot 140quinquies en 141, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°;
- 2°
- iedere persoon die in het nationaal grondgebied binnenkomt met het oog op het plegen [of het bijdragen tot het plegen] , in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 137, 140 tot 140quinquies en 141, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°.
Artikel 140septies
§ 1
Iedere persoon die het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in artikel 137, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°, voorbereidt, wordt gestraft met:
- –
- gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar;
- –
- gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
- –
- gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
- –
- opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, indien het voorbereide misdrijf wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar of de levenslange opsluiting.
De bijkomende straffen die gesteld zijn op het voorbereiden zijn dezelfde als die welke gesteld zijn op het voorbereide misdrijf.
§ 2
Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder “voorbereiden” onder meer verstaan:
- 1°
- het verzamelen van inlichtingen over locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen waardoor het mogelijk is een actie te plegen op die locaties of gedurende deze gebeurtenissen of evenementen of schade toe te brengen aan die personen, en het observeren van die locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen;
- 2°
- het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen, het vervoeren of het vervaardigen van voorwerpen of stoffen die van aard zijn dat zij een gevaar kunnen uitmaken voor een ander of aanzienlijke economische schade kunnen aanrichten;
- 3°
- het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen, het vervoeren of het vervaardigen van financiële of materiële middelen, valse of illegaal verkregen documenten, informaticadragers, communicatiemiddelen, transportmiddelen;
- 4°
- het voorhanden hebben, het zoeken, het aanschaffen van ruimten die een schuilplaats, vergaderplaats, ontmoetingsplaats of onderdak kunnen bieden;
- 5°
- het voorafgaandelijk opeisen van het plegen van een terroristisch misdrijf, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 137, § 3, 6°, om het even in welke vorm en via welk middel deze opeising plaatsvindt.
Artikel 141
Wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro, iedere persoon die, op enigerlei wijze, direct of indirect, materiële middelen verstrekt of inzamelt, daaronder begrepen financiële hulp, met het oogmerk dat deze worden gebruikt of in de wetenschap dat zij, geheel of gedeeltelijk, zullen worden gebruikt,
- 1°
- om een misdrijf als bedoeld in de artikelen 137 en 140 tot 140septies te plegen of eraan bij te dragen;
of
- 2°
- door een andere persoon wanneer de persoon die de materiële middelen verstrekt of inzamelt weet dat die andere persoon een misdrijf als bedoeld in artikel 137 pleegt of zal plegen.
[De straf is opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en een geldboete van vijfduizend euro tot tienduizend euro indien het verstrekken of het inzamelen van de materiële middelen plaatsvindt met het oogmerk dat ze geheel of gedeeltelijk gebruikt zouden worden door een minderjarige met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 137.]
Artikel 141bis
§ 1
Deze titel is niet van toepassing op daden gepleegd in het kader van een internationaal gewapend conflict of een gewapend conflict van niet-internationale aard, door strijdkrachten van een partij bij het conflict wanneer deze daden vallen onder de toepasselijke regels van het internationaal humanitair recht en ermee overeenstemmen.
§ 2
Deze titel is evenmin van toepassing op handelingen, buiten een gewapend conflict, van de strijdkrachten van een Staat in het kader van de uitoefening van hun officiële taken.
Artikel 141ter
Geen enkele bepaling uit deze titel kan worden gelezen in die zin dat zij een [...] beperking of belemmering beoogt van rechten of fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering en vereniging, waaronder het recht om, voor de verdediging van de eigen belangen, samen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich erbij aan te sluiten, evenals het daarmee samenhangende recht van betoging, de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en zoals onder meer verankerd in de artikelen 8 tot 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Titel III Misdaden en wanbedrijven tegen de openbare trouw
Hoofdstuk IIter Namaking of vervalsing van niet-contante betaalinstrumenten
Artikel 178quater
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder “niet-contant betaalinstrument” verstaan een immaterieel of materieel, beveiligd apparaat of voorwerp of een immateriële of materiële, beveiligde registratie, of een combinatie daarvan, waarmee de houder of gebruiker, al dan niet in combinatie met een procedure of geheel van procedures, geld of monetaire waarde kan overmaken, waaronder door middel van digitale betaalmiddelen, en dat niet wordt beoogd in de hoofdstukken I, II en IIbis van deze titel.
Artikel 178quinquies
Hij die een niet-contant betaalinstrument namaakt of vervalst, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van honderd euro tot honderdduizend euro.
Poging tot dat wanbedrijf wordt gestraft met dezelfde straf.
Artikel 178sexies
Hij die nagemaakte of vervalste niet-contante betaalinstrumenten gebruikt of poogt te gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftigduizend euro.
Artikel 178septies
Hij die onrechtmatig verkregen, nagemaakte of vervalste niet-contante betaalinstrumenten bezit, voorhanden heeft, aanschaft voor zichzelf of voor een ander, invoert, uitvoert, vervoert, verkoopt of verspreidt met het oogmerk om deze te gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftigduizend euro of met een van die straffen alleen.
Poging tot dat wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen.
Artikel 178octies
Hij die nagemaakte of vervalste niet-contante betaalinstrumenten die hij te goeder trouw ontvangen heeft, opnieuw gebruikt of poogt te gebruiken, terwijl hij de ondeugdelijkheid ervan na ontvangst heeft vastgesteld, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen.
Artikel 178nonies
. Hij die, onrechtmatig, enig instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om die in dit hoofdstuk bedoelde misdrijven mogelijk te maken, vervaardigt, aanschaft voor zichzelf of voor een ander, invoert, uitvoert, verkoopt, vervoert, verspreidt of op enige andere manier ter beschikking stelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftigduizend euro of met een van die straffen alleen.
Hoofdstuk VI Aanmatiging van ambten, van titels of van een naam
Artikel 227
Hij die zich inmengt in openbare ambten, hetzij burgerlijke of militaire, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar.
Artikel 227bis
§ 1
[Met geldboete van tweehonderd [euro] tot duizend [euro] wordt gestraft hij die wederrechtelijk in het openbaar de titel of de graad aanneemt, als titularis of opvolger, van personen die deelnemen aan de uitoefening van openbare macht dan wel een burgerlijk of militair openbaar ambt uitoefenen.]
§ 2
Met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft de reserveofficieren, gepensioneerde officieren, officieren en reserveofficieren titularissen van een eregraad, die de titel van officier of die van hun graad in het openbaar voeren, zonder die, al naar het geval, te doen voorafgaan door de vermelding “reserve”, “gepensioneerd”, “ere-”, “erereserve-”.]
Artikel 227quater
Wordt gestraft met geldboete van tweehonderd euro tot twintigduizend euro:
- 1°
- hij die zonder dat hij is opgenomen op de lijst van erkende bemiddelaars bedoeld in artikel 1727 en zonder van erkenning vrijgesteld te zijn, beroepsmatig bemiddelt in de zin van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van hij die beroepsmatig bemiddelt in de zin van het Gerechtelijk Wetboek in het kader van geschillen tussen ondernemingen;
- 2°
- hij die, zonder daartoe gemachtigd te zijn, zich openbaar een beroepstitel van erkend bemiddelaar toeëigent evenals hij die een titel voert of die aan de beroepstitel die hij voert een vermelding toevoegt, welke tot verwarring kan leiden met die van erkend bemiddelaar.
Wordt gestraft met dezelfde straf, wie zijn medewerking verleent aan een derde of hem zijn naam leent, met het doel hem te onttrekken aan de straf waarmee het illegaal dragen van de titel van erkend bemiddelaar of het illegaal uitoefenen van het beroep van erkend bemiddelaar gestraft worden.
Artikel 227quinquies
Hij die in het openbaar de titel van gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder voert of het beroep van gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder uitoefent indien hij niet voorkomt op de lijst bedoeld in artikel 555/1, § 1, 15° van het Gerechtelijk Wetboek, wordt gestraft met een geldboete van tweehonderd euro tot duizend euro.
Titel IV Misdaden en wanbedrijven tegen de openbare orde, gepleegd door personen die een openbaar ambt uitoefenen of door bedienaren der erediensten in de uitoefening van hun bediening
Hoofdstuk IV Omkoping van personen die een openbaar ambt uitoefenen
Artikel 246
[§ 1
Passieve omkoping bestaat in het feit dat een persoon die een openbaar ambt uitoefent, rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, een aanbod, een belofte of [een voordeel van welke aard dan ook vraagt, aanneemt of ontvangt] om een van de in artikel 247 bedoelde gedragingen aan te nemen.
§ 2
Actieve omkoping bestaat in het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen aan een persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om een van de in artikel 247 bedoelde gedragingen aan te nemen.
§ 3
Met een persoon die een openbaar ambt uitoefent in de zin van dit artikel wordt gelijkgesteld elke persoon die zich kandidaat heeft gesteld voor een dergelijk ambt, die doet geloven een dergelijk ambt te zullen uitoefenen of die, door gebruik te maken van valse hoedanigheden, doet geloven een dergelijk ambt uit te oefenen.]
Hoofdstuk V Misbruik van gezag
Artikel 254
Met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar wordt gestraft ieder openbaar ambtenaar, ieder agent of aangestelde van de Regering, van welke staat of rang ook, die het optreden of het aanwenden van de openbare macht vordert of beveelt, doet vorderen of beleven tegen de uitvoering van een wet of van een koninklijk besluit, tegen de inning van een wettelijk ingevoerde belasting, of tegen de uitvoering hetzij van een rechterlijke beschikking of van een rechterlijk bevel, hetzij van enig ander bevel uitgaande van de overheid.
De schuldige kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van de rechten genoemd in de eerste drie nummers van [artikel 31, eerste lid].
Artikel 255
Indien aan die vordering of dat bevel gevolg is gegeven, wordt de schuldige gestraft met hechtenis van vijf jaar tot tien jaar.
Artikel 256
Indien de bevelen of vorderingen de rechtstreekse oorzaak zijn van andere misdaden, strafbaar met zwaardere straffen dan in de artikelen 254 en 255 bepaald, worden die zwaardere straffen toegepast op de ambtenaren, agenten of aangestelden die zich schuldig hebben gemaakt aan het geven van bedoelde bevelen of aan het doen van bedoelde vorderingen.
[In dat geval echter wordt de levenslange opsluiting vervangen door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.]
Artikel 257
Wanneer een openbaar officier of ambtenaar, een bestuurder, agent of aangestelde van de Regering of van de politie, een uitvoerder van rechterlijke bevelen of van vonnissen, een hoofdbevelhebber of ondergeschikt bevelhebber van de openbare macht, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn bediening, zonder wettige reden tegen personen geweld gebruikt of doet gebruiken, wordt het minimum van de op die feiten gestelde straf verhoogd overeenkomstig artikel 266.
Artikel 258
Ieder rechter, ieder bestuurder of lid van een bestuurslichaam die onder enig voorwendsel, zelfs van het stilzwijgen of de duisterheid van de wet, weigert het aan partijen verschuldigde recht te spreken, wordt gestraft met geldboete van tweehonderd [euro] tot vijfhonderd [euro] en kan worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen.
Artikel 259
Ieder bevelhebber, ieder officier of onderofficier van de openbare macht die, na door de burgerlijke overheid wettelijk te zijn gevorderd, weigert de onder zijn bevel geplaatste macht te doen optreden, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie maanden.
Hoofdstuk Vbis Onderscheppen, kennisnemen en opnemen van niet voor het publiek toegankelijke communicatie en gegevens van een informaticasysteem
Artikel 259bis
§ 1
Met [gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar] en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot twintigduizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft ieder openbaar officier of ambtenaar, drager of agent van de openbare macht die, naar aanleiding van de uitoefening van zijn bediening, buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft:
- 1°
- [ofwel, opzettelijk, met behulp van enig toestel niet voor publiek toegankelijke communicatie, waaraan hij niet deelneemt, onderschept of doet onderscheppen, er kennis van neemt of doet van nemen, opneemt of doet opnemen, zonder de toestemming van alle deelnemers aan die communicatie;]
- 2°
- ofwel, met het opzet een van de hierboven omschreven misdrijven te plegen, enig toestel opstelt of doet opstellen;
- 3°
- [ofwel wetens de inhoud van niet voor publiek toegankelijke communicatie of gegevens van een informaticasysteem die onwettig onderschept of opgenomen zijn of waarvan onwettig kennis genomen is, onder zich houdt, aan een andere persoon onthult of verspreidt, of wetens enig gebruik maakt van een op die manier verkregen inlichting.]
§ 2
Met [gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar] en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot dertigduizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft ieder openbaar officier of ambtenaar, drager of agent van de openbare macht die, naar aanleiding van de uitoefening van zijn bediening, buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, gebruikt maakt van [een wettig gemaakte opname van niet voor publiek toegankelijke communicatie of gegevens van een informaticasysteem].
[§ 2bis
Met [gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar] en met geldboete van vijfhonderd euro tot twintigduizend euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft ieder openbaar officier of ambtenaar, drager of agent van de openbare macht die, naar aanleiding van de uitoefening van zijn bediening, buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft, onrechtmatig, een instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om het in § 1 bedoelde misdrijf mogelijk te maken, bezit, produceert, verkoopt, verkrijgt met het oog op het gebruik ervan, invoert, verspreidt of op enige andere manier ter beschikking stelt.]
§ 3
Poging tot het plegen van een der misdrijven bedoeld [in §§ 1, 2 of § 2bis] wordt gestraft zoals het misdrijf zelf.
§ 4
De straffen gesteld [in de §§ 1 tot 3] worden verdubbeld indien een overtreding van een van die bepalingen wordt begaan binnen vijf jaar na de uitspraak van een vonnis of een arrest houdende veroordeling wegens een van die strafbare feiten of wegens een van de strafbare feiten beoogd [in artikel 314bis, §§ 1 tot 3], dat in kracht van gewijsde is gegaan.]
[§ 5
[...]
]
Bepaling aan de vorige hoofdstukken gemeen
Artikel 260
Wanneer een openbaar officier of ambtenaar, een drager of agent van de openbare macht enige handeling strijdig met een wet of met een koninklijk besluit heeft bevolen of verricht, blijft hij vrij van straf indien hij bewijst dat hij heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen, in zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarin hij hun als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was, in welk geval de straf alleen wordt toegepast op de meerderen die het bevel hebben gegeven.
Hoofdstuk VI Onwettig vervroegde of verlengde uitoefening van het openbaar gezag
Artikel 261
Ieder openbaar ambtenaar die met de uitoefening van zijn bediening begint zonder de door de wet voorgeschreven eed te hebben afgelegd, wordt veroordeeld tot geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro].
Artikel 262
Ieder openbaar ambtenaar die wettig ontslagen, afgezet, geschorst of van rechten ontzet is en die, nadat hij daarvan officieel kennis heeft gekregen, zijn bediening blijft uitoefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro].
Met dezelfde straffen wordt gestraft ieder bij verkiezing of tijdelijk aangesteld openbaar ambtenaar die zijn bediening blijft uitoefenen nadat zij wettelijk een einde heeft genomen.
Hoofdstuk VII Enige wanbedrijven betreffende het houden van de akten van de burgerlijke stand
Artikel 263
[Met geldboete van zesentwintig [euro] tot driehonderd [euro] wordt gestraft de ambtenaar van de burgerlijke stand die een van de bepalingen van [titel 2 van boek I] van het Burgerlijk Wetboek overtreedt.]
Artikel 264
[Met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft de ambtenaar van de burgerlijke stand of de speciaal door hem gemachtigde beambte die een van de bepalingen van [artikel 29, § 1], van het Burgerlijk Wetboek overtreden.]
Artikel 265
[Met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft de ambtenaar van de burgerlijke stand, die een huwelijk voltrekt zonder zich van het bestaan van de vereiste toestemmingen te vergewissen.]
Bijzondere bepaling
Artikel 266
Buiten het geval dat de wet de straffen wegens misdaden of wanbedrijven door openbare officieren of ambtenaren gepleegd in het bijzonder regelt, worden degenen onder hen die zich schuldig maken aan andere misdaden of aan andere wanbedrijven welke zij gelast waren te voorkomen, vast te stellen, te vervolgen of te straffen, veroordeeld tot de op deze misdaden of op deze wanbedrijven gestelde straffen, waarvan het minimum wordt verdubbeld indien het gevangenisstraf betreft, en met twee jaar verhoogd indien het [opsluiting of hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar of gedurende een kortere tijd] betreft.
Hoofdstuk VIII Misdrijven door de bedienaren der erediensten in de uitoefening van hun bediening gepleegd
Artikel 267
[Ieder bedienaar van een eredienst die een huwelijk inzegent vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk, wordt gestraft met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro].]
[Deze bepaling is niet van toepassing wanneer een van de personen die de huwelijksinzegening ontvangen hebben, in levensgevaar verkeerde, en elk uitstel die plechtigheid onmogelijk had kunnen maken.]
Pleegt de bedienaar opnieuw een misdrijf van dezelfde soort, dan kan hij bovendien worden veroordeeld tot gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden.
Artikel 268
Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft de bedienaren van een eredienst die in de uitoefening van hun bediening door woorden, in openbare vergadering gesproken, de Regering, een wet, een koninklijk besluit of enige andere handeling van het openbaar gezag rechtstreeks aanvallen.
Titel V Misdaden en wanbedrijven tegen de openbare orde door bijzondere personen gepleegd
Hoofdstuk II Smaad, doodslag, geweld, foltering en onmenselijke behandeling ten aanzien van ministers, leden van de wetgevende kamers, dragers van het openbaar gezag of van de openbare macht
Artikel 275
[Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot driehonderd [euro] wordt gestraft hij die een lid van de Wetgevende Kamers in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn mandaat, een minister[, een lid van het [Grondwettelijk Hof]] of een [magistraat van de administratieve orde of een lid van de rechterlijke orde] of een officier van de openbare macht in actieve dienst, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening, smaadt door daden, woorden, gebaren of bedreigingen.]
Indien de smaad gepleegd wordt in de vergadering van een der Kamers of op de terechtzitting van een hof of een rechtbank, is de gevangenisstraf twee maanden tot twee jaar en de geldboete tweehonderd [euro] tot duizend [euro].
Smaad tegen een lid van de Kamers gepleegd kan, behalve bij ontdekking op heterdaad, niet worden vervolgd dan op klacht van de gesmade persoon of op aangifte van de Kamer waarvan hij deel uitmaakt.
Artikel 276
Smaad door woorden, daden, gebaren of bedreigingen gepleegd tegen een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of tegen enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro].
Artikel 277
Smaad tegen gestelde lichamen gepleegd wordt op dezelfde wijze gestraft als smaad tegen de leden van die lichamen, naar de onderscheidingen in de twee vorige artikelen gemaakt.
Artikel 278
[Met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft hij die slagen toebrengt aan een lid van de Wetgevende Kamers in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn mandaat, aan een minister, [een lid van het [Grondwettelijk Hof]], een magistraat of een officier van de openbare macht in actieve dienst, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening.]
Indien de slagen worden toegebracht in de vergadering van een der Kamers of op de terechtzitting van een hof of een rechtbank, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en met geldboete van tweehonderd [euro] tot duizend [euro].
Artikel 279
Indien de toegebrachte slagen bloedstorting, verwonding of ziekte veroorzaken, wordt de schuldige veroordeeld tot gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en tot geldboete van tweehonderd [euro] tot vijftienhonderd [euro].
Artikel 279bis
Wanneer de slagen worden toegebracht zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaken, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van zeven jaar tot tien jaar.
Hij wordt gestraft met opsluiting van twaalf jaar tot vijftien jaar indien hij die gewelddaden met voorbedachten rade pleegt.]
Artikel 280
[Indien de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd op een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of op enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed, in de uitvoering of [in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van deze functie,] zijn de straffen de volgende:
- 1°
- [in de gevallen bedoeld in artikel 393, is de straf levenslange opsluiting;]
- 1°/1
- []in de gevallen bedoeld in artikel 398, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een maand tot een jaar en geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro;
- 2°
- in de gevallen bedoeld in artikel 398, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro;
- 3°
- in de gevallen bedoeld in artikel 399, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van vier maanden tot vier jaar en geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro;
- 4°
- in de gevallen bedoeld in artikel 399, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro;
- 5°
- in de gevallen bedoeld in artikel 400, eerste lid, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
- 6°
- in de gevallen bedoeld in artikel 400, tweede lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
- 7°
- in de gevallen bedoeld in artikel 401, eerste lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
- 8°
- in de gevallen bedoeld in artikel 401, tweede lid, is de straf opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;]
- 9°
- [in de gevallen bedoeld in artikel 417/2, eerste lid, is de straf opsluiting van twintig tot dertig jaar;]
- 10°
- [in de gevallen bedoeld in artikel 417/3, eerste lid, is de straf opsluiting van vijftien tot twintig jaar.]
Artikel 281
Artikel 281bis
Artikel 281ter
Artikel 282
De in de artikelen 275, 278 en 279 bepaalde straffen zijn toepasselijk in het geval dat gezworenen uit hoofde van hun bediening of getuigen uit hoofde van hun verklaringen worden gesmaad of geslagen.
Hoofdstuk III Zegelverbreking
Artikel 283
Wanneer zegels, op bevel van het openbaar gezag gelegd, zijn verbroken, worden de bewaarders, wegens enkele nalatigheid, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden.
Artikel 284
Hij die opzettelijk zegels verbreekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar, en indien het de bewaarder zelf is of de openbare ambtenaar die de verzegeling heeft gelast of verricht, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar.
Poging tot dit wanbedrijf wordt in het eerste geval van dit artikel gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar, en in het tweede geval met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar.
Artikel 285
[Indien de verbroken zegels waren gelegd op papieren of zaken van iemand die verdacht, beklaagd of beschuldigd was van een misdaad waarop levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar of hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar is gesteld, of van iemand die tot een van die straffen was veroordeeld, wordt de nalatige bewaarder gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar.]
Artikel 286
Hij die opzettelijk zegels verbreekt, die gelegd zijn op zodanige papieren of zaken als in het vorige artikel bedoeld, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar, en indien het de bewaarder zelf is of de openbare ambtenaar die de verzegeling heeft gelast, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar.
Poging tot dit wanbedrijf wordt in het eerste geval van dit artikel gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar, en in het tweede geval met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar.
Artikel 287
Indien de zegelverbreking geschiedt met geweld tegen personen, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar.
Poging tot zodanige zegelverbreking wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.
Artikel 288
In gevallen van de artikelen 284, 286 en 287 kan de schuldige bovendien worden veroordeeld tot geldboete van vijftig [euro] tot tweeduizend [euro].
Hoofdstuk V Misdaden en wanbedrijven van leveranciers
Artikel 292
Personen die belast zijn met leveringen, met aannemingen of werken in regie voor rekening van het leger of van de marine en de hun opgedragen dienst opzettelijk doen mislukken, worden gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar] en met geldboete van tweehonderd [euro] tot drieduizend [euro].
Dezelfde straffen worden toegepast op de agenten van de leveranciers, indien deze agenten de dienst opzettelijk doen mislukken.
Artikel 293
Openbare ambtenaren of door de Regering aangestelde of bezoldigde agenten die de schuldigen aanzetten of helpen om de dienst te doen mislukken, worden veroordeeld tot opsluiting [van zeven tot tien jaar] en met geldboete van driehonderd [euro] tot drieduizend [euro].
Artikel 294
Wanneer het staken van de dienst het gevolg is van een nalatigheid van de leveranciers, hun agenten, de openbare ambtenaren of de door de Regering aangestelde of bezoldigde agenten, worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van honderd [euro] tot duizend [euro].
Artikel 295
Indien de leveranties of de werken opzettelijk worden vertraagd zonder dat de dienst mislukt, worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en met geldboete van tweehonderd [euro] tot duizend [euro].
Zij worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro], indien de vertraging het gevolg is van nalatigheid.
Artikel 296
In de verschillende gevallen, bij de artikelen 294 en 295, § 2, omschreven, mag de vervolging niet plaatshebben dan op aangifte van de minister die het aangaat.
Artikel 297
Indien bedrog gepleegd wordt omtrent de aard, de hoedanigheid of de hoeveelheid van de werken of van de arbeid of van de geleverde zaken, worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van honderd [euro] tot tienduizend [euro].
Zij kunnen bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.
Artikel 298
De openbare ambtenaren of de door de Regering aangestelde of bezoldigde agenten die aan dit bedrog deelnemen, worden gestraft met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en met geldboete van tweehonderd [euro] tot tienduizend [euro].
Zij worden bovendien veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.
Hoofdstuk VI Uitgeven of verspreiden van geschriften zonder vermelding van naam en woonplaats van de schrijver of van de drukker
Artikel 299
Hij die wetens meehelpt tot het uitgeven of verspreiden van enigerlei drukwerk, zonder dat daarin de ware naam en woonplaats van de schrijver of van de drukker zijn vermeld, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro] of met een van die straffen alleen.
De gevangenisstraf kan echter niet worden uitgesproken, wanneer het drukwerk dat zonder de vereiste vermeldingen is uitgegeven, deel uitmaakt van een uitgave waarvan de herkomst bekend is door hetgeen daarvan vroeger verschenen is.
Artikel 300
Van de straf, in het vorige artikel bepaald, blijven vrij:
- Zij die de drukker doen kennen;
- De omroepers, aanplakkers, verkopers of verspreiders, die de persoon doen kennen, van wie zij het gedrukte stuk gekregen hebben.
Hoofdstuk VII Overtreding van de wetten en verordeningen op loterijen, speelhuizen en pandhuizen
Artikel 301
Als loterijen worden beschouwd alle verrichtingen die het publiek aangeboden worden en die bestemd zijn om winst te verschaffen door middel van het lot.
Artikel 302
De aanleggers, ondernemers, beheerders, aangestelden of agenten van niet wettelijk toegelaten loterijen worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot drieduizend [euro].
De roerende goederen in de loterij ingelegd en die welke voor de dienst van de loterij gebruikt worden of bestemd zijn, worden verbeurd verklaard.
Wanneer een onroerend goed in de loterij is ingelegd, wordt de verbeurdverklaring niet uitgesproken; zij wordt vervangen door geldboete van honderd [euro] tot tienduizend [euro].
Artikel 303
Met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft:
- Zij die briefjes van niet wettelijk toegelaten loterijen plaatsen, venten of verspreiden;
- Zij die door berichten, aankondigingen, aanplakbiljetten of door enig ander publiciteitsmiddel het bestaan van die loterijen doen kennen of de uitgifte van de loterijbriefjes bevorderen.
In alle gevallen worden de briefjes, alsook de berichten, aankondigingen of aanplakbiljetten, in beslag genomen en vernietigd.
Artikel 304
Van de straffen, in het vorige artikel bepaald, blijven vrij de omroepers en de aanplakkers die de persoon doen kennen van wie zij de voormelde briefjes of geschriften gekregen hebben.
Artikel 305
Artikel 306
Zij die zonder wettelijke vergunning een pandhuis houden, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro].
Artikel 307
Zij die wel een vergunning hebben maar geen overeenkomstig de verordeningen ingericht register houden, waarin achter elkaar, zonder enig wit vak of enige tussenregel, zijn opgenomen de te leen gegeven sommen of zaken, de namen, de woonplaats en het beroep van de leners, de aard, de hoedanigheid, de waarde van de in pand gegeven zaken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen.
Artikel 308
Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] worden gestraft:
- Zij die er een gewoonte van maken voor een ander en tegen beloning zaken naar de kantoren van de berg van barmhartigheid te brengen;
- Zij die er een gewoonte van maken pandbewijzen van de berg van barmhartigheid te kopen;
- Zij die de pandbewijzen van die instellingen, waaruit leningen op de nieuwe koopwaren blijken, kopen of aan anderen overdragen.
Hoofdstuk VIII Misdrijven betreffende nijverheid, koophandel en openbare veilingen
Artikel 309
Hij die geheimen van de fabriek waarin hij werkzaam geweest is of nog is, kwaadwillig of bedrieglijk aan anderen meedeelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot tweeduizend [euro].
Artikel 310
Artikel 311
Zij die door enig bedrieglijk middel de stijging of daling van de prijs van eetwaren of koopwaren of van openbare effecten en papieren bewerken, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van driehonderd [euro] tot tienduizend [euro].
Artikel 312
Ieder bevelhebber van militaire gebieden, van provincies of van plaatsen en steden, ieder provinciegouverneur of arrondissementscommissaris die, binnen het gebied waar hij het recht heeft zijn gezag uit te oefenen, dergelijke handelingen pleegt of daaraan deelneemt, hetzij openlijk, hetzij door schijnhandelingen of door tussenpersonen, wordt gestraft met ontzetting van de rechten genoemd in de eerste drie nummers van [artikel 31, eerste lid], onverminderd de straffen bij het vorige artikel bepaald.
Artikel 313
Zij die, door samenscholing en door geweld of bedreiging, de openbare orde op markten of in graanhallen storen met het oogmerk om plundering uit te lokken, of alleen maar om de verkopers te dwingen hun waren van de hand te doen tegen een lagere prijs dan die welke uit vrije mededinging zou ontstaan, worden gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.
De hoofden of aanstokers worden gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar [...].
Artikel 314
[Zij die bij toewijzingen van de eigendom, van het vruchtgebruik of van de huur van roerende of onroerende zaken, van een aanneming, van een levering, van een bedrijf of van enige dienst, de vrijheid van opbod of van inschrijving door geweld of bedreiging of door schenkingen of beloften of door gelijk welk ander frauduleus middel belemmeren of storen, worden gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd [euro] tot drieduizend [euro].]
[Zij zijn vrijgesteld van straffen indien zij, voor elke vervolging, alle informatie waarover zij beschikken met betrekking tot de omstandigheden en de daders van deze inbreuken ter kennis brengen aan het openbaar ministerie en indien zij hiervoor een verzoek tot immuniteit van vervolging hebben ingediend bij de Belgische Mededingingsautoriteit overeenkomstig artikel IV.54/4 van het Wetboek van economisch recht met betrekking tot dezelfde feiten.
In geval van toepassing van het tweede lid, stelt het openbaar ministerie de Belgische Mededingingsautoriteit onverwijld in kennis van de zaak en verzekert zij de nodige contacten met de Belgische mededingingsautoriteit.]
Hoofdstuk VIIIbis Misdrijven betreffende het geheim van niet voor het publiek toegankelijke communicatie en gegevens van een informaticasysteem
Artikel 314bis
§ 1
Met [gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar] en met geldboete van tweehonderd [euro] tot tienduizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die:
- 1°
- [ofwel, opzettelijk, met behulp van enig toestel niet voor publiek toegankelijke communicatie, waaraan hij niet deelneemt, onderschept of doet onderscheppen, er kennis van neemt of doet van nemen, opneemt of doet opnemen, zonder de toestemming van alle deelnemers aan die communicatie;]
- 2°
- ofwel, met het opzet een van de hierboven omschreven misdrijven te plegen, enig toestel opstelt of doet opstellen.
§ 2 [
Met [gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar] en met geldboete van vijfhonderd euro tot twintigduizend euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij, die wetens de inhoud van niet voor publiek toegankelijke communicatie of gegevens van een informaticasysteem die onwettig onderschept of opgenomen zijn of waarvan onwettig kennis genomen is, onder zich houdt, aan een andere persoon onthult of verspreidt, of wetens enig gebruik maakt van een op die manier verkregen inlichting.
Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, gebruik maakt van een wettig gemaakte opname van niet voor publiek toegankelijke communicatie of gegevens van een informaticasysteem.
]
[§ 2bis
Met [gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar] en met geldboete van tweehonderd euro tot tienduizend euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft hij die, onrechtmatig, een instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om het in § 1 bedoelde misdrijf mogelijk te maken, bezit, produceert, verkoopt, verkrijgt met het oog op het gebruik ervan, invoert, verspreidt of op enige andere manier ter beschikking stelt.]
§ 3
Poging tot het plegen van een der misdrijven bedoeld [in de §§ 1, 2 of 2bis] wordt gestraft zoals het misdrijf zelf.
§ 4
De straffen gesteld [in de §§ 1 tot 3] worden verdubbeld indien een overtreding van een van die bepalingen wordt begaan binnen vijf jaar na de uitspraak van een vonnis of een arrest houdende veroordeling wegens een van die strafbare feiten of wegens een van de strafbare feiten beoogd [in artikel 259bis, §§ 1 tot 3], dat in kracht van gewijsde is gegaan.]
Hoofdstuk IX Enige andere misdrijven tegen de openbare orde
Afdeling I Overtreding van de begrafeniswetten
Artikel 315
Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden of met geldboete van zesentwintig [euro] tot driehonderd [euro] worden gestraft:
- Zij die, zonder voorafgaand verlof van de openbare ambtenaar, een begraving verrichten of doen verrichten;
- Zij die op enigerlei wijze de wetten en verordeningen betreffende de begraafplaatsen en de vervroegde begravingen overtreden.
Afdeling II Belemmering van de uitoefening van de rechtsprekende functie
Artikel 316
Hij die nagelaten heeft te antwoorden op de onderzoekingen gelast door de overheden met het oog op de samenstelling van de lijsten van gezworenen, of die om vrijgesteld te worden van de vervulling van het ambt van gezworene een valse verklaring doet, wordt gestraft met een geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro].]
Artikel 316bis
Wordt gestraft met een geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro]:
- 1°
- de niet vrijgestelde gezworene die zich niet aanmeldt bij het hof van assisen op de dag en het uur die voor de opening van de debatten zijn gesteld, op de dagvaarding die hem is betekend of op de oproeping die hij heeft ontvangen;
- 2°
- de gezworene die de dagvaarding of de oproeping heeft beantwoord en zich terugtrekt zonder verlof van de voorzitter, voordat zijn ambt voleindigd is.]
Artikel 317 - 318
Afdeling III Misdrijven betreffende veeziekten
Artikel 319 - 321
Titel VI Misdaden en wanbedrijven tegen de openbare veiligheid
Hoofdstuk II Bedreigingen met een aanslag op personen of op eigendommen en valse inlichtingen betreffende ernstige aanslagen
Artikel 331bis
Met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar] wordt gestraft:
- 1°
- [hij die, met het oogmerk de dood van of ernstige letsels aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu te veroorzaken, dreigt radioactief materiaal of radioactieve instrumenten te gebruiken of die, met hetzelfde oogmerk, dreigt een tegen een nucleaire installatie gerichte handeling te begaan of de werking van zo'n installatie te verstoren;]
- 2°
- hij die dreigt diefstal van kernmateriaal te zullen plegen ten einde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een internationale organisatie of een Staat te dwingen iets te doen of na te laten;]
- 3°
- [hij die dreigt biologische of chemische wapens of producten te zullen gebruiken voor een aanslag op personen, op eigendommen, op rechtspersonen, op internationale organisaties of op een Staat.]
Titel IX Misdaden en wanbedrijven tegen eigendommen
Hoofdstuk I Diefstal en afpersing
Artikel 461
Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt, is schuldig aan diefstal.
[Met diefstal wordt gelijkgesteld het bedrieglijk wegnemen van andermans goed voor een kortstondig gebruik.]
Artikel 462
Diefstallen gepleegd door een gehuwde ten nadele van zijn echtgenoot, door een weduwnaar of een weduwe wat zaken betreft die aan de overleden echtgenoot hebben toebehoord, door afstammelingen ten nadele van hun bloedverwanten in de opgaande lijn, door bloedverwanten in de opgaande lijn ten nadele van hun afstammelingen, of door aanverwanten in dezelfde graden, geven alleen aanleiding tot burgerrechtelijke vergoeding.
[Het eerste lid is niet van toepassing wanneer deze diefstallen zijn gepleegd ten nadele van een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid.]
Ieder ander persoon die aan deze diefstallen deelneemt of die de gestolen voorwerpen of een gedeelte ervan heelt, wordt gestraft alsof [het eerste lid] niet bestond.
Afdeling IIbis Diefstal en afpersing van kernmateriaal
Artikel 477
Diefstal van kernmateriaal wordt gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar].]
Artikel 477bis
De diefstal van kernmateriaal wordt gestraft met [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar:
- 1°
- indien hij gepleegd wordt door middel van geweld of bedreiging;
- 2°
- indien hij gepleegd wordt door middel van braak, inklimming of valse sleutels;
- 3°
- indien hij gepleegd wordt door een openbaar ambtenaar door middel van zijn ambtsbediening;
- 4°
- indien de schuldigen of een van hen de titel of de kentekens van een openbaar ambtenaar hebben aangenomen of een vals bevel van het openbaar gezag hebben ingeroepen.]
Artikel 477ter
Afpersing van kernmateriaal door middel van geweld of bedreiging wordt gestraft met [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar.]
Artikel 477quater
Met diefstal of afpersing van kernmateriaal, gepleegd door middel van geweld of bedreiging, wordt gelijkgesteld het geval waarin de dief of de afperser op heterdaad betrapt, geweld heeft gepleegd of bedreigingen heeft geuit, ofwel om het ontvreemde kernmateriaal in zijn bezit te houden, ofwel om zijn vlucht te dekken.]
Artikel 477quinquies
De diefstal of de afpersing van kernmateriaal gepleegd door middel van geweld of bedreiging, alsmede het feit bedoeld in artikel 477quater, worden gestraft met [opsluiting] van vijftien tot twintig jaar:
- 1°
- indien zij gepleegd worden door middel van braak, inklimming of valse sleutels;
- 2°
- indien zij gepleegd worden door een openbaar ambtenaar door middel van zijn ambtsbediening;
- 3°
- indien de schuldigen of een van hen de titel of de kentekens van een openbaar ambtenaar aannemen of een vals bevel van het openbaar gezag inroepen;
- 4°
- indien zij gepleegd worden bij nacht;
- 5°
- indien zij gepleegd worden door twee of meer personen;
- 6°
- indien de schuldige, om de afpersing te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven tuig.]
Artikel 477sexies
§ 1
De diefstal of de afpersing van kernmateriaal met behulp van geweld of bedreiging alsmede het feit bedoeld in artikel 477quater, worden gestraft met [opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar]:
- 1°
- indien zij gepleegd worden onder twee van de omstandigheden vermeld in artikel 477quinquies;
- 2°
- indien wapens of op wapens gelijkende voorwerpen worden gebruikt of getoond, of indien de schuldige doet geloven dat hij gewapend is;
- 3°
- indien de schuldige, om het feit te plegen of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van weerloosmakende of giftige stoffen;
- 4°
- indien de schuldigde, om het feit te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een gestolen voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven gestolen tuig;
- 5°
- indien de schuldige, om het feit te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren, gebruik maakt van een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig voorzien van kentekens of toestellen waardoor de verwarring kan ontstaan met een motorvoertuig of enig ander met een motor aangedreven tuig van de ordediensten.
§ 2
Dezelfde feiten worden gestraft met dezelfde straf:
- 1°
- indien het geweld of de bedreiging, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een [ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden], hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan of een zware verminking heeft veroorzaakt;
- 2°
- [indien de boosdoeners de personen aan de handelingen bedoeld [in artikel 417/2], eerste lid, hebben onderworpen;]
- 3°
- indien het geweld of de bedreiging gepleegd zonder het oogmerk te doden, toch de dood heeft veroorzaakt.
§ 3
De straf bepaald bij § 2 wordt zelfs dan toegepast wanneer de voltooiing van de diefstal of van de afpersing wordt verhinderd door omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de schuldigen.]
Hoofdstuk Ibis Externe beveiliging van kernmateriaal en ander radioactief materiaal
Artikel 488bis
§ 1
Hij die opzettelijk en zonder vergunning, verleend door het bevoegd gezag, of niet op de voorwaarden daarin gesteld, zich kernmateriaal laat afgeven, dan wel zodanig materiaal verkrijgt, in zijn bezit houdt, gebruikt, verandert, afstaat, achterlaat, vervoert of verspreidt, wordt gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar].
§ 2
De straf is [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar, indien het strafbaar feit voor een ander heeft veroorzaakt:
- 1°
- hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, een [ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden], het volledig verlies van het gebruik van een orgaan of een zware verminking;
- 2°
- de algemene of gedeeltelijke vernietiging van gebouwen, bruggen, dijken, straatwegen, spoorwegen, sluizen, magazijnen, werkplaatsen, loodsen, schepen, vaartuigen, vliegtuigen of andere kunstwerken of bouwwerken die aan een ander toebehoren.
§ 3
Indien het strafbaar feit, gepleegd zonder het oogmerk om te doden, toch de dood heeft veroorzaakt, wordt de schuldige gestraft met [opsluiting] van vijftien tot twintig jaar.]
[§ 4
Wordt gestraft met opsluiting van vijftien tot twintig jaar, hij die opzettelijk en zonder door het bevoegd gezag verleende vergunning, of buiten de hierin gestelde voorwaarden daarin gesteld, een handeling begaat die gericht is tegen kernmateriaal of tegen een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen wordt, of een handeling die de werking van een dergelijke installatie verstoort, indien hij door die handelingen en ingevolge blootstelling aan stralingen of vrijlating van radioactieve stoffen:
- 1°
- de dood van of ernstige letsel aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu met opzet veroorzaakt of weet dat hij dit kan veroorzaken; of
- 2°
- een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een internationale organisatie of een regering met opzet ertoe dwingt een handeling te verrichten, dan wel zich daarvan te onthouden.
]
Artikel 488ter
Wordt gestraft met opsluiting van tien tot vijftien jaar, hij die opzettelijk en zonder door het bevoegd gezag verleende vergunning, of buiten de hierin gestelde voorwaarden, radioactief materiaal ander dan kernmateriaal of radioactieve instrumenten op enige wijze bewaart, vervaardigt of gebruikt, of een handeling begaat gericht tegen radioactief materiaal ander dan kernmateriaal of radioactieve instrumenten, indien hij door die handelingen:
- 1°
- de dood van of ernstige letsel aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu met opzet veroorzaakt of weet dat hij dit kan veroorzaken; of
- 2°
- een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een internationale organisatie of een regering met opzet ertoe dwingt een handeling te verrichten, dan wel zich daarvan te onthouden.
Artikel 488quater
Met opsluiting van vijf tot tien jaar wordt gestraft, hij die opzettelijk en zonder door het bevoegd gezag verleende vergunning, of buiten de hierin gestelde voorwaarden, de overdracht van radioactief materiaal of radioactieve instrumenten of van nucleaire installaties eist door bedreiging, in omstandigheden die deze geloofwaardig maken, of door gebruik van geweld.
Artikel 488quinquies
Met een gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijftigduizend euro, of met een van die straffen alleen wordt gestraft, elke persoon die extern is aan een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen wordt, die zonder een bevel van de overheid en buiten de gevallen waarin de wet het toelaat, binnendringt of tracht binnen te dringen in de gedeeltes van een dergelijke installatie waarvan de toegang beperkt is tot de in artikel 8bis, §§ 1 tot 4, van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen bedoelde personen, hetzij zonder hiervoor de toestemming te hebben gekregen van de exploitant of zijn aangestelde, hetzij door gebruik te maken van listige kunstgrepen om de exploitant of zijn aangestelde te misleiden over zijn bevoegdheid om in deze gedeeltes van de installatie binnen te dringen.