Meer info
 

08/06/1867 Strafwetboek - uittreksel
Strafwetboek

Hoofdstuk VII Overtreding van de wetten en verordeningen op loterijen, speelhuizen en pandhuizen

Artikel 301
Als loterijen worden beschouwd alle verrichtingen die het publiek aangeboden worden en die bestemd zijn om winst te verschaffen door middel van het lot.

Artikel 302
De aanleggers, ondernemers, beheerders, aangestelden of agenten van niet wettelijk toegelaten loterijen worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van vijftig [euro] tot drieduizend [euro].
De roerende goederen in de loterij ingelegd en die welke voor de dienst van de loterij gebruikt worden of bestemd zijn, worden verbeurd verklaard.
Wanneer een onroerend goed in de loterij is ingelegd, wordt de verbeurdverklaring niet uitgesproken; zij wordt vervangen door geldboete van honderd [euro] tot tienduizend [euro].

Artikel 303
Met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft:
Zij die briefjes van niet wettelijk toegelaten loterijen plaatsen, venten of verspreiden;
Zij die door berichten, aankondigingen, aanplakbiljetten of door enig ander publiciteitsmiddel het bestaan van die loterijen doen kennen of de uitgifte van de loterijbriefjes bevorderen.
In alle gevallen worden de briefjes, alsook de berichten, aankondigingen of aanplakbiljetten, in beslag genomen en vernietigd.

Artikel 304
Van de straffen, in het vorige artikel bepaald, blijven vrij de omroepers en de aanplakkers die de persoon doen kennen van wie zij de voormelde briefjes of geschriften gekregen hebben.

Artikel 305
[...]

Artikel 306
Zij die zonder wettelijke vergunning een pandhuis houden, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro].

Artikel 307
Zij die wel een vergunning hebben maar geen overeenkomstig de verordeningen ingericht register houden, waarin achter elkaar, zonder enig wit vak of enige tussenregel, zijn opgenomen de te leen gegeven sommen of zaken, de namen, de woonplaats en het beroep van de leners, de aard, de hoedanigheid, de waarde van de in pand gegeven zaken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen.

Artikel 308
Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] worden gestraft:
Zij die er een gewoonte van maken voor een ander en tegen beloning zaken naar de kantoren van de berg van barmhartigheid te brengen;
Zij die er een gewoonte van maken pandbewijzen van de berg van barmhartigheid te kopen;
Zij die de pandbewijzen van die instellingen, waaruit leningen op de nieuwe koopwaren blijken, kopen of aan anderen overdragen.