Sectie 26
Zo een partij bij deze overeenkomst oordeelt dat er misbruik gemaakt werd van een door deze overeenkomst verleend voordeel of immuniteit, zullen beraadslagingen plaats hebben tussen deze Staat en de Organisatie ten einde vast te stellen of een dergelijk misbruik zich heeft voorgedaan, en, zo ja, teneinde te trachten de herhaling ervan te voorkomen. Zo dergelijke beraadslagingen geen bevredigend resultaat opleveren voor de Staat en de Organisatie, zal de vraag of er misbruik gemaakt werd van een voorrecht of van een immuniteit geregeld worden overeenkomstig de voorwaarden bepaald in sectie 34. Indien uitgemaakt wordt dat dergelijk misbruik zich heeft voorgedaan, zal de partij bij deze Overeenkomst, die door genoemd misbruik getroffen werd, het recht hebben, na kennisgeving aan de Organisatie, het voordeel van het voorrecht of van de immuniteit, waarvan misbruik werd gemaakt, in haar betrekkingen met de Organisatie niet meer te verlenen. De afschaffing van de voorrechten en immuniteiten mag evenwel de Organisatie niet hinderen in de uitoefening van zijn voornaamste activiteiten noch beletten dat het zich van zijn hoofdtaak zou kwijten.
Sectie 27
De vertegenwoordigers der Leden op de vergaderingen bijeengeroepen door de Organisatie, tijdens de uitoefening van hun functies en gedurende hun reis naar of van de plaats van samenkomst alsmede de in sectie 1, v), bedoelde functionarissen zullen door de territoriale overheden niet gedwongen worden het land, waar zij hun functies uitoefenen, te verlaten wegens werkzaamheden door hen uitgeoefend in hun officiële hoedanigheid. Indien echter dergelijke personen misbruik zouden maken van het voorrecht van verblijf door in dit land werkzaamheden uit te oefenen buiten verband met hun officiële functies, zullen zij door de regering van dit land kunnen gedwongen worden het land te verlaten, onder voorbehoud van volgende bepalingen:
- a)
- De vertegenwoordigers der Leden of de personen die het voordeel der diplomatieke immuniteit krachtens sectie 20 genieten, zullen niet gedwongen worden het land te verlaten, tenzij in overeenstemming met de diplomatieke procedure die toepasselijk is op de in dit land geaccrediteerde diplomatieke gezanten;
- b)
- In het geval van een ambtenaar, waarop sectie 20 niet van toepassing is, zal geen enkele beslissing tot uitzetting door de territoriale overheden genomen worden zonder de goedkeuring van de Minister van Buitenlandse Zaken en van het land in kwestie, welke goedkeuring slechts na overleg met de Directeur-Generaal van de Organisatie zal gegeven worden; en zo een procedure tot uitzetting tegen een ambtenaar begonnen is, zal de Directeur-Generaal van de Organisatie het recht hebben in deze procedure op te treden ten voordele van de personen tegen wie de procedure is ingesteld.