Meer info
 

08/08/80 Bijzondere wet tot hervorming der instellingen - uittreksel
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

Artikel 6

§ 1

De aangelegenheden bedoeld in artikel [39] van de Grondwet zijn:
I.
Wat de ruimtelijke ordening betreft:
De stedebouw en de ruimtelijke ordening;
De rooiplannen van de gemeentewegen;
De verkrijging, aanleg en uitrusting van gronden voor industrie, ambachtswezen en diensten of van andere onthaalinfrastructuren voor investeerders, met inbegrip van de investeringen voor de uitrusting van industriezones bij de havens en de beschikbaarstelling daarvan voor de gebruikers;
De stadsvernieuwing;
De vernieuwing van afgedankte bedrijfsruimte;
Het grondbeleid;
[De monumenten en de landschappen.]
II.
[Wat het leefmilieu en het waterbeleid betreft:
De bescherming van het leefmilieu, onder meer die van de bodem, de ondergrond, het water en de lucht tegen verontreiniging en aantasting, alsmede de strijd tegen de geluidshinder;
Het afvalstoffenbeleid;
De politie van de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven onder voorbehoud van de maatregelen van interne politie die betrekking hebben op de arbeidsbescherming;
De waterproduktie en watervoorziening, met inbegrip van de technische reglementering inzake de kwaliteit van het drinkwater, de zuivering van het afvalwater en de riolering;
[De financiële tegemoetkoming naar aanleiding van schade veroorzaakt door algemene rampen.]
De federale overheid is echter bevoegd voor:
Het vaststellen van de produktnormen;
De bescherming tegen ioniserende stralingen, met inbegrip van het radioactief afval.
[...]
III.
Wat de landinrichting en het natuurbehoud betreft:
De ruilverkaveling van landeigendommen en de landinrichting;
De natuurbescherming en het natuurbehoud, met uitzondering van de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen;
De groengebieden, parkgebieden en groene ruimten;
De bossen;
De jacht, met uitzondering van de vervaardiging van, de handel in en het bezit van jachtwapens, en de vogelvangst;
De visvangst;
[De visteelt;]
De landbouwhydraulica en de onbevaarbare waterlopen [met inbegrip van hun bermen];
De ontwatering;
10°
De polders en wateringen, [...];
IV.
[Wat de huisvesting betreft:
de huisvesting en de politie van woongelegenheden die gevaar opleveren voor de openbare reinheid en de gezondheid;
de specifieke regels betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan.
]
V.
[Wat de landbouw betreft:
het landbouwbeleid en de zeevisserij;
de financiële tegemoetkoming naar aanleiding van schade veroorzaakt door landbouwrampen;
de specifieke regels betreffende de pacht en de veepacht.
De federale overheid is echter bevoegd voor:
de normering en de daarop toepasbare controle inzake de kwaliteit van de grondstoffen en de plantaardige producten met het oog op het verzekeren van de veiligheid van de voedselketen;
de normering en de daarop toepasbare controle inzake de dierengezondheid en de kwaliteit van de dierlijke producten met het oog op het verzekeren van de veiligheid van de voedselketen;
de inkomensvervangende maatregelen bij vervroegde uittreding van oudere landbouwers.
]
VI.
[Wat de economie betreft:
Het economisch beleid;
De gewestelijke aspecten van het kredietbeleid met inbegrip van de oprichting en het beheer van de openbare kredietinstellingen;
[Het afzet- en uitvoerbeleid, onverminderd de federale bevoegdheid:
a)
om waarborgen te verstrekken tegen uitvoer-, invoer- en investeringsrisico's; de vertegenwoordiging van de gewesten in de federale instellingen en organen die deze waarborgen verstrekken, wordt verzekerd;
b)
inzake het multilaterale handelsbeleid, onverminderd de toepassing van artikel 92bis, § 4bis;]
[De in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie, en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het leger en de politie en met naleving van de criteria vastgesteld in de Gedragscode van de Europese Unie op het stuk van de uitvoer van wapens;]
De natuurlijke rijkdommen;
[De vestigingsvoorwaarden, met uitzondering van de voorwaarden voor toegang tot gezondheidszorgberoepen en tot dienstverlenende intellectuele beroepen;]
[De specifieke regels betreffende de handelshuur;]
[De activiteiten van het Participatiefonds, met inbegrip van de inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein;]
[Het toerisme.]
Evenwel,
wordt iedere door het Gewest uitgevaardigde reglementering met betrekking tot fiscale voordelen die in het kader van de nationale fiscaliteit en met toepassing van de wetten op de economische expansie worden verleend, voor akkoord voorgelegd aan de bevoegde federale overheid;
[kan de Ministerraad op het gebied van de economische expansie, op voorstel van de betrokken Gewestregering, de Staatswaarborg verlenen bedoeld in de artikelen 19 tot 21 en 22, derde lid, e), van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie.]
In economische aangelegenheden oefenen de Gewesten hun bevoegdheden uit met inachtneming van de beginselen van het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen en van de vrijheid van handel en nijverheid, alsook met inachtneming van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid, zoals vastgesteld door of krachtens de wet, en door of krachtens de internationale verdragen.
De federale overheid is met dit doel bevoegd om algemene regels vast te stellen inzake:
de overheidsopdrachten;
de bescherming van de verbruiker;
de organisatie van het bedrijfsleven;
de maxima voor hulp aan ondernemingen op het gebied van de economische expansie, die slechts gewijzigd kunnen worden met het akkoord van de Gewesten.
Bovendien is alleen de federale overheid bevoegd voor:
het muntbeleid, zowel intern als extern;
het financieel beleid en de bescherming van het spaarwezen, met inbegrip van de reglementering en de controle op de kredietinstellingen en andere financiële instellingen en op de verzekeringsmaatschappijen en daarmee gelijkgestelde ondernemingen, de holdings en de gemeenschappelijke beleggingsfondsen, het hypothecair krediet, het consumptiekrediet, het bank- en verzekeringsrecht, alsmede de oprichting en het beheer van haar openbare kredietinstellingen;
[het prijs- en inkomensbeleid, met uitzondering van de regeling van de prijzen in de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gewesten en de gemeenschappen behoren, onder voorbehoud van hetgeen bepaald is in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, d);]
het mededingingsrecht en het recht inzake de handelspraktijken, met uitzondering van de toekenning van kwaliteitslabels en oorsprongbenamingen van regionale of lokale aard;
het handelsrecht en het vennootschapsrecht;
[...]
de industriële en intellectuele eigendom;
de contingenten en vergunningen [met uitzondering van de vergunningen voor de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie, en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid voor deze met betrekking tot het leger en de politie];
de metrologie en de normalisatie[, met uitzondering van de homologatie bedoeld in artikel 6, § 1, XII, 5°];
10°
het statistisch geheim;
11°
de Nationale Investeringsmaatschappij;
12°
het arbeidsrecht en de sociale zekerheid.]
VII.
Wat het energiebeleid betreft:
De gewestelijke aspecten van de energie, en in ieder geval:
a)
[De distributie en het plaatselijk vervoer van elektriciteit door middel van netten waarvan de nominale spanning lager is dan of gelijk is aan 70.000 volt][, met inbegrip van de distributienettarieven voor elektriciteit, met uitzondering van de tarieven van de netten die een transmissiefunctie hebben en die uitgebaat worden door dezelfde beheerder als het transmissienet];
b)
[De openbare gasdistributie;][, met inbegrip van de nettarieven voor de openbare distributie van gas, met uitzondering van de tarieven van de netwerken die ook een aardgasvervoersfunctie hebben en die worden uitgebaat door dezelfde beheerder als het aardgasvervoersnet];
c)
De aanwending van mijngas en van gas afkomstig van hoogovens;
d)
De netten van warmtevoorziening op afstand;
e)
De valorisatie van steenbergen;
f)
[De nieuwe energiebronnen met uitzondering van deze die verband houden met de kernenergie;]
g)
De terugwinning van energie door de nijverheid en andere gebruikers;
h)
[Het rationeel energieverbruik.]
[De federale overheid is echter bevoegd voor de aangelegenheden die wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven, te weten:
a)
[De studies over de perspectieven van energiebevoorrading;]
b)
De kernbrandstofcyclus;
c)
De grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie;
d)
[De tarieven, met inbegrip van het prijsbeleid, onverminderd de gewestelijke bevoegdheid inzake de tarieven bedoeld in het eerste lid, a) en b).]]
VIII.
[Wat de ondergeschikte besturen betreft:
de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen [en van de bovengemeentelijke besturen], met uitzondering van:
de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 [tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012] opgenomen zijn in de gemeentewet, [de nieuwe gemeentewet,] de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen;
de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 5, 5bis, 70, 3° en 8°, 126, tweede en derde lid, en titel XI van de provinciewet;
de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 125, 126, 127 en 132 van de nieuwe gemeentewet, voor zover zij de registers van de burgerlijke stand betreffen;
de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet, en de brandweer;
de pensioenstelsels van het personeel en de mandatarissen.
De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 279 en 280 van de nieuwe gemeentewet.
[De gemeenteraden en, in de mate dat deze bestaan, de provincieraden of de raden van bovengemeentelijke besturen, regelen respectievelijk alles wat van gemeentelijk, provinciaal of bovengemeentelijk belang is; zij beraadslagen en besluiten over elk onderwerp dat hen door de federale overheid of door de gemeenschappen is voorgelegd.]
De provinciegouverneurs, [...] de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen worden benoemd en afgezet door de betrokken gewestregering, op eensluidend advies van de Ministerraad. [Wanneer de provinciale instellingen worden afgeschaft, gebeurt dit zonder afbreuk te doen aan de functie van de provinciegouverneurs. Als een gewest de provinciale instellingen afschaft, heeft de gouverneur, binnen zijn ambtsgebied, de hoedanigheid van commissaris van de regering van de Staat, de gemeenschap of het gewest.]
Wanneer een gemeenschaps- of gewestregering informatie opvraagt uit de registers van de burgerlijke stand, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk gevolg aan dat verzoek;
het wijzigen of corrigeren van de grenzen van de provincies[, van de bovengemeentelijke besturen] en van de gemeenten, met uitzondering van de grenzen van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren;
de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de instellingen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, behalve voor de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren;
de verkiezing van de provinciale, [bovengemeentelijke,] gemeentelijke en binnengemeentelijke organen, alsook van de organen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, met inbegrip van [de regeling van en] de controle op de hierop betrekking hebbende verkiezingsuitgaven [en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed]:
a)
met uitzondering van de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 [tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012] opgenomen zijn in de gemeentewet, [de nieuwe gemeentewet,] de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, en
b)
met uitzondering van de exclusieve bevoegdheid van de Raad van State om bij wijze van arresten op de beroepen in hoogste aanleg uitspraak te doen in kiesrechtzaken;
c)
met dien verstande dat decreten en ordonnanties die als gevolg hebben dat de evenredigheid van de zetelverdeling in verhouding tot de verdeling der stemmen vermindert, moeten worden aangenomen met de in artikel 35, § 3, bedoelde meerderheid.
De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 5, tweede en derde lid, 23bis en 30bis van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, en de artikelen 2, § 2, vierde lid, 3bis, tweede lid, 3novies, tweede lid, en 5, derde lid, van de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen;
het tuchtstelsel voor de burgemeesters, met dien verstande dat de burgemeester, die bij de Raad van State een beroep in hoogste aanleg instelt tegen een tegen hem uitgesproken tuchtsanctie die niet gebaseerd is op zijn kennelijk wangedrag, maar op de niet-naleving van een wet, een decreet, een ordonnantie, een reglement of een administratieve handeling, de kamer kan verzoeken, al naar het geval, een prejudiciële vraag te stellen aan het [Grondwettelijk Hof] of de zaak te verwijzen naar de algemene vergadering van de afdeling administratie, die nagaat of het reglement of de administratieve handeling geen inbreuk uitmaakt op artikel 16bis van deze bijzondere wet of artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; de kamer moet op dit verzoek ingaan; het [Grondwettelijk Hof] of de algemene vergadering van de afdeling administratie doet uitspraak binnen een termijn van zestig dagen; de kamer moet zich voor de oplossing van het geschil voegen, al naar het geval, naar het arrest van het [Grondwettelijk Hof] of de uitspraak van de algemene vergadering; het beroep van de burgemeester bij de Raad van State is opschortend; de Raad van State doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van zestig dagen; indien de verwijzing naar het [Grondwettelijk Hof] of de algemene vergadering wordt gevraagd, doet de Raad uitspraak binnen zestig dagen na hun uitspraak;
de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, met uitzondering van de erkenning van de erediensten en de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten;
de begraafplaatsen en de lijkbezorging;
de verenigingen van provincies[, bovengemeentelijke besturen] en gemeenten tot nut van het algemeen, met uitzondering van het door de wet georganiseerde specifiek toezicht inzake brandbestrijding;
de algemene financiering van de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten[, de bovengemeentelijke besturen] en de provincies;
9°bis
[[...]]
10°
de financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, [de bovengemeentelijke besturen,] de provincies en door andere publiekrechtelijke rechtspersonen in de tot de bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden, behalve wanneer die opdrachten betrekking hebben op een aangelegenheid waarvoor de federale overheid of de gemeenschappen bevoegd zijn;
11°
de voorwaarden waaronder en de wijze waarop binnengemeentelijke territoriale organen, bedoeld in artikel 41 van de Grondwet, kunnen worden opgericht.
De handelingen, reglementen en verordeningen van de overheden van de provincies, [de bovengemeentelijke besturen,] de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten en andere bestuursoverheden mogen niet in strijd zijn met de wetten en de besluiten van de federale overheid of de decreten en besluiten van de gemeenschappen, welke in elk geval die overheden met de uitvoering daarvan en met andere opdrachten, met inbegrip van het geven van advies, kunnen belasten, alsook met het op de begroting brengen van alle uitgaven die zij aan deze overheden opleggen.]
IX.
[Wat het tewerkstellingsbeleid betreft:
De arbeidsbemiddeling;
[De programma's voor wedertewerkstelling van de niet-werkende werkzoekenden, [daarin begrepen inzake de sociale economie,] met uitsluiting van de programma's voor wedertewerkstelling in de besturen en de diensten van de federale overheid of die onder het toezicht van deze overheid ressorteren en met uitsluiting van de overeenkomsten bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector;]
[...]
[...]
[...]
2°/1
[de tewerkstelling van personen die het recht op maatschappelijke integratie of het recht op financiële maatschappelijke hulp genieten;]
[de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten, met uitzondering van de normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen en de vrijstellingen van beroepskaarten verbonden aan de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen.
De vaststelling van de inbreuken kan eveneens worden verricht door de daartoe door de federale overheid gemachtigde ambtenaren;
]
[de toepassing van de normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen. Het toezicht op de naleving van deze normen behoort tot de bevoegdheid van de federale overheid. De vaststelling van de inbreuken kan eveneens worden verricht door de daartoe door de gewesten gemachtigde ambtenaren;]
[de beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid om de actieve en passieve beschikbaarheid van de werklozen te controleren en het opleggen van sancties dienaangaande.
De federale overheid blijft bevoegd voor het normatief kader voor de regelgeving inzake passende betrekking, actief zoekgedrag, administratieve controle en sancties, en voor de materiële uitvoering van de sancties, en dit zonder afbreuk te doen aan de gewestelijke bevoegdheid bedoeld in 6°.
Het gewest kan de uitoefening van zijn bevoegdheid inzake de controle op de actieve beschikbaarheid delegeren aan de federale overheid tegen betaling. In dat geval sluiten de gewestregering en de federale overheid voorafgaandelijk een overeenkomst om de kost van deze dienst te bepalen;
]
[het bepalen van de voorwaarden waaronder vrijstellingen van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt voor uitkeringsgerechtigde werklozen met behoud van de uitkeringen in geval van studiehervatting, het volgen van een beroepsopleiding of een stage kunnen worden toegekend en de beslissing om deze vrijstelling al dan niet toe te kennen.
Voor het bepalen van de soort rechthebbende werkzoekende die voor de in eerste lid bedoelde vrijstelling in aanmerking komt, is het eensluidend advies van de Ministerraad vereist.
De gewesten kennen een financiële tegemoetkoming toe aan de federale overheid voor de in het eerste lid bedoelde vrijstellingen wanneer het percentage van vrijgestelde dagen in de loop van één jaar omwille van beroepsopleiding, studiehervatting of stage in verhouding tot het totaal aantal vergoede dagen werkloosheid van hetzelfde jaar, 12 % overschrijdt in dit gewest. De vrijstellingen voor beroepsopleidingen die voorbereiden op een knelpuntberoep en de vrijstellingen toegekend in het kader van een activiteitencoöperatie worden niet in aanmerking genomen in dit mechanisme;
]
[het doelgroepenbeleid:
a)
de verminderingen van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid die vastgesteld worden in functie van de eigen kenmerken van de werknemers.
De federale overheid is niet bevoegd om vermindering van werkgeversbijdragen in te voeren die vastgesteld worden in functie van de eigen kenmerken van de werknemers.
De federale overheid blijft echter bevoegd voor de structurele verminderingen van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, voor de verminderingen van werknemersbijdragen alsook voor de vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid die vastgesteld worden in functie van de eigen kenmerken van de werkgever of in functie van de activiteitensector.
Evenwel zijn de gewesten bevoegd voor:
de verminderingen voor de bagger- en sleepvaartsector en voor de koopvaardij, met uitzondering van de vermindering van werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid voor de bagger- en sleepvaartsector;
de verminderingen voor de sector van de sociale economie;
de verminderingen voor onthaalouders;
de verminderingen voor huispersoneel;
de verminderingen voor kunstenaars.
De federale instellingen bevoegd voor de socialezekerheidsbijdragen, zijn de enige administratieve en technische operatoren.
b)
de activering van de uitkeringen toegekend door de werkloosheidsverzekering of van de financiële maatschappelijke bijstand, in geval van werkhervatting, met het behoud van een uitkering die door de werkgever in mindering wordt gebracht van het loon.
De federale instellingen bevoegd voor werkloosheidsuitkeringen of bevoegd voor financiële maatschappelijke bijstand, zijn de enige administratieve en technische operatoren.
c)
de toekenning van premies aan uitkeringsgerechtigde werklozen die het werk hervatten of die een beroepsopleiding hebben gevolgd;
d)
de toekenning van premies aan de werkgevers en de leerlingen in het kader van stelsels van alternerend leren;
]
[de bevordering van de buurtdiensten en -banen;]
[de toekenning van toelagen die tot doel hebben de bevordering van de arbeidsmogelijkheden van de oudere werknemers, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van de oudere werknemers en de organisatie van de arbeid van oudere werknemers;]
10°
[het stelsel waarbij werknemers het recht hebben om op het werk afwezig te zijn met behoud van hun loon voor het volgen van erkende opleidingen;]
11°
[de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA).
Zolang de gewesten een PWA-systeem behouden, zet de federale overheid de bestaande betaling van de werkloosheidsuitkeringen van de werknemers tewerkgesteld in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap voort. Indien het aantal personen dat in het PWA-systeem is tewerkgesteld gemiddeld over het jaar hoger is dan 7 291 gerechtigden wat betreft het Vlaamse Gewest en 7 466 gerechtigden wat betreft het Waalse Gewest, dan is het betrokken gewest een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd overeenkomstig artikel 35nonies, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en gewesten;
]
12°
[in de aangelegenheid van de outplacement, de terugbetaling van de outplacementkosten aan de werkgevers, het opleggen van sancties aan de werkgevers bij gebrek aan outplacement en het opleggen van andere vereisten dan deze die het voorwerp uitmaken van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 51 van 10 februari 1992 betreffende outplacement, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, en bindend verklaard bij het koninklijk besluit van 10 april 1992 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002 betreffende outplacement voor werknemers van vijfenveertig jaar en ouder die worden ontslagen, bindend verklaard bij het koninklijk besluit van 20 september 2002, zoals gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis, gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad op 17 juli 2007 en bindend verklaard bij het koninklijk besluit van 3 oktober 2007;]
13°
[de voorwaarden volgens dewelke gebruik kan worden gemaakt van uitzendarbeid in het kader van tewerkstellingstrajecten.]
X.
[Wat de openbare werken en het vervoer betreft:
de wegen en hun aanhorigheden;
de waterwegen en hun aanhorigheden;
2°bis
[het juridisch stelsel van de land- en waterwegenis, welke ook de beheerder ervan zij, met uitzondering van de spoorwegen beheerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;]
de havens en hun aanhorigheden;
de zeewering;
de dijken;
de veerdiensten;
de uitrusting en de uitbating van de luchthavens en de openbare vliegvelden, met uitzondering van de luchthaven Brussel-Nationaal;
het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer [, het taxivervoer en het verhuren van auto's met chauffeur];
de loodsdiensten en de bebakeningsdiensten van en naar de havens, evenals de reddings- en sleepdiensten op zee.
10°
[de regels van politie over het verkeer op waterwegen, met uitsluiting van de regelgeving inzake het vervoer van dierlijke stoffen die een gevaar vormen voor de bevolking, het vervoer van radioactieve stoffen en het vervoer van ontplofbare stoffen;]
11°
[de regels met betrekking tot de bemanningsvoorschriften inzake de binnenvaart en de regels inzake de veiligheid van binnenschepen en binnenschepen die ook voor niet-internationale reizen op zee worden gebruikt;]
12°
[de minimale technische veiligheidsnormen inzake het bouwen en onderhouden van wegen en hun aanhorigheden, en van waterwegen en hun aanhorigheden;]
13°
[de reglementering inzake het vervoer van gevaarlijke goederen en uitzonderlijk vervoer over de weg, met uitsluiting van de regelgeving inzake nucleair vervoer, het vervoer van explosieven en het vervoer van dierlijke stoffen die een gevaar vormen voor de bevolking;]
14°
[onder de voorwaarde van het afsluiten van een samenwerkingsakkoord overeenkomstig artikel 92bis, § 4nonies, en voor een periode die beperkt is tot de duur ervan, de bijkomende financiering voor investeringen in de aanleg, aanpassing of modernisering van de spoorlijnen, alsook van de bijkomende uitrusting op de onbewaakte stopplaatsen, om hun zichtbaarheid en intermodaliteit met openbaar vervoer, actieve vervoerswijzen, taxi's en autodelen te verbeteren voor zover deze verder gaan dan de investeringen die voorzien zijn in een meerjareninvesteringsplan dat effectief in voldoende financiering door de federale overheid voorziet teneinde een aantrekkelijk en performant aanbod voor het spoorvervoer dat goed aansluit op de andere vervoermiddelen te verzekeren op het gehele grondgebied, en in een door het bovengenoemde samenwerkingsakkoord vastgelegde evenredigheid ten opzichte van de federale financiering.]
De bevoegdheden bedoeld in 2°, 3°, 4° en 9°, houden het recht in om in de territoriale wateren en op het continentaal plat de werken en activiteiten uit te voeren, met inbegrip van het baggeren, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze bevoegdheden.]
XI.
[Het dierenwelzijn.]
XII.
[Wat het verkeersveiligheidsbeleid betreft:
het bepalen van de snelheidsbeperkingen op de openbare wegen, met uitzondering van de autosnelwegen zoals gedefinieerd in artikel 1, j), van het verdrag inzake het wegverkeer, gedaan te Wenen op 8 november 1968;
de regelgeving inzake het plaatsen en de technische eisen, evenals de controle op de verkeerstekens, met uitzondering van de verkeerstekens met betrekking tot douanestroken, aan overwegen en kruisingen met spoorwegen en op de militaire wegen;
de regelgeving inzake maximaal toegelaten massa en massa's over de assen van de voertuigen die gebruik maken van de openbare wegen, evenals de ladingzekering en de afmetingen en de signalisatie van de lading;
het toezicht op de naleving van de technische federale voorschriften voor voertuigen met het oog op hun inverkeerstelling en de technische keuring van voertuigen die op de weg rijden in toepassing van de federale normen, met dien verstande dat de natuurlijke en rechtspersonen gevestigd in een gewest vrij zijn om hun voertuig te laten controleren in een centrum voor technische keuring dat in een ander gewest is gelegen;
de homologatie van radars en andere instrumenten die gelinkt zijn met de gewestelijke bevoegdheden;
de reglementering inzake de scholing en examens betreffende de kennis en de vaardigheid die nodig zijn voor het besturen van voertuigen van elke categorie, met inbegrip van de organisatie en erkenningsvoorwaarden van rijscholen en examencentra en met inbegrip van het toezicht op de rijgeschiktheid van de bestuurders en de kandidaat-bestuurders die lijden aan een vermindering van hun functionele vaardigheden, met uitzondering van de federale bevoegdheid inzake het bepalen van de kennis en de vaardigheden die nodig zijn voor het besturen van voertuigen, met dien verstande dat de inwoners van een gewest vrij zijn om een rijschool te kiezen die, of examen af te leggen in een centrum dat in een ander gewest is gelegen en met dien verstande dat een in een bepaald gewest erkende rijschool eveneens in de andere gewesten werkzaam mag zijn;
de bevordering, de sensibilisering en de informatie inzake verkeersveiligheid.
]

§ 2

De betrokken Regeringen moeten onderling overleg plegen wat betreft:
de bijzondere bepalingen betreffende de bossen gelegen op het grondgebied van meer dan één Gewest;
het openen en sluiten van de jacht, van de vogelvangst en van de visvangst;
de waterlagen die zich over meer dan één Gewest uitstrekken;
[de minimale technische veiligheidsnormen inzake het bouwen en onderhouden van wegen en hun aanhorigheden alsook de waterwegen en hun aanhorigheden;]
[de reglementering inzake het vervoer van gevaarlijke goederen en uitzonderlijk vervoer over de weg, met uitsluiting van de regelgeving inzake het vervoer van dierlijke stoffen die een gevaar vormen voor de bevolking, het vervoer van radioactieve stoffen en het vervoer van ontplofbare stoffen.]
[...]

[§ 2bis

[De betrokken gewestregeringen en de federale overheid plegen onderling overleg voor de voorbereiding van de onderhandelingen en de beslissingen, alsmede voor het opvolgen van de activiteiten van de Europese instellingen die betrekking hebben op het landbouwbeleid.]]

§ 3

Er wordt overleg gepleegd tussen de betrokken Regeringen en de bevoegde federale overheid:
[over de uitoefening van de provinciale gedeconcentreerde bevoegdheden, in geval van opheffing van de provinciale instellingen;]
voor iedere maatregel op het gebied van het energiebeleid, buiten de bevoegdheden opgesomd in § 1, VII;
over de grote lijnen van het nationaal energiebeleid.
[voor de minimale technische veiligheidsnormen inzake het bouwen en onderhouden van [...] havens, [...] dijken, luchthavens en vliegvelden;
voor de werken uit te voeren ten behoeve van Europese en internationale instellingen;
voor het luchtverkeer op de regionale luchthavens en openbare vliegvelden, en voor de rechten die er betrekking op hebben;
[...]]

[§ 3bis

Er wordt overleg gepleegd tussen de betrokken Regeringen en de betrokken federale overheid over:
het uitwisselen van informatie tussen de diensten voor opleiding, werkloosheid en bemiddeling, alsmede over de initiatieven met betrekking tot de [programma's voor wedertewerkstelling van de niet-werkende werkzoekenden];
de planning, de functionaliteit en de compatibiliteit van het autosnelwegen- en waterwegennet
de samenwerking tussen de spoorwegen, enerzijds, en de maatschappijen voor stads- en streekvervoer, anderzijds, met het oog op de coördinatie en de bevordering van het openbaar vervoer;
[de wijziging van de opdrachten bedoeld in artikel 5, § 1, III, tweede lid;]
[de maatregelen die een weerslag hebben op het landbouwbeleid;]
[het vaststellen van de regels van politie over het verkeer op waterwegen.]
]

[§ 4

De Regeringen worden betrokken bij:
[het ontwerpen van de federale regelingen inzake produktnormen [...], bedoeld in § 1, II, tweede lid, 1° [...];]
[...]
het ontwerpen van de regels van de algemene politie [met uitzondering van de regels van politie over het verkeer op waterwegen bedoeld in § 1, X, 10°,] en de reglementering op het verkeer en vervoer, alsook van de technische voorschriften inzake verkeers- en vervoermiddelen.
[Indien, wat de opstelling van de politieregels voor het wegverkeer betreft, in het kader van deze betrokkenheid een ongunstig advies wordt uitgebracht door een van de betrokken regeringen, organiseert de bevoegde federale overheid een interministeriële conferentie alvorens een beslissing te nemen. Bij gebrek aan een akkoord, neemt de federale Ministerraad de uiteindelijke beslissing.
Elke gewestregering kan wijzigingen aan de politieregels voor het wegverkeer voorstellen. De bevoegde federale overheid legt die ter overleg voor aan de regeringen van de drie gewesten. In geval van een consensus over die wijzigingen, neemt de Koning ze aan of dient Hij ze in de Kamer van volksvertegenwoordigers;]
het ontwerpen van de regels betreffende de organisatie en de uitwerking van de veiligheid van het luchtverkeer op de regionale luchthavens en de openbare vliegvelden;
de uitwerking van [de studies over de perspectieven van energiebevoorrading] bedoeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid;
[het ontwerpen van de federale algemene bepalingen bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;
het ontwerpen van federale algemene bepalingen bedoeld in artikel 189 van de nieuwe gemeentewet;]
[het ontwerpen van de regels betreffende de organisatie en de werking van het nationaal crisiscentrum.]
]

[§ 4bis

De federale overheid wordt betrokken bij het sluiten van het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 92bis, § 2, i).
]

§ 5

[De federale overheid en de betrokken Gewestregeringen bepalen in overleg de wijze waarop het beleid inzake in-, uit-, en doorvoer van afvalstoffen kan worden gecoördineerd.]

[§ 5bis

Alvorens de toestemming kan worden gegeven voor een handelsvestiging, bedoeld in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 6°, met een netto-handelsoppervlakte van meer dan 20.000 m2 gelegen op een afstand van minder dan twintig kilometer van een ander gewest of van verschillende andere gewesten, geeft de regering van het gewest op het grondgebied waar de handelsvestiging gelegen is, kennis van het ontwerp van handelsvestiging aan de regering van elk betrokken gewest.
Indien de regering van een betrokken gewest hierom verzoekt, wordt er tussen de betrokken regeringen overleg gepleegd.
]

§ 6

De Regeringen geven inlichtingen:
Aan de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, over het beheer van de verenigingen van gemeenten voor gas- en elektriciteitsvoorziening;
[...]

[§ 6bis

In de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren, vereisen de individuele erkenning of de erkenning van rechtswege van één of meer plaatsen als toeristisch of gelijkaardig centrum, en de wijziging van de desbetreffende normering, het eensluidend advies van het betrokken gewest of de betrokken gewesten.
]

§ 7

De Regeringen bedoeld in de § 2 en 6 zijn de Regeringen bepaald in deze wet alsmede de overheid die bevoegd is voor het andere grondgebied dan dat van het Vlaamse Gewest of het Waalse Gewest.

[§ 8

Indien een voorstel van wet, decreet of ordonnantie een materie betreft, bedoeld in de §§ 2, 2bis, 3, 3bis, 4, 5, en in artikel 11, tweede lid, vindt het overleg, de betrokkenheid of de adviesverlening van de federale overheid en de betrokken Gemeenschaps- of Gewestregeringen plaats volgens de regelen bepaald in het reglement van de Wetgevende Kamer of [het Parlement] waarbij het voorstel van wet, decreet of ordonnantie wordt ingediend.]