1)
Het betrouwbaarheidsonderzoek heeft ten doel zich ervan te overtuigen, dat de persoon in kwestie aan de nodige voorwaarden voldoet om toegang te kunnen verkrijgen tot GKE.
De omvang van het betrouwbaarheidsonderzoek is afhankelijk van de rubriceringsgraad waarvoor de machtiging wordt gevraagd.
2)
Het betrouwbaarheidsonderzoek wordt steeds gehouden onder verantwoordelijkheid van de Lid-Staat waarvan de betrokkene de nationaliteit bezit. Indien hij niet de nationaliteit van een der Lid-Staten bezit, is die Lid-Staat verantwoordelijk, op wiens grondgebied de betrokkene zijn woonplaats heeft of gewoonlijk verblijft.
Indien de betrokkene gedurende een bepaalde tijd heeft vertoefd in een andere Lid-Staat dan die vermeld in de voorgaande alinea, of indien hij nauwe relaties in die Staat heeft, zal bedoelde Staat verzocht worden deel te nemen aan het onderzoek door de Lid-Staat, die verantwoordelijk is voor het betrouwbaarheidsonderzoek. Eerstbedoelde Staat deelt het resultaat van zijn bemoeiingen mede aan de Lid-Staat die voor het betrouwbaarheidsonderzoek verantwoordelijk is.
3)
Het betrouwbaarheidsonderzoek wordt gehouden, overeenkomstig de voorschriften en richtlijnen welke ter zake in ieder der Lid-Staten gelden.
Behoudens wanneer de Raad een uitzondering heeft gemaakt, worden de aanvragen voor een onderzoek, welke uitgaan van het beveiligingsbureau en betrekking hebben op de leden der instellingen en de ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschap, waaronder begrepen allen die voor de Gemeenschap optreden, ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat die in de zin van lid 2, eerste alinea, voor het betrouwbaarheidsonderzoek verantwoordelijk is. De aanvragen voor een onderzoek moeten vergezeld gaan van een door de belanghebbende gewaarmerkte opgave betreffende zijn persoon welke met name alle gegevens bevat omtrent zijn burgerlijke staat en die van zijn gezin, zijn werkzaamheden en woonplaats gedurende de laatste tien jaren.
Wat de ambtenaren en personeelsleden van de Lid-Staten betreft waaronder begrepen allen die voor de Lid-Staten optreden, alsmede de personen en ondernemingen, bedoeld in artikel 196 van het Verdrag, daaronder begrepen het personeel van deze ondernemingen, wordt het onderzoek gehouden op initiatief van de betrokken Lid-Staat.