Meer info
 

R 3/58/Euratom - Toepassing art. 24 Euratom-Verdrag
Verordening 3 van 31 juli 1958 ter toepassing van artikel 24 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Artikel 16 Betrouwbaarheidsonderzoek

1)
Het betrouwbaarheidsonderzoek heeft ten doel zich ervan te overtuigen, dat de persoon in kwestie aan de nodige voorwaarden voldoet om toegang te kunnen verkrijgen tot GKE.
De omvang van het betrouwbaarheidsonderzoek is afhankelijk van de rubriceringsgraad waarvoor de machtiging wordt gevraagd.
2)
Het betrouwbaarheidsonderzoek wordt steeds gehouden onder verantwoordelijkheid van de Lid-Staat waarvan de betrokkene de nationaliteit bezit. Indien hij niet de nationaliteit van een der Lid-Staten bezit, is die Lid-Staat verantwoordelijk, op wiens grondgebied de betrokkene zijn woonplaats heeft of gewoonlijk verblijft.
Indien de betrokkene gedurende een bepaalde tijd heeft vertoefd in een andere Lid-Staat dan die vermeld in de voorgaande alinea, of indien hij nauwe relaties in die Staat heeft, zal bedoelde Staat verzocht worden deel te nemen aan het onderzoek door de Lid-Staat, die verantwoordelijk is voor het betrouwbaarheidsonderzoek. Eerstbedoelde Staat deelt het resultaat van zijn bemoeiingen mede aan de Lid-Staat die voor het betrouwbaarheidsonderzoek verantwoordelijk is.
3)
Het betrouwbaarheidsonderzoek wordt gehouden, overeenkomstig de voorschriften en richtlijnen welke ter zake in ieder der Lid-Staten gelden.
Behoudens wanneer de Raad een uitzondering heeft gemaakt, worden de aanvragen voor een onderzoek, welke uitgaan van het beveiligingsbureau en betrekking hebben op de leden der instellingen en de ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschap, waaronder begrepen allen die voor de Gemeenschap optreden, ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat die in de zin van lid 2, eerste alinea, voor het betrouwbaarheidsonderzoek verantwoordelijk is. De aanvragen voor een onderzoek moeten vergezeld gaan van een door de belanghebbende gewaarmerkte opgave betreffende zijn persoon welke met name alle gegevens bevat omtrent zijn burgerlijke staat en die van zijn gezin, zijn werkzaamheden en woonplaats gedurende de laatste tien jaren.
Wat de ambtenaren en personeelsleden van de Lid-Staten betreft waaronder begrepen allen die voor de Lid-Staten optreden, alsmede de personen en ondernemingen, bedoeld in artikel 196 van het Verdrag, daaronder begrepen het personeel van deze ondernemingen, wordt het onderzoek gehouden op initiatief van de betrokken Lid-Staat.
4)
Na afsluiting van het betrouwbaarheidsonderzoek wordt, zowel wat de leden van de instellingen als de ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschap betreft, waaronder begrepen allen die voor de Gemeenschap optreden, de volgende procedure toegepast:
a)
Na afloop van het onderzoek brengt de Lid-Staat, onder wiens verantwoordelijkheid krachtens lid 2, eerste alinea, het onderzoek is gehouden, een advies uit aan het beveiligingsbureau. Dit advies moet vermelden of er, te oordelen naar het resultaat van het onderzoek, bezwaar tegen bestaat, de betrokkene te machtigen toegang te hebben tot GKE met een bepaalde rubriceringsgraad, dan wel of daartegen geen enkel bezwaar bestaat. Bij zijn advies houdt de Lid-Staat rekening met alle inlichtingen en gegevens, welke hem door een andere Lid-Staat die aan de uitvoering van het betrouwbaarheidsonderzoek heeft deelgenomen zijn verschaft.
b)
Indien het advies uitgebracht overeenkomstig sub a) geen enkel bezwaar vermeldt, kan het beveiligingsbureau de machtiging aan de persoon in kwestie verlenen, als het van oordeel is dat zich daartegen geen ernstige redenen verzetten. De Lid-Staat die voor de uitvoering van het betrouwbaarheidsonderzoek verantwoordelijk is, wordt van de beslissing van het beveiligingsbureau in kennis gesteld.
c)
Indien het advies uitgebracht overeenkomstig sub a) tot een negatieve conclusie komt, is het beveiligingsbureau aan dit advies gebonden en kan het de machtiging niet verlenen.
d)
Als na verlening van de machtiging inlichtingen ter kennis van het beveiligingsbureau of van een Lid-Staat komen, welke twijfel omtrent de betrouwbaarheid van de gemachtigde persoon kunnen wekken, worden deze inlichtingen onmiddellijk medegedeeld aan de Lid-Staat, die krachtens lid 2, eerste alinea, voor de uitvoering van het betrouwbaarheidsonderzoek verantwoordelijk is. Deze Lid-Staat neemt zijn aanvankelijk advies opnieuw in overweging en laat het beveiligingsbureau weten of de machtiging naar zijn oordeel moet worden geschorst. Het beveiligingsbureau volgt het advies van de Lid-Staat op, mits het in geval van een gunstig advies van mening is, dat zich daartegen geen ernstige redenen verzetten.