Meer info
 

20/07/78 Wet Nucleaire verificatie en veiligheid
Wet van 20 juli 1978 houdende geėigende beschikkingen teneinde de Internationale Organisatie voor Atoomenergie toe te laten inspectie- en verificatiewerkzaamheden door te voeren op Belgisch grondgebied, in uitvoering van het Internationaal Akkoord van 5 april 1973 bij toepassing der §§ 1 en 4 van artikel III van het Verdrag van 1 juli 1968 inzake de niet-verspreiding van kernwapens

Artikel 3

De personen en ondernemingen moeten de Organisatie in staat stellen:

§ 1

Inspecties te verrichten ter verificatie van de inlichtingen betreffende fundamentele technische kenmerken van de installaties als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van de Verordening nr. 3227/76 van 19 oktober 1976 van de Commissie der Europese Gemeenschappen houdende toepassing der bepalingen inzake de veiligheidscontrole van Euratom en hierna “Verordening van de Commissie” genoemd.

§ 2

Inspecties ad hoc uit te voeren ter verificatie van de informatie die haar door de Commissie wordt verstrekt op basis van het aanvangsrapport als bedoeld in artikel 13 van de verordening van de Commissie ter identificatie en verificatie van de wijzigingen die zijn opgetreden in de situatie van een bepaalde installatie tussen de datum van dit aanvangsrapport en de datum van inwerkingtreding van de aanvullende regelingen van de Internationale Overeenkomst van 5 april 1973 in uitvoering der §§ 1 en 4 van artikel III van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, hierna “Verdrag” genoemd, met betrekking tot de genoemde installatie.
Hiertoe moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de organisatie toegang verlenen tot de in artikel 7 sub a), van de verordening van de Commissie bedoelde strategische punten of, bij het ontbreken hiervan, tot elke plaats waar, volgens het aanvangsrapport of een in verband met dat rapport verrichte inspectie, basismaterialen of bijzondere splijtbare materialen aanwezig zijn die aan de verificatie onderworpen zijn.

§ 3

Inspecties ad hoc uit te voeren ten einde de hoeveelheid en de samenstelling vast te stellen, en zo mogelijk, te verifiėren, van ingevoerde of voor uitvoer bestemde basismaterialen of bijzondere slijtbare materialen waarvoor een kennisgeving overeenkomstig artikel 24 of artikel 25 van de Verordening van de Commissie heeft plaatsgevonden.
Hiertoe moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de Organisatie toegang verschaffen tot elke plaats die ter kennis van de Commissie is gebracht overeenkomstig artikel 24, sub c), derde streepje, of artikel 25, sub c), tweede streepje, van de Verordening van de Commissie.

§ 4

Routine-inspecties te verrichten ten einde:
a)
te verifiėren of de inlichtingen die haar door de Commissie zijn verstrekt op basis van de rapporten bedoeld in de artikelen 14 en 19 van de Verordening van de Commissie, overeenstemmen met de boeken;
b)
de plaats, aard, hoeveelheid en samenstelling te verifiėren van alle basismaterialen en bijzondere splijtbare materialen die aan verificatie onderworpen zijn;
c)
de gegevens over mogelijke oorzaken van het bestaan van niet verantwoord materiaal, verschillen tussen verzender en ontvanger, alsmede onzekerheden in de boekhoudkundige inventaris te verifiėren.
Hiertoe moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de Organisatie toegang verschaffen tot de strategische punten bedoeld in artikel 7, sub a), van de Verordening van de Commissie evenals tot de boeken die worden bijgehouden overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 11 van de Verordening van de Commissie.
De organisatie kan een routine-inspectie per jaar uitvoeren bij installaties en materiaal balansgebieden buiten installaties, waarvan de inhoud of de jaarlijks verwerkte hoeveelheid aan kernmateriaal, afhankelijk van welke de grootste is, vijf kilogram effectief niet te boven gaat.
Voor alle andere gevallen wordt de omvang van de inspectie werkzaamheden van de Organisatie aangegeven in de aanvullende Regelingen van de Overeenkomst.

§ 5

Naast de routine-inspecties bedoeld onder § 4 van dit artikel bijzondere inspecties uit te voeren en wel in de hiernavolgende gevallen:
a)
om de gegevens vervat in de bijzondere rapporten, vermeld in artikel 17 van de Verordening van de Commissie te verifiėren;
b)
indien de Organisatie van mening is dat de door de Commissie verstrekte gegevens, met inbegrip van toelichtingen door de Commissie alsmede van gegevens die bij routine-inspecties zijn verkregen, voor haar niet afdoende zijn om haar verantwoordelijkheden krachtens de Overeenkomst te vervullen.
In de hierboven bedoelde gevallen moeten de personen en ondernemingen de Organisatie bovendien toegang verschaffen tot andere plaatsen of informatie dan die bedoeld sub § 2, § 3 en § 4 van dit artikel als de Organisatie hiertoe de toestemming van de Gemeenschap heeft verkregen.